Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 25 augustus 1998

Koninklijk besluit tot regeling van de examens waarbij aan doctors en licentiaten in de rechten de mogelijkheid wordt geboden te voldoen aan de bepalingen van artikel 43sexies, tweede en derde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken

bron
ministerie van justitie
numac
1998009672
pub.
25/08/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/10/1998009672/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot regeling van de examens waarbij aan doctors en licentiaten in de rechten de mogelijkheid wordt geboden te voldoen aan de bepalingen van artikel 43sexies, tweede en derde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, inzonderheid op artikel 43sexies, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1997 strekkende tot de bespoediging van de procedure voor het Hof van Cassatie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 juli 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 juli 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen door de wet van 9 augustus 1980 en gewijzigd bij de wetten van 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat artikel 135bis van het Gerechtelijk Wetboek ingevoegd door artikel 3 van de wet van 6 mei 1997 strekkende tot de bespoediging van de procedure voor het Hof van Cassatie bepaalt dat het Hof van Cassatie wordt bijgestaan door referendarissen;

Overgewegende dat artikel 43sexies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd door artikel 29 van voornoemde wet van 6 mei 1997, bepaalt dat alle referendarissen via een bijzonder examen het bewijs moeten leveren van de kennis van de andere landstaal en dat de Koning de organisatie van het examen regelt en de examenstof vaststelt rekening houdend met de behoeften eigen aan het werk van de referendarissen;

Overgewegende dat de opdrachten van het Hof van Cassatie ertoe nopen zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan deze bepalingen om achterstand bij het Hoge Hof te vermijden;

Overgewegende dat dit reeds geldt voor de huidige opdrachten maar nog meer voor de opdrachten van de zeer nabije toekomst;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De Minister van Justitie wijst onder de leden van elke examencommissie een secretaris en een plaatsvervangend secretaris aan.

Art. 2.De voorzitter waakt voor de regelmatigheid van de verrichtingen en handhaaft de orde tijdens de vergaderingen.

Art. 3.De secretaris houdt de geschriften bij en maakt de notulen op, die in een daartoe bestemd register worden ingeschreven.

Art. 4.Wanneer in het Hof van Cassatie de behoeften van de dienst zulks vereisen en het Hof bij wege van de Procureur-generaal bij datzelfde Hof daartoe een met redenen omkleed verzoek richt aan de Minister van Justitie, organiseert deze laatste een examenzitting om aan de examinandi de mogelijkheid te bieden te doen blijken van de kennis van de Nederlandse taal, van de Franse taal of van de Duitse taal.

De examenzitting neemt een aanvang op de datum bepaald door de Minister van Justitie en uiterlijk op de eerste dinsdag van de derde maand te rekenen van de ontvangst door de Minister van het verzoek bedoeld in het vorige lid, waarbij de stempel met de datum van ontvangst bij het Ministerie van Justitie bewijskracht heeft.

De examencommissies houden zitting te Brussel, in het lokaal dat de Minister van Justitie aanwijst en op de uren die hij vaststelt.

Zij vergaderen alle dagen, uitgezonderd zondagen en wettelijke feestdagen.

Om te kunnen beraadslagen, moeten de vijf leden van de examencommissie aanwezig zijn.

Art. 5.Aanvragen tot inschrijving moeten bij aangetekend schrijven aan de Minister van Justitie worden gericht. In de aanvraag moet melding worden gemaakt van het diploma dat de examinandus bezit, alsook van de taal over de kennis waarvan hij wenst te worden ondervraagd.

In een bericht dat ten minste een maand vóór de opening van de zitting in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt, wordt de inschrijvingstermijn aangegeven.

De Minister van Justitie zendt de lijst van de examinandi toe aan de voorzitter van de examencommissie die, bijgestaan door de secretaris, onverwijld de volgorde loot waarin de examinandi zullen worden ondervraagd. De secretaris stelt deze laatsten bij aangetekend schrijven in kennis van de dag waarop zij zich moeten aanmelden.

Tussen de dag van verzending van de aangetekende brief en die waarop het examen plaatsvindt, moeten ten minste acht dagen verlopen.

Art. 6.Het examengeld bedraagt 200 frank; het wordt betaald bij de inschrijving.

Art. 7.§ 1. Het examen over de kennis van een van voornoemde talen bestaat uit een mondeling en een schriftelijk gedeelte.

Het mondeling gedeelte vindt plaats in het openbaar en gaat vooraf aan het schriftelijk gedeelte. § 2. Het mondeling gedeelte bestaat uit : 1° het luidop lezen van een of meer wetteksten gesteld in de taal waarop het examen betrekking heeft.Deze teksten houden verband met het publiek recht, het strafrecht, de strafvordering, het burgerlijk recht, het handelsrecht, het sociaal recht, het fiscaal recht of met het gerechtelijk privaatrecht; 2° een overhoring betreffende die teksten in de taal waarop het examen betrekking heeft, die erop is gericht vast te stellen of de examinandus over de nodige taalkundige bekwaamheden beschikt om bij te dragen tot de werkzaamheden in verband met de documentatie en mee te werken aan het vertalen en het in overeenstemming brengen van teksten;3° een gesprek over een onderwerp in verband met het dagelijks leven. De examinandi worden om beurten naar de orde die bij de loting is vastgesteld, in de openbare vergadering opgeroepen.

Het mondeling examen mag ten hoogste een half uur duren.

Wanneer alle gegadigden het mondeling gedeelte van het examen hebben afgelegd en de zaal hebben verlaten, beraadslaagt de examencommissie op staande voet en beslist welke onder hen tot het schriftelijke gedeelte kunnen worden toegelaten. Het resultaat van de beraadslaging wordt in de notulen vermeld en onmiddellijk in openbare zitting afgekondigd.

Indien het aantal examinandi te groot is om al deze taken in een zitting te verrichten, verdeelt de examencommissie de lijst overeenkomstig de bij voornoemde loting vastgestelde volgorde in twee of meer reeksen. De examencommissie beraadslaagt op staande voet met gesloten deuren over het examen van de examinandi van iedere reeks.

Art. 8.De tot het schriftelijk gedeelte toegelaten examinandi nemen plaats in de zaal in de bij voornoemde loting bepaalde volgorde.

Het schriftelijk gedeelte bestaat uit : 1° de verbetering van een ontwerp-vertaling van een arrest van het Hof van Cassatie gesteld in de taal waarop het examen betrekking heeft, alsook in de redactie van een commentaar, in dezelfde taal als deze waarin de ontwerp-vertaling is gesteld, van een dertigtal regels betreffende het rechtsvraagstuk waarmee het arrest verband houdt;2° een antwoord, in de taal waarop het examen betrekking heeft, op een vraag betreffende het publiek recht, het strafrecht, de strafvordering, het burgerlijk recht, het handelsrecht, het sociaal recht, het fiscaal recht of het gerechtelijk privaatrecht. Het schriftelijk gedeelte heeft uitsluitend tot doel de kennis te testen die de examinandus heeft van de taal waarin hij het examen aflegt.

Het schriftelijk gedeelte, dat plaatsvindt onder toezicht van de examencommissie, duurt ten minste drie uur.

De examinandi mogen geen contact hebben met elkaar. Zij mogen juridische boeken en woordenboeken, alsook wetboeken gebruiken.

Na iedere reeks examens beraadslaagt de examencommissie met gesloten deuren over de definitieve toelating van de examinandus.

Het resultaat van de beraadslaging wordt in de notulen vermeld. Daarin wordt ook vastgesteld dat het behoorlijk bekrachtigd diploma van doctor of licentiaat in de rechten is overgelegd, alsook dat de voorschriften van de wet en van dit besluit in acht zijn genomen. De voorzitter en alle leden van de examencommissie die het examen hebben afgenomen, ondertekenen de notulen, die onmiddellijk in openbare zitting worden voorgelezen.

Art. 9.De examencommissie kan slechts tot toelating of voorlopige afwijzing besluiten. In de toelating, in de notulen of in de getuigschriften die de examencommissie uitreikt, mag geen graad van verdienste worden vermeld.

Art. 10.De examinandus die op de vastgestelde dag afwezig is of zich zonder geldige reden heeft verwijderd, wordt als voorlopig afgewezen beschouwd. De examencommissie oordeelt over de aangevoerde redenen.

Indien deze redenen als geldig worden beschouwd, mag de examinandus zich op het einde van de zitting aanmelden.

Geneeskundige attesten moeten door het gemeentebestuur worden gelegaliseerd.

Art. 11.Niemand mag op straffe van nietigheid als lid van de examencommissie betrokken zijn bij het examen van een echtgenoot, noch van een bloed- of aanverwant tot de vierde graad.

Art. 12.De door de examencommissie uitgereikte getuigschriften zijn opgesteld en gedrukt overeenkomstig het model dat als bijlage bij dit besluit gaat.

Zij worden ondertekend door de voorzitter, alsook door alle leden van de examencommissie die het examen hebben bijgewoond.

Zij worden aan de examinandi overhandigd na bekleed te zijn met het zegel van het Ministerie van Justitie en na legalisatie van de handtekeningen door een ambtenaar van hetzelfde departement.

Art. 13.Het notulenboek wordt afgesloten op het einde van iedere zitting en bezorgd aan de Minister van Justitie.

De door de examencommissie gecorrigeerde kopijen worden eveneens aan de Minister van Justitie afgegeven.

De niet geslaagde gegadigden hebben het recht hun gecorrigeerde kopijen in te zien. Daartoe richten zij, binnen de maand na het einde van de examensessie, een verzoek tot de Minister van Justitie die binnen een termijn van vijftien dagen kennis geeft van de plaats, de datum en het uur van inzage. De inzage moet plaats kunnen vinden binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving. Het verzoek en de kennisgeving worden verstuurd bij ter post aangetekende brief. De termijnen worden berekend overeenkomstig de artikelen 52, eerste lid, 53 en 54 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 14.Het bedrag van de vacatiegelden voor de voorzitter en de leden van de examencommissie wordt per uur prestatie (examenzitting, vergadering van de examencommissie, werk besteed aan de voorbereiding of de verbetering) als volgt vastgesteld : Voorzitter : 250 frank;

Leden : 225 frank.

De leden die niet verblijven in de agglomeratie waar de examencommissie zitting houdt, ontvangen een reisvergoeding gelijk aan de prijs van een spoorbiljet eerste klasse.

Zij ontvangen eveneens een vergoeding wegens verblijfkosten. Daartoe wordt hun een dagelijkse vaste vergoeding toegekend onder de voorwaarden bepaald voor het Rijkspersoneel.

De leden van de examencommissie hebben recht op de vergoedingen bepaald voor de categorie waarin de rangen 10 en 13 zijn ingedeeld, tenzij ze aanspraak kunnen maken op de vergoedingen bepaald voor de categorie waarin de rangen 15 tot 17 zijn ingedeeld.

Indien de examens op een zaterdag plaatsvinden, wordt de woonplaats als standplaats beschouwd.

Art. 15.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT

MINISTERIE VAN JUSTITIE Getuigschrift Wij, voorzitter en leden van de examencommissie belast met het afnemen van het examen, ingesteld bij artikel 43sexies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd bij artikel 29 van de wet van 6 mei 1997 strekkende tot de bespoediging van de procedure voor het Hof van Cassatie ;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot regeling van de examens waarbij doctors en licentiaten in de rechten de mogelijkheid wordt geboden te voldoen aan de bepalingen van artikel 43sexies, tweede en derde lid van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken;

Aangezien . . . . . geboren te . . . . . op . . . . . houder van het diploma van doctor/licentiaat in de rechten, voormeld examen, schriftelijk en mondeling met goede uitslag afgelegd heeft;

Hebben wij vastgesteld en bevestigen dat . . . . . het bewijs heeft geleverd van de kennis van de (Franse/Duitse) taal.

Ter blijke waarvan wij dit getuigschrift hebben afgegeven.

Gegeven te Brussel, op ................

De Voorzitter van de examencommissie, De Secretaris, De leden, Handtekening van de houder van het getuigschrift : Gezien voor legalisatie van de handtekening van de dames en heren ..................................................

Voor de Minister van Justitie : De ....................

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT

^