gepubliceerd op 19 december 2024
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2024, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten
10 OKTOBER 2024. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2024, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;
Op de voordracht van de Minister van Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2024, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 oktober 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2024 Werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten (Overeenkomst geregistreerd op 30 mei 2024 onder het nummer 187899/CO/318.02)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de diensten voor gezinszorg van de Vlaamse Gemeenschap.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werknemers van de diensten voor gezinszorg van de Vlaamse Gemeenschap, inbegrepen de werknemers betaald uit de middelen Sociale Maribel en de werknemers tewerkgesteld in een GESCO-statuut, met uitzondering van de werknemers opgesomd in § 2. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op : 1) de doelgroep werknemers, zoals gedefinieerd in het artikel 6 van het decreet van 22 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/11/2013 pub. 07/01/2014 numac 2013036182 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de lokale diensteneconomie sluiten betreffende de lokale diensteneconomie (Belgisch Staatsblad van 7 januari 2014) die prestaties leveren in een suigeneris-afdeling van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap waarvoor een erkenning lokale diensteneconomie is bekomen;2) de werknemers die prestaties leveren in het kader van tewerkstellings- of doorstromingsprogramma's die door de Vlaamse overheid gereglementeerd worden;3) op de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheque en op het omkaderingspersoneel (begeleidend en administratief personeel) waarvan de arbeidsovereenkomst uitsluitend voorziet in begeleiding en omkadering voor de dienstencheque-basiswerknemers of het omkaderingspersoneel dat werd aangeworven in functie van de groei bij de dienstencheque-basiswerknemers. HOOFDSTUK II. - Algemeen kader
Art. 2.De ondertekenende partijen erkennen het belang van de mobiliteitsproblematiek. In dit kader wordt ernaar gestreefd het gebruik van andere vervoermiddelen dan de privéauto te stimuleren, of gezamenlijke verplaatsingen na te streven, of andere maatregelen uit te werken die tegemoetkomen aan de mobiliteitsproblematiek. Dit maakt deel uit van een jaarlijkse bespreking van de mobiliteitsproblematiek in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij ontstentenis in de syndicale afvaardiging.
De ondertekenende partijen erkennen dat omwille van het specifieke karakter van de thuiszorg, alternatieven slechts in beperkte mate mogelijk zijn.
De ondertekenende partijen willen evenwel de groene mobiliteit en in het bijzonder het gebruik van de fiets stimuleren binnen de sector.
Vanuit VIA6 worden bijkomende middelen ingezet om vernieuwende projecten te financieren die het fietsgebruik ondersteunen. Dit wordt opgevolgd in het overleg tussen de werkgever en de representatieve werknemersvertegenwoordiging in het kader van VIA6 dat wordt gevoerd in de geëigende sociaaloverlegorganen. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad gebeurt het overleg in het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW), of, bij ontstentenis, in het overleg tussen de werkgever en de syndicale afvaardiging. De werkgever verschaft voorafgaandelijk informatie over het budget voor de inzet van dit budget vanuit VIA6. De werkgever en de werknemersafvaardiging overleggen in het sociaaloverlegorgaan over de inzet/aanwending van deze middelen. De werkgever informeert het sociaaloverlegorgaan op vaste tijdstippen over deze bijkomende inzet.
HOOFDSTUK III. - Woon-werkverkeer
Art. 3.§ 1. De werknemers hebben voor hun woon-werkverkeer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel, met uitzondering van de (elektrische) fiets, speed pedelec, motor- of bromfiets en zonder voorwaarde betreffende de minimumafstand ten laste van de werkgever recht op een bijdrage van 80 pct. in de prijs van een treinkaart 2de klasse van de NMBS voor het aantal kilometers afgelegd tussen de woonplaats van de werknemer en zijn/haar werkplaats. § 2. De werkgevers zijn ertoe gehouden om voor de werknemers die voor hun woon-werkverkeer elke werkdag met een vast traject gebruik maken van de trein of gemengd vervoer NMBS/MIVB/De Lijn/TEC voor dit treinvervoer of het gemengd vervoer NMBS/MIVB/De Lijn/TEC, een overeenkomst, genaamd derdebetalersregeling, af te sluiten met de NMBS, waardoor het treinvervoer onder deze derdebetalersregeling kosteloos is voor de werknemers.
Art. 4.§ 1. Indien de werknemer gebruik maakt van een (elektrische) fiets, speed pedelec, motor- of bromfiets als privévervoermiddel tussen de verblijfplaats en de werkplaats en terug, draagt de werkgever bij in de vervoeronkosten van de werknemer met een financiële bijdrage van 0,24 EUR per afgelegde kilometer vanaf 1 januari 2021. § 2. Indien in het kader van een bedrijfsregeling de werkgever kosteloos een (elektrische) fiets, speed pedelec, motor- of bromfiets ter beschikking stelt, onderhoudt, herstelt en vervangt dan vervalt de in dit artikel 4, § 1 vernoemde financiële bijdrage. Gunstigere regelingen wat betreft de financiële bijdrage op ondernemingsniveau blijven mogelijk.
Art. 5.Bij een gecombineerd gebruik van openbare vervoermiddelen en privévervoermiddelen, wordt de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemer samengesteld volgens artikel 3, § 1 voor wat betreft het eventueel gedeelte van het traject met een privévervoermiddel en volgens artikel 3, § 2 voor wat betreft het eventueel gedeelte van het traject treinvervoer of gemengd vervoer NMBS/MIVB/De Lijn/TEC en volgens artikel 4 voor wat betreft het eventueel gedeelte van het traject met fietsvervoer.
