Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 januari 2001
gepubliceerd op 10 februari 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de pannenbakkerijen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012986
pub.
10/02/2001
prom.
07/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/07/2000012986/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de pannenbakkerijen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de pannenbakkerijen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 januari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999 Arbeidsvoorwaarden in de pannenbakkerijen (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51350/COF/113.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité van de pannenbakkerijen. HOOFDSTUK II. - Uurlonen

Art. 2.a) De uurlonen worden op 1 juni 1999 verhoogd met 5 BEF per uur voor de n.v. Littoral en voor de n.v. Koraton; b) De uurlonen worden op 1 juni 1999 met 2 BEF per uur verhoogd voor de n.v. Pottelberg en de s.a. Tuileries du Hainaut; c) De uurlonen worden op 1 januari 2000 verhoogd met 3 BEF per uur voor alle arbeiders die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen.

Art. 2bis.Categorieën en bruto minimumuurlonen per 1 januari 1999 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.Starter. Een starter is een werkman die onder gelijk welke vorm van contract één van de bedrijven komt vervoegen. De werknemer die van het ene bedrijf naar het andere overstapt, wordt niet beschouwd als een starter. Er wordt onderscheid gemaakt in het verwerven van het functieloon tussen een productiearbeider en een technisch arbeider. De productiearbeider start aan het basisloon en krijgt vanaf de 5de week het loonverschil ten opzichte van zijn/haar functieloon uitbetaald in premie. Na 6 maanden in die functie krijgt hij/zij het bijbehorend functieloon. Een technisch arbeider start aan het basisloon en krijgt geen premie. Zijn/haar loon evolueert van categorie 1 naar categorie 4 na 6 maanden en na 12 maanden krijgt hij/zij het loon van categorie 7.

Art. 4.De verloning van studentenarbeid wordt vastgelegd op 90 pct. van het functieloon. HOOFDSTUK III. - Arbeid in ploegen

Art. 5.De werklieden die in drie opeenvolgende ploegen werken genieten een premie van 8 pct. berekend op het werkelijk verdiend loon. De overlonen welke eventueel voor het werk op zondag worden toegekend, zijn uitgesloten voor deze berekening.

Enkel de werklieden van de N.V. Pottelberg die in een onderbroken drieploegenstelsel werken met een onderbreking in het midden en op het einde van de week, genieten een premie van 8 pct. berekend op het werkelijk verdiend loon.

Art. 6.De werklieden die in twee ploegen werken - één voor- en/of één namiddag - genieten een toeslag van 6 pct.

Het ploegenstelsel kan zich uitstrekken tot een deel van de zaterdagnamiddag. De werklieden die de zaterdagvoormiddag opkomen, genieten voor de zaterdag een bijkomende premie van 8 pct. berekend op het werkelijk verdiend loon.

Art. 7.Voor het werk op zon- en feestdagen wordt een loonbijslag van 100 pct. toegekend. HOOFDSTUK IV. - Minderjarigen

Art. 8.Het minimumloon van de minderjarige werklieden wordt vastgesteld op volgende percentages, berekend op het uurloon van de meerderjarige werklieden van dezelfde categorie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De minderjarige werkman die werk verricht met het normaal rendement voorzien voor de volwassene ontvangt het loon van de volwassene. HOOFDSTUK V. - Kort verzuim

Art. 9.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 juli 1970, 22 juli 1970, 18 november 1975, 16 januari 1978, 12 augustus 1981, 8 juni 1984 en 27 februari 1989, betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheid ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen en burgerlijke opdrachten, hebben de werklieden het recht het werk te verzuimen, met behoud van hun normaal loon voor de hiernavolgende redenen en voor een als volgt vastgestelde duur : a) Overlijden van echtgenote of echtgenoot of van inwonende kinderen : vanaf de dag van het overlijden tot de dag van de begrafenis met een maximum van vier dagen.b) Syndicale opdrachten : de verloren uren voor het uitoefenen van opdrachten ingevolge syndicale opdrachten in het kader van het paritair comité. HOOFDSTUK VI. - Arbeidsduur

Art. 10.De wekelijkse arbeidsduur is bepaald op achtendertig uren.

De wekelijkse arbeidsduur wordt verdeeld over de eerste vijf dagen van de week.

Hij mag gespreid worden tussen de maandagmorgen en de zaterdagmorgen voor de werklieden welke ploegenarbeid verrichten.

Voor de werklieden van de N.V. Pottelberg, welke vermeld onder artikel 5, 2de lid en artikel 6, 2de lid mogen de ploegen gespreid worden tussen de maandagmorgen en de zaterdagnamiddag. HOOFDSTUK VII. - Bestaanszekerheid

Art. 11.Aan de werklieden wordt een bestaanszekerheidsvergoeding toegekend.

Art. 12.Het recht op bestaanszekerheidsuitkeringen wordt toegepast vanaf het ogenblik dat de werkman door de firma gedeeltelijk werkloos werd gesteld.

Art. 13.Hebben recht op deze bestaanszekerheidsuitkering, alle werklieden die, onafgezien van hun leeftijd, minstens drie maanden anciënniteit in de onderneming of in de nijverheid tellen.

Art. 14.De gewettigde afwezigheidsdagen worden met gewerkte dagen gelijkgesteld.

Art. 15.De bestaanszekerheidsvergoeding in geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens technische of economische werkloosheid en wegens slecht weer bedraagt 191 BEF per dag met een maximum van 150 dagen.

Art. 16.Het bedrag van de bestaanszekerheid wordt bij elke nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst aangepast.

De acht kwartaalindexen van de voorbije twee jaren worden opgeteld en het bedrag van de bestaanszekerheid wordt conform de loonindexatie aangepast.

Art. 17.In geval van ontslag is het ondernemingshoofd ertoe gehouden aan de werkman een toeslag van 191 BEF per vergoede werkloosheidsdag uit te keren naar rato van één dag per drie gepresteerde dagen gedurende maximum 75 werkdagen vanaf de dag van het definitief ontslag.

Art. 18.Bij verandering van werkgever vervalt het recht op bestaanszekerheidsuitkering en dit van zodra de werkman een arbeidsovereenkomst afsluit in een onderneming die niet onder het toepassingsgebied valt van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De werkman behoudt evenwel zijn verworven recht op bestaanszekerheidsuitkering bij zijn vroegere werkgever wanneer hij een arbeidsovereenkomst afsluit in een onderneming die eveneens onder de toepassing valt van deze collectieve arbeidsovereenkomst met inachtneming van het maximum van 150 werkdagen, bepaald onder artikel 15.

Art. 19.Het recht op bestaanszekerheidsuitkeringen vervalt verder : a) bij het vrijwillig verbreken van de arbeidsovereenkomst door de werkman;b) bij ontslag om dringende redenen;c) bij brugpensionering en bij op pensioenstelling.

Art. 20.De bestaanszekerheidsuitkeringen worden betaald op de normale datum van de uitbetalingen van het loon. De betalingen gebeuren op vertoon van het formulier, door de werkgever bij afdanking verstrekt, waarop door de organisatie belast met de betaling van de werkloosheidsuitkeringen de vergoede werkloosheidsdagen zijn aangegeven en waarop eveneens de ontvangen uitkering van de bestaanszekerheid wordt vermeld.

Art. 21.Op gebeurlijk verzoek van de werkgever, dienen de werklieden die het voordeel der bestaanszekerheidsuitkering genieten, onmiddellijk de arbeid te hervatten, met inachtneming nochtans van de wettelijke opzeggingsperiode in het geval zij een andere arbeidsovereenkomst zouden afgesloten hebben. In geval van weigering verliezen zij bij bedoelde werkgever het recht op bestaanszekerheidsuitkering.

Art. 22.Alle onvoorziene of twijfelachtige gevallen kunnen steeds aan de directie van de onderneming worden voorgelegd of ter bespreking aan het paritair subcomité worden onderworpen. HOOFDSTUK VIII. - Eindejaarspremie

Art. 23.De werklieden hebben recht op een eindejaarspremie waarvan het bedrag voor 1999 en 2000 gelijk is aan het bedrag van het loon van 164,66 uren arbeid, berekend op basis van het gemiddelde der conventionele uurlonen, van toepassing op respectievelijk 1 december 1999 en 1 december 2000.

De werklieden die op 31 december 1999 en 2000 in het personeelsregister van de ondernemingen zijn ingeschreven en die effectief werk hebben verricht in 1999 en 2000 kunnen op de betaling van de eindejaarspremie aanspraak maken.

De premie wordt uitgekeerd in verhouding tot de gewerkte maanden.

Onder gewerkte maand wordt verstaan, de maand gedurende dewelke de werkman minimum tien werkdagen telt.

De werkman die vrijwillig de arbeidsovereenkomst heeft verbroken behoudt zijn recht op de eindejaarspremie in verhouding tot de gewerkte maanden.

Worden gelijkgesteld met werkdagen : de dagen van ziekte en ongeval tot een maximum van één jaar en van gedeeltelijke werkloosheid gedurende de jaren 1999 en/of 2000.

De in 1999 en 2000 gepensioneerde werklieden hebben eveneens recht tot een beloop van de gepresteerde tijd gedurende het voornoemde jaar.

Alsmede de werklieden welke in de loop van 1999 en 2000 hun brugpensioen hebben bekomen.

De eindejