gepubliceerd op 02 augustus 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf, betreffende de deeltijdse arbeid 2001/12421
11 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf, betreffende de deeltijdse arbeid (1)2001/12421
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 21, vervangen door artikel 189 van de programmawet van 22 december 1989;
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 11bis, gewijzigd bij artikel 182, 2° van de programmawet van 22 december 1989;
Gelet op de programmawet van 22 december 1989, inzonderheid op artikel 159;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf, betreffende de deeltijdse arbeid.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 mei 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971.
Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 29 augustus 1978.
Wet van 22 december 1989, Belgisch Staatsblad van 30 december 1989.
Bijlage Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999 Deeltijdse arbeid (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1997 onder het nummer 51337/CO/110) I. Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het raam van titel II, hoofdstukken IV en V van de programmawet van 22 december 1989.
Zij strekt ertoe de regels vast te leggen volgens de bepalingen van de artikelen 159, 182 en 189 van de programmawet van 22 december 1989, de artikelen 5, 6 en 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid en artikel 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 juni 1990 tot gelijkstelling van sommige prestaties van deeltijds tewerkgestelden met overwerk.
II. Bepalingen
Art. 3.De bepalingen opgenomen in titel II, hoofdstukken IV en V van de programmawet van 22 december 1989 inzake deeltijdse arbeid en de bepalingen van titel II, hoofdstuk II van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen zijn van toepassing op de in artikel 1 vermelde bedrijven, behalve de afwijkingen zoals die kunnen worden toegestaan in de hierna volgende artikelen van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 4.§ 1. Wanneer de werkgever voornemens is de afwijkingen, zoals worden voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst, in te voeren, moet hij voorafgaandelijk aan de werknemers schriftelijke informatie verstrekken omtrent het soort afwijkingen. § 2. Wanneer in de onderneming een ondernemingsraad bestaat, ontvangt de ondernemingsraad deze informatie.
Bij ontstentenis van een ondernemingsraad, wordt deze informatie verstrekt aan de syndicale afvaardiging. § 3. In de bedrijven bedoeld bij § 2 van dit artikel, kunnen de afwijkingen zoals vastgelegd in deze collectieve arbeidsovereenkomst slechts worden ingevoerd nadat op het vlak van de onderneming een collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. § 4. In de ondernemingen die niet vallen onder de bepalingen van §§ 2 en 3 van dit artikel, wordt de volgende procedure vastgelegd : a) wanneer de werkgever voornemens is de afwijkingen zoals in deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegd in te voeren, dient hij dit vier weken (28 kalenderdagen) voorafgaandelijk ter kennis te brengen per aangetekende brief aan de voorzitter van het paritair comité.De poststempel geldt als aanvangsdatum; b) bij ontvangst van de aangetekende brief stelt de voorzitter van het paritair comité de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties op de hoogte van deze kennisgeving;c) indien binnen de periode van 28 kalenderdagen volgend op de aangetekende brief de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties geen bemerkingen overmaken aan de voorzitter van het paritair comité, dan kan de betrokken werkgever de afwijkingen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst toepassen; d) zodra binnen de periode van 28 kalenderdagen van één van de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties wel bemerkingen worden gemaakt op het invoeren van de afwijkingen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst, kan de werkgever de afwijkingen niet toepassen.In dit geval doet het paritair comité bij hoogdringendheid en bij unanimiteit uitspraak over het invoeren van de afwijkingen.
Art. 5.§ 1. De functies zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999 betreffende de classificatie van de functies, komen niet in aanmerking voor de afwijkingen zoals vastgesteld in dit artikel, met uitzondering van de kuststreek. § 2. De afwijkende bepalingen vermeld in §§ 3, 4 en 5 van dit artikel zijn alleen van toepassing voor : a) - het verlenen van diensten na aflevering van de gereinigde goederen bij de cliënt; - het verstelwerk; - de schoonmaak van lokalen, voor zover de totaliteit van de arbeid in deze taken, per vestigingsplaats, op weekbasis minder dan 1/3 bedraagt van de wekelijkse arbeidsduur van een voltijds tewerkgestelde werknemer die in de onderneming tot dezelfde categorie behoort of, bij ontstentenis daarvan, de wekelijkse arbeidsduur die in de bedrijfstak van toepassing is. b) de functies bedoeld in § 1 van dit artikel voor de kuststreek. Onder kuststreek wordt verstaan de gemeenten die niet verder dan vijf kilometer van de kust gelegen zijn. § 3. Voor de in § 2 vernoemde taken bedraagt de duur van elke werkperiode minstens één uur. § 4. De wekelijkse arbeidsduur van de deeltijds tewerkgestelde werknemers in de in § 2 vermelde taken mag minder bedragen dan 1/3 van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemers die in de onderneming tot dezelfde categorie behoren. Bij ontstentenis van voltijds tewerkgestelde werknemers die in de onderneming tot dezelfde categorie behoren moet men zich houden aan de arbeidsduur die van toepassing is in de bedrijfstak. § 5. De werknemers tewerkgesteld in de taken zoals bepaald in § 2 moeten niet voldoen aan artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 6.Wanneer het werkrooster variabel is in de zin van artikel 11bis, derde lid van de wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978, worden de dagelijkse werkroosters ten minste vijf werkdagen vooraf, door aanplakking van een gedateerd bericht, door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers in de lokalen van de onderneming op de plaats bedoeld bij artikel 15 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, ter kennis van de betrokken werknemers gebracht. Dit bericht moet voor iedere deeltijdse werknemer afzonderlijk het werkrooster bepalen. De termijn van vijf werkdagen kan worden teruggebracht tot minstens 24 uur mits het naleven van artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De bepalingen van de artikelen 4 en 5 zijn niet van toepassing gedurende de weken waarin een betaalde feestdag valt.
Art. 7.De wekelijkse arbeidsduur van de variabele uurroosters berekend overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door artikel 26bis, § 1, vierde lid van de arbeidswet van 16 maart 1971, moet echter gemiddeld worden gepresteerd over een periode van minimum drie maanden. Deze periode wordt op maximum één jaar gebracht mits het naleven van artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 8.Voor de deeltijdse werknemers wordt als overwerk aangezien, in de zin van de arbeidswet van 16 maart 1971, de uren die zij meer presteren dan vastgelegd in de arbeidsovereenkomst en/of het arbeidsreglement.
Bij overwerk is overloon zoals voorzien in artikel 29, § 1 van de arbeidswet niet verschuldigd wanneer men tewerkgesteld wordt in systemen overeengekomen in het arbeidsreglement, die goedgekeurd zijn door de ondernemingsraad en/of syndicale delegatie.
Art. 9.Indien de bijkomende uren gepresteerd op verzoek van de werkgever gedurende een kwartaal gemiddeld tenminste één uur per week bedragen, heeft de deeltijdse werknemer op zijn verzoek recht op : - hetzij de herziening van de arbeidsovereenkomst; - hetzij inhaalrust op voorwaarde dat de duur van de tijdens het kwartaal verrichte bijkomende uren gemiddeld 20 pct. van het overeengekomen vaste uurrooster bereikt.
Bijkomende uren verricht op verzoek van de werknemer kunnen geen aanleiding geven tot herziening van de arbeidsovereenkomst of tot inhaalrust.
III. Slotbepalingen
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 mei 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX