gepubliceerd op 05 december 1997
Koninklijk besluit betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB2-mobilofoonnet
8 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB2-mobilofoonnet
VERSLAG AAN DE KONING Sire;
De sector van de mobiele radioberichtgeving te land, in het bijzonder van de mobilofoondienst, kent de jongste jaren een bijzonder spectaculaire evolutie.
Tot op heden maakte de mobilofoondienst in België deel uit van de exclusieve concessie van BELGACOM in toepassing van artikel 83 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
In die context heeft het autonome overheidsbedrijf drie opeenvolgende generaties van mobilofoonnetten verwezenlijkt : - het MOB 1-net, dat in VHF werkte en waarvan de prestaties en de capaciteit van maximaal 4.000 abonnees heel beperkt waren, dat in 1977 is opengesteld en definitief buiten dienst gesteld in mei 1994; - het MOB 2-net, eveneens analoog, werkt in UHF en biedt sterk verbeterde functies en een capaciteit in de orde van 65.000 abonnees.
Dat net dat op basis van de Scandinavische NMT-norm werkt (« Nordic Mobile Telephone »), en in 1987 in dienst is gesteld, heeft zware moeilijkheden gekend, zowel inzake kwaliteitsprestaties, als wat de capaciteit van het verkeer betreft; - het derde netwerk dat volgens de digitale pan-Europese GSM-norm werkt (« Global System for Mobile communications ») is op 1 januari 1994 open gesteld onder de handelsnaam PROXIMUS. Dat net werkt globaal gesproken bevredigend en telt reeds meer dan 200.000 abonnees.
De dochteronderneming BELGACOM MOBILE van het autonoom overheidsbedrijf BELGACOM exploiteert de MOB 2- en GSM-netten in samenwerking met de maatschappij Air Touch Belgium die door de Amerikaanse onderneming PACTEL is opgericht.
Een mobilofoondienst van hoge kwaliteit is voorbestemd om een belangrijke troef te worden voor onze economie die op diensten en uitvoer is gericht.
Het commercieel succes van het GSM-systeem zowel in België als in het buitenland en het liberaliseringsbeleid van de Europese Commissie terzake, zoals het met name beschreven staat in het « Groenboek over een gemeenschappelijke aanpak op het gebied van mobiele en personal communications binnen de Europese Unie », gepubliceerd in april 1994, hebben de Regering ertoe gebracht de invoering in ons land goed te keuren van een tweede operator inzake mobilofonie in concurrentie met het autonome overheidsbedrijf BELGACOM of met haar dochteronderneming.
In 1995 werd door de Regering een tweede GSM-operator geselecteerd, met name MOBISTAR, waarvan de dienst commercieel beschikbaar zal zijn in de loop van het jaar 1996.
De Raad van State vindt dat overeenkomstig artikel 89, § 2bis, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, zoals gewijzigd bij de wet van 12 december 1994, de MOB2-mobilofoondienst voor concurrentie zou moeten worden opengesteld, naar het voorbeeld van wat met het GSM is gebeurd op grond van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten.
De liberalisering van de MOB2-mobilofoondienst is om de volgende redenen niet gepast : a. in haar liberaliseringsbeleid met betrekking tot de sector van mobiele communicatie, zoals het is vastgelegd in het « Groenboek » van april 1994, legt de Europese Commissie duidelijk de nadruk op de digitale systemen zoals het GSM;b. de analoge NMT-technologie (= Nordic Mobile Telephone) die door het MOB2-netwerk van Belgacom Mobile wordt toegepast, lijkt een beetje ouderwets;c. de eventuele invoering van een tweede mobilofoonoperator in de 450 MHz-band zou een ernstig probleem vormen inzake de beschikbaarheid van frequenties : in tegenstelling tot het GSM-systeem, bestaat er geen Europese richtlijn betreffende de voor dat soort van analoog systeem voor te behouden frequenties;d. de versie van het NMT-450-systeem dat door Belgacom Mobile wordt gebruikt is enkel in de Beneluxlanden geïnstalleerd en het is meer dan onwaarschijnlijk dat de constructeurs hun productielijnen weer zouden opstarten voor een zo beperkte markt als België;e. evenzo wordt het steeds moeilijker om NMT-450-eindtoestellen te kopen, die overigens inmiddels duurder zijn dan betere eindtoestellen van het GSM-systeem;f. een nieuw NMT-450-net in België zou zeker een vrij beperkte capaciteit hebben inzake abonnees en verkeer, in vergelijking met de GSM-netten, en zelfs later met DCS-1800, en zou zijn abonnees nauwelijks mogelijkheden bieden op het stuk van internationale « roaming »;g. in tegenstelling tot het GSM-systeem is het technisch vrij moeilijk om in dezelfde frequentieband twee aparte operatoren naast elkaar te laten bestaan met de NMT-norm die niet voorzien is op een concurrentieomgeving (geen SIM-kaart);h. geen enkel Europees land is overigens van plan om concurrentie in te voeren in de bestaande netwerken voor analoge mobilofonie; Het standpunt van de Raad van State kan niet worden gevolgd en het is niet raadzaam om de liberalisering uit te breiden naar de diensten voor analoge mobilofonie.
De liberalisering van de mobilofoondienst in België heeft een aanpassing noodzakelijk gemaakt van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, teneinde die dienst te verwijderen uit de categorie van diensten die voor BELGACOM zijn gereserveerd (wijziging van artikel 83, § 2°).
Overwegende dat de mobilofonie een taak van openbare dienst is, is er bovendien een § 2bis, toegevoegd aan artikel 89 van dezelfde wet. In die nieuwe bepaling staat onder meer geschreven dat de Koning, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voorstel van de Minister, na advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (B.I.P.T.), het bestek van openbare dienst opstelt met betrekking tot de mobilofonie, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning.
Het doel van het koninklijk besluit dat aan U wordt voorgesteld, bestaat er net in het bestek van openbare dienst op te stellen, op basis van artikel 10 van de wet van 12 december 1994 tot invoering van een artikel 89, § 2bis, in de wet van 21 maart 1991, dat toepasselijk is op het autonome overheidsbedrijf of op zijn dochteronderneming voor de exploitatie van zijn analoog MOB 2-mobilofoonnet, gebaseerd op de Scandinavische NMT-norm. Dit besluit bevat dan ook twee hoofdstukken : - hoofdstuk I : Bestek voor het MOB2-net; - hoofdstuk II : Slotbepalingen.
De schrapping van de mobilofonie uit de categorie van de gereserveerde diensten zal leiden tot een herziening van de clausules van het beheerscontract van het autonome overheidsbedrijf gezien dat contract enkel slaat op de opdrachten van openbare dienst, waar de gereserveerde diensten deel van uitmaken. De bepalingen van het beheerscontract zullen bijgevolg worden vervangen door de bestekken die door middel van een ministerieel besluit op de netten van BELGACOM toepasselijk zullen worden gemaakt.
Het bestek heeft twee doelstellingen : - het wil een bepaald aantal criteria vastleggen in verband met de kwaliteit van de aangeboden dienst, met name in termen van de bedekking van het nationaal grondgebied en de dimensionering van de capaciteit van het verkeer; - dat bestek is eveneens bedoeld om de betrekkingen te regelen tussen de operator van het MOB2-net enerzijds en de diverse betrokken partijen anderzijds, te weten : zijn klanten, de Staat, het B.I.P.T., alsook BELGACOM als de leverancier van de openbare telecommunicatie-infrastructuur in België.
De wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, het ministerieel besluit van 13 november 1987, alsook het beheerscontract liggen wel degelijk aan de basis van dit besluit. Dit verklaart het behoud van de leden 1, 2 en 4.
De Nederlandse tekst is gecorrigeerd zoals voorgesteld door de Raad van State.
Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 definieert de verschillende termen die nodig zijn voor een goed begrip van de bepalingen van dit koninklijk besluit.
Artikel 2 beschrijft de aard van de dienst die door de operator over het nationale grondgebied moet worden aangeboden. Dat net werkt in concurrentie met de digitale netwerken GSM1 en GSM2. De beperkingen bedoeld in het laatste lid van artikel 2, § 2, behelzen bijvoorbeeld de beperkingen inzake internationale oproepen.
Overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State, is ingevolge Richtlijn 96/2/EG van 16 januari 1996 van de Europese Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele communicatie en Personal Communications, de verplichting opgeheven om de interconnectieverbindingen met buitenlandse PSTN's/ISDN's en met andere mobilofoonnetten, zowel in België als in het buitenland, via het openbaar geschakeld Belgacomnet te laten verlopen.
Artikel 3 beschrijft de draagwijdte van de vergunning en met name de geldigheidsduur ervan : deze is vastgelegd op tien jaar, met mogelijkheid tot verlenging, rekening houdend met het feit dat het betrokken mobilofoonnet reeds sedert 1987 in dienst is. Ten gevolge van de opmerkingen van de Raad van State, artikel 3 bepaalt dat de Minister in kennis moet worden gesteld van de eventuele wijzigingen in de structuur van of in de controle over het kapitaal van de operator.
Indien hij van oordeel is dat de nieuwe structuur de voorwaarden waaronder de vergunning is uitgereikt, ernstig in het gedrang kan brengen, kan hij aan de Ministerraad voorstellen de vergunning in te trekken. Artikel 3, § 3 vestigt de aandacht van de operatoren op de andere wettelijke bepalingen die op hun werkzaamheden van toepassing zijn, met name de wetgeving inzake ruimtelijke ordening, de diverse belastingen, bijdragen en taksen.
Artikel 4 omschrijft de doeleinden inzake kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst waaraan de operator moet beantwoorden, de dimensionering van het net en het opheffen van storingen. Het net moet voor iedereen toegankelijk zijn op een niet-discriminerende basis.
De mogelijkheid die aan de operator is gelaten om de dienst te schorsen in geval er een vermoeden van niet-betaling bestaat, blijft behouden, teneinde hem in staat te stellen de fraude te bestrijden.
Zoals de Raad van State heeft doen opmerken, is de mogelijkheid natuurlijk op de verantwoordelijkheid van de operator die de gevolgen moet dragen van het misbruik van deze mogelijkheid.
Overeenkomstig de wens van de Raad van State is de term « activation » vervangen door « raccordement ».
Artikel 5 legt de doelstellingen vast in verband met de bedekking van het nationale grondgebied door het netwerk van de operator : er wordt geen enkel tijdschema opgelegd gezien het net reeds verscheidene jaren in dienst is.
Artikel 6 behandelt de normen waaraan de uitrusting van het netwerk moet voldoen.
Artikel 7 gaat over de beschikbare frequenties in de 450 MHz-band.
Er wordt aan de operator geen enkele verplichting opgelegd inzake de infrastructuur van de antennes, maar er wordt aanbevolen te zoeken naar milieuvriendelijke oplossingen (artikel 8).
Artikel 9 houdt verband met de verantwoordelijkheden van de operator in geval van radio-elektrische storingen.
Artikel 10 heeft betrekking op de integratie van het MOB 2mobilofoonnet in het nationale nummeringsplan. Overeenkomstig het advies van de Raad van State vervalt paragraaf 4 van dit artikel met betrekking tot het gebruik van de talen.
Artikel 11 behandelt de nadere regels inzake de interconnectie tussen het MOB 2-mobilofoonnet en het openbaar geschakeld telefoonnet van BELGACOM, wat betreft de interconnectiepunten, de technische interfaces en de verdeling van de ontvangsten in verband met het verkeer tussen de twee netten. Over de uitwerking van een akkoord tussen BELGACOM en de operator moet er door beide betrokken partijen worden onderhandeld, maar het Instituut is bevoegd om de inhoud van de betrokken akkoorden te verifiëren en de naleving op te leggen van bepaalde principes ingeval er moeilijkheden zijn om tot een bevredigend akkoord te komen. De lijst van de interconnectiepunten tot het net van BELGACOM wordt in bijlage 1 gegeven. De verdeling van de financiële ontvangsten kan steunen op de methode die in bijlage 2 is beschreven.
Overeenkomstig de bovenvermelde Richtlijn van 16 januari 1996 van de Europese Commissie, mag de aansluiting van de verschillende onderdelen van het MOB 2-net geschieden hetzij door middel van circuits die gehuurd worden van BELGACOM, met naleving van de bepalingen van het beheerscontract (artikel 12), hetzij door middel van een eigen of alternatieve infrastructuur. In bijlage 3 zijn de financiële voorwaarden opgenomen die op de bij Belgacom gehuurde lijnen van toepassing zijn.
Artikel 13 gaat over de commercialisering van de diensten en de tarieven. De operator is vrij zijn diensten te commercialiseren via aparte maatschappijen.
In voorkomend geval, gaat het Instituut na of de contracten die met die ondernemingen zijn gesloten niet discriminerend zijn en een zekere bescherming van de gebruikers garanderen door de toepassing van een « gedragscode ».
Paragraaf 4 van artikel 13 is overeenkomstig het verzoek van de Raad van State gewijzigd.
Artikel 14 bepaalt de periodieke rechten die de operator jaarlijks aan het Instituut zal moeten betalen om de kosten te dekken in verband met het beheer van de vergunning en voor de terbeschikkingstelling van de frequenties.
Artikel 15 behandelt de vragen in verband met de bescherming van de gebruikers en meer bepaald van het privé-leven.
Het vierde lid van artikel 15, § 1 is bestemd om de operator in staat te stellen de gevolgen te beperken van de fraude die reeds jarenlang op het MOB2-net wordt gepleegd door middel van eindapparaten die niet uitgerust zijn met een module voor het identificeren van de abonnees.
Deze bepaling is erop gericht de belangen te vrijwaren van de abonnees die eindtoestellen gebruiken die behoorlijk beschermd zijn tegen de gevolgen van de fraude welke een sterke weerslag hebben op het tariefniveau. Voor de toepassing van het betrokken artikel is er een aanpassing nodig van bijlage 16 bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 teneinde die anti-fraudemodule verplicht te maken bij de goedkeuring van eindapparatuur. Overeenkomstig artikel 95 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven kan de Minister de toegang tot het netwerk verbieden aan een eindapparaat dat niet beantwoordt aan de van kracht zijnde technische specificaties. Toch is het niet opportuun dat verbod in zijn geheel toe te passen op eindapparaten die zijn aangekocht toen zij nog beantwoordden aan de specificaties die toen van kracht waren.
In de praktijk zal de operator waarschijnlijk wensen dat de toegang voor de niet-uitgeruste eindtoestellen tot het internationale netwerk wordt beperkt. Daar is de frauduleuze communicatie immers bijzonder duur gebleken.
Het artikel schrijft voor dat, indien de operator dergelijke beperkingen toepast, hij de betrokken abonnees een financiële compensatie moet toestaan door middel van een vermindering van het abonnementsgeld. Bovendien wordt er onderstreept dat apparaten die niet uitgerust zijn met de voormelde module als afgeschreven kunnen worden beschouwd, gezien ze allemaal ouder zijn dan vijf jaar : die afschrijvingsduur was namelijk reeds vastgelegd in het kader van de overgangsmaatregelen voor de toepassing van de nieuwe technische specificaties van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 (artikel 32, tweede lid van dat besluit).
Anderzijds is het belangrijk dat de gebruikers van de netten van de verschillende operatoren in geval van betwisting, in staat worden gesteld zich te wenden tot een dienst die belast is met het onderzoek van elke klacht en met het vinden van een minnelijke schikking tussen de gebruikers en de betrokken operator. In het licht daarvan is het verstandig die opdracht toe te vertrouwen aan de ombudsdienst die is ingesteld door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en die in twee jaar tijd reeds een ruime ervaring heeft opgebouwd met het behandelen van klachten op het gebied van telecommunicatie. Deze wijze van aanduiding van de bemiddelaars garandeert de onafhankelijkheid van die laatsten ten opzichte van de operatoren en de geloofwaardigheid van die dienst in de ogen van de gebruikers, terwijl de uniformiteit in de behandeling van de klachten verzekerd wordt.
Artikel 16 betreft de eventuele opeisingen die door de openbare overheid worden opgelegd. Dit artikel heeft niet tot doel een nieuw stelsel inzake opvordering te creëren, maar verduidelijkt de draagwijdte van artikel 13 van de wet van 30 juli 1979 inzake mobilofonienetten.
