gepubliceerd op 27 september 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 februari 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, betreffende het tewerkstellen van risicogroepen
12 SEPTEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 februari 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, betreffende het tewerkstellen van risicogroepen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 februari 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, betreffende het tewerkstellen van risicogroepen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 september 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 februari 2007 Tewerkstellen van risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 5 april 2007 onder het nummer 82412/CO/322) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in toepassing van hoofdstuk VIII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op : 1° de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, met uitsluiting van de uitzendbureaus die erkend zijn om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;2° de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3° van genoemde wet van 24 juli 1987, die door de uitzendbureaus worden tewerkgesteld met uitsluiting van de uitzendkrachten die in dienst zijn van een uitzendbedrijf dat erkend is om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. HOOFDSTUK II. - Bevorderen van initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen
Art. 2.De werkgever verbindt er zich toe initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen te bevorderen.
Het betreft hier volgende risicogroepen : a. de langdurige werklozen Werkzoekenden die, gedurende de 6 maanden die aan hun indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen hebben genoten voor alle dagen van de week.b. de laaggeschoolde werklozen Werklozen, ouder dan 18 jaar, die minstens 1 dag werkloos zijn en geen houder zijn van : - hetzij een diploma van universitair onderwijs; - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of het korte type; - hetzij een getuigschrift van het hoger algemeen of technisch secundair onderwijs. c. de gehandicapten Werkzoekende mindervaliden die, op het ogenblik van hun indienstneming, bij het "Rijksfonds voor de sociale reclassering van de mindervaliden" (of bij één van zijn rechtsopvolgers) zijn ingeschreven.d. de deeltijds leerplichtigen Werkzoekenden van minder dan 18 jaar die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht en het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgen.e. de herintreders Werkzoekenden die tegelijk aan volgende voorwaarden voldoen : 1) minstens 24 jaar zijn;2) geen werkloosheids- of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat;3) geen beroepsactiviteit verricht hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat;4) vóór de in 2) en 3) bedoelde periode van 3 jaar hun beroepsactiviteit onderbroken hebben ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn.f. de bestaansminimumtrekkers Werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming sinds minstens 3 maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangen.g. oudere werklozen Werkzoekenden, ouder dan 44 jaar, die minstens één dag werkloos zijn en geen houder zijn van : - hetzij een diploma van het universitair onderwijs; - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of het lange type. h. migranten De raad van beheer van het sociaal fonds zal bepalen welke personen tot deze categorie van werknemers behoren. Ter ondersteuning van deze maatregel betaalt de werkgever aan het "Sociaal Fonds voor de uitzendkrachten" de bijdrage van 0,10 pct. op het loon voorzien in artikel 14, c) van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2005 betreffende het fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten, voor de verwezenlijking van artikel 3, 8° van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst.
In correlatie hiermee staat een recht ten gunste van de werkgevers die aantonen inspanningen te hebben geleverd. De modaliteiten tot uitoefening van dit recht worden door het "Sociaal Fonds voor de uitzendkrachten" vastgesteld. HOOFDSTUK III. - Duur
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007. Zij wordt gesloten voor een bepaalde duur en verstrijkt op 31 december 2008.
Zij kan, mits een opzeggingstermijn van drie maanden wordt in acht genomen, door elk van de partijen worden opgezegd met een aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN