gepubliceerd op 13 december 2000
Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat
9 NOVEMBER 2000. - Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals gewijzigd;
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het rijksonderwijs, gewijzigd bij de wetten van 31 maart 1967, 6 juli 1970, 27 juli 1971, 11 juli 1973, 19 december 1974, 18 februari 1977, 2 juli 1981 en bij de besluiten nr. 296 van 31 maart 1984 en nr. 456 van 10 september 1986 alsmede bij het decreet van 17 februari 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgestelde personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zoals gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderzoek en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat;
Gelet op het protocol nr. Doc. S8/2000 OSU 3/2000 van 31 maart 2000 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in een gemeenschappelijke zitting van het Sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap en van het subcomité bepaald in artikel 17, § 2ter, 3° van het koninklijk besluit van 28 september 1984;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 oktober 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 23 oktober 2000.;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid gerechtvaardigd wordt door het feit dat de wijzigingen waarin dit besluit voorziet onmiddellijk moeten worden aangenomen en bekendgemaakt opdat de aangepaste barema's reeds bij begin van het schooljaar 2000-2001 kunnen worden toegepast;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat wordt een inleidend lid ingevoegd dat luidt als volgt : « In dit besluit gelden de hoedanigheden voor beide geslachten. »
Art. 2.Vanaf 1 september 2005 wordt hoofdstuk A « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het voorschools onderwijs » van artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat vervangen door volgend hoofdstuk : « Hoofdstuk A - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het voorschools onderwijs : Kleuteronderwijzer : a) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van kleuteronderwijzer) .. . . . 216 b) houder van het diploma van onderwijzer .. . . . 216 Overgangsstelsel : a) uiterlijk op 1 september 1969 in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs van het niet universitair hoger onderwijs .. . . . 216 b) uiterlijk op 1 september 1969 in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsgetuigschrift dan het diploma van kleuteronderwijzer .. . . . 206/2 Onderwijzer aan een oefenschool voor kleuteronderwijzer : . . . . . 207/3 ».
Art. 3.Vanaf 1 september 2005 wordt hoofdstuk B - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs - van artikel 2 van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 vervangen door volgend hoofdstuk : « Hoofdstuk B - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs : 1. Onderwijzer : a) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van twee of drie jaar van hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type .. . . . 216 b) houder van het diploma van onderwijzer niet bedoeld onder a) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd .. . . . 216 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. c) houder van het diploma van onderwijzer niet bedoeld onder a) en niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder b); de wedde, vastgesteld in de onder b) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan. d) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs (afdeling letterkunde, moedertaal/geschiedenis, Germaanse talen, moderne talen, wetenschappen, wiskunde/natuurkunde, wiskunde/economische wetenschappen, wiskunde, wetenschappen/aardrijkskunde, lichamelijke opvoeding, lichamelijke opvoeding/biologie, plastische kunsten) .. . . . 216 e) houder van het diploma van kleuteronderwijzer, aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd .. . . . 216 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. f) houder van het diploma van kleuteronderwijzer, niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder e);de wedde, vastgesteld in de onder e) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan.
Overgangsstelsel : a) uiterlijk op 1 september 1969 in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs van het niet universitair hoger onderwijs dan het diploma van onderwijzer en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van onderwijzer genoot .. . . . 216 b) uiterlijk op 1 september 1969 in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan het diploma van onderwijzer en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van onderwijzer genoot .. . . . 206/2 c) houder van het diploma van regent en die vóór 1 januari 1946 de weddenschaal van regent aan een middelbare school genoot .. . . . 207/3 2. Onderwijzer aan een lagere oefenschool : .. . . . 207/3 3. Leermeester zedenleer : a) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van twee of drie jaar van hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type .. . . . 216 b) houder van het diploma van onderwijzer niet bedoeld onder a) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd .. . . . 216 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. c) houder van het diploma van onderwijzer niet bedoeld onder a) en niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder b); de wedde, vastgesteld in de onder b) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan. d) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs (afdeling letterkunde, moedertaal/geschiedenis, Germaanse talen, moderne talen, wetenschappen, wiskunde/natuurkunde, wiskunde/economische wetenschappen, wiskunde, wetenschappen/aardrijkskunde, lichamelijke opvoeding, lichamelijke opvoeding/biologie, plastische kunsten) .. . . . 216 e) houder van het diploma van kleuteronderwijzer, aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd .. . . . 216 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. f) houder van het diploma van kleuteronderwijzer, niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder e);de wedde, vastgesteld in de onder e) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan.
Overgangsstelsel : a) uiterlijk op 1 september 1969 in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs van het niet universitair hoger onderwijs dan het diploma van onderwijzer en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van onderwijzer genoot .. . . . 216 b) uiterlijk op 1 september 1969 in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan het diploma van onderwijzer en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van onderwijzer genoot .. . . . 206/2 4. Leermeester zedenleer aan een lagere oefenschool : .. . . . 207/3 5. Leermeester bijzondere vakken : a) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van twee of drie jaar van hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type, aangevuld met het vereiste getuigschrift naar gelang van de specialisatie .. . . . 216 b) houder van het diploma van onderwijzer niet bedoeld onder a), aangevuld met het vereiste getuigschrift naar gelang van de specialiteit en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd .. . . . 216 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. c) houder van het diploma van onderwijzer, aangevuld met het vereiste getuigschrift naar gelang van de specialiteit, niet bedoeld onder a) en niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake in b); de wedde, vastgesteld in de onder b) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan. d) houder van een vereist bekwaamheidsbewijs dat het diploma is van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of van regent, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 december 1932 .. . . . 216 e) houder van een ander vereist bekwaamheidsbewijs van het niet universitair hoger onderwijs dan die bepaald in a), b), c) en d), aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd .. . . . 216 De duur van die diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit.f) houder van een ander vereist getuigschrift van het niet universitair hoger onderwijs dan die bedoeld in a), b), c) en d) en niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder e); de wedde, vastgesteld in de onder e) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan. g) houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan het vereiste bekwaamheidsbewijs, aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd .. . . . 206/1 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. h) houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan het vereiste bekwaamheidsbewijs en niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder g);de wedde, vastgesteld in de onder g) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan.
Overgangsstelsel : a) uiterlijk op 1 september 1969 in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs van het niet universitair hoger onderwijs dan het vereiste bekwaamheidsbewijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van onderwijzer genoot .. . . . 216 b) uiterlijk op 1 september 1969 in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan het vereiste bekwaamheidsbewijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van onderwijzer genoot .. . . . 206/2 6. Leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool : .. . . . 207/3 7. Hoofdonderwijzer in het lager onderwijs : a) van een school met 1 tot 3 klassen .. . . . 208/1 b) van een school met 4 tot 6 klassen .. . . . 208/3 c) van een school met 7 tot 9 klassen .. . . . 208/5 d) van een school met 10 klassen en meer .. . . . 209/2 8. Hoofdonderwijzer van een lagere oefenschool : a) van een school met 1 tot 3 klassen .. . . . 208/4 b) van een school met 4 tot 6 klassen .. . . . 209/1 c) van een school met 7 tot 9 klassen .. . . . 209/3 d) van een school met 10 klassen en meer .. . . . 210/1 9. Directeur van een autonome lagere school : a) van een school met 1 tot 3 klassen .. . . . 208/1 b) van een school met 4 tot 6 klassen .. . . . 208/3 c) van een school met 7 tot 9 klassen .. . . . 208/5 d) van een school met 10 klassen en meer .. . . . 209/2 10. Leermeester katholieke of protestantse godsdienst : a) die de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 216 b) houder van het diploma van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs .. . . . 216 c) houder van het diploma van onderwijzer of kleuteronderwijzer uitgereikt na een cyclus van twee of drie jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type .. . . . 216 d) houder van gelijk welk ander vereist bekwaamheidsbewijs van het niet universitair hoger onderwijs dan die bedoeld in a), b), c) en f) .. . . . 216 e) houder van het diploma van kleuteronderwijzer aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het lager onderwijs, uitgereikt door het hoofd van de eredienst .. . . . 216 f) houder ofwel : 1.van het einddiploma van het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het lager onderwijs, uitgereikt door het hoofd van de eredienst; 2. van het in 1.bedoeld getuigschrift wanneer dit getuigschrift uitgereikt werd vóór 12 januari 1972; 3. van een ander bekwaamheidsbewijs dan de vereiste bekwaamheidsbewijzen wanneer hoger vermelde bekwaamheidsbewijzen aangevuld zijn met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd .. . . . 206/1 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. g) houder van een van de in f) bedoelde bekwaamheidsbewijzen en niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder f);de wedde, vastgesteld in de onder f) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan.
Overgangsstelsel : - benoemd in dit ambt en die op 31 maart 1972 de schaal van onderwijzer genoot . . . . . 206/2 Leermeester israëlitische godsdienst : a) die de hoedanigheid of de waardigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 216 b) houder van het diploma van onderwijzer, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager onderwijs, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en de Opperrabbijn van België of de rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 216 c) houder van het getuigschrift in de Joodse geschiedenis, filosofie en beschaving uitgereikt door het Instituut voor de bestudering van het Judaïsme, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager secundair niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 206/2 d) houder van het speciaal getuigschrift hedendaagse Hebreeuwse taal en literatuur, uitgereikt door het Instituut voor de bestudering van het Judaïsme, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager secundair niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 206/2 e) houder van het getuigschrift in de Joodse geschiedenis uitgereikt door het Instituut voor de bestudering van het Judaïsme, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager secundair niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 206/2 f) houder van het getuigschrift in de Joodse filosofie en beschaving uitgereikt door het Instituut voor de bestudering van het Judaïsme, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager secundair niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 206/2 g) houder van het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 206/2 h) houder van een ander bekwaamheidsbewijs .. . . . 206/1 Leermeester orthodoxe godsdienst : a) die de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 216 b) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type .. . . . 216 c) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs .. . . . 216 d) houder van gelijk welk ander vereist bekwaamheidsbewijs dan die bedoeld in a), b) en c) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd. De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het koninklijk besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit . . . . . 206/1 e) houder van gelijk welk ander getuigschrift dan die bedoeld in a), b) en c), niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder d);de wedde, vastgesteld in de onder d) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan.