Artikel 17 beschrijft de betrekkingen tussen de operator en het Instituut om deze laatste in staat te stellen correct zijn opdracht te vervullen van controle op de naleving van de voorwaarden van het bestek. Het Instituut is in het bijzonder bevoegd om een advies te formuleren in geval van een geschil in verband met de toepassing van het bestek.
Artikel 18 heeft betrekking op de sancties die aan de operator kunnen worden opgelegd in geval de in het bestek voorgeschreven voorwaarden niet worden nageleefd. Die sancties kunnen leiden tot een geldboete, maar de operator zal over een termijn beschikken om zijn zaken in orde te brengen.
Artikel 19 betreft de nadere regels inzake de inwerkingtreding van dit besluit, terwijl artikel 20 betrekking heeft op de uitvoering ervan.
Rekening houdend met het uitgesproken evolutief karakter van de in bijlagen 1 tot 3 vermelde technische en financiële gegevens die er enkel toe dienen de voorwaarden voor de aanleg en de exploitatie van het MOB2-net in detail te beschrijven, wordt de Minister de bevoegdheid gegeven om over gebeurlijke wijzigingen aan de betrokken bijlagen te beslissen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie;
E. DI RUPO ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, negende kamer, op de 6 januari 1995 door de Vice-Eerste Minister, Minister van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB2-mobilofonienet", heeft op 28 juni 1995 het volgend advies gegeven : Artikel 89, § 2bis, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, ingevoegd door de wet van 12 december 1994, bepaalt : « § 2bis. In afwijking van artikel 84 kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de Minister, na advies van het Instituut, wanneer dit enerzijds beantwoordt aan een behoefte van algemeen belang, en anderzijds verenigbaar is met de behoorlijke uitvoering door BELGACOM van de opdrachten en taken van openbare dienst welke haar zijn toevertrouwd en met de verplichtingen inzake tarieven en inzake geografische verspreiding die eruit voortvloeien, voor elke categorie van mobilofoondienst die Hij bepaalt, het bestek van openbare dienst opstellen dat ermee verband houdt, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning, met inbegrip van het recht verschuldigd voor het onderzoek van de kandidatuurdossiers.
Elk bestek zal slaan op : a) de aard, de karakteristieken en de verspreidingszone van de betrokken dienst;b) de minimumvoorwaarden inzake permanentie, kwaliteit en beschikbaarheid van deze dienst;c) de voorwaarden met betrekking tot de bescherming van de abonnees en van de gegevens;d) de minimale normen en specificaties van het net en van de dienst die moeten worden nageleefd;e) het gebruik van de toegewezen frequenties;f) het nummeringsplan;g) het minimum bedrag van het unieke concessierecht voor het recht om een netwerk aan te leggen en de dienst in kwestie aan te bieden;h) de periodieke rechten onder meer voor het gebruik van het radio-elektrisch spectrum, en de financiële voorwaarden van het beheer van de vergunning en van het toezicht op de frequenties;i) de voorwaarden inzake onderlinge verbinding en, in voorkomend geval, het principe van het betalen van lasten voor toegang tot het openbare net, op basis van de werkelijke kostprijs verhoogd met een normale winst;j) de voorwaarden inzake commerciële exploitatie ter vrijwaring van een eerlijke mededinging en van de gelijke behandeling van de gebruikers, alsook de beginselen inzake de vastlegging van de tarieven, met respect voor het voeren van een eerlijke mededinging;k) de duur, de voorwaarden met betrekking tot de beëindiging, en de vernieuwing van de vergunning;l) de sancties bij niet-naleving van de voorwaarden van de vergunning. De Minister legt, na advies van het Instituut, aan de Ministerraad een lijst voor van de offertes om een radio- elektrisch mobilofoonnet aan te leggen en te exploiteren met de bedoeling een mobilofoondienst te leveren. De Ministerraad kiest de operator en verleent de vergunning om dat netwerk aan te leggen en te exploiteren.
Elke vergunning legt de voorwaarden vast voor de aanleg van het net alsmede voor het leveren van de betrokken dienst. Deze voorwaarden mogen niet minder dwingend zijn dan de voorschriften vervat in het toepasselijke bestek van openbare dienst, rekening houdend met de in aanmerking genomen offerte.
Op voorwaarde van naleving door BELGACOM, of, in voorkomend geval, door haar dochterondernemingen, van elk bestek van openbare dienst opgelegd aan een andere operator door de Minister gemachtigd om een gegeven mobilofoondienst te leveren, zal de toekenning van een dergelijke vergunning niet ten nadele geschieden van de exploitatie door BELGACOM of door een van haar dochterondernemingen van dezelfe dienst, wanneer deze exploitatie reeds plaatsvond op de datum waarop de vergunning wordt toegekend.
De Minister legt, op voorstel van het Instituut, de voorwaarden vast waaronder elk bestek zal toegepast worden op de betrokken dienst van mobilofonie die reeds wordt geëxploiteerd door BELGACOM of door één van haar dochterondernemingen. Deze voorwaarden zullen rekening houden met de noodzaak de gelijkheid te waarborgen tussen BELGACOM en haar concurrenten".
Uit die bepaling blijkt dat de liberalisering van de mobilofoniemarkt in drie opeenvolgende fasen verloopt.
Eerst stelt, op de voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid deze aangelegenheid behoort en na advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, een in Ministerraad overlegd besluit voor elke categorie van mobilofoondienst die de Koning bepaalt het bestek van openbare dienst op dat ermee verband houdt, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning.
Vervolgens legt de minister, na advies van het voornoemde Instituut, aan de Ministerraad een lijst voor van de offertes van de kandidaat-operatoren. De Ministerraad kiest uit dezen diegene wiens offerte hem de interessantste lijkt en verleent hem de vergunning om een radio-elektrisch mobilofoonnet aan te leggen en te exploiteren.
Ten slotte wordt het voornoemde bestek, onder voorbehoud van mogelijke aanpassingen, dwingend voor de betrokken mobilofoondienst die reeds geëxploiteerd wordt door BELGACOM of door één van haar dochtermaatschappijen, zodat de gelijkheid tussen BELGACOM en haar concurrent wordt gewaarborgd.
Het om advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit is niet in overeenstemming met deze procedure.
De liberalisering van de mobilofoniemarkt, inzonderheid de markt van het MOB2-net, wordt in het onderhavige geval immers niet bewerkstelligd door de toekenning van een vergunning aan een private operator om in concurrentie met BELGACOM zulk een net aan te leggen en te exploiteren, doch eenvoudigweg door een stuk, "bestek" genaamd, in de plaats te stellen van het beheerscontract dat de federale Regering op het gebied van mobilofonie (MOB2) met BELGACOM heeft gesloten. Dat "bestek" is niet bedoeld om de offertes van andere operatoren te ontvangen, en nog minder bepaalt het onder welke voorwaarden de private operator wiens offerte als de interessantste is beschouwd, een MOB2-net in concurrentie met BELGACOM zal exploiteren. Zo ook wordt het geenszins aangepast om op BELGACOM te worden toegepast, daar in het onderhavige geval BELGACOM de enige exploitant van het MOB2-net is en blijft.
Aldus wordt er geenszins een eind gemaakt aan het monopolie dat de publiekrechtelijke naamloze vennootschap BELGACOM tot dusver genoot en nog steeds geniet. De markt wordt niet voor de concurrentie opengesteld. Daartoe is het voldoende artikel 1, 13°, tweede zin, en artikel 19, tweede lid, van het ontworpen besluit te lezen.
Daarover om uitleg gevraagd, heeft de gemachtigde ambtenaar het volgende verklaard : « Le systeme NMT-450 étant techniquement dépassé, il n'y a aucune chance qu'un nouvel opérateur ne demande une autorisation pour exploiter un tel service. Seul le réseau exploité par BELGACOM sera donc visé par le cahier des charges. Il n'y aura des lors pas lieu d'établir une procédure d'attribution d'une autre licence. De meme, l'arreté royal établissant le cahier des charges peut etre directement applicable à BELGACOM ou à sa filiale sans que ne soit nécessaire la prise d'un arreté ministériel comme ce doit etre le cas du cahier des charges GSM (article 89, § 2bis, dernier alinéa). Il est des lors possible de maintenir la seconde partie de l'article 1er, 13°, tout en supprimant le second alinéa de l'article l9".
Op de vraag of het ontworpen koninklijk besluit conform de Europese communautaire regelgeving is, heeft diezelfde ambtenaar het volgende gesteld : « La décision de ne pas ouvrir à la concurrence le service de mobilophonie basé sur une technologie analogique est essentiellement motivee par le caractere obsolete de ces technologies analogiques. A cet élément, il convient d'ajouter qu'il serait tres difficile d'attribuer des fréquences à un second opérateur dans la bande des 450 Mhz ou devrait fonctionner un hypothétique second réseau. Il est probable que ces différentes raisons expliquent que la Commission européenne n'ait demandé aux autorités belges que l' ouverture du service rendu sur base de la norme GSM".
Deze toelichtingen zijn louter feitelijk; zij kunnen de zuiver juridische bezwaren afgeleid uit het voornoemde artikel 89, § 2bis, van de wet van 21 maart 1991 niet weerleggen.
Bovendien is het de Raad van State bekend dat thans een ontwerp van Europese richtlijn in voorbereiding is dat de mobilofoondiensten nog verder beoogt te liberaliseren, onder meer door de private operatoren toe te staan hun eigen net aan te leggen, alternatieve netten te gebruiken of zich rechtstreeks aan te sluiten bij operatoren die op het grondgebied van andere Lid-Staten van de Europese Unie gevestigd zijn.
Het onderzochte besluit, inzonderheid artikel 12 ervan, druist in tegen dat ontwerp van richtlijn.
De conclusie is dan ook dat het ontworpen besluit fundamenteel moet worden herzien in het licht van de vorenstaande opmerkingen.
Bij die herziening moet voorts rekening worden gehouden met de opmerkingen die de Raad van State reeds gemaakt heeft in zijn advies L. 24.007/9, dat op 6 januari 1995 verstrekt is over het ontwerp van besluit dat het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM- mobilofonienetten is geworden (1).
De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, kamervoorsitter, C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;
J. De Gavre en F. Delperée, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. M. Proost, griffier.
De overeanstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste Auditeur.
De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer M. Bauwens, adjunct-referendaris.
De griffier, M. Proost.
De voorzitter, R. Andersen. 8 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB2-mobilofoonnet ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving;
Gelet op het ministerieel besluit van 13 november 1987 ter aanvulling van het ministerieel besluit van 19 oktober betreffende de private radioverbindingen;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, gewijzigd door de wet van 12 december 1994, met name op artikel 10 dat een artikel 89, § 2bis, toevoegt aan de voormelde wet;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 19 augustus 1992 tot goedkeuring van het eerste beheerscontract van de Regie van Telegrafie en Telefonie en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Regie bij de autonome overheidsbedrijven, met name op artikel 21.3;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 9 januari 1995;
Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 16 december 1994;
Gelet op het advies van de Inspectie van financiën, gegeven op 17 december 1994;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van onze Minister van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Bestek voor het MOB 2-net Afdeling I. - Terminologie en definities
Artikel 1.het kader van dit koninklijk besluit zijn de volgende definities van toepassing : 1° De Minister : de Minister van de federale Regering die de telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft;2° Instituut : Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;3° NMT : « Nordic Mobile Telephone », analoog openbaar systeem voor radioverbinding in de 450 MHz-band;4° MOB 2-net : geheel van schakelaars en basisstations die nodig zijn om een mobilofoondienst aan te bieden volgens de NMT-450-norm;5° Basisstation : radio-elektrisch station van het MOB 2-net bestemd om een gegeven geografische zone te bedekken; 6° GSM : « Global System for Mobile communications », pan-Europees digitaal openbaar systeem voor radioverbinding in de 900 MHz-band, genormaliseerd door het E.T.S.I.; 7° GSM1 : eerste GSM-net op 900 MHz in België geëxploiteerd door BELGACOM of haar dochteronderneming onder de handelsnaam PROXIMUS;8° GSM2 : tweede GSM-net op 900 MHz in België geëxploiteerd door een tweede operator; 9° C.E.P.T. : « Conférence Européenne des administrations des Postes et Télécommunications » (Europese Conferentie van Post en Telecommunicatie); 10- E.T.S.I. : « European Telecommunications Standards Institute » (Europees Instituut voor telecommunicatienormen); 11° ITU-T : sector voor de normalisatie van de telecommunicatie van de Internationale Telecommunicatie Unie, voorheen de C.C.I.T.T. (« Comité Consultatif International Télégraphique et Téléphonique » - Internationaal Raadgevend Comité voor Telegrafie en Telefonie); 12° ITU-R : sector van de radioverbindingen van de Internationale Telecommunicatie-Unie, voorheen de C.C.I.R. (« Comité Consultatif International des Radiocommunications » - Internationaal Raadgevend Comité voor Radioverbindingen); 13° Operator : houder van een vergunning die bedoeld is om een NMT-450-net in België op te zetten en te exploiteren;die operator is het autonome overheidsbedrijf BELGACOM of haar dochteronderneming; 14° Dienstabonnees : klanten die een abonnement hebben genomen op de dienst van de operator;15° Reizende gebruikers : klanten, andere dan de dienstabonnees, die geabonneerd zijn op de NMT-450-netten die door andere operatoren in het buitenland worden geëxploiteerd, en die voorzien zijn van compatibele eindtoestellen en die het netwerk van de operator wensen te gebruiken;16° Bestek : geheel van voorwaarden met betrekking tot het opzetten en exploiteren van een NMT-450-net dat het voorwerp uitmaakt van hoofdstuk I van dit koninklijk besluit;17° Vergunning : vergunning om in België een NMT-450-net aan te leggen en te exploiteren overeenkomstig de voorwaarden van dit bestek;18° PSTN (« Public Switched Telephone Network ») : openbaar geschakeld telefoonnet van BELGACOM;19° ISDN (« Integrated Services Digital Network ») : digitaal netwerk van BELGACOM met integratie van diensten;20° Piekuur : klokuur waarin het volume van het verkeer dat via het netwerk door de operator moet worden getransporteerd het grootst is, met uitsluiting van de zaterdagen, zondagen en feestdagen;21° Blokkeringskans van de oproepen (« call blocking »): waarschijnlijkheid dat een oproep tijdens het piekuur niet terechtkomt;22° Verbrekingskans van de oproepen (« call drop ») : waarschijnlijkheid dat een verbinding tijdens het piekuur voortijdig wordt afgebroken;onder afbreking moet worden verstaan elke verslechtering van de verbinding waardoor de verbinding onmogelijk wordt voor een periode van meer dan tien seconden, met uitsluiting van de onderbrekingen die het gevolg zijn van de verplaatsing van een mobiel station buiten de dienstzone van het netwerk van de operator; 23° Frequentieplan : lijst van alle basisstations van het net met de gebruikte frequenties, het maximale schijnbaar uitgestraalde vermogen, het stralingsdiagram van de antenne en de antennehoogte gemeten vanop de grond. Afdeling II. - Doel van de dienst en reikwijdte van de vergunning
Art. 2.§ 1. De vergunning die op basis van dit bestek wordt verleend, dekt het opzetten en exploiteren van het MOB 2-mobilofoonnet in België dat werkt op basis van de norm voor analoge openbare radioberichtgeving, NMT-450, in de 450 MHz-band. § 2. Het netwerk van de operator moet het mogelijk maken vanuit of naar de mobiele eindstations de volgende verbindingen tot stand te brengen : a) met elke abonnee van het PSTN/ISDN-net, in België of in het buitenland;b) met elke abonnee op een ander mobilofoonnet, in België of in het buitenland;c) tussen abonnees van het netwerk van de operator. Die verschillende mogelijkheden mogen geen afbreuk doen aan eventuele beperkingen van de toegang die op aanvraag van de gebruikers, in een van de betrokken netten van toepassing zijn. § 3. De diensten die door het MOB 2-net van de operator worden aangeboden, mogen uitsluitend worden tot stand gebracht in de context van een verbinding van of naar een dienstabonnee of een reizende gebruiker.
De operator is niet gemachtigd om installaties van klanten via vaste verbindingen direct aan te sluiten op de elementen van zijn MOB 2-net.
Art. 3.§ 1. De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar. De Minister wordt ten minste een maand van tevoren in kennis gesteld van elke wijziging in de structuur van of de controle op het kapitaal van de operator. § 2. De vergunning die krachtens dit bestek wordt verleend, is geldig gedurende een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop die vergunning is uitgereikt.
Na het verstrijken van die eerste periode kan de vergunning stilzwijgend worden verlengd voor opeenvolgende termijnen van vijf jaar.
De Minister en de operator mogen afzien van de stilzwijgende verlenging, op grond van een opzegging van twee jaar betekend met een ter post aangetekende brief. De beslissing de vergunning niet te verlengen houdt met name rekening met de voorwaarden waaronder de operator voldaan heeft aan de voorwaarden van zijn vergunning en van het bestek, alsook met de algemene ontwikkeling van de sector van de mobiele diensten. § 3. De vergunning die op basis van dit bestek wordt uitgereikt en de rechten die met toepassing van artikel 14 verschuldigd zijn, stellen de operator niet vrij van de overige wettelijke bepalingen in verband met zijn activiteiten.
De operator moet de regels naleven die door de Internationale Telecommunicatie Overeenkomst (« Convention internationale des Télécommunications »), door het Reglement van Radioverbinding, door de internationale overeenkomsten en door de communautaire reglementering zijn bepaald. Afdeling III. - Kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst
Art. 4.§ 1. De dienst die de operator aanbiedt, moet op zijn minst beantwoorden aan de volgende voorwaarden : a. blokkeringskans van de oproepen : ten hoogste 10 %;b. verbrekingskans van de oproepen : ten hoogste 5 %;c. luisterkwaliteit ten minste conform de normen van de ITU-R;d. het verzekeren van het automatisch doorsturen van oproepen (« hand-over ») tussen alle aangrenzende cellen in het netwerk. Het doel inzake kwaliteit voor de blokkeringskans van de oproepen moet worden bereikt, zowel voor het binnenkomende als voor het uitgaande verkeer. § 2. De dienst moet alle dagen van het jaar 24 uur op 24 ter beschikking zijn, met inbegrip van de dienst voor inlichtingen en voor bijstand aan de abonnees. De operator moet alle nodige maatregelen treffen om storingen in zijn netwerk binnen een tijdsduur van niet meer dan zes uren op te heffen. Deze termijn wordt verlengd tot twaalf uur voor de nachtelijke periodes en voor de weekends. § 3. De dienst moet toegankelijk zijn voor iedereen, zonder enige vorm van discriminatie. De dienstvoorwaarden zijn identiek voor gebruikers die zich in gelijkaardige omstandigheden bevinden, en dat wat betreft : a. de tarieven en eventuele kortingen;b. de nadere regels inzake aansluiting;c. het onderhoud;d. de kwaliteit, de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de dienst. De operator mag, overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen, de toegang tot de dienst niet weigeren, noch schorsen, behalve in geval van fraude of wanneer blijkt of vermoed wordt dat de abonnee niet betaalt, of op grond van de volgende essentiële vereisten : 1° de werkzekerheid van het netwerk;2° de handhaving van de integriteit van het netwerk;3° de interoperabiliteit van de diensten en van de netten in gerechtvaardigde gevallen;4° de bescherming van de overgebrachte gegevens in gerechtvaardigde gevallen. § 4. De operator publiceert halfjaarlijks een verslag over de verschillende indiciën van de kwaliteit van de aangeboden dienst, te weten : a. bedekking van het grondgebied;b. blokkeringskans van de oproepen in beide verkeersrichtingen;c. verbrekingskans van de oproepen;d. luisterkwaliteit;e. aanbod van bijkomende diensten;f. termijn voor de aansluiting van de nieuwe abonnees;g. frequentie en duur van de storingen;h. antwoordtijd van zijn dienst voor bijstand aan de abonnees. De praktische regels inzake de presentatie van dat verslag worden in overleg met het Instituut vastgelegd. Afdeling IV. - Radio-elektrische aspecten
Art. 5.De bedekking van het netwerk van de operator moet overeenstemmen met ten minste 85 % van de bevolking in België.
Onder bedekking moet worden verstaan dat het mobiele of draagbare station het mogelijk moet maken de dienst aan te bieden bij gebruik buiten de gebouwen.
Alle autowegen (verkeersaders met de letters E, A en R) moeten volledig bedekt zijn, alsook de wegtunnels, voor zover mogelijk.
Art. 6.Het systeem dat door de operator wordt toegepast, moet conform de NMT-450-norm zijn.
Al de radioapparatuur van de basisstations, moet vooraleer ze wordt geïnstalleerd, goedgekeurd zijn door het Instituut of door een andere instelling voor de reglementering van telecommunicatie in een land van de C.E.P.T. volgens de van kracht zijnde wetsbepalingen.
Onverminderd de vierde alinea van artikel 5, § 1, mag de operator aan geen enkele einduitrusting die behoorlijk is goedgekeurd op grond van bijlage 16 bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1979, de toegang tot zijn netwerk weigeren.
Art. 7.§ 1. Het radio-elektrisch net moet worden geïnstalleerd in de frequentieband van 450 - 470 MHz, met een duplexafstand van 10 MHz. De hoge band is voorbehouden voor het uitzenden door basisstations en de lage band voor het uitzenden door mobiele stations.
De kanalen liggen telkens 20 kHz uiteen en zijn genummerd volgens het schema hierna. Kanaal nr. n stemt overeen met het frequentiepaar dat wordt verkregen door : - 461,310 MHz + (n-1) x 20 kHz voor de hoge frequentie; - 451,310 MHz + (n-1) x 20 kHz voor de lage frequentie.
De 222 kanalen die aan de operator zijn toegewezen, zijn over het gehele nationale grondgebied beschikbaar, onder voorbehoud van de verplichtingen als gevolg van de grensoverschrijdende coördinatie. Die verplichtingen worden door het Instituut aan de operator meegedeeld.
Elk voornemen van de operator om een frequentie te gebruiken waarbij de internationale overeenkomsten die België heeft afgesloten, niet worden nageleefd, moet aan het Instituut worden voorgelegd met de bedoeling een eventuele coördinatie te bereiken met de Administraties van de buurlanden. § 2. De operator deelt aan het Instituut, op diens aanvraag, het volledige frequentieplan van zijn netwerk mee.
Art. 8.De operator tracht zijn antennes zoveel mogelijk op reeds bestaande steunpunten te installeren (daken van gebouwen of pylonen).
Art. 9.De operator is als enige verantwoordelijk voor de goede werking van zijn net. Hij is verantwoordelijk voor eventuele radio-elektrische storingen tegenover andere gebruikers van het radio-elektrisch spectrum, die worden veroorzaakt door basisstations die op zijn netwerk aangesloten zijn. Bij een dergelijke storing verleent het Instituut, op vraag van de operator, technische bijstand om het probleem op te lossen, voor zover de prestaties die aan het Instituut worden gevraagd, redelijk blijven. Afdeling V. - Aspecten in verband met de interconnectie
Art. 10.§ 1. Het Instituut wijst de nationale dienstcode 017 toe aan het MOB 2-net.
Het abonneenummer bestaat uit zes cijfers. § 2. De operator moet zijn abonnees in staat stellen gratis noodoproepen te doen naar de nummers met drie cijfers die hem door het Instituut worden meegedeeld. De procedure voor de toegang van de gebruikers tot die diensten moet op dezelfde manier verlopen als vanuit de PSTN/ISDN-netten. § 3. De overeenkomst over het verkeer via de PSTN/ISDN- en MOB 2-netten moet aan het Instituut worden overgezonden. Alle geschillen betreffende die overeenkomst worden overeenkomstig de procedure van artikel 17, § 5 aan het Instituut voorgelegd.
Art. 11.§ 1. De interconnectie van het netwerk van de operator met de PSTN/ISDN-netten van BELGACOM heeft tot doel de doorstroming van de gesprekken mogelijk te maken tussen enerzijds de abonnees van het netwerk van de operator en anderzijds de abonnees van andere geschakelde netten, met inbegrip van andere mobiele netwerken. § 2. Om zijn verkeer naar het vaste net te leiden, mag de operator naar gelang van zijn behoeften, aan BELGACOM verbindingen vragen op de centra aangeduid in bijlage 1. De lijst van de interconnectiepunten kan nog in onderling overleg tussen de betrokken partijen worden gewijzigd, die het Instituut ervan op de hoogte brengen.
De interconnectie met schakelaars van BELGACOM gebeurt overeenkomstig het protocol van signalisatie R2 van de sector I.T.U.-T. De interface voor de verbinding van de schakelaar(s) van het MOB 2-net met het openbaar geschakeld telefoonnet moet zijn goedgekeurd door het Instituut. § 3. De operator heeft het recht vanwege BELGACOM, als de operator van het vaste net, voldoening te krijgen bij elke redelijke eis inzake de gevraagde capaciteit, de kwaliteit en de technische karakteristieken voor de interconnectie met de PSTN/ISDN. Die eisen maken deel uit van het akkoord over de interconnectie. De operator is verplicht zijn behoeften inzake interconnectie ten minste zes maanden voor de gewenste datum van indienststelling aan BELGACOM te laten weten. § 4. Wat de financiële vergoeding betreft voor de doorstroming van het verkeer tussen de PSTN/ISDN-netten en het MOB 2-net, moeten de interconnectievergoedingen steunen op criteria die objectief en niet-discriminerend zijn en die zoveel mogelijk de kosten weerspiegelen.
In geval van onenigheid tussen BELGACOM en de operator, moeten de volgende principes van rechtvaardige symmetrie worden nageleefd : a. de operator vanuit wiens netwerk de oproep tot stand wordt gebracht, int het bedrag van de ontvangsten die met de verbinding overeenkomen en bepaalt de prijs ervan;b. de operator vanuit wiens netwerk de oproep tot stand wordt gebracht, betaalt een interconnectievergoeding aan de andere operator wiens netwerk is gebruikt om de oproep door te sturen;c. de financiële voorwaarden voor de interconnectie die in bijlage 2 worden beschreven, worden toegepast;de in die bijlage vermelde bedragen kunnen worden aangepast mits het akkoord van het Instituut; d. de operator en BELGACOM moeten wederzijds toegang verlenen tot hun dynamische gegevensbanken die automatisch het doorsturen van de oproepen behandelen, om het de andere mogelijk te maken zijn transmissie-infrastructuur en zijn interconnectiepunten te optimaliseren. § 5. Alle nadere regels inzake de interconnectie zijn opgenomen in een akkoord tussen de operator en BELGACOM dat aan het Instituut wordt overgezonden. Alle geschillen betreffende die overeenkomst worden overeenkomstig de procedure van artikel 17, § 5 aan het Instituut voorgelegd.
Art. 12.§ 1. De verbindingen die bestemd zijn om de verschillende bestanddelen van het MOB 2-net van de operator onderling op elkaar aan te sluiten, mogen worden tot stand gebracht hetzij door middel van gehuurde circuits die BELGACOM levert, hetzij door middel van een andere transmissie-infrastructuur.
De verbindingen die BELGACOM aldus ter beschikking stelt, mag de operator gebruiken in het kader van de exploitatie van zijn mobilofoondienst, dat wil zeggen om het verkeer in kwestie over te brengen, alsook andere informatie die nodig is voor de exploitatie en voor het presteren van de niet-gereserveerde diensten op voorwaarde dat de aangifteprocedure wordt toegepast van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. § 2. BELGACOM is gehouden de gevraagde verbindingen binnen een redelijke termijn ter beschikking te stellen van de operator, overeenkomstig de bepalingen van haar beheerscontract.
De interfaces van de uitrusting die door de operator wordt gebruikt en die aangesloten zijn op de vaste verbindingen die door BELGACOM ter beschikking zijn gesteld, moeten zijn goedgekeurd door het Instituut en in perfecte staat van werking zijn. § 3. De terbeschikkingstelling van gehuurde circuits aan de operator door BELGACOM wordt geregeld tussen de twee partijen in een overeenkomst, die aan het Instituut moet worden overgezonden. Alle geschillen betreffende de terbeschikkingstelling van die gehuurde circuits voor de aansluiting van de infrastructuur worden overeenkomstig de procedure van artikel 17, § 5 aan het Instituut voorgelegd.
De financiële voorwaarden aangaande de terbeschikkingstelling van gehuurde circuits beschreven in bijlage 3, zijn van toepassing. De in die bijlage vermelde tarieven steunen op de tarifering van huurlijnen die door BELGACOM wordt toegepast en zijn derhalve onderhevig aan aanpassingen. Afdeling VI. - Commercialisering van de diensten
Art. 13.§ 1. De operator mag de commercialisering van de via zijn net aangeboden diensten vrij en naar eigen goeddunken organiseren. Hij heeft het recht contracten af te sluiten met alle maatschappijen welke die diensten leveren, die bij het Instituut behoorlijk geregistreerd zijn. Alle geschillen omtrent die contracten worden overeenkomstig de procedure van artikel 17, § 5 aan het Instituut voorgelegd.
De operator moet aan het Instituut de lijst overzenden van de maatschappijen die diensten leveren, waarmee hij in voorkomend geval, contracten heeft afgesloten : die contracten moeten, op aanvraag, aan het Instituut worden bezorgd. § 2. Elke aanpassing van de prijs van de diensten die de operator aanbiedt, moet vooraf aan de Minister worden meegedeeld. § 3. De toegepaste tarieven zijn onderworpen aan de wetgeving terzake die onder de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken valt.
De tarieven worden openbaar gemaakt door de operator. die het publiek een blad ter beschikking stelt waarin het geheel van zijn tarieven wordt voorgesteld. § 4. De operator heeft het recht BELGACOM in haar telefoongidsen vermeldingen te laten publiceren van de abonnees van zijn dienst die zich niet verzetten tegen die publicatie, volgens de normale tariefbepalingen. Afdeling VII. - Financiële lasten
Art. 14.§ 1. Om de kosten te dekken voor het beheer van de vergunning, met inbegrip van het beheer van het nummeringsplan, betaalt de operator jaarlijks aan het Instituut een recht van 10 miljoen Belgische frank, hierna genoemd « recht voor het beheer van de vergunning ».
Om de terbeschikkingstelling van de frequenties te dekken, de coördinatie ervan en de bijbehorende controlekosten, is er een jaarlijks recht verschuldigd van 100.000 Belgische frank per duplex radiokanaal, ongeacht het aantal van toewijzingen die dat kanaal exploiteren. Dit recht wordt « recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties » genoemd. Voor de 222 kanalen die door de operator worden gebruikt, bedraagt het totale jaarlijkse recht voor het ter beschikking stellen van de frequenties dus 22,2 miljoen frank. § 2. Die rechten moeten bij voorbaat worden betaald op het rekeningnummer dat door het Instituut wordt meegedeeld. De eerste betaling gebeurt binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de uitreiking van de vergunning.
Voor de volgende jaren moeten het recht voor het beheer van de vergunning en het recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties worden betaald uiterlijk op 31 januari van elk jaar waarop de rechten in kwestie betrekking hebben.
Het Instituut verzendt geen uitnodigingen tot betalen, noch herinneringen. § 3. Rechten die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum geven, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.
Bovendien kan de Minister in geval van niet-betaling van de rechten binnen de toegestane termijn, overeenkomstig artikel 18 de operator een boete opleggen. § 4. De abonnees van het netwerk van de operator zijn niet onderworpen aan de betaling van een recht aan het Instituut. § 5. De in dit artikel vermelde bedragen van de rechten worden elk jaar op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die bekomen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing zal plaatsvinden, te delen door het indexcijfer van de maand december 1994. Bij de berekening van die coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de eenheden al of niet vijf bereikt. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bekomen bedragen afgerond tot het hogere duizendtal franken.
Op zijn laatst 10 dagen voor de vervaldatum deelt het Instituut aan de operator het geïndexeerde bedrag mee van de verschuldigde rechten. Bij uitblijven van een mededeling van het geïndexeerde bedrag, is de operator verplicht het niet-geïndexeerde bedrag van de rechten te betalen. Het Instituut laat hem het verschil weten.
De eventuele betwisting van de berekening van de indexering schorst geenszins de verplichting het bedrag te betalen dat door het Instituut is meegedeeld. Afdeling VIII. - Diverse bepalingen
Art. 15.§ 1. De operator moet alle redelijke maatregelen treffen ten- einde de vertrouwelijkheid van de berichten die via zijn netwerk worden uitgewisseld en de bescherming van de inlichtingen over zijn abonnees te garanderen, met name wat hun lokalisatie betreft.
De operator moet de van kracht zijnde wetsbepalingen naleven inzake de bescherming van het privé-leven.
De operator neemt alle vereiste maatregelen om onwettig gebruik van zijn netwerk te voorkomen.
De operator heeft de toestemming om, tegen een gepaste vermindering van het bedrag van het abonnementsmentsgeld die met het Instituut moet worden overeengekomen, beperkingen op te leggen aan de dienst die wordt aangeboden aan zijn abonnees die een eindapparaat blijven gebruiken dat niet in overeenstemming is met de van kracht zijnde technische specificaties. § 2. De operator is verplicht aan zijn personeelsleden in het kader van hun arbeidsovereenkomst, bepalingen op te leggen inzake de verplichting tot vertrouwelijkheid bij de behandeling van informatie over de gebruikers van zijn netwerk. § 3. De operator is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de rechterlijke instanties volgens de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen. § 4. De operator stelt op eigen kosten een dienst in die belast is met het behandelen van klachten vanwege de klanten.
Indien het geschil blijft bestaan, kunnen de gebruikers zich wenden tot de betrokken ombudsdienst, waarvan sprake in de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Daartoe wordt er een overeenkomst gesloten tussen de operator en deze ombudsdienst : die overeenkomst bepaalt de nadere regels inzake de behandeling van de klachten, alsook de tussenkomst van de operator in de werkingskosten van de ombudsdienst. Die overeenkomst wordt aan het Instituut overgezonden. § 5. De operator licht zijn abonnees op correcte en volledige wijze in over de risico's die inherent zijn aan het gebruik van mobilofooneindapparatuur, in het bijzonder wat de gevaren betreft die kunnen ontstaan door het gebruik van die uitrusting bij het besturen van een voertuig enerzijds, en de storingen die deze uitrusting kan veroorzaken op medische apparatuur anderzijds.
Art. 16.De dienst van de operator kan geheel of gedeeltelijk worden onderbroken op bevel van de openbare overheid die de schorsing oplegt van de radio-elektrische uitzendingen in omstandigheden die vastgelegd zijn in de van kracht zijnde wetgeving en reglementering.
Het netwerk kan eventueel worden opgeëist op verzoek van de openbare overheid, in het bijzonder van de Minister van Landsverdediging, in het kader van de van kracht zijnde wetgeving.
Voor die maatregelen wordt geen enkele vergoeding toegekend. Afdeling IX. - Toezicht en sancties
Art. 17.§ 1. Het Instituut heeft het recht om controle uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden van dit bestek door de operator. § 2. De operator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de staat van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en de financiële toestand. De operator moet op zijn laatst voor 30 juni van elk jaar, aan het Instituut een rapport overzenden over zijn activiteiten betreffende het voorgaande jaar. § 3. De operator verleent gratis zijn medewerking bij elk met redenen omkleed verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van dit bestek daadwerkelijk worden nageleefd. De operator verleent in het bijzonder toegang tot zijn kantoren en installaties aan de behoorlijk geaccrediteerde vertegenwoordigers van het Instituut om het hun mogelijk te maken de vereiste controles uit te voeren.
De operator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn MOB 2-net ter beschikking om het de ambtenaren mogelijk te maken na te gaan of de voorwaarden van het bestek en van de vergunning worden nageleefd. Die aansluitingen kunnen worden onderworpen aan sommige beperkingen inzake het verkeer, welke tussen de operator en het Instituut zullen moeten worden overeengekomen. § 4. Alle inlichtingen die de ambtenaren van het Instituut vanwege de operator krijgen om de naleving van het bestek en van de vergunning na te gaan, zijn gedekt door de verplichting van het beroepsgeheim. Die bepaling belet echter niet dat het Instituut de voorwaarden van de toekenning van de licentie bekendmaakt die geen informatie van vertrouwelijke aard bevatten. § 5. Elk geschil dat krachtens de bepalingen van dit bestek, aan het Instituut moet worden voorgelegd, wordt door de meest gerede partij meegedeeld. Het Instituut hoort de betrokken partijen en formuleert een met redenen omkleed advies binnen een termijn van een maand nadat het de twee partijen heeft gehoord.
Art. 18.§ 1. De Ministerraad kan op ieder ogenblik, op voorstel van de Minister en na advies van het Instituut, de vergunning schorsen of intrekken indien de operator zich niet houdt aan de voorwaarden die in dit bestek of in zijn vergunning voorgeschreven zijn. § 2. De schorsing of intrekking wordt steeds voorafgegaan door een ingebrekestelling vanwege het Instituut welke de operator de kans biedt zijn zaken in orde te brengen. De operator beschikt over ten minste een maand tijd om zijn toestand te regulariseren : die termijn kan worden verlengd naar gelang van de aard van de vastgestelde inbreuk. Op zijn verzoek wordt de operator door het Instituut gehoord.
Geen enkele schorsing of intrekking geeft aanleiding tot enige vergoeding, noch tot een terugbetaling van het geheel of van een deel van de rechten betaald overeenkomstig artikel 14. § 3. Los van hetgeen voorafgaat, kan de Minister, op voorstel van het Instituut, een boete opleggen aan de operator, in geval van niet-naleving van de in dit bestek vastgelegde verplichtingen tijdens een periode van meer dan drie maanden te rekenen vanaf de datum van de ingebrekestelling; deze boete mag niet meer bedragen dan het dubbele van het bedrag van de jaarlijkse rechten van artikel 14. HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Hoofdstuk I betreffende het bestek voor het MOB 2-net wordt toepasselijk gemaakt op BELGACOM of haar dochteronderneming onder de voorwaarden die door de Minister overeenkomstig artikel 10 van de wet van 12 december 1994 zijn vastgelegd.
De bijlagen kunnen door de Minister worden gewijzigd.
Art. 20.Onze Minister of Staatssecretaris, bevoegd voor de aangelegenheden inzake telecommunicatie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 september 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB 2-mobilofoonnet Punten voor de interconnectie met het PSTN van BELGACOM Overeenkomstig artikel 11, § 2, mag de operator vragen zijn net aan te sluiten op de volgende centra van het geschakelde net van BELGACOM : - het nationale transitcentrum van Antwerpen; - het zonecentrum van Brugge; - het nationale transitcentrum van Brussel; - de twee internationale digitale centra van Brussel; - het zonecentum van Charleroi; - het zonecentum van Kortrijk; - het nationale transitcentrum van Gent; - het nationale transitcentrum van Luik; - het zonecentrum van Leuven; - het nationale transitcentrum van Namen.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB 2-mobilofoonnet.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB 2-mobilofoonnet Financiële voorwaarden i.v.m. interconnectie 1. Grondbeginsel Zoals vermeld in artikel 11 van het bestek, is de financiële vergoeding voor de doorstroming van het verkeer tussen de PSTN/ISDN-netten en de mobilofoonnetten gebaseerd op de principes van rechtvaardige symmetrie tussen de betrokken operatoren. Alle bedragen die in deze bijlage voorkomen, zijn exclusief BTW. 2. Definities 1° POI : interconnectiepunt tussen het vaste net en het mobiele net; dat punt bevindt zich aan de ingang tot de PSTN-schakelaar. 2° D : aanduiding van de afstand die overeenstemt met de afstand tussen het POI en de abonnee van het vaste net.Voor het nationale verkeer wordt momenteel het onderscheid gemaakt tussen drie afstandsniveaus : zonaal, interzonaal A (aangrenzende zones) en interzonaal B (niet-aangrenzende zones). 3° H : aanduiding van de tariefperiode.Voor het nationaal verkeer wordt momenteel het onderscheid gemaakt tussen drie periodes die als volgt zijn vastgelegd : - rood tarief : de werkdagen tussen 9 en 12 uur en tussen 13.30 en 17 uur; - geel tarief : de werkdagen tussen 8 en 9 uur, tussen 12 en 13.30 uur en tussen 17 en 18.30 uur; - zwart tarief : van toepassing voor de rest van de tijd, namelijk, tijdens de werkdagen, tussen 18.30 en 8 uur, alsook op zaterdagen, zondagen en feestdagen.
De periodes die met die drie tariefniveaus overeenstemmen, mogen worden onderverdeeld om overeen te komen met een verschillende indeling op het mobiele net. 3. Basis voor de vergoeding voor de interconnectie Hoewel de klantentarieven voor mobiele oproepen naar PSTN/ISDN en voor PSTN/ISDN-oproepen naar mobiele netten kunnen worden gebaseerd op een verschillende duur van de oproepen per tariefeenheid steunt de berekening van de taksen voor de interconnectie op de tijdseenheid van een minuut. 3.1. Verkeer van het mobiele net naar het vaste net Periodiek, hetgeen tussen de betrokken operatoren moet worden overeengekomen, betaalt de mobiele operator aan BELGACOM een bedrag dat equivalent is aan het totale aantal minuten dat het vaste net is gebruikt door verkeer komende van het mobiele net, vermenigvuldigd met de interconnectietaks per minuut TIC1HD. Die taks hangt af van afstand D en van tariefperiode H. Die taks wordt momenteel rechtstreeks afgeleid van de PSTN-tarieven. Aanvankelijk, op basis van de statistieke verdeling van de duur van de oproepen, worden de waarden van de taks TIC1HDvoor de verschillende gevallen aangegeven in tabel 1. Om de zes maanden zullen die waarden in onderlinge overeenstemming tussen de mobiele operator en BELGACOM kunnen worden aangepast in functie van het profiel van het reële verkeer. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor elke tariefperiode, bepalen de mobiele operator en BELGACOM in onderlinge overeenstemming de gemiddelde waarde van de interconnectietaks TIC1H in functie van de opbouw van de interconnectie tussen beide netten. 3.2. Verkeer van het vaste net naar het mobiele net Periodiek, hetgeen tussen de betrokken operatoren moet worden overeengekomen, betaalt BELGACOM aan de mobiele operator een bedrag dat equivalent is aan het totale aantal minuten dat het mobiele net is gebruikt door het verkeer dat afkomstig is van het vaste net vermenigvuldigd met de interconnectietaks per minuut TIC2HD. Wanneer een specifiek voorstel vanwege de mobiele operator uitblijft, wordt de waarde van de taks TIC2HD voor elke tariefperiode berekend, als het verschil tussen het klantentarief van de mobiele operator TM en de gemiddelde waarde van de interconnectietaks TIC1H zoals die wordt gedefinieerd in het laatste lid van punt 3.1 hierboven : TIC2H= TM - TIC1H 4. Kortingen Op grond van de in punt 3 beschreven vergoedingen, kan er tussen de mobiele operator en BELGACOM worden onderhandeld over volumekortingen op basis van het principe van de symmetrie. BELGACOM past dezelfde kortingen toe ten opzichte van de verschillende mobiele operatoren. 5. Overige gevallen Buiten de interconnectietaksen voor normale oproepen naar of vanuit het nationale telefoonnet, onderhandelen de mobiele operator en BELGACOM bilateraal, op basis van het principe van de symmetrie, over de gepaste interconnectietaksen voor de volgende gevallen : - internationale automatische oproepen - internationale oproepen die bij aankomst moeten worden betaald - internationale oproepen die manueel worden geëxploiteerd - oproep van gratis nummers (« groene nummers »/0800) - oproep van universele nummers - oproep van een nummer met gedeelde taxatie - oproep van een virtueel privé-netwerk - oproep van een infokiosk-server - oproep van een bijzondere dienst (100, 1207, enz) Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB 2-mobilofoonnet. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB 2-mobilofoonnet Financiële voorwaarden voor gehuurde circuits 1. Inleiding De operator huurt zijn infrastructuurcircuits onder de gebruikelijke voorwaarden die inzake gehuurde circuits toepasselijk zijn.De in deze bijlage vermelde tarieven zullen worden aangepast in geval van een herziening van het tariefsysteem van BELGACOM, zowel wat de huurgelden als wat de installatiekosten betreft.
Alle bedragen die in deze bijlage voorkomen zijn exclusief BTW. 2. Maandelijkse huurgelden 2.1. Analoge zonale lijn De maandhuur omvat een vast gedeelte en een variabel gedeelte dat afhangt van de hemelsbrede afstand, uitgedrukt in hectometer, tussen de eindpunten van de lijn. Het aldus berekende bedrag mag niet lager zijn dan het minimum, noch hoger dan het maximum.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Indien de afstand minder is dan of gelijk aan 200 meter, wordt de tweemaandelijkse huur forfaitair vastgesteld op 720 of 1.440 frank naargelang het gaat om een lijn van het type met 2 draden of 4 draden. 2.2. Analoge interzonale lijn De maandhuur omvat een vergoeding voor de toegang langs elk uiteinde, een zonaal gedeelte voor elk van de twee zonale verlengingen en een interzonaal gedeelte. De twee zonale gedeelten, alsook het interzonale gedeelte bestaan uit een vaste vergoeding en een variabele vergoeding die afhangt van de hemelsbrede afstand tussen de aansluitingsgebouwen van BELGACOM. Die afstand wordt in hectometer uitgedrukt in geval van de zonale gedeelten en in kilometer in geval van het interzonale gedeelte.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer een van de uiteinden van een lijn eindigt en beperkt is tot het aansluitingsgebouw van BELGACOM, wordt de toegangsvergoeding verminderd tot 20 % van de normale taks, hetzij respectievelijk 115 en 230 frank. 2.3. Digitale zonale en interzonale lijn In het geval van een zonale lijn, omvat de maandhuur een vergoeding voor de toegang tot elk uiteinde, een vaste vergoeding en een vergoeding die varieert naar gelang van de hemelsbrede afstand, uitgedrukt in hectometer, tussen de aansluitingsgebouwen van BELGACOM. In geval van een interzonale lijn, omvat de maandhuur een vergoeding voor de toegang tot elk uiteinde, een zonaal gedeelte voor elk van de twee zonale verlengingen en een interzonaal gedeelte. De twee zonale gedeelten, alsook het interzonale gedeelte bestaan uit een vaste vergoeding en een variabele vergoeding die afhangt van de hemelsbrede afstand tussen de aansluitingsgebouwen van BELGACOM. Die afstand wordt in hectometer uitgedrukt in geval van de zonale gedeelten en in kilometer in geval van het interzonale gedeelte.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer een van de uiteinden van een lijn eindigt en beperkt is tot het aansluitingsgebouw van BELGACOM, wordt de toegangsvergoeding verminderd tot 20 % van de normale taks, hetzij 4.000 frank. 2.4. Kortingen Op het totale bedrag dat jaarlijks aan de operator wordt gefactureerd voor de huur van de circuits, kent BELGACOM, voor elke schijf, een volumekorting toe die als volgt wordt berekend : - tot 400 miljoen frank : geen korting; - van 400 tot 800 miljoen frank : 15%; - meer dan 800 miljoen frank : 30%. 3. Installatiekosten De installatiekosten zijn van toepassing ongeacht het voorziene gebruik en voor de lijnen waarvan BELGACOM de wijze van aanleg bepaalt.Wanneer de operator een andere wijze van aanleg of een verschillend tracé wenst, worden de eventuele extrakosten die inherent zijn aan de keuze van de operator, aangerekend. Voor die kosten wordt er vooraf een kostenraming opgemaakt.
De in de volgende tabel vermelde kosten stemmen overeen met het geval van een lokale lijn (aansluiting op hetzelfde gebouw van BELGACOM), het geval van een zonale lijn die gebruik maakt van een junctieverbinding tussen verschillende gebouwen van BELGACOM en het geval van een interzonale lijn. In het geval van 2 Mbit/s-lijnen moeten de aangeduide bedragen per uiteinde worden betaald. In geval van een lokale 2 Mbit/s-lijn, wanneer er een bijkomend systeem op een reeds bestaand trace moet tot stand worden gebracht, worden de installatiekosten teruggebracht van 428.340 frank tot 77.880 frank.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4. Verbindingen voor interconnectie met het PSTN-net Het interconnectiepunt tussen het mobiele netwerk en het vaste net bevindt zich aan de ingang van de PSTN-schakelaars.De verbindingen tussen de schakelaars van het mobiele net en de schakelaars van het vaste net worden bijgevolg door de operator van BELGACOM gehuurd onder de tariefvoorwaarden van deze bijlage.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB 2-mobilofoonnet.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld