gepubliceerd op 28 oktober 1997
Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk ressorteren
14 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk ressorteren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 61, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het voorstel van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Overwegende dat er aanleiding toe bestaat zonder uitstel de opzeggingstermijnen te wijzigen in het belang van de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk en die een belangrijke anciënniteit tellen en om sociale redenen;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Art. 2.In afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt, wanneer de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, de opzeggingstermijn vastgesteld op : 1° vier weken wanneer de opzegging door de werkgever wordt gegeven en op twee weken wanneer de opzegging door de werkman wordt gegeven, indien het een werkman betreft die minder dan vijf jaar ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is gebleven;2° vijf weken wanneer de opzegging door de werkgever wordt gegeven en op twee weken wanneer de opzegging door de werkman wordt gegeven, indien het een werkman betreft die tussen vijf en minder dan tien jaar ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is gebleven;3° acht weken wanneer de opzegging door de werkgever wordt gegeven en op drie weken wanneer de opzegging door de werkman wordt gegeven, indien het een werkman betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaar ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is gebleven;4° tien weken wanneer de opzegging door de werkgever wordt gegeven en op drie weken wanneer de opzegging door de werkman wordt gegeven, indien het een werkman betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaar ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is gebleven;5° achttien weken wanneer de opzegging door de werkgever wordt gegeven en op vier weken wanneer de opzegging door de werkman wordt gegeven, indien het een werkman betreft die tussen twintig en minder dan vijfentwintig jaar ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is gebleven;6° eenentwintig weken wanneer de opzegging door de werkgever wordt gegeven en op vier weken wanneer de opzegging door de werkman wordt gegeven, indien het een werkman betreft die vijfentwintig jaar en meer ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is gebleven.
Art. 3.In geval van opzegging met het oog op brugpensioen gelden de opzeggingstermijnen zoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 4.De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven hun gevolgen behouden.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 16 juni 1993 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk ressorteren wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 september 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld