gepubliceerd op 29 december 2005
Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels (1)
9 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels (P.C. 128.06) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 61, § 1, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 2003 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels;
Gelet op het voorstel van het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels ;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er aanleiding toe bestaat zonder uitstel de opzeggingstermijnen te wijzigen in het belang van de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels : Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels ressorteren.
Art. 2.Wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, wordt, in afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden na te leven opzeggingstermijn vastgesteld op : - vier weken wat de werkman betreft die minder dan zes maanden ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - vijf weken wat de werkman betreft die tussen zes maanden en minder dan vijf jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - zeven weken wat de werkman betreft die tussen vijf jaren en minder dan tien jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - tien weken wat de werkman betreft die tussen tien jaren en minder dan vijftien jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - twaalf weken wat de werkman betreft die tussen vijftien jaren en minder dan twintig jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - zestien weken wat de werkman betreft die tussen twintig jaren en minder dan vijfentwintig jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - achttien weken wat de werkman betreft die vijfentwintig jaren en meer ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is.
Art. 3.In afwijking op artikel 2, gelden, bij ontslag om economische, structurele of technische redenen, de volgende opzeggingstermijnen, ingeval de opzegging van de werkgever uitgaat : - vier weken wat de werkman betreft die minder dan zes maanden ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - vijf weken wat de werkman betreft die tussen zes maanden en minder dan vijf jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - zeven weken wat de werkman betreft die tussen vijf jaren en minder dan tien jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - dertien weken wat de werkman betreft die tussen tien jaren en minder dan vijftien jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - zestien weken wat de werkman betreft die tussen vijftien jaren en minder dan twintig jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - éénentwintig weken wat de werkman betreft die tussen twintig jaren en minder dan vijfentwintig jaren ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is; - vierentwintig weken wat de werkman betreft die vijfentwintig jaren en meer ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming is.
Art. 4.De opzeggingstermijnen bepaald in artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing in geval van opzegging met het oog op brugpensioen. In dat geval worden de opzeggingstermijnen zoals bepaald in artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, toegepast.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 20 september 2003 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991.