Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 april 2002
gepubliceerd op 04 juni 2002

Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022268
pub.
04/06/2002
prom.
08/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/08/2002022268/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan wij de eer hebben aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als hoofddoel een aantal bepalingen uit te voeren van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, dat in de sociale zekerheid het concept van bestuursovereenkomsten invoert.

Sinds de jaren 80 is de responsabilisering van de actoren van de sociale zekerheid een belangrijke politieke bekommernis. Het gaat om het bewaren van de verworvenheden van de sociale zekerheid, terwijl een duurzame financiering verzekerd blijft. Een nieuwe stap zal gezet worden in 2002 met de inwerkingtreding van de eerste bestuursovereenkomsten, gesloten tussen de Belgische Staat en de sociale parastatalen. De doelstelling is de sociale zekerheid uit te rusten met een nieuw werkkader, dat dankzij een responsabilisering van het administratief beheer zal toelaten de efficiency van de aangeboden diensten te verhogen.

Algemene beginselen van de bestuursovereenkomsten In het verslag aan de Koning van het voornoemde besluit van 3 april 1997 wordt een bestuursovereenkomst bepaald als zijnde « een contract tussen het orgaan dat delegeert (de Staat) en het orgaan dat de taak uitvoert (de instelling van sociale zekerheid : het beheerscomité en persoon belast met het dagelijks bestuur), waarbij deze laatste een bepaalde output (d.i. dienstverlening) moet leveren en daartoe over voldoende ruimte beschikt in de inrichting van de interne organisatie en in de aanwending van het hem toegemeten budget ». Er wordt ook gepreciseerd dat « de bestuursovereenkomsten met instellingen van sociale zekerheid enkel betrekking hebben op het beheer van de instellingen en niet op de inhoud van de sociale programma's. De algemene veranderingen t.o.v. de vroegere bestuurlijke situatie behelzen hierbij : - uitdrukkelijk omschrijven van producten en diensten (output); - daaraan gekoppeld toekennen van middelen (input); - toekennen van grotere bevoegdheden inzake het gebruik van middelen; - afspraken over bewaking van voortgang en verantwoording; - één en ander vastgelegd in expliciete contracten.

De belangrijkste voordelen van dit soort overeenkomst zijn : een efficiëntere bedrijfsvoering door de instelling, een grotere mate van kostenbewustheid, met als gevolg besparingen, een betere arbeidsvoldoening en snellere besluitvormingsprocedures ».

De politieke overheid blijft dus bevoegd voor het bepalen van het sociaal beleid, met eerbiediging van de overlegprocedures met de sociale partners en om opdrachten toe te kennen aan de parastatale instellingen. Zodra deze opdrachten bepaald zijn, zullen deze instellingen verantwoordelijk worden gehouden voor hun uitvoering en de graad van doeltreffendheid van deze uitvoering in het kader van de bestuursautonomie die hen zal worden toegekend. Het doel van de bestuursovereenkomsten is de openbare instellingen van sociale zekerheid te responsabiliseren inzake administratieve efficiëntie.

De relatie van toezicht die heden bestaat tussen een Minister en een instelling zal worden vervangen door een contractuele relatie die ieders verplichtingen bepaalt. Dit betekent concreet dat de bestuursovereenkomst de opdrachten van de instelling bepaalt, de doelstellingen inzake administratieve efficiëntie vaststelt, evenals een beheersbegroting die haar in staat moet stellen deze doelstellingen te bereiken. Bovendien zorgt een nieuw wettelijk en reglementair kader ervoor dat de instelling over een grotere autonomie beschikt inzake begroting en personeel.

De bestuursovereenkomst regelt de volgende aangelegenheden (artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 3 april 1997) : « 1° de taken die de instelling op zich neemt ter vervulling van de opdrachten die haar door of krachtens de wet, of bij Regeringsbeslissing zijn toevertrouwd; 2° de gekwantificeerde doelstellingen inzake efficiëntie en kwaliteit met betrekking tot deze taken;3° in de mate dat de instellingen rechtstreeks contact hebben met het publiek, de gedragsregels ten aanzien van het publiek;4° de methodes voor het meten en het opvolgen van de mate waarin de doelstellingen en gedragsregels worden nageleefd;5° de berekeningswijze en de vaststelling van de beheerskredieten die voor de uitvoering van deze taken ter beschikking worden gesteld;6° de berekeningswijze en de vaststelling van het maximaal bedrag aan personeelskredieten dat betrekking heeft op statutaire ambtenaren;7° binnen het kader bepaald door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de positieve sancties voor de instelling bij naleving van de verbintenissen uit de bestuursovereenkomst;8° binnen het kader bepaald door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de oplossende maatregelen of sancties bij niet-naleving door één der partijen van haar verbintenissen uit hoofde van de bestuursovereenkomst. § 2, 7° en 8° treden in werking op een door de Koning te bepalen datum. » De eerste bestuursovereenkomsten zullen voor een duur van drie jaar worden afgesloten.

De graad van verwezenlijking van de doelstellingen zal worden bepaald op basis van indicatoren die periodiek zullen gemeten worden en die opgenomen zullen worden in dashvoards. Hiernaast zullen de openbare instellingen van sociale zekerheid een bestuursplan opmaken waarin de wijze wordt uiteengezet waarop de toegekende taken zullen worden uitgevoerd met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn bepaald in de bestuursovereenkomst.

De begroting van de openbare instellingen van sociale zekerheid die een overeenkomst hebben afgesloten zal bestaan uit twee delen : - een opdrachtenbegroting, die de ontvangsten en de uitgaven bevat betreffende de wettelijke opdrachten van de instelling; - een beheersbegroting, die de ontvangsten en de uitgaven bevat betreffende het beheer van de instelling.

In de beheersbegroting wordt een onderscheid gemaakt tussen : - de personeelsuitgaven; - de werkingsuitgaven; - de investeringsuitgaven.

De beheersbegroting kan slechts limitatieve kredieten bevatten, met uitzondering van de kredieten betreffende belastingen, verschuldigde bijdragen krachtens fiscale bepalingen of uitgaven ingevolge gerechtelijke procedures of beslissingen. Het beheersorgaan kan echter beslissen kredieten in de beheersbegroting van eenzelfde boekjaar over te dragen mits het gunstig advies van de regeringscommissaris die de Minister van Begroting vertegenwoordigt. De kredieten die voorzien zijn voor de investeringsuitgaven of voor de met het investeringprogramma verbonden werkingsuitgaven, die niet tijdens het begrotingsjaar zullen opgebruikt zijn, zullen opnieuw worden ingeschreven in de beheersbegroting van het volgende begrotingsjaar, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van het investeringsprogramma. De opdrachtenbegroting, daarentegen, zal niet-limitatieve kredieten mogen bevatten.

Inzake personeel zal het beheersorgaan zelfstandig het organieke kader mogen vaststellen. Hierin zal het geheel worden beschreven van de betrekkingen die bekleed worden of bekleed kunnen worden door het statutair of het contractueel personeel. Een verhouding zal worden vastgesteld tussen het organieke kader en het functionele organigram van de instelling, wat zodoende de basis vormt voor een echt beleid inzake personeel.

De controle zal zoals voorheen worden uitgeoefend door middel van twee regeringscommissarissen : een die de toezichthoudende Minister vertegenwoordigt en een ander die de Minister van Begroting vertegenwoordigt. De rol van deze commissarissen is echter belangrijker geworden : « De commissarissen moeten voornamelijk gezien worden als de vertegenwoordigers van een andere partij in een contractuele relatie, waarbij beide partijen gezamenlijk streven naar het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen op de meest efficiënte manier. Dit impliceert een grotere betrokkenheid van de regeringscommissarissen bij de werking van de instelling en het opnemen, door deze laatsten, van een aantal verantwoordelijkheden inzake het tijdig aangeven van risico's tot niet-naleving van de bestuursovereenkomst » (commentaar bij de artikelen van het koninklijk besluit van 3 april 1997). Jaarlijks zal er een overleg moeten plaatsvinden tussen de regeringscommissarissen, het beheersorgaan en de administrateur-generaal van de instelling, ten einde de goede uitvoering van de bestuursovereenkomst te evalueren.

De bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie Een bilaterale vergadering werd met de R.J.V. op 21 november 2001 gehouden. Behalve een afvaardiging van de instelling, waren vertegenwoordigers van de verschillende betrokken Kabinetten, vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën en van het Ministerie van sociale zaken, een vertegenwoordiger van de Regeringscommissaris voor de sociale zekerheid en de Regeringscommissarissen en/of afgevaardigden van het Ministerie van Financiën bij de instelling op deze vergadering aanwezig. Voor de overeenkomst werd nagegaan of ze in overeenstemming was met de wettelijke bepalingen, inzonderheid artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met het economisch, sociaal en financieel beleid van de Staat, met het Handvest van de sociaal verzekerde en met de administratieve vereenvoudiging.

Ingevolge de beslissingen van de Ministerraad van 7 december 2001 werd de overeenkomst aangepast wat betreft de gemeenschappelijke bepalingen inzake de verbintenissen van de Staat en de wijze van berekening van de beheerskredieten.

De beheerskredieten hebben geen voorwerp uitgemaakt van een aanpassing, met dien verstande dat : - de kost van de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst « Maatschappij voor mechanografie voor de toepassing van de sociale wetten - Société de mécanographie pour l'application des lois sociales » (de zgn. « MvM - Smals ») gecompenseerd wordt binnen de toegekende kredieten « MvM - Smals »; - de kost van de sociale programmatie, voorgesteld door de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, gecompenseerd wordt binnen de goedgekeurde personeelskredieten.

Voor de genormeerde kosten (personeelskosten, werkingskosten en investeringen uitgezonderd informatica), is de toegestane verhoging in 2003 en 2004 in principe de gezondheidsindex en de door de Regering weerhouden verhoging in het kader van zijn stabiliteitsprogramma.

Als openbare instelling van sociale zekerheid voert de R.J.V. zijn basisopdrachten uit op drie onderscheiden niveaus : - Op het niveau van het R.J.V.-vakantiefonds : het ambtshalve toekennen van een juist vakantiegeld op het daartoe voorziene tijdstip aan de arbeider en leerling-arbeider waarvan de werkgever is aangesloten bij het R.J.V.-vakantiefonds; - Op het niveau van het R.J.V.-stelsel : het beheren van de sector van de jaarlijkse vakantie van de werknemers. Deze opdracht omvat in hoofdzaak : het verdelen van de sociale gegevens binnen het secundair netwerk van de jaarlijkse vakantie; het herverdelen van de bijdragen onder de verschillende vakantiefondsen; het toezien op de toepassing van de wetgeving inzake de jaarlijkse vakantie in hoofde van alle betrokken partijen; - Op het niveau van de bevordering van de jaarlijkse vakantie : het toekennen van hypothecaire leningen, aan voordelige rentevoeten, aan centra voor sociaal toerisme.

De sociale rol die de R.J.V. vervult is essentieel. Dank zij een stelsel dat gebaseerd is op solidariteit, stelt de R.J.V. bepaalde dagen van inactiviteit (ziekte, economische werkloosheid enz.) gelijk met arbeidsdagen en kan het behoud van het recht op vakantiegeld worden gewaarborgd, zelfs wanneer de werkgever verzuimd heeft de sociale bijdragen te betalen ten behoeve van de jaarlijkse vakantie.

Dit recht is gegrond op het principe van de solidariteit tussen de werknemers en tussen de sectoren. Het stelsel van de jaarlijkse vakantie functioneert aldus volledig autonoom, zonder tussenkomst van de Staat en zonder kosten voor werkgever of werknemer. 1. R.J.V.-FONDS De R.J.V. verbindt er zich toe de legitieme, stipte, geglobaliseerde, correcte en ambtshalve uitbetaling van het vakantiegeld verder te verzekeren, op een efficiënte, klantvriendelijke en duidelijk toegelichte wijze.

Het kwaliteitsniveau inzake controle van de gegevens verbeteren; in het kader van de multifunctionele aangifte, tegen 2003, de informatisering ontwikkelen van de attestenstroom, samen met de instellingen die klaar zullen zijn om die attesten over te zenden en te ontvangen; de meest veilige betalingswijzen aanmoedigen.

De vakantiegelden betalen tussen de eerste werkdag die volgt op 1 mei en de laatste werkdag voor 30 juni, binnen de week van de vakantiedatum meegedeeld door de werkgever of binnen dezelfde week zoals de voorafgaande jaren; voor het vakantiejaar 2002, voorafgaand aan de uitbetaling, de ontbrekende aangiften controleren van de werkgevers die minstens 15 arbeiders tewerkstellen en, voor het vakantiejaar 2003, deze van de werkgevers die ten minste 10 arbeiders in dienst hebben, en hen desgevallend contacteren, om gedeeltelijke betalingen te vermijden.

Tegen 2003, geleidelijk de minimumtermijn tussen twee betalingen verminderen tot acht dagen in plaats van vijftien; het percentage van de gedeeltelijk gesaldeerde en de niet-gesaldeerde rekeningen terugbrengen tot minder dan 1%.

Een wekelijkse controle verrichten inzake vordering van de transmissie van de laattijdige aangiften, via een procedure van monitoring, en de instellingen interpelleren indien vertragingen worden vastgesteld ten opzichte van de gemiddelde transmissietijd tijdens de voorgaande jaren. De gegevens uitgaande van de sociale fondsen laten doorsturen voor de eerste betalingen en, indien nodig, erom verzoeken.

De actuele efficiëntie van de kwaliteitscontroles handhaven; om de juistheid van de betalingen te controleren, de controle door de interne audit uitbreiden tot 5.000 willekeurig gekozen betalingen.

Het gebruik van formulieren beperken door hergroepering ervan, vanuit een voortdurende zorg voor duidelijkheid en begrijpelijkheid ten aanzien van het doelpubliek; het rechtstreeks opvragen van inlichtingen bij de sociaal verzekerde, de werkgever of een andere betrokkene beperken tot wat strikt noodzakelijk is, door een optimaal gebruik van de flux met de andere informatiebronnen van de sociale zekerheid, in het kader van de multifunctionele aangifte.

Vanaf 2003, de presentatie van de rekeninguittreksels verbeteren, door het gebruik van gedifferentieerde kleurdruk, om de aandacht te vestigen op belangrijke informatie.

Het huidige kwaliteitsniveau qua naleving van de wettelijke procedures inzake het beheer van de inhoudingen voor de diverse schuldeisers blijven verzekeren; het electronisch beheer van documenten (project Uruk) veralgemenen tot het gehele dossierarchief waardoor de werkactiviteiten kunnen worden gerationaliseerd en waardoor het papiervolume kan worden afgebouwd; de verzending op informaticadrager van gegevens voor het bijwerken van de saldi bevorderen, om de snelle wijziging van de saldi van de voornaamste schuldeisers en een correcte uitbetaling optimaal te waarborgen; besprekingen aanknopen met het Ministerie van Financiën inzake het informatiseren van de uitwisseling van saldo-aanpassingen in het licht van het B.V.K.-convenant.

De motivering van de terugbetalingsaanvragen verbeteren door een zo gedetailleerd mogelijke beschrijving ervan; het aantal rechtzettingen uitgaande van de R.J.V., die tot terugvordering leiden ingevolge het valoriseren van gegevens die de berekening van de gelijkgestelde dagen alsnog wijzigen, terugbrengen tot minder dan 1.500; de voorschriften voor een goed beheer van de terugvorderingen onverminderd verzoenen met beleidsoverwegingen inzake de sociale impact van vervolging of gerechtelijke procedures. 2. BEHEER VAN HET VAKANTIESTELSEL a) Beheer van de sector jaarlijkse vakantie De R.J.V. treedt op als beherende instelling van de sector van de jaarlijkse vakantie binnen het netwerk van de sociale zekerheid en bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.

Het percentage netwerkanomalieën die door de R.J.V. worden rechtgezet, behouden; vóór 2003, de aangiften met de prestaties, die de R.J.V. van de K.S.Z. ontvangen heeft, binnen de acht kalenderdagen naar de vakantiefondsen sturen en, vóór 2004, binnen de vijf kalenderdagen; vóór 2004, het werkgeversrepertorium stapsgewijze ter beschikking stellen van de vakantiefondsen, de harmonieuze en constructieve betrekkingen met de verschillende vakantiefondsen behouden, ten einde de synergie ervan te bevorderen. In 2003, onder de coördinatie van de K.S.Z. en in samenwerking met de R.S.Z., een gegevensstroom ter vervanging van de kwartaalaangifte van de werkgever ontwikkelen (multifunctionele aangifte); de harmonisering van de regels met betrekking tot de controle van de prestaties voor het geheel van de vakantiefondsen bevorderen.

In het kader van de multifunctionele aangifte, op progressieve wijze een werknemersbestand van alle vakantiefondsen invoeren, om de toegang van de andere sectoren van de sociale zekerheid tot de gegevens inzake het recht op vakantie (vakantieduur) mogelijk te maken, alsook om de toegang tot de noodzakelijke gegevens betreffende de werknemers te bevorderen voor het netwerk van de sociale zekerheid; de inspanningen met het oog op de administratieve vereenvoudiging verderzetten; zorgen voor de harmonisering van de begrippen die verbonden zijn met de invoering van de multifunctionele aangifte; tegen 2004, een gemeenschappelijk boekhoudplan met alle vakantiefondsen realiseren; tegen 2004, alle jaarlijkse statistieken verzamelen vóór het eind van de maand januari volgend op het referentiejaar; ten opzichte van de bijzondere vakantiefondsen, dezelfde normen inzake geïnformatiseerde verwerkingstijden hanteren als de K.S.Z.. b) Controles De R.J.V. oefent controle uit op de vakantiefondsen voor wat betreft de boekhoudkundige verplichtingen met betrekking tot de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

Het stelsel van de jaarlijkse vakantie functioneert volledig autonoom, zonder Staatsinterventie. De financiering ervan wordt verzekerd door de werkgeversbijdragen, door een solidariteitsinhouding op het aan de werknemer betaalde vakantiegeld en door de interesten die voortvloeien uit de belegging van de vermelde bijdragen van werkgevers en werknemers, in afwachting van de vereffening.

Uiterlijk tegen 2003, de financiële en boekhoudkundige gegevensstromen met de bijzondere vakantiefondsen automatiseren en de betalingen on-line laten verlopen (Publisoft en Isabel); de beleggingen optimaliseren door bij elke verrichting de meest gunstige rentevoeten en termijnen te bedingen, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat er op elk ogenblik voldoende middelen moeten aanwezig zijn om aan alle betalingsverplichtingen van de R.J.V. en van de bijzondere vakantiefondsen te voldoen; het bereikte niveau inzake de kwaliteit van de boekhoudkundige controle van de vakantiefondsen behouden; het bereikte niveau inzake de kwaliteit van de sociale controle van de vakantiefondsen behouden; de problemen die naar aanleiding van de controles worden vastgesteld, tijdens de driemaandelijkse vergaderingen met de bijzondere vakantiefondsen bespreken en er desgevallend verslag over uitbrengen aan het beheerscomité en, vervolgens, aan de voogdijminister, met een voorstel voor mogelijke oplossingen; tegen 2003, de controle concreet structureren, door het opstellen van een handleiding waarin een overzicht wordt gegeven van de controleaspecten, aangevuld met een synthese en gevalstudie die ter beschikking wordt gesteld van alle sociaal inspecteurs en van de vakantiefondsen, om de meer eenvormige toepassing van de controleprocedures te verzekeren; tegen eind 2002 een plan uitwerken voor het instellen van controles voor al de problemen die de jaarlijkse vakantie betreffen, en dit zowel voor de arbeiders als voor de bedienden en de fondsen voor bestaanszekerheid; vanaf 2002, ten behoeve van het beheerscomité en van de voogdijminister, een jaarverslag opstellen waarin de vastgestelde terugkerende problemen worden weergegeven en waarin eventuele herstelmaatregelen worden voorgesteld; actief blijven deelnemen aan de verschillende werkgroepen, ten behoeve van de verdere uitbouw van de sector van de jaarlijkse vakantie en van de sociale zekerheid in het algemeen; het systematisch overleg binnen het secundair netwerk met de bijzondere vakantiefondsen verder ontwikkelen via het organiseren van driemaandelijkse vergaderingen en het verzekeren van permanente communicatie en doorstroming van informatie die de sector aanbelangt. c) Reglementering De R.J.V. oefent controle uit op de vakantiefondsen voor wat betreft de toepassing van de wetgeving met betrekking tot de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

Het huidige kwaliteitsniveau behouden bij de redactie van nieuwe reglementaire teksten en bij de verdeling van reglementering en onderrichtingen; in de te verspreiden reglementering verwijzingen naar onderrichtingen en rechtspraak inlassen en de informatie op de website daaromtrent bijwerken binnen een termijn van 30 dagen; met betrekking tot de bestaande reglementaire teksten die nog van toepassing zijn, voorstellen doen ter verbetering van hun leesbaarheid en onduidelijke teksten vervangen in het belang van de rechtszekerheid van de gebruiker. 3. BEVORDERING VAN DE JAARLIJKSE VAKANTIE De R.J.V. komt tussen als motor voor de bevordering van de jaarlijkse vakantie van alle werknemers via het promoten van de jaarlijkse vakantiemogelijkheden.

De jaarlijks terugbetaalde kapitalen opnieuw investeren in het sociaal toerisme; voornamelijk investeren in renovatiewerken om het pandenbestand inzake sociaal toerisme in correcte staat te houden, door de toekenning van leningen voor projecten die bedoeld zijn om vakantiecentra met kwalitief hoogstaande infrastructuur en comfort aan te bieden. 4. GEDRAGSREGELS TEN AANZIEN VAN HET PUBLIEK De R.J.V. heeft steeds oog gehad voor het belang van de dienstverlening aan zijn gebruikers, niettegenstaande het om een « gebonden » publiek gaat. De kwaliteit van de openbare dienst wordt dan ook beschouwd als één van de voornaamste prioriteiten.

Vanuit haar actieve betrokkenheid bij de invoering van het Handvest van de sociaal verzekerde, ter gelegenheid waarvan de R.J.V. het voorzitterschap van de werkgroep ad hoc waarnam, betoonde de instelling haar geëngageerde bereidheid om aan de verwachtingen van de burger tegemoet te komen door hem een kwaliteitsvolle openbare dienstverlening aan te bieden.

Het gebruik van de website bevorderen door deze meer bekendheid te geven, enerzijds, via diverse publicaties, onder meer gericht op de werknemers maar ook op de werkgevers, de vakbonden en openbare instellingen, en, anderzijds, door middel van een promotiecampagne; de website en de documenten die ter beschikking staan van het publiek voortdurend actualiseren, vervolledigen en verbeteren; jaarlijks contactdagen organiseren, om op die manier bij te dragen tot de ontwikkeling van bevoorrechte betrekkingen met de partners die actief zijn in het domein van de sociale zekerheid; op eigen initiatief punctuele informatieacties opzetten, rekening houdend met de bestaande behoeften. De doelstellingen en de geest van het ondernemingscharter evenals van de Handvesten van de sociaal verzekerde en van de gebruiker van de openbare diensten nauwgezet respecteren; de aanvragen om inlichtingen en documentatie binnen acht werkdagen beantwoorden, ofwel door de gevraagde documentatie over te maken aan de verzoeker, ofwel door hem in kennis te stellen van de onbevoegdheid van de R.J.V. en de aanvra(a)g(er), zo mogelijk, door te verwijzen.

Vanaf 2002, op verzoek van de sociaal verzekerde, alle nuttige inlichtingen verstrekken over zijn rechten en verplichtingen en hem spontaan iedere aanvullende inlichting meedelen binnen een termijn van ten hoogste 30 kalenderdagen, in zoverre de R.J.V. alleen verantwoordelijk is voor het antwoord; tegen 2004 het systeem van electronisch documentbeheer uitbreiden, waardoor het mogelijk zal zijn al de inkomende en uitgaande briefwisseling van de R.J.V. te archiveren en rechtstreeks te consulteren op informaticadrager, hetgeen de opvolgingscontrole zal vergemakkelijken.

Op verzoek afspraken maken buiten de normale werkuren : R.J.V.-inspecteurs kunnen zich in voorkomend geval naar de betrokkenen begeven; in een gezamenlijk project met de K.S.Z. de mogelijkheden bestuderen inzake de realisatie van locale informatica-balies, via dewelke de arbeider in de gelegenheid zou worden gesteld de identificatiegegevens die op zijn persoon betrekking hebben te verifiëren en te corrigeren, en waar hij inlichtingen zou kunnen verkrijgen over de toekomstige betalingen waarop hij aanspraak kan maken; actief deelnemen aan de intrasectorale realisatie van een « enig loket »; actief deelnemen aan de uitbouw van het e-government.

Tegen 2005 de loketbarrière tussen de werknemers en het loketpersoneel wegnemen en vervangen door een nieuwe structuur in de vorm van onthaalhoeken, waar de ambtenaren de werknemers persoonlijk zullen kunnen ontvangen om hun dossier te onderzoeken, met de waarborg van een vertrouwelijk en 'klantvriendelijk' onthaal; tegen 2003, het aantal talen waarin de loketbezoekers kunnen worden onthaald progressief uitbreiden (o.a. naar het Engels en het Arabisch); ontwerpen van electronische formulieren voorstellen, met de bedoeling deze formulieren via e-mail ter beschikking te stellen tegen 2003.

De keuze van de te bezoeken locaties en de tijdsschema's van de zitdagen voortdurend bijsturen in functie van de potentiële vraag; het aantal te bezoeken locaties en het aantal uren permanentie met 15 % verhogen in de komende drie jaar.

Rekening houdend met het doelpubliek, de leesbaarheid van de documenten blijven verzorgen en de inhoud ervan regelmatig herzien, met de bedoeling verbeteringen aan te brengen die ten goede kunnen komen aan een beter begrip.

De verbintenissen van de Staat, gemeenschappelijk aan alle bestuursovereenkomsten, houden in : - Het overleg van de Staat met de instellingen van sociale zekerheid naar aanleiding van wijzigingen van de wetgeving; - Het eerbiedigen van een thesaurieplan voor de storting van de subsidies en van de alternatieve financiering; - Het in rekening brengen, tijdens de evaluatie van de overeenkomst, van gebeurtenissen van overmacht of van politieke beslissingen die gevolgen zouden kunnen hebben op de verwezenlijking van de overeenkomst; - De verzekering van een doeltreffende samenwerking van de federale ministeries de opdrachten waar een samenwerking met een instelling noodzakelijk is.

In het hoofdstuk dat handelt over de beheerskredieten, wordt er voor alle instellingen eenzelfde bedrag voorzien waarboven elke beslissing om een onroerend goed te verwerven, te bouwen, te renoveren of te vervreemden onderworpen wordt aan een voorafgaande machtiging. Er wordt eveneens een voorafgaande machtiging voorzien van de voogdijminister en van de Minister van Begroting voor de affectatie van de opbrengst van de verkoop van roerende of onroerende goederen.

Het besluit werd aangepast aan de bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 32.852/1 van 7 februari 2002.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE ADVIES 32.850/1, 32.851/1, 32.852/1, 32.853/1, 32.854/1, 32.855/1, 32.856/1, 32.857/1, 32.872/1, VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 10 januari 2002 door de Minister van Sociale Zaken verzocht hem van advies te dienen over : 1° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Fonds voor Arbeidsongevallen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Fonds bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.850/1), 2° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Kruispuntbank voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde instelling bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.851/1), 3° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.852/1), 4° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.853/1), 5° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Pensioenen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.854/1), 6° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.855/1), 7° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.856/1), 8° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Instituut bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.857/1), en op 11 januari 2002 door de Minister van Werkgelegenheid verzocht haar van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.872/1), heeft op 7 februari 2002 het volgende advies gegeven : STREKKING VAN DE ONTWERPEN De om advies voorgelegde ontwerpen van koninklijk besluit strekken tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomsten die zijn gesloten tussen de Belgische Staat en negen openbare instellingen van sociale zekerheid (artikel 1 van de ontwerpen). Tevens bevatten de ontwerpen een aantal wijzigingen van wetstechnische aard, die het gevolg zijn van de met de bestuursovereenkomsten samenhangende omvorming van de betrokken instellingen van openbaar nut tot openbare instellingen van sociale zekerheid.

De ontworpen wijzigingen zijn parallel in de negen om advies voorgelegde ontwerpbesluiten. Zo wordt de vermelding van de betrokken instelling telkens ingeschreven in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (artikel 2).

Samenhangend daarmee wordt de vermelding van de betrokken instellingen geschrapt in artikel 1, D, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut (artikel 3).

De wijziging van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken strekt ertoe de betrokken instellingen over te hevelen van de lijst van instellingen van openbaar nut, vermeld in artikel 1, § 1, tweede lid, 2°, van die wet naar de lijst van openbare instellingen van sociale zekerheid, bedoeld in artikel 1, § 1, tweede lid, 3°, van dezelfde wet (artikel 4).

Voorts wordt de vermelding van de ambtenaren van de onderscheiden instellingen geschrapt in artikel 1, § 1, I of II, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut (artikel 5).

De ontworpen wijzigingen hebben uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de betrokken bestuursovereenkomsten, zijnde 1 januari 2002 (artikel 6).

ONTVANKELIJKHEID VAN DE ADVIESAANVRAGEN Artikel 5, § 4, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 3 april 1997 bepaalt dat « de bestuursovereenkomst (...) geen akte of reglement (is) bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 » en dat « alle clausules in de bestuursovereenkomst worden geacht contractueel te zijn ».

De onderscheiden bestuursovereenkomsten bevestigen hetzij in een considerans van hun aanhef, hetzij in een algemene bepaling, dat ermee geen afbreuk kan worden gedaan aan wettelijke en verordenende teksten, zoals aan onder meer de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

Uit wat voorafgaat volgt dat, indien in een goed te keuren bestuursovereenkomst desondanks bepalingen zouden voorkomen die bij een eerste lezing een normatieve draagwijdte lijken te hebben, die bepalingen niet als zodanig mogen worden gelezen omdat zulks niet verenigbaar is met de aard van de bestuursovereenkomst, zoals deze uitdrukkelijk is bevestigd in het koninklijk besluit van 3 april 1997 en in de bestuursovereenkomst zelf. In overeenstemming hiermee zullen dergelijke bepalingen van de bestuursovereenkomst uiteraard niet kunnen afwijken van de bestaande wetten en besluiten.

Ermee rekening houdend dat de betrokken bestuursovereenkomsten geen normatieve draagwijdte kunnen hebben, vallen deze niet te beschouwen als zijnde van reglementaire aard en zijn de ontwerpen van koninklijk besluit die tot goedkeuring van dergelijke overeenkomsten strekken geen ontwerpen van « reglementair besluit » in de zin van artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

De Raad van State, afdeling wetgeving, kan derhalve geen advies verlenen over de ontwerpen van koninklijk besluit in zoverre deze ertoe strekken de desbetreffende bestuursovereenkomst goed te keuren.

Dat houdt in dat de Raad zich van een onderzoek van artikel 1 van de onderscheiden ontwerpbesluiten en van de tekst van de in bijlage gevoegde bestuursovereenkomsten zal onthouden. De hiernavolgende opmerkingen hebben derhalve uitsluitend betrekking op de artikelen 2 tot 7 van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten.

RECHTSGROND VAN DE ONTWERPEN De artikelen 2 van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten beogen uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 3, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Die bepaling draagt de Koning op om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het betrokken organisme met ingang van de datum van inwerkingtreding van zijn eerste bestuursovereenkomst in te delen bij de openbare instellingen van sociale zekerheid, die gerangschikt worden in artikel 3, § 2, van dat koninklijk besluit.

Met artikel 3 van de ontwerpbesluiten wordt uitvoering gegeven aan artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Die bepaling draagt de Koning op om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, met ingang van de datum van inwerkingtreding van zijn eerste bestuursovereenkomst, de vermelding van het betrokken organisme te schrappen in artikel 1 van de reeds genoemde wet van 16 maart 1954. De artikelen 4 en 5 van de onderscheiden ontwerpbesluiten vinden telkens rechtsgrond in artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Deze laatste bepaling maakt de Koning bevoegd om, in het in de Ministerraad overlegde besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het betrokken organisme, de wetsbepalingen die het organiek statuut, de financiering en de werking van het organisme regelen, op te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen, teneinde de daarin vervatte regelen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 april 1997.

ONDERZOEK VAN DE TEKST VAN DE ONTWERPEN Aanhef 1. In de aanhef van ontwerpbesluiten dient in beginsel enkel te worden verwezen naar de normatieve teksten die deze tot rechtsgrond strekken, of die erdoor worden gewijzigd of opgeheven. Hiermee rekening houdend, volstaat het om de verwijzing naar de rechtsgrond en naar de bepalingen die worden gewijzigd in de aanhef van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten te beperken tot wat volgt : « Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 22 februari 1998, 22 maart 1999, 12 augustus 2000, 2 januari 2001, 19 juli 2001 en 30 december 2001;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd tot op heden (1);

Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1997 en de wetten van 22 maart 1999 en 30 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, § 1, I, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 6 juni 1991, 25 november 1993 en 19 mei 1995 (2); ».

Alle overige verwijzingen naar wetten en besluiten die in de aanhef van de ontwerpen voorkomen dienen, voorzover ze geen betrekking hebben op teksten die de desbetreffende ontwerpen tot rechtsgrond strekken, op teksten die worden gewijzigd of opgeheven of op teksten die verband houden met de nageleefde vormvereisten (zie hierna onder 2), te worden geschrapt. 2. In de aanhef van alle ontwerpbesluiten wordt in algemene zin verwezen naar de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg.Naar het zeggen van de gemachtigde van de regering strekt die verwijzing ertoe te verduidelijken dat de ontwerpbesluiten, gelet op het spoedeisende karakter ervan, niet om advies werden voorgelegd aan de onderscheiden beheerscomités van de instellingen die met de latere toepassing ervan zijn belast.

In het betrokken lid van de aanhef van de ontwerpbesluiten zal derhalve telkens uitdrukkelijk moeten worden verwezen naar artikel 15 van de genoemde wet van 25 april 1963 en zal, in een afzonderlijk lid van de aanhef dat onmiddellijk volgt op dat waarin wordt gerefereerd aan artikel 15 van de wet van 25 april 1963, moeten worden geschreven : « Gelet op de dringende noodzakelijkheid; ».

Ermee rekening houdend dat de Rijksdienst voor Pensioenen niet onder de toepassing van de wet van 25 april 1963 valt, dient, wat het ontwerp 32.854/1 betreft (3), de verwijzing naar de wet van 25 april 1963 en naar de daarop betrekking hebbende dringende noodzakelijkheid, te worden vervangen door de volgende twee leden : « Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen van werknemers, inzonderheid op artikel 54, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1990;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid; ». 3. Indien ervoor wordt geopteerd in de aanhef van de ontwerpbesluiten te verwijzen naar de goed te keuren bestuursovereenkomst, wordt dit bij voorkeur niet door middel van een considerans gedaan.Tevens kan volledigheidshalve telkens ook de datum worden vermeld waarop de desbetreffende bestuursovereenkomst werd gesloten (niet : afgesloten).

De betrokken verwijzing, die beter wordt opgenomen in een lid van de aanhef dat aan de verwijzing naar het advies van de inspecteur van financiën voorafgaat, kan voor wat bijvoorbeeld het ontwerp 32.850/1 betreft (4), luiden als volgt : « Gelet op de eerste bestuursovereenkomst die op ... werd gesloten tussen, enerzijds, de Belgische Staat en, anderzijds, het Fonds voor Arbeidsongevallen; ».

Artikel 3 Men schrijve in artikel 3 van de diverse ontwerpbesluiten : « In artikel 1, D, van de wet... betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd tot op heden, vervallen... ».

Artikel 4 In artikel 4 van de ontwerpbesluiten dienen na de woorden « bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken » telkens de woorden « , vervangen bij de wet van 22 maart 1999, » te worden toegevoegd.

Artikel 5 1. In artikel 5 van het ontwerp 32.851/1 wordt bepaald dat de woorden « Kruispuntbank van de sociale zekerheid » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (5).

Er dient evenwel te worden opgemerkt dat in de laatstgenoemde bepaling van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 geen melding wordt gemaakt van de « Kruispuntbank van de sociale zekerheid », doch wel van de « Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid ». De Kruispuntbank van de sociale zekerheid valt onder de algemene bepaling van artikel 1, § 1, I, 16°, van hetzelfde koninklijk besluit, waarin melding wordt gemaakt van « alle andere instellingen onder toezicht van de Minister van Sociale Voorzorg die onderworpen zullen worden aan de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut » (6).

Aangezien de Kruispuntbank van de sociale zekerheid niet nominatief wordt vermeld in artikel 1, § 1, I, 14°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 en de betrokken instelling evenmin nog onder de toepassing zal vallen van artikel 1, § 1, I, 16°, van dat koninklijk besluit, gelet op het bepaalde in artikel 3 van het ontwerp 32.851/1, dient artikel 5 uit dat laatste te worden weggelaten. 2. In artikel 5 van het ontwerp 32.852/1 wordt bepaald dat de woorden « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (7). Er dient echter te worden opgemerkt dat de « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie » niet wordt vermeld in artikel 1, § 1, I, 14°, maar in artikel 1, § 1, I, 15°, van dat koninklijk besluit. Bijgevolg vervange men « 14° » door « 15° ». 3. In artikel 5 van het ontwerp 32.854/1 dient te worden vermeld dat artikel 1, § 1, I, 13°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 werd « vervangen bij het koninklijk besluit van 25 november 1993 ». 4. In de Nederlandse tekst van artikel 5 van het ontwerp 32.855/1 wordt bepaald dat de woorden « Rijksdienst voor sociale zekerheid » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (8). In deze laatste bepaling wordt evenwel nog melding gemaakt van de benaming « Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid ». De redactie van artikel 5 van het ontwerp dient, rekening houdend hiermee, te worden aangepast. 5. In artikel 5 van het ontwerp 32.856/1 (9) dient te worden vermeld dat artikel 1, § 1, I, 6°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 werd « vervangen bij het koninklijk besluit van 25 november 1993 ».

Bijlage De toevoeging van de tekst van de goed te keuren bestuursovereenkomsten in bijlage bij het desbetreffende ontwerpbesluit dient uiteraard te gebeuren door middel van een formeel van het bepalend gedeelte afgescheiden bijlage die wordt afgesloten met de passende slotformule en die wordt ondertekend door dezelfde personen als die welke het koninklijk besluit hebben ondertekend waarbij de bijlage wordt gevoegd.

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert, J. Smets, staatsraden;

G. Schrans, A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A.-M. Goossens, toegevoegd griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. M. Van Damme.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en het verslag werd uitgebracht door de H. G. De Bleeckere, adjunct-referendaris.

De griffier, De voorzitter, A.-M. Goossens. M. Van Damme. _______ Nota's (1) Gelet op het grote aantal wijzigende teksten van artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 kan het gebruik van de algemene formule « zoals gewijzigd tot op heden » worden gebillijkt. (2) In de aanhef van het ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (ontwerp 32.872/1), dient te worden verwezen naar « artikel 1, § 1, II, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 november 1993 ». (3) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Pensioenen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(4) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Fonds voor Arbeidsongevallen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Fonds bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(5) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde instelling bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(6) Voor wat betreft de Kruispuntbank van de sociale zekerheid is zulks gebeurd bij artikel 72 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.(7) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vastelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(8) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(9) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ». 8 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wetten van 22 februari 1998, 12 augustus 2000 en 19 juli 2001;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd tot op heden;

Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1997 en de wetten van 22 maart 1999 en 30 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, § 1, I, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 6 juni 1991, 25 november 1993 en 19 mei 1995;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 17 december 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 december 2001;

Gelet op het besluit van de Ministerraad, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 32.852/1 van de Raad van State, gegeven op 7 februari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, Onze Minister van sociale Zaken en Onze Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij dit besluit gevoegde bestuursovereenkomst wordt goedgekeurd.

Art. 2.Artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt aangevuld als volgt : « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie ».

Art. 3.In artikel 1, littera D , van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd tot op heden, vervallen de woorden « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie ».

Art. 4.In artikel 1, § 1, tweede lid, 2° van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, vervangen bij de wet van 22 maart 1999, vervallen de woorden « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie ».

Art. 5.In artikel 1, § 1, I, 15°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut vervallen de woorden « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie ».

Art. 6.Dit besluit en de bijgevoegde bestuursovereenkomst hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 7.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

Bijlage bij het koninklijk besluit van 8 april 2002 Bestuurovereenkomst RJV - Federaal overheid - 2002-2004.

KWALITEIT ALS DOELSTELLING De Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie neemt een unieke plaats in in de Europese sociale zekerheid. Hij is een zelfbedruipende openbare instelling van het federale België, die ressorteert onder de Minister van Sociale Zaken. Als dusdanig maakt hij deel uit van het informaticanetwerk van de Belgische sociale zekerheid.

De hoofdopdrachten van de RJV bestaan erin : - als vakantiefonds, het vakantiegeld uit te betalen aan de arbeiders die van hem afhangen; - als beheerder van de sector van de jaarlijkse vakantie, erop toe te zien dat het vakantiegeld door de twaalf bijzondere vakantiefondsen wordt uitbetaald aan de arbeiders waarvoor zij bevoegd zijn; - ondersteuning te bieden aan het netwerk van de sociale zekerheid om de goede werking ervan te verzekeren en de nodige inlichtingen te verstrekken in het belang van andere sociale zekerheidssectoren.

In het licht van de verwezenlijking van zijn maatschappelijke opdracht is de RJV gehouden tot de toepassing van het Handvest van de sociaal verzekerde en het Handvest van de gebruiker van de openbare diensten.

De RJV heeft overigens een eigen charter, dat zijn sociaal engagement vertaalt in een partnerschap met werkgevers en werknemers - de gebruikers van zijn diensten - en met de overheden.

De betrekkingen worden geaxeerd op een actieve samenwerking met de bijzondere vakantiefondsen en met de verenigingen die de werknemers vertegenwoordigen - eveneens bevoorrechte partners van de Rijksdienst.

Aldus is de opdracht van de RJV gebaseerd op een opmerkelijke sociale solidariteit, vermits de Rijksdienst aan elke arbeider de stipte uitbetaling garandeert van het vakantiegeld dat hem toekomt en het voordeel van de vakantie voor éénieder openstelt door de bevordering van vakantiecentra van sociaal toerisme.

De financiering van de betaalde vakantiedagen berust inderdaad op het beginsel van de solidariteit : solidariteit door de werkgeversbijdrage; solidariteit tussen de arbeiders en solidariteit tussen de economische sectoren.

De middelen die daartoe worden ingezet, zijn, in de relatie met het personeel, gestoeld op vertrouwen en loyauteit, alsook op het nastreven van foutloze dienstverlening. Ten aanzien van de sociaal verzekerde en van de overheden wordt de klemtoon gelegd op de naleving van het recht, op sociale gelijkheid, op prospectieve analyse.

De RJV vertrekt van het standpunt dat de succesvolle verwezenlijking van zijn opdracht steunt op de kracht van zijn engagement om tegemoet te komen aan de verwachtingen van zijn onderscheiden partners, en dit ongeacht hun hoedanigheid.

Het niveau van efficiëntie en dynamisme dat de RJV vandaag bij de realisatie van zijn opdrachten kan bieden, werd slechts mogelijk gemaakt door de grondige modernisering van de instelling in de loop van de jaren 1990.

Voorstelling van de verworvenheden van de RJV * Het netwerk In 1991 koos de RJV er resoluut voor om, als instelling van het primair netwerk van de sociale zekerheid, actief deel te nemen aan de modernisering van de sociale zekerheid. Samen met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en de Algemene Spaar- en Lijfrentekas (ASLK) was de RJV, bij de oprichting van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ), één van de voortrekkers bij de totstandkoming van het informaticanetwerk . Met dit netwerk kwam er een einde aan de overzending van de gegevens op papieren drager en konden deze gegevens rechtstreeks in de informaticabestanden worden verbeterd. Hiermee werd het bewijs geleverd dat de RJV definitief bereid was de weg van de nieuwe technologieën in te slaan.

In maart 1997 werd een samenwerkingsprotocol ondertekend tussen de RJV en de ex-ASLK (in een later stadium de v.z.w. CIMIRe, belast met het beheer van de multifunctionele individuele rekening), dat een nieuwe impuls gaf aan het onderzoek naar de identiteit van de werknemers die niet op een correcte wijze werden aangegeven door de werkgever (geen of verkeerd INSZ). Na een eerste controle van CIMIRe worden de resterende niet-geïdentificeerde prestatieaangiften doorgegeven aan de RJV die dan de opzoekingen verderzet. Vaak levert dit een gunstig resultaat op, gezien het moment van de uitbetaling van het vakantiegeld in de nabije toekomst ligt en de betrokkenen zich ervan bewust zijn dat aan deze uitbetaling geen gevolg kan worden gegeven wanneer de instelling niet beschikt over gegevens die een juiste identificatie van de sociaal verzekerde toelaten. * De business process reengeneering Met betrekking tot de eigen interne organisatie heeft de RJV de gangbare werkprocedures volledig herzien, niet alleen op het vlak van het management, maar ook op het vlak van het kwaliteitsbeheer, waarbij de aandacht voornamelijk werd gericht op het belang van de sociaal verzekerde als klant. In de jaren 1992 tot 1996, naar aanleiding van een « business process reengeneering », werd alzo voorzien in een nieuwe informaticatoepassing, waardoor de oude toepassingen en de bestaande beheersmethodes grondig werden gewijzigd. De RJV werd omgevormd tot een nieuwe toekomstgerichte instelling . Sinds 1992 werd de exploitatie van het informaticacentrum volledig gemoderniseerd. Een uiterst krachtige mainframe werd geïnstalleerd en de schijfruimte werd aanzienlijk uitgebreid.

Dankzij die nieuwe aanpak konden, vanaf 1993, de gegevens die aan de basis liggen van de berekening van het vakantiegeld, op een uiterst betrouwbare manier worden verwerkt; dit maakte het ook mogelijk de performantiesnelheid van de informatieverwerking en de kwaliteit van het geleverde werk aanzienlijk te verbeteren.

De analyse van de werkmethodes en de uitbouw van een nieuw informaticaconcept , vereisten tussen 1990 en 1992 een grondige en intensieve voorbereiding, waarbij actief werd samengewerkt zowel met het beheersorgaan en de directie als met het personeel. De doelstelling bestond erin « de burger-klant » centraal te stellen .

Een systeem op basis van gedefinieerde parameters maakt het mogelijk een eerste controle op de gegevens te verrichten, zodat er ruimte vrijkomt om het beschikbare personeel efficiënter in te zetten. Meer dan 90 % van de gegevens worden nu volautomatisch verwerkt, terwijl voor 1992 elk gegeven werd geëditeerd en geverifieerd. Enerzijds kan hierdoor een betere dienstverlening worden gegarandeerd aan de gebruikers vermits het beheer toegespitst wordt op anomalieëncorrectie en, anderzijds, kon het effect van een personeelsafname worden opgevangen en nieuwe taken worden aangepakt. Dit resulteerde in de afvoering van een aantal repetitieve en weinig renderende taken. * Het APPC Door zich voortdurend aan te passen en met de ambitie om een meerwaarde te verkrijgen in zijn rol als actor in het primair netwerk, heeft de RJV zich daarenboven gepositioneerd als pilootinstelling bij het beheer van de gegevensstromen in het netwerk van de sociale zekerheid, dankzij de invoering, vanaf februari 1996, van een nieuw concept van communicatie, met name het APPC (Advanced Program to Program Communication ), met de bestanden van het Rijksregister, van de RSZ en van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Dit betekent dat de computers van de vermelde instellingen rechtstreeks met elkaar kunnen communiceren. Met het APPC beschikt de RJV over een krachtig, gebruiksvriendelijk en sneller multisessie-ontwikkelingssysteem. Het indrukken van een toets volstaat om onmiddellijk over te schakelen van het bestand van de RJV naar dat van het Rijksregister en de RSZ. Dit resulteert in een aanzienlijke kwalitatieve verbetering van het werk.

Een ambtenaar kan door één enkele bewerking een bepaald gegeven vanuit het bestand van het Rijksregister of van de RSZ invoeren in de database van de RJV, hetgeen de vaak eentonige en mogelijk foute encoderingen overbodig maakt en ten goede komt aan de exactheid van de gegevens. Bovendien kan een in de RJV-databank aangebrachte verbetering rechtstreeks in de databank met de loon- en arbeidstijdgegevens (LATg) van de RSZ worden aangebracht. De snelle uitwisseling van correcte gegevens is dus een factor die aanzienlijk bijdraagt tot de tijdige uitbetaling van het juiste vakantiegeld. * Het personeel De respons die de RJV kon bieden op technologisch en organisatorisch vlak viel weliswaar samen met een afname van het personeelsvolume en met een upgrading van human resources via bijkomende vorming. De RJV werd aan het eind van de jaren 1980 en het begin van de jaren 1990 immers geconfronteerd met een groot aantal afvloeiingen, te wijten aan de leeftijdsstructuur binnen de instelling. Ingevolge de stopzetting van de aanwervingen konden die personeelsleden niet worden vervangen.

De Rijksdienst had bijgevolg te kampen met een aanzienlijke inkrimping van zijn personeelsbestand : het aantal voltijds-equivalenten is van 372 in 1992 verminderd tot 311 in 2000, hetgeen een afname met 16,4 % inhoudt. Tezelfdertijd vertoonde de werkbelasting daartegenover een aperte inflatie, o.a. qua aantal ontvangen attesten, waar een toename werd vastgesteld van 83 678 in 1995 tot 118 500 in 2000 (d.i. een verhoging met 41 %). Tijdens dezelfde periode evolueerde het aantal anomalieën zowel voor de dienst signaletiek als voor de dienst arbeidersrekeningen van 385 130 in 1995 tot 489 480 in 2000 (d.i. een toename met meer dan 27 %); het aantal dossiers dat werd ingediend door de schuldeisers groeide eveneens exponentieel aan van 32 205 in 1993 tot 83 086 eind 2000, d.w.z. een stijging met 158 %.

Ook dient de aandacht gevestigd op het feit dat er sedert enkele jaren bijkomend een beroep wordt gedaan op verschillende personeelsleden van niveau 1 voor de invulling van nieuwe functies, zoals de functie van vormingsdirecteur, beheerder van het evaluatiesysteem, verantwoordelijke voor het gelijke kansenbeleid, veiligheidsadviseur, ambtenaar belast met de administratieve vereenvoudiging. Daarnaast is er een actieve deelname aan een steeds groeiend aantal werkgroepen binnen het netwerk van de sociale zekerheid (multifunctionele aangifte, veiligheid, Handvest, bestuursovereenkomst, enz.) en het netwerk met de bijzondere vakantiefondsen, zonder dat hiervoor bijkomend personeel werd aangeworven.

Conclusies Terwijl sinds de informatisering een belangrijke productiviteitsstijging werd vastgesteld met betrekking tot taken die voorheen manueel werden uitgevoerd, mag niet uit het oog worden verloren dat de informatica ook nieuwe taken met zich heeft gebracht en nieuwe diensten ten aanzien van het publiek heeft mogelijk gemaakt.

Door de natuurlijke personeelsafvloeiingen wordt er een tekort, voornamelijk aan gespecialiseerd personeel vastgesteld. Het huidige aantal volstaat niet langer om de nieuwe bijkomende taken uit te voeren, dit terwijl de tendens tot arbeidsduurvermindering, deeltijdse arbeid, loopbaanonderbreking, verlof zonder wedde, enz... zich doorzet.

Infrastructuur en informaticamaterieel verouderen steeds sneller in een evolutieve technologische omgeving en vereisen een intensief onderhoud of nopen tot vervanging. De investeringen moeten bijgevolg worden bijgestuurd in functie van de noden.

Niet zonder reden kan verder worden aangehaald dat de RJV en de sector van de jaarlijkse vakantie, wat betreft de verwezenlijking van hun hoofdopdracht, volgens een jaarlijkse periodiciteit werken. Dit impliceert dat het tijdsverloop tussen de vaststelling van een disfunctie, het zoeken naar de oorzaken ervan en het verifiëren van de aangebrachte correcties hieraan eveneens onderhevig zijn.

Van essentieel belang is de sociale rol die de RJV vervult. De arbeider geniet inderdaad van een gewaarborgd recht op vakantiegeld, zelfs wanneer de werkgever de bijdragen voor de jaarlijkse vakantie niet heeft betaald of in geval van faillissement. Bovendien biedt het systeem de sociale garantie dat de arbeider over zijn loon en zijn vakantiegeld kan beschikken wanneer hij zijn vakantie opneemt, ongeacht zijn diverse tewerkstellingen tijdens het referentiejaar. Dit recht illustreert het principe van de solidariteit tussen de werknemers en de sectoren.

GEMEENSCHAPPELIJKE INLEIDING In het kader van de bestuursovereenkomsten en de wettelijke en reglementaire verplichtingen opgelegd aan de instellingen van sociale zekerheid inzake verwerking van de aanvragen en gedragsregels ten opzichte van het publiek.

Algemene artikelen :

Artikel 1.De verbintenissen opgenomen in deze bestuursovereenkomst doen geen afbreuk aan de verplichting van de RJV om de diverse wettelijke en reglementaire teksten na te leven die algemene richtlijnen bevatten welke bij het onderzoek van de rechten op uitkeringen en in de omgang met de sociaal verzekerden aan de instellingen van sociale zekerheid worden opgelegd, te weten : -de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen; -het Handvest van de gebruiker van de overheidsdiensten van 4 december 1992; -de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; -de wet van 11 april 1995 tot invoering van het Handvest van de sociaal verzekerde.

Voor elke dienst die in contact staat met de sociaal verzekerden zijn de bepalingen van het Handvest van de sociaal verzekerde van toepassing en moeten de verbintenissen worden nageleefd.

Enkel de bepalingen die verder gaan dan de reglementaire verbintenissen, die de sociaal verzekerden betere waarborgen bieden, worden als verbintenissen beschouwd.

Artikel 2.De RJV verbindt zich ertoe aan de samenwerkende instellingen elk verzuim van hunnentwege, dat tot gevolg heeft dat de sociaal verzekerden worden geschaad, te signaleren. De vastgestelde problemen worden pro-actief behandeld.

Artikel 3.Waar de geldende regels en wetgevingen in het kader van individuele beslissingen een bepaalde beoordelingsmarge toestaan, moet de RJV doorzichtige en eenvormige objectieve criteria opstellen.

Artikel 4.De RJV verbindt zich ertoe een « pro-actieve » opstelling aan te nemen in termen van overdracht en exploitatie van gegevens, in het kader van het Handvest dat de instelling oplegt om actief aan het onderzoek van het dossier bij te dragen en uit eigen beweging de ontbrekende inlichtingen te verzamelen.

Artikel 5.De toegang van gehandicapte en mindervalide personen in de bestaande gebouwen zal worden vergemakkelijkt; in de nieuwe, te huren of aan te kopen gebouwen zal voor die personen in het huur- of koopcontract een gemakkelijke toegang worden geëist.

OVEREENKOMST Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 30 april 1997);

Gelet op het advies van de directieraad van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie;

Gelet op het advies van het basisoverlegcomité van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie;

Gelet op de goedkeuring door het beheerscomité van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie van het ontwerp van bestuursovereenkomst, op 18 april 2000, en van de bestuursovereenkomst onderhandeld met de Regering, op 5 december 2001;

Gelet op het toezicht op de onderlinge « coördinatie » en « coherentie » van de ontwerpen van bestuursovereenkomst van de onderscheiden openbare instellingen van sociale zekerheid uitgeoefend op 12 mei 2000 door het College van openbare instellingen van sociale zekerheid overeenkomstig artikel 6 van het voornoemde koninklijk besluit van 3 april 1997;

Gelet op het advies van de Regeringscommissaris voor de sociale zekerheid inzake de gedragsregels ten overstaan van het publiek en de sociaal verzekerde;

Gelet op de goedkeuring door de Regering na beraadslaging in de Ministerraad op 21 december 2001;

Wordt, overeenkomstig artikel 7, § 1, alinea 1 en artikel 7, § 2, alinea 1 van voornoemd koninklijk besluit van 3 april 1997, tussen, enerzijds, de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de heer F. Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, door de heer J. Vande Lanotte, Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, en door de heer L. Van den Bossche, Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare Besturen, hierna genoemd « de Staat » en, anderzijds, de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie, openbare instelling van sociale zekerheid, met zetel gevestigd te 1050 Brussel, Elyzeese Veldenstraat 12, vertegenwoordigd door de stemgerechtigde beheerders aangeduid door het beheerscomité op 6 oktober 1999, Mevr. M. Geerts, de heren G. Denudt, M. Nollet, M. Deruyck, I. Van Damme en C. Van Peteghem en door de administrateur-generaal, de heer A. Smeets, en de adjunct-administrateur-generaal, Dr. A. Gaspard; hierna genoemd « de RJV » de volgende bestuursovereenkomst aangegaan voor een periode van drie jaar die aanvangt op 1 januari 2002.

TITEL I. - Inleidende bepalingen Artikel 1 : Definities In deze bestuursovereenkomst wordt verstaan onder : 1.« Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie ( RJV ) » : de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie zoals bedoeld in de artikelen 24 en volgende van de bij koninklijk besluit van 28 juni 1971 gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers ( van 30 september 1971); 2. « bijzondere vakantiefondsen » : de bijzondere vakantiefondsen bedoeld in artikel 44 van de reeds genoemde gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 ( van 30 september 1971);3. « RJV-vakantiefonds » : de diensten van de RJV die belast zijn met de uitbetaling van het vakantiegeld aan de werknemers die van hem afhangen;4. « RJV-stelsel » : de diensten van de RJV die belast zijn met het beheer van de sector van de jaarlijkse vakantie van de arbeiders;5. « arbeider », « werkgever » : tenzij anders gespecificeerd worden in deze bestuursovereenkomst respectievelijk bedoeld : de arbeider en leerling-arbeider onderworpen aan de gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 ( van 30 september 1971) en de persoon die deze tewerkstelt;6. « beheerscomité » : het beheerscomité van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie bedoeld in artikel 1, 5° van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg ( van 25 juli 1963), waarvan de samenstelling, werking en bevoegdheden geregeld worden op grond van artikel 30 van de reeds genoemde gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 ( van 30 september 1971);7. « boordtabellen » : de boordtabellen zoals bedoeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en de vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels ( van 30 april 1997);8. « bestuursplan » : het bestuursplan zoals bedoeld in artikel 10 van het reeds genoemde koninklijk besluit van 3 april 1997 ( van 30 april 1997).9. « sociaal verzekerde » : de sociaal verzekerde zoals bedoeld in artikel 2, alinea 1, 7° van het Handvest van de sociaal verzekerde, ingevoerd bij de wet van 11 april 1995 ( van 6 september 1995).10. « gebruiker van de openbare diensten » : de bestuurde bedoeld in het Handvest van de gebruiker van de openbare diensten van 4 december 1992 en de Omzendbrief nr.370 van 12 januari 1993 ( 22 januari 1993).

Artikel 2 : Algemene principes 1. De bestuursovereenkomst regelt noch de inhoudelijke aspecten van de sociale zekerheid, noch de bepaling van het bedrag van de ontvangsten en uitgaven, maar beoogt de bevordering van de kwaliteit en de efficiëntie van de dagelijkse werking en het bestuur van de instellingen, voornamelijk door de toekenning van een grotere beleidsmarge inzake personeel en financiën.2. De overeenkomstsluitende partijen beschouwen zichzelf als partners die samen met andere partners van het netwerk van de sociale zekerheid, de opdrachten die aan de RJV zijn opgelegd uitvoeren en kunnen uitvoeren.3. Deze overeenkomst kan geenszins afbreuk doen aan de bevoegdheden, opdrachten en verantwoordelijkheden van andere partijen die bij de toepassing van het stelsel van de jaarlijkse vakantie van de werknemers betrokken zijn.4. De overeenkomst verbindt de partijen slechts in het raam van de bestaande en reglementair bepaalde bevoegdheidsverdeling tussen de RJV en de bijzondere vakantiefondsen.5. De beide contracterende partijen verbinden zich ertoe een optimale omgeving te creëren voor de verwezenlijking van hun verbintenissen, meer in het bijzonder door het sluiten van akkoorden met de bijzondere vakantiefondsen, door deze te respecteren en met de overtuiging deze te doen respecteren.6. De contractanten engageren zich om de beschikkingen na te leven inzake het paritair beheer, dat in het kader van de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid wordt versterkt door de toekenning van ruimere verantwoordelijkheden en meer autonomie aan de RJV, aan zijn directie en zijn beheerscomité.7. De verbintenissen die uit deze bestuursovereenkomst voortvloeien gelden bij ongewijzigde opdracht.Met gewijzigde opdracht wordt gelijkgesteld elke betekenisvolle aangroei in volume of complexiteit te wijten aan exogene factoren. Bij het vervullen en het evalueren van de realisatie van deze verbintenissen zal derhalve rekening worden gehouden met beleidsbeslissingen genomen na de inwerkingtreding van deze overeenkomst die de realisatie van de overeengekomen doelstellingen hebben beïnvloed.

Artikel 3 : Overzicht van de opdrachten Als openbare instelling van sociale zekerheid maakt de RJV zijn basisopdrachten waar op drie onderscheiden niveaus : Op het niveau van het RJV-vakantiefonds : * het ambtshalve toekennen van een juist vakantiegeld op het daartoe voorziene tijdstip aan de arbeider en leerling-arbeider waarvan de werkgever is aangesloten bij het RJV-vakantiefonds;

Op het niveau van het RJV-stelsel : * het beheren van de sector van de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

Deze opdracht omvat in hoofdzaak : - het verdelen van de sociale gegevens binnen het secundair netwerk van de jaarlijkse vakantie; - het herverdelen van de bijdragen onder de verschillende vakantiefondsen; - het toezien op de toepassing van de wetgeving inzake de jaarlijkse vakantie in hoofde van alle betrokken partijen.

Op het niveau van de bevordering van de jaarlijkse vakantie : * het toekennen van hypothecaire leningen, aan voordelige rentevoeten, aan centra voor sociaal toerisme.

TITEL II. - Taken en doelstellingen van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie HOOFDSTUK 1. - Bepalingen betreffende de opdracht van openbare dienst inzake de uitbetaling van het vakantiegeld aan de werknemers die afhangen van het RJV-vakantiefonds Afdeling I. - Doelstellingen in verband met de uitbetaling van het

vakantiegeld Artikel 4 : Beschrijving van de opdracht Een van de voornaamste opdrachten van de RJV bestaat erin het vakantiegeld uit te betalen tegen de daartoe voorziene datum.

De Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie heeft in 2000 vakantiegeld toegekend aan 986 590 arbeiders , voor een totaal van 1 461 137 rechthebbenden voor alle vakantiefondsen, dit is 67,5 % van de arbeiders die kunnen genieten van de jaarlijkse vakantieregeling.

Het RJV-vakantiefonds, ingesteld door de overheid, en de twaalf private vakantiefondsen beheren samen een budget van meer dan euro 3 miljard.

De bijzondere vakantiefondsen zijn patronale organen (met uitzondering van de Kas voor betaald verlof van de Belgische voedingsbedrijven en de Rijksverlofkas voor de diamantnijverheid), gestructureerd op een homogene sectorale basis. Daartegenover is de RJV een paritair beheerde instelling met een zeer heterogeen cliënteel in diverse sectoren, telkens met eigen bijzonderheden, die een rechtstreekse invloed hebben op de verwerking van de dossiers.

De werkingskosten van de Rijksdienst (fonds en stelsel) worden geraamd op ongeveer euro 19,3 miljoen.

Ambtshalve uitbetaling van het vakantiegeld De uitbetaling van het vakantiegeld aan een arbeider of leerling-arbeider die daarop recht heeft, gebeurt ambtshalve , d.w.z. zonder voorafgaande aanvraag van de betrokkene, op basis van de RSZ-aangiften die aan de RJV worden bezorgd via het netwerk van de sociale zekerheid. Het vakantiegeld wordt aan de arbeider uitgekeerd op de vakantiedatum die meegedeeld wordt door de werkgever. In geval van splitsing van de vakantie, wordt het vakantiegeld uitgekeerd op het ogenblik waarop hij zijn hoofdvakantie neemt en ten vroegste op 2 mei (koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de loonarbeiders, art. 23 § 1). Alle betalingen worden trouwens verricht tegen uiterlijk 30 juni; dit is de datum waarop de laatste binnengekomen en nog niet-gevaloriseerde aangiften (zelfs de onvolledige) voor het lopende dienstjaar verwerkt worden met het oog op de uitbetaling.

Uitbetaling van het gewaarborgd vakantiegeld Indien de werkgever nalaat de nodige bijdragen voor het vakantiegeld te betalen of in geval van faillissement van de onderneming, heeft de arbeider niettemin recht op een gewaarborgd vakantiegeld.

In geval van overlijden blijft het recht op vakantiegeld verworven voor de rechthebbende(n), erfgena(a)m(en) van de arbeider.

In geval van ontslag tijdens een gelijkstelbare periode, wordt de uitbetaling van het uitgesteld loon (enkel vakantiegeld) en van het dubbel vakantiegeld voor de maximumduur van de gelijkstelbare periode gewaarborgd door het jaarlijkse vakantiestelsel.

Indien de gelijkstelbare periode niet volledig door de werkgever werd aangegeven maar het recht bestaat, zal de RJV de volledige periode gelijkstellen, ongeacht of deze al dan niet door de werkgever werd aangegeven.

Het vakantiegeld wordt tegen de voorziene datum uitbetaald, op basis van de daartoe beschikbare gegevens, zelfs indien de RJV niet beschikt over alle gegevens die betrekking hebben op een volledig vakantiedienstjaar.

Uitbetaling volgens de door de arbeider gewenste modaliteiten De RJV verricht de uitbetaling op de door de arbeider gekozen wijze, hetzij door overschrijving op een financiële rekening, hetzij met een circulaire cheque; daarbij wordt een grote soepelheid aan de dag gelegd om rekening te houden met veranderingen van rekeningnummer of van betalingsmodaliteit.

Opdat deze dienstverlening aan de arbeider op een snelle en veilige manier zou kunnen verlopen, werden speciale procedures uitgewerkt.

Aan iedere nieuwe arbeider wordt op geregelde tijdstippen een document toegestuurd waarmee hij de RJV in kennis kan stellen van de wijze waarop zijn vakantiegeld moet worden uitbetaald.

Arbeiders die in het buitenland verblijven De RJV betaalt ook het vakantiegeld uit van de arbeiders die niet of niet meer in België wonen; de vereffening van die vakantiegelden gebeurt op hetzelfde ogenblik als die van de werknemers die in ons land verblijven. Ook in dat geval bestaat de keuzemogelijkheid van uitbetaling via een internationale cheque of via overschrijving op een buitenlandse bankrekening.

Artikel 5 : Doelstelling van de opdracht en deelaspecten De RJV staat borg voor een legitieme, stipte, geglobaliseerde, correcte en ambtshalve uitbetaling van het vakantiegeld, op een efficiënte, klantvriendelijke en duidelijk gemotiveerde wijze.

Verbintenis 1. - Legitiem karakter van het recht op vakantiegeld Verworvenheden van de RJV De arbeiders ontvangen vakantiegeld op basis van de prestaties die zij tijdens het vakantiedienstjaar hebben verricht. Voor valorisatie komen niet alleen de effectief gewerkte dagen in aanmerking, maar ook de inactiviteitsdagen welke in toepassing van de wetgeving en de reglementaire bepalingen inzake de jaarlijkse vakantie worden gelijkgesteld met effectief gepresteerde dagen (zoals ziektedagen, arbeidsongeval, economische werkloosheid, enz.).

Vóór de uitbetaling worden alle prestaties aan een eerste geparametriseerde informaticacontrole onderworpen. De prestaties die niet door de informaticacontrole geraken, worden vervolgens een tweede keer - ditmaal manueel - gecontroleerd, waarna ze ofwel worden gedeblokkeerd, ofwel wordt er bijkomende informatie over gelijkstelbare dagen ingezameld via de verschillende netwerkbestanden, bij de werkgever, bij de werknemer of bij de bevoegde instelling.

Desgevallend worden ze verworpen. Enkel correcte en onverdachte prestaties worden automatisch gevaloriseerd, waardoor onverschuldigde betalingen kunnen worden vermeden.

De controles worden dus systematisch uitgevoerd, weliswaar onder voorbehoud van een niet voorziene wijziging van de reglementering die het beheer zou verstoren van één of meer gegevenssoorten die volgens de gebruikelijke procedures werden verwerkt, of onder tijdsdruk omwille van de nakende vereffeningsperiode.

Om de prestaties te controleren worden de door de werkgevers aangegeven periodes vergeleken met de attesten. Het vakantiefonds verkrijgt deze attesten ambtshalve of, zonodig, op aanvraag, naar aanleiding van de verificatie van de prestaties. In 2000 werden meer dan 120 000 attesten (83 678 in 1995) gecontroleerd en gecodeerd om het recht van de betrokken werknemers na te gaan.

Gezien de betaling ambtshalve wordt uitgevoerd en de begunstigde niet wordt geïdentificeerd op grond van een aanvraag, worden ook de signaletiekgegevens van de arbeiders nauwgezet onderzocht en, waar nodig, geactualiseerd.

In 2000 kon, voor het einde van de vereffeningsperiode, dankzij een onderzoek van de dienst signaletiek, de identiteit van 2 856 van de 5 459 niet-geïdentificeerde arbeiders worden achterhaald ( 52,31 % ).

Hierdoor was het mogelijk het vakantiegeld te betalen binnen de gestelde termijnen. Die identificatie werd via het netwerk meegedeeld aan de andere sectoren van de sociale zekerheid.

Kort voor de verjaring van een vakantiedienstjaar en voor zover er intussen nog geen identificatie mogelijk was, wordt daartoe een laatste zoekactie ondernomen door de dienst signaletiek. In 2000 kon alzo nog aan ongeveer 9,52 % van de niet-geïdentificeerde gevallen, voor het vakantiedienstjaar 1996, vakantiegeld worden uitbetaald.

Bij de verzending van de fiscale fiches tussen februari en april wordt aan iedere arbeider gevraagd de RJV in kennis te stellen van de juistheid van zijn persoonlijke gegevens (adres, naam, taalrol, eventueel bankrekeningnummer); op die manier wordt vermeden dat de uitbetaling vertraging zou oplopen ingevolge een wijziging die niet is opgenomen in de signaletiek- of betalingsgegevens. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de aandacht te vestigen op het feit dat een betaling via overschrijving op een bankrekening veiliger is voor de werknemer dan de uitbetaling via circulaire cheque (minder kans op diefstal of verlies).

De RJV verbindt zich ertoe * Het bestaande kwaliteitsniveau te handhaven.

Percentage niet-geïdentificeerde ter-nrs door CIMIRe. waarvan de identificatie gebeurde door de RJV voor de jaren 1998 tot 2000, voorzieningen voor 2001 en doelstellingen voor de jaren 2002 tot 2004 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 8 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

^