Leermeester islamitische godsdienst : a) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 b) houder van een ander diploma van onderwijzer dan hetgeen bedoeld in a), aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd. De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het koninklijk besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit . . . . . 216 c) houder van een ander diploma van onderwijzer dan hetgeen bedoeld in a), aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België maar niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder b);de wedde, vastgesteld in de onder b) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan; d) houder van het einddiploma van het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/1 e) houder van een ander bekwaamheidsbewijs .. . . . 206/1 11. Leermeester katholieke of protestantse godsdienst aan een lagere oefenschool : a) houder van één van de vereiste bekwaamheidsbewijzen met uitsluiting van het in hierna volgend b) bedoeld bekwaamheidsbewijs .. . . . 207/3 b) die de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 207/3 c) houder van een ander bekwaamheidsbewijs .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : - benoemd in dit ambt en die op 31 maart 1972 de schaal van onderwijzer aan een lagere oefenschool genoot . . . . . 207/3 Leermeester israëlitische godsdienst aan een lagere oefenschool : a) die de hoedanigheid of de waardigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 207/3 b) houder van het diploma van onderwijzer aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager onderwijs, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 207/3 c) houder van het getuigschrift in de Joodse geschiedenis, filosofie en beschaving uitgereikt door het Instituut voor de bestudering van het Judaïsme, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager secundair niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 207/3 d) houder van het speciaal getuigschrift hedendaagse Hebreeuwse taal en literatuur, uitgereikt door het Instituut voor de bestudering van het Judaïsme, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager secundair niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 207/3 e) houder van het getuigschrift in de Joodse geschiedenis uitgereikt door het Instituut voor de bestudering van het Judaïsme, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager secundair niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 207/3 f) houder van het getuigschrift in de Joodse filosofie en beschaving uitgereikt door het Instituut voor de bestudering van het Judaïsme, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de israëlitische godsdienst in het lager secundair niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie.. . . . . 207/3 g) houder van het bekwaamheidsgetuigschrift voor het onderwijs van de Israëlitische godsdienst in het lager niveau, uitgereikt door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en gemeenschappelijk ondertekend door de voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en door de Opperrabbijn van België of de Rabbijn verbonden aan het Consistorie .. . . . 206/2 Leermeester orthodoxe godsdienst aan een lagere oefenschool : a) die de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 207/3 b) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type .. . . . 207/3 c) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs .. . . . 207/3 d) houder van gelijk welk ander vereist bekwaamheidsbewijs dan die bedoeld in a), b) en c) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd. De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit . . . . . 207/3 e) houder van gelijk welk ander getuigschrift dan die bedoeld in a), b) en c), niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder d);de wedde, vastgesteld in de onder d) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan.
Leermeester islamitische godsdienst aan een lagere oefenschool : a) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België .. . . . 207/3 b) houder van een ander diploma van onderwijzer dan hetgeen bedoeld in a), aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd. De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit . . . . . 207/3 c) houder van een ander diploma van onderwijzer dan hetgeen bedoeld in a), aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België maar niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder b);de wedde, vastgesteld in de onder b) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan; d) houder van het einddiploma van het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/2 e) houder van een ander bekwaamheidsbewijs .. . . . 206/2 ».
Art. 4.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar algemene vakken » vervangen door volgende woorden : « 1. In de lagere graad, ander dan de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea : a) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs) .. . . . 216 b) houder van een ander diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, van technisch ingenieur of van kandidaat uitgereikt door een Belgische universiteit, een daarmee gelijkgestelde inrichting of daartoe gemachtigd door de wet of door een door de Regering opgerichte examencommissie .. . . . 216 c) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : a) in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal toegekend aan de geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs genoot .. . . . 216 b) in dit ambt benoemd in de lagere graad van een koninklijk atheneum of een koninklijk lyceum, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de schaal genoot toegekend aan de geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs .. . . . 415 2. In de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea : a) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs) .. . . . 415 b) houder van een ander diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs .. . . . 415 c) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs) .. . . . 216 d) houder van een ander diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, van technisch ingenieur of van kandidaat uitgereikt door een Belgische universiteit, een daarmee gelijkgestelde inrichting of daartoe gemachtigd door de wet of door een door de Regering opgerichte examencommissie .. . . . 216 e) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 f) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 g) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : a) in dit ambt benoemd in de lagere graad van een koninklijk atheneum of een koninklijk lyceum, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de schaal genoot toegekend aan de geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs .. . . . 415 b) in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal toegekend aan de geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs genoot .. . . . 216 ».
Art. 5.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar zedenleer » vervangen door volgende woorden : « 1. In de lagere graad, ander dan de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea : a) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs) .. . . . 216 b) houder van het diploma van technisch ingenieur of van kandidaat uitgereikt door een Belgische universiteit, een daarmee gelijkgestelde inrichting of daartoe gemachtigd door de wet of door een door de Regering opgerichte examencommissie .. . . . 216 c) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : a) in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs genoot .. . . . 216 b) in dit ambt benoemd in de lagere graad van een koninklijk atheneum of een koninklijk lyceum, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de schaal van de geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs genoot .. . . . 415 ». 2. In de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea : a) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs) .. . . . 415 b) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs) .. . . . 216 c) houder van het diploma van technisch ingenieur of van kandidaat uitgereikt door een Belgische universiteit, een daarmee gelijkgestelde inrichting of daartoe gemachtigd door de wet of door een door de Regering opgerichte examencommissie .. . . . 216 d) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 f) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : a) in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van de geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs genoot .. . . . 415 b) in dit ambt benoemd in de lagere graad van een koninklijk atheneum of een koninklijk lyceum, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs genoot .. . . . 216 ».
Art. 6.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs van de lagere graad - Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) » vervangen door volgende woorden : « 1. In de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea : a) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs - lichamelijke opvoeding) .. . . . 415 b) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs- lichamelijke opvoeding) .. . . . 216 c) houder van het diploma van licentiaat lichamelijke opvoeding of kandidaat lichamelijke opvoeding, uitgereikt door een Belgische universiteit, een daarmee gelijkgestelde inrichting of daartoe gemachtigd door de wet of door een door de Regering opgerichte examencommissie .. . . . 216 d) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 f) houder van andere getuigschriften .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : a) in dit ambt benoemd in de lagere graad van een koninklijk atheneum of een koninklijk lyceum, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs (lichamelijke opvoeding) en die op 31 maart 1972 de schaal van de geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs genoot .. . . . 415 b) in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs (lichamelijke opvoeding) en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs genoot .. . . . 216 2. In de lagere graad ander dan de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea a) houder van het vereist bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs (lichamelijke opvoeding) .. . . . 216 b) houder van het diploma van licentiaat lichamelijke opvoeding of kandidaat lichamelijke opvoeding, uitgereikt door een Belgische universiteit, een daarmee gelijkgestelde inrichting of daartoe gemachtigd door de wet of door een door de Regering opgerichte examencommissie .. . . . 216 c) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere getuigschriften .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs (lichamelijke opvoeding) en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs genoot . . . . . 216 ».
Art. 7.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar bijzondere vakken (tekenen, handenarbeid, plastische opvoeding) » vanaf letter b) vervangen door volgende woorden : « b) houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 c) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 d) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 8.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar bijzondere vakken (muziek en muziekopvoeding) » vanaf letter b) vervangen door volgende woorden : « b) houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 c) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 d) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 9.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar bijzondere vakken (steno-dactylografie) » vanaf letter b) vervangen door volgende woorden : « b) houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 c) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 d) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 10.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs van de lagere graad - Leraar technische vakken en beroepspraktijk, 1° specialiteiten huishoudkunde, snit en naad » vanaf letter b) vervangen door volgende woorden : « b) houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 c) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 d) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 11.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar technische vakken en beroepspraktijk 2° specialiteiten ijzer, hout, elektriciteit » vervangen door volgende woorden : « 2° Andere specialiteiten : a) houder van het vereist bekwaamheidsbewijs .. . . . 216 b) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 c) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs met uitzondering van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid wanneer dit vereist is .. . . . 211 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 12.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar technische vakken » vanaf letter b) vervangen door volgende woorden : « b) houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 c) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs met uitzondering van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid wanneer dit vereist is .. . . . 211 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 13.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs van de lagere graad - Praktijkleraar » vanaf letter c) vervangen door de volgende woorden : « c) houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 d) houder van het vereiste getuigschrift met uitzondering van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid wanneer dit vereist is .. . . . 211 e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 f) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 14.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar godsdienst » vervangen door volgende woorden : « 1. Leraar katholieke en protestantse godsdienst : In de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea : a) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs) .. . . . 415 b) houder van een vereist bekwaamheidsbewijs ander dan die bedoeld in a) en c) .. . . . 216 c) die de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 415 d) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 e) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 f) houder van gelijk welk ander bekwaamheidsbewijs .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : a) in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de schaal van de geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs genoot .. . . . 415 b) in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs genoot .. . . . 216 c) in dit ambt benoemd en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van onderwijzer genoot .. . . . 216 2. In de lagere graad ander dan de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea a) houder van het vereist bekwaamheidsbewijs ander dan dat bedoeld in b) .. . . . 216 b) die de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 415 c) houder van een diploma van onderwijzer .. . . . 216 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 Overgangsstelsel : a) in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs genoot .. . . . 216 b) in dit ambt benoemd en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van onderwijzer genoot .. . . . 216 c) die de hoedanigheid of waardigheid van bedienaar van de eredienst heeft en die op 31 maart 1972 de weddenschaal 145 400 genoot, verhoogd met 4 % na 4 jaar in aanmerking komende diensten en met 15 % na 15 jaar in aanmerking komende diensten .. . . . 290 ».