Art. 6.Voor de verzorgenden en logistieke hulpen wordt voor de verplaatsing van hun verblijfplaats naar de eerste cliënt en voor de verplaatsing van de laatste cliënt naar de verblijfplaats eenzelfde vergoeding betaald zoals bepaald in hoofdstuk IV voor verplaatsingen in opdracht.
HOOFDSTUK IV. - Verplaatsingen in opdracht
Art. 7.Verzorgenden en logistieke hulpen § 1. Alle met de wagen afgelegde kilometers worden als volgt vergoed : - Vanaf 1 januari 2021 aan minimaal 0,3542 EUR per kilometer; - Vanaf 1 januari 2024 aan minimaal 0,3880 EUR per kilometer.
Deze minimumkilometervergoeding geldt exclusief de eventuele door de werkgever ter beschikking gestelde omniumverzekering.
De kilometervergoeding, inclusief de door de werkgever ter beschikking gestelde omniumverzekering (met een maximum van 0,0381 EUR/km - bedrag vanaf juli 2023), kan nooit hoger liggen dan het bedrag van de kilometervergoeding zoals bepaald in artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. Sinds 1 juli 2023 bedraagt deze vergoeding 0,4280 EUR/km. § 2. In afwijking van § 1 wordt voor verplaatsingen in opdracht met de wagen die het gevolg zijn van afspraken tussen de cliënt en de dienst dezelfde kilometervergoeding betaald als bepaald in artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. Sinds 1 juli 2023 bedraagt deze vergoeding 0,4280 EUR/km inclusief de door de werkgever ter beschikking gestelde omniumverzekering.
Wanneer de onderneming voor deze verplaatsingen in opdracht met de wagen die het gevolg zijn van afspraken tussen de cliënt en de dienst een omniumverzekering heeft afgesloten, wordt de werkelijke kostprijs van deze omniumverzekering (met een maximum van 0,0381 EUR/km - bedrag vanaf 1 juli 2023) van de kilometervergoeding in mindering gebracht.
Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast volgens dezelfde principes als de aanpassing van de kilometervergoeding voor dienstreizen van ambtenaren. Afwijkende regelingen worden onderhandeld op bedrijfsniveau. § 3. Indien in het kader van een bedrijfsregeling, de werkgever een wagen ter beschikking stelt, dan vervallen de in dit artikel 7, § 1 en § 2 vernoemde vergoedingen. § 4. De bepalingen van dit artikel 7 zijn van toepassing voor verzorgenden en logistieke hulpen, inbegrepen diegenen die tewerkgesteld worden in een GESCO-statuut en diegenen die betaald worden uit de middelen Sociale Maribel.
Art. 8.Omkaderingspersoneel en administratief personeel § 1. Aan het omkaderingspersoneel en administratief personeel (bedienden) dat voor hun verplaatsingen in opdracht van de werkgever gebruik maakt van de wagen betaalt de werkgever voor de afgelegde kilometers dezelfde kilometervergoeding als bepaald in artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, zonder dat ooit sprake kan zijn van een dubbele vergoeding voor dezelfde kilometers. Sinds 1 juli 2023 bedraagt deze vergoeding 0,4280 EUR/km.
Wanneer de onderneming voor deze verplaatsingen in opdracht met de wagen een omniumverzekering heeft afgesloten, wordt de werkelijke kostprijs van deze omniumverzekering (met een maximum van 0,0381 EUR/km - bedrag vanaf 1 juli 2023) van de kilometervergoeding in mindering gebracht. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast volgens dezelfde principes als de aanpassing van de kilometervergoeding voor dienstreizen van ambtenaren. Afwijkende regelingen worden onderhandeld op bedrijfsniveau. § 2. Indien in het kader van een bedrijfsregeling, de werkgever een wagen ter beschikking stelt, dan vervalt de in dit artikel 8, § 1 vernoemde vergoeding.
Art. 9.§ 1. Aan de werknemers die voor hun verplaatsingen in opdracht gebruik maken van een (elektrische) fiets, speed pedelec, motor- of bromfiets, betaalt de werkgever een vergoeding van 0,24 EUR per kilometer voor alle afgelegde kilometers vanaf 1 januari 2021. § 2. Indien in het kader van een bedrijfsregeling de werkgever kosteloos een (elektrische) fiets, speed pedelec, motor- of bromfiets ter beschikking stelt, onderhoudt, herstelt en vervangt, dan vervalt de in dit artikel 9, § 1 vernoemde vergoeding. Gunstiger regelingen wat betreft de vergoeding op ondernemingsniveau blijven mogelijk.
Art. 10.Aan de werknemers die voor hun verplaatsingen in opdracht gebruik maken van het openbaar vervoer, betaalt de werkgever de reële kostprijs volgens de goedkoopste formule.
HOOFDSTUK V. - Terugbetaling
Art. 11.De uitbetaling van de vergoedingen door de werkgever gebeurt ten laatste tijdens de loonafrekening van de maand volgend op de maand waarin de vervoerkosten werden gemaakt.
Eventuele rechtzettingen inzake de betaling van de financiële bijdrage van de werkgever worden verrekend met de eerstvolgende betaling.
De uitbetaling van de vergoeding kan enkel gebeuren op voorwaarde dat de vervoerkosten met de gevraagde nodige bewijsstukken of verklaringen werden gestaafd.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 12.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt retroactief in werking op 1 januari 2024 en is van onbepaalde duur. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 september 2023 betreffende de werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten (183222/CO/318.02). § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzeggingstermijn van 3 maanden per aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het paritair subcomité. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziet in de uitvoering van de sectorale maatregelen vervoer, zoals afgesproken binnen het 6de Vlaams Intersectoraal Akkoord. De hierboven vermelde bepalingen kunnen enkel toegepast worden onder voorbehoud dat de financiering ervan is opgenomen in de betoelagingsreglementering van de subsidiërende overheid.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2024.
De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE