Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 mei 2006
gepubliceerd op 26 juni 2006

Koninklijk besluit betreffende het financiële beheer van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de paspoorten, visa, identiteitskaarten voor Belgen in het buitenland en legalisaties

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2006015087
pub.
26/06/2006
prom.
09/05/2006
ELI
eli/besluit/2006/05/09/2006015087/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 MEI 2006. - Koninklijk besluit betreffende het financiële beheer van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de paspoorten, visa, identiteitskaarten voor Belgen in het buitenland en legalisaties


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140.

Gelet op de programmawet van 27 december 2005, inzonderheid op artikelen 14, 15 en 16;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 november 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, verleend op 20 februari 2006;

Gelet op het advies nr. 39.844/4 van de Raad van State, gegeven op 8 maart 2006;

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van Onze Minister van Begroting en van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De middelen van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de paspoorten, visa, identiteitskaarten voor Belgen in het buitenland en legalisaties, hierna « de Dienst » genoemd, bestaan uit : 1° een jaarlijkse dotatie ingeschreven op de algemene uitgavenbegroting;2° functionele en exploitatieontvangsten;3° ontvangsten voor orde.

Art. 2.De bepalingen betreffende de rijkscomptabiliteit, en inzonderheid die welke betrekking hebben op de comptabiliteit van de Diensten van Algemeen bestuur, zijn van toepassing op de Dienst tenzij in dit besluit anders wordt bepaald.

Art. 3.De uitgaven met betrekking tot de werking en het vermogen van de Dienst worden gedragen door de begroting van de Dienst. HOOFDSTUK II. - Het opmaken van de begroting van de Dienst

Art. 4.De begroting wordt onderverdeeld als volgt : Saldo op 1 januari : Ontvangsten : 1° ontvangsten afkomstig van de staatsbegroting;2° functionele en exploitatieontvangsten;3° ontvangsten voor orde. Uitgaven : 1° bezoldigingen;2° werkingskosten;3° functionele en exploitatie-uitgaven;4° uitgaven voor orde. Saldo op 31 december.

De verrichtingen worden opgesplitst volgens de economische classificatie.De uitgaven mogen de beschikbare middelen en de goedgekeurde limitatieve kredieten niet overschrijden.

Art. 5.De kredieten van de uitgaven slaan op de sommen die tijdens het begrotingsjaar verschuldigd zullen zijn.

Art. 6.Het hoofd van de Dienst dient bij de Minister van wie de Dienst afhangt het begrotingsontwerp van de Dienst in met het oog op het vaststellen van het krediet dat ten gunste van de Dienst in de Algemene Uitgavenbegroting ingeschreven moet worden.

Het begrotingsontwerp van de Dienst wordt vóór 1 mei voorafgaand aan het begrotingsjaar door de Minister van wie de Dienst afhangt aan de Minister die bevoegd is voor de Begroting toegezonden. HOOFDSTUK III - Comptabiliteit, rekening en verantwoording

Art. 7.Op het einde van ieder semester wordt een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt. Ze worden aan het beheersorgaan voorgelegd.

Deze staten worden door de Minister van wie de Dienst afhangt aan het Rekenhof voorgelegd via de Minister van Financiën.

De verantwoordingsstukken worden ter plaatse bewaard.

Art. 8.Op het einde van ieder jaar worden een beheersrekening, een rekening van uitvoering van de begroting en een staat van activa en passiva opgesteld. Uiterlijk op 31 maart na het jaar waarop ze betrekking hebben, worden deze rekeningen door de Minister van wie de Dienst afhangt aan de Minister van Financiën gezonden, die ze vóór 30 april van hetzelfde jaar aan het Rekenhof overlegt.

Art. 9.Bij zijn ambtsneerlegging maakt de rekenplichtige een eindrekening van zijn beheer op. HOOFDSTUK IV. - Beheer

Art. 10.De begroting wordt beheerd door het hoofd van de Dienst of door een gemachtigd ordonnateur.

Art. 11.In de loop van het begrotingsjaar mogen de bij het verstrijken van het vorige begrotingsjaar beschikbare geldmiddelen gebruikt worden.

Art. 12.De tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige is belast met : 1° de inning van de vastgestelde rechten;2° de uitvoering van de betalingen;3° het beheren en bewaren van de gelden en waarden;4° het opstellen en bewaren van de in artikelen 7 en 8 bedoelde bescheiden, met uitzondering van de rekening van uitvoering van de begroting;5° het bijhouden van de vermogenscomptabiliteit;6° het periodiek opmaken van de inventaris van het vermogen. HOOFDSTUK V. - Controle

Art. 13.§ 1. De Dienst is onderworpen aan de controlebevoegdheid van de Minister van wie de Dienst afhangt. Deze controle wordt uitgeoefend door de Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Minister van wie de Dienst afhangt. De Inspecteur van Financiën woont, met raadgevende stem, de vergaderingen van het beheersorgaan bij. Hij beschikt voor het vervullen van zijn opdracht over de ruimste bevoegdheid.

De Inspecteur van Financiën kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet, met de statuten of met het algemeen belang strijdig acht. Het beroep is opschortend.

Deze termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen werd, voorzover de Inspecteur van Financiën daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.

Heeft de Minister van wie de Dienst afhangt, bij wie het beroep werd ingesteld, binnen een termijn van twintig vrije dagen, ingaand dezelfde dag als de in het voorgaande lid bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief.

De nietigverklaring van de beslissing wordt aan het beheersorgaan betekend door de Minister van wie de Dienst afhangt. § 2. Het Rekenhof kan de comptabiliteit ter plaatse controleren. Het Hof mag zich te allen tijde alle verantwoordingsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen doen verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.

Art. 14.De uitgaven worden vereffend en betaald zonder voorafgaande tussenkomst van het Rekenhof. HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding

Art. 15.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt. HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling

Art. 16.Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 mei 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. Fr. VAN DEN BOSSCHE

^