Art. 15.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk C van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) - Leraar islamitische godsdienst » vervangen door volgende woorden : « 1. In de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea : a) houder van het diploma van licentiaat in islamitische theologie, uitgereikt door een universiteit, een instituut of een faculteit voor islamitische theologie, aangevuld met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 415 b) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 c) houder van het diploma van kandidaat uitgereikt na ten minste twee jaar door een universiteit, een universitair centrum, een instituut of een hoge school in België, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 d) houder van het diploma van gegradueerde, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 e) houder van het diploma van onderwijzer, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 f) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/3 g) houder van gelijk welk ander bekwaamheidsbewijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/2 2. In de lagere graad ander dan de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea a) houder van het diploma van licentiaat in islamitische theologie, uitgereikt door een universiteit, een instituut of een faculteit voor islamitische theologie, aangevuld met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 b) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 c) houder van het diploma van kandidaat uitgereikt na ten minste twee jaar door een universiteit, een universitair centrum, een instituut of een hoge school in België, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 d) houder van het diploma van gegradueerde, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 e) houder van het diploma van onderwijzer, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 f) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/3 g) houder van gelijk welk ander bekwaamheidsbewijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/2 ».
Art. 16.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Leraar algemene vakken - Overgangsstelsel » letter g) vervangen door volgende woorden : « g) in dit ambt benoemd, houder van andere bekwaamheidsbewijzen en die op 31 maart 1972 de schaal toegekend aan de onderwijzer genoot : - indien hij houder is van het diploma van onderwijzer en indien hij uiterlijk op 31 december 1962 in dienst is getreden . . . . . 216 - indien hij houder is van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau en indien hij uiterlijk op 31 december 1962 in dienst is getreden . . . . . 206/3 - indien hij niet houder is van het diploma van onderwijzer noch van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/2 - indien hij na 31 december 1962 in dienst is getreden . . . . . 206/2 ».
Art. 17.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Leraar zedenleer - Overgangsstelsel » letter e) vervangen door volgende woorden : « e) in dit ambt benoemd, en die op 31 maart 1972 de schaal toegekend aan de onderwijzer genoot : - indien hij houder is van het diploma van onderwijzer en uiterlijk op 31 december 1962 in dienst is getreden . . . . . 216 - indien hij houder is van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau en indien hij uiterlijk op 31 december 1962 in dienst is getreden . . . . . 206/3 - indien hij niet houder is van het diploma van onderwijzer noch van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/2 - indien hij na 31 december 1962 in dienst is getreden . . . . . 206/2 ».
Art. 18.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Leraar bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) - Overgangsstelsel » vanaf letter c) vervangen door volgende woorden : « c) in dit ambt benoemd, houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 d) in dit ambt benoemd, houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau .. . . . 206/3 e) in dit ambt benoemd, houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 f) in dit ambt benoemd, in een hogere secundaire beroepsschool en die op 1 maart 1972 de weddenschaal genoot toegekend aan de leraar van die school, geaggregeerd voor het hoger secundair onderwijs .. . . . 412 g) in dit ambt benoemd, in een hogere secundaire beroepsschool en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van leraar in die school genoot, houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs .. . . . 216 ».
Art. 19.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Leraar bijzondere vakken (tekenen, handenarbeid en plastische opvoeding) » vanaf letter f) vervangen door volgende woorden : « f) houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 g) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 h) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 20.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Leraar bijzondere vakken (muziek en muziekopvoeding) » vanaf letter c) vervangen door volgende woorden : « c) houder van een diploma van onderwijzer . . . . . 216 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 21.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Leraar bijzondere vakken (steno-dactylografie) » vanaf letter c) vervangen door volgende woorden : « c) houder van het diploma van onderwijzer . . . . . 216 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 22.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Leraar technische vakken » vanaf letter h) vervangen door volgende woorden : « h) houder van het diploma van onderwijzer . . . . . 216 i) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 j) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 23.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Praktijkleraar », vanaf letter c) vervangen door volgende woorden : « c) houder van het diploma van onderwijzer . . . . . 216 d) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 e) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 24.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk D van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) - Leraar technische vakken en beroepspraktijk » vanaf letter b) vervangen door de volgende woorden : « b) houder van het diploma van onderwijzer . . . . . 216 c) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 d) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 206/2 ».
Art. 25.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat wordt een hoofdstuk Dbis ingevoegd dat luidt als volgt : « Hoofdstuk Dbis - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs Leraar klassieke talen a) houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs (diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs - klassieke filologie) .. . . . 415 b) houder van een ander diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs (alle afdelingen van de groep letteren en wijsbegeerte) .. . . . 415 c) houder van het diploma van licentiaat (groep klassieke filologie) . . . . . 411 d) houder van andere bekwaamheidsbewijzen .. . . . 216 Overgangsstelsel : in dit ambt benoemd, houder van een ander bekwaamheidsbewijs dan dat van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs (klassieke filologie) en die op 31 maart 1972 de weddenschaal van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs genoot . . . . . 415 ».
Art. 26.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk G van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Opvoedend hulppersoneel - studiemeester-opvoeder », letters a) en b), vervangen door volgende woorden : « a) houder van het diploma van onderwijzer, kleuteronderwijzer, geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs of opvoeder uitgereikt door een inrichting voor hoger pedagogisch onderwijs van het korte type en met volledig leerplan of aan het einde van een afdeling « gespecialiseerde opvoeders » georganiseerd door het hoger pedagogisch of sociaal onderwijs voor sociale promotie van het korte type . . . . . 216 b) houder van het diploma van sociaal adviseur, maatschappelijk assistent of kandidaat uitgereikt door een Belgische universiteit .. . . . 216 ».
Art. 27.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk G van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Opvoedend hulppersoneel - studiemeester-opvoeder in een internaat », letters a) en b), vervangen door volgende woorden : « a) houder van het diploma van onderwijzer, kleuteronderwijzer, geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs of opvoeder uitgereikt door een inrichting voor hoger pedagogisch onderwijs van het korte type en met volledig leerplan of aan het einde van een afdeling « gespecialiseerde opvoeders » georganiseerd door het hoger pedagogisch of sociaal onderwijs voor sociale promotie van het korte type . . . . . 150 b) houder van het diploma van sociaal adviseur, maatschappelijk assistent of kandidaat uitgereikt door een Belgische universiteit .. . . . 150 ».
Art. 28.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk G van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Opvoedend hulppersoneel - opvoeder-huismeester » vervangen door volgende woorden : « Opvoeder-huismeester . . . . . 152 ».
Art. 29.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk G van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Opvoedend hulppersoneel - directiesecretaris » vervangen door volgende woorden : « Directiesecretaris . . . . . 152 ».
Art. 30.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk G van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Opvoedend hulppersoneel - secretaris-bibliothecaris », letters a) en b), vervangen door volgende woorden : « a) houder van het diploma van kleuteronderwijzer, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift tot beheren van een openbare bibliotheek, van onderwijzer, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift tot beheren van een openbare bibliotheek, van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift tot beheren van een openbare bibliotheek, van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift tot beheren van een openbare bibliotheek, of van het diploma van opvoeder uitgereikt door een inrichting voor hoger pedagogisch onderwijs van het korte type en met volledig leerplan of aan het einde van een afdeling « gespecialiseerde opvoeders » georganiseerd door het hoger pedagogisch onderwijs of sociaal onderwijs voor sociale promotie van het korte type, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift tot beheren van een openbare bibliotheek . . . . . 216 b) houder van het diploma van kleuteronderwijzer, van onderwijzer, van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs of van het diploma van opvoeder uitgereikt door een inrichting van hoger pedagogisch onderwijs, van het korte type en met volledig leerplan of op het einde van een afdeling « gespecialiseerde opvoeders » georganiseerd door het hoger pedagogisch onderwijs of sociaal onderwijs voor sociale promotie van het korte type, van sociaal adviseur, van maatschappelijk assistent of van kandidaat uitgereikt door een Belgische universiteit .. . . . 216 ».
Art. 31.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk G van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « maatschappelijk assistent » vervangen door volgende woorden : « Maatschappelijk assistent . . . . . 216 ».
Vanaf 1 september 2000 wordt artikel 2, hoofdstuk G van voormeld koniklijk besluit van 27 juni 1974 aangevuld met volgende rubriek : « Maatschappelijk assistent, die met de pedagogische coördinatie in het onderwijs met beperkt leerplan beloft wordt . . . . . 246 ».
Art. 32.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk G van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Beheerder » vervangen door de volgende woorden : « Beheerder . . . . . 167 ».
Art. 33.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk H van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de tekst van de rubriek « Paramedisch personeel » vervangen door de volgende woorden : « Kinderverzorgster . . . . . 015 Verpleegster . . . . . 216 Logopedist . . . . . 216 Kinesitherapeut . . . . . 216 ».
Art. 34.Vanaf 1 september 2005 wordt in artikel 2, hoofdstuk J van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 de schaal 315 vervangen door de schaal 216. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen
Art. 35.Tussen 1 september 2000 en 31 augustus 2005 krijgen de in dit besluit bedoelde personeelsleden een weddeverhoging als volgt vastgesteld : a) voor de periode tussen 1 september 2000 en 31 augustus 2001, 18 % van het verschil tussen de weddenschaal toegekend op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en de weddenschaal toegekend krachtens hoofdstuk I van dit besluit;b) voor de periode tussen 1 september 2001 en 31 augustus 2002, 36 % van het verschil tussen de weddenschaal toegekend op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en de weddenschaal toegekend krachtens hoofdstuk I van dit besluit;c) voor de periode tussen 1 september 2002 en 31 augustus 2003, 54 % van het verschil tussen de weddenschaal toegekend op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en de weddenschaal toegekend krachtens hoofdstuk I van dit besluit;d) voor de periode tussen 1 september 2003 en 31 augustus 2004, 72 % van het verschil tussen de weddenschaal toegekend op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en de weddenschaal toegekend krachtens hoofdstuk I van dit besluit;e) voor de periode tussen 1 september 2004 en 31 augustus 2005, 90 % van het verschil tussen de weddenschaal toegekend op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en de weddenschaal toegekend krachtens hoofdstuk I van dit besluit.
Art. 36.De in dit besluit bedoelde personeelsleden die op 1 september 2000 een wedde ontvangen die hoger is dan die waarop zij aanspraak kunnen maken bij toepassing van de bepalingen van dit besluit, behouden het voordeel van de weddenschaal die hen onder het vorig geldelijk stelsel werd toegekend zoals bepaald op 31 augustus 2000 zolang zij in de bedoelde schaal een hogere wedde ontvangen. HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art. 37.Vanaf 31 augustus 2000 wordt in artikel 2, hoofdstuk B « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs » van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, na de rubriek « leermeester israëlitische godsdienst », een rubriek « leermeester orthodoxe godsdienst » ingevoegd die luidt als volgt : « Leermeester orthodoxe godsdienst : a) die de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 206/2 b) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type .. . . . 206/2 c) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs .. . . . 206/2 d) houder van gelijk welk ander vereist bekwaamheidsbewijs dan die bedoeld in a), b) en c) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd. De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het koninklijk besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit . . . . . 206/2 e) houder van gelijk welk ander getuigschrift dan die bedoeld in a), b) en c), niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder d);de wedde, vastgesteld in de onder d) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan.
Art. 38.Vanaf 31 augustus 2000 wordt in artikel 2, hoofdstuk B « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs » van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, na de rubriek « leermeester orthodoxe godsdienst », een rubriek « leermeester islamitische godsdienst » ingevoegd die luidt als volgt : « Leermeester islamitische godsdienst : a) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/2 b) houder van een ander diploma van onderwijzer dan hetgeen bedoeld in a), aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd. De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit . . . . . 206/2 c) houder van een ander diploma van onderwijzer dan hetgeen bedoeld in a), aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België maar niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder b);de wedde, vastgesteld in de onder d) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan. d) houder van het einddiploma van het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/1 e) houder van een ander bekwaamheidsbewijs .. . . . 206/1 ».
Art. 39.Vanaf 31 augustus 2000 wordt in artikel 2, hoofdstuk B « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs » van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, na de rubriek « leermeester israëlitische godsdienst », een rubriek « leermeester orthodoxe godsdienst aan een lagere oefenschool » ingevoegd die luidt als volgt : « Leermeester orthodoxe godsdienst aan een lagere oefenschool : a) die de hoedanigheid of waardigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 207/3 b) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type .. . . . 207/3 c) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs .. . . . 207/3 d) houder van gelijk welk ander vereist bekwaamheidsbewijs dan die bedoeld in a), b) en c) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd. De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het koninklijk besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit . . . . . 207/3 e) houder van gelijk welk ander getuigschrift dan die bedoeld in a), b) en c), niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder d);de wedde, vastgesteld in de onder d) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan.
Art. 40.Vanaf 31 augustus 2000 wordt in artikel 2, hoofdstuk B « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs » van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, na de rubriek « leermeester orthodoxe godsdienst », een rubriek « leermeester islamitische godsdienst aan een lagere oefenschool » ingevoegd die luidt als volgt : Leermeester islamitische godsdienst aan een lagere oefenschool : a) houder van het diploma van onderwijzer uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar hoger onderwijs met volledig leerplan en van het korte type, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België .. . . . 207/3 b) houder van een ander diploma van onderwijzer dan hetgeen bedoeld in a), aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd. De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het koninklijk besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit . . . . . 207/3 c) houder van een ander diploma van onderwijzer dan hetgeen bedoeld in a), aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door het Executief van de Moslims van België maar niet aangevuld met de twaalf maanden dienst waarvan sprake onder b);de wedde, vastgesteld in de onder b) bepaalde schaal wordt ingekort met het bedrag van een jaarlijkse verhoging tot op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan de voorwaarde betreffende de twaalf maanden dienst wordt voldaan; d) houder van het einddiploma van het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/2 e) houder van een ander bekwaamheidsbewijs .. . . . 206/2 ».
Art. 41.Vanaf 31 augustus 2000 wordt in artikel 2, hoofdstuk C « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) » van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, na de rubriek « leraar israëlitische godsdienst » een rubriek « leraar islamitische godsdienst in het lager secundair onderwijs » ingevoegd die luidt als volgt : « Leraar islamitische godsdienst : 1. In de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea a) houder van het diploma van licentiaat in islamitische theologie, uitgereikt door een universiteit, een instituut of een faculteit voor islamitische theologie, aangevuld met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 415 b) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 c) houder van het diploma van kandidaat uitgereikt na ten minste twee jaar door een universiteit, een universitair centrum, een instituut of een hoge school in België, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 d) houder van het diploma van gegradueerde, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 e) houder van het diploma van onderwijzer .. . . . 206/3 f) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau . . . . . 206/3 g) houder van gelijk welk ander bekwaamheidsbewijs .. . . . 206/2 2. In de lagere graad ander dan de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea a) houder van het diploma van licentiaat in islamitische theologie, uitgereikt door een universiteit, een instituut of een faculteit voor islamitische theologie, aangevuld met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 b) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 c) houder van het diploma van kandidaat uitgereikt na ten minste twee jaar door een universiteit, een universitair centrum, een instituut of een hoge school in België, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 d) houder van het diploma van gegradueerde, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 216 e) houder van het diploma van onderwijzer, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/3 f) houder van een bekwaamheidsbewijs van het hoger secundair niveau, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/3 g) houder van gelijk welk ander bekwaamheidsbewijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 206/2 ».
Art. 42.Vanaf 31 augustus 2000 wordt in artikel 2, hoofdstuk C « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (lagere graad) » van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, na de rubriek « leraar israëlitische godsdienst » een rubriek « leraar orthodoxe godsdienst » ingevoegd die luidt als volgt : « Leraar orthodoxe godsdienst 1. In de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea a) houder van het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het erkenningsgetuigschrift uitgereikt door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 415 b) die de hoedanigheid of waardigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 415 c) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met het erkenningsgetuigschrift uitgereikt door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 216 d) houder van het diploma van onderwijzer, aangevuld met het erkenningsgetuigschrift uitgereikt door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 206/3 e) houder van het getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste drie jaar orthodoxe theologie door een instituut/een universiteit voor theologie dat/die erkend is door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 206/2 2. In de lagere graad ander dan de lagere graad van de koninklijke athenea en lycea a) houder van het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het erkenningsgetuigschrift uitgereikt door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 216 b) die de hoedanigheid of waardigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 216 c) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met het erkenningsgetuigschrift uitgereikt door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 216 d) houder van het diploma van onderwijzer, aangevuld met het erkenningsgetuigschrift uitgereikt door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 206/3 e) houder van het getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste drie jaar orthodoxe theologie door een instituut/een universiteit voor theologie dat/die erkend is door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 206/2 ».
Art. 43.Vanaf 31 augustus 2000 wordt in artikel 2, hoofdstuk D « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) » van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, na de rubriek « leraar israëlitische godsdienst » een rubriek « leraar orthodoxe godsdienst » ingevoegd die luidt als volgt : « Leraar orthodoxe godsdienst a) houder van het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met het erkenningsgetuigschrift uitgereikt door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 415 b) houder van het diploma van licentiaat in orthodoxe theologie, uitgereikt door een instituut/een universiteit voor theologie dat/die erkend is door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 411 c) die de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst heeft .. . . . 415 d) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met het erkenningsgetuigschrift uitgereikt door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 245 e) houder van het getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste vier jaar orthodoxe theologie door een instituut/een universiteit voor theologie dat/die erkend is door de pedagogische commissie van de Orthodoxe Kerk in België .. . . . 245 ».
Art. 44.Vanaf 31 augustus 2000 wordt in artikel 2, hoofdstuk D « Bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs (hogere graad) » van voormeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, na de rubriek « leraar orthodoxe godsdienst » een rubriek « leraar islamitische godsdienst » ingevoegd die luidt als volgt : « Leraar islamitische godsdienst : a) houder van het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 415 b) houder van het diploma van licentiaat in islamitische theologie, uitgereikt door een universiteit, een instituut of een faculteit voor islamitische theologie, aangevuld met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 411 c) houder van het diploma van licentiaat uitgereikt na ten minste vier jaar door een universiteit, een universitair centrum, een instituut of een Hoge school in België of in het buitenland, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst en met een pedagogisch getuigschrift of diploma, allebei erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 411 d) houder van het diploma van licentiaat in de opvoedkundige wetenschappen, van licentiaat in de psychologische wetenschappen en van licentiaat in de opvoedkunde, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 411 e) houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsgetuigschrift of -diploma voor het onderwijs van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door de pedagogische commissie van het Executief van de Moslims van België .. . . . 245 ». HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 45.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000.
Art. 46.De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 9 november 2000.
De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme B. GENTGES
Bijlage bij het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 9 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat.
Schalen klasse 22 jaar : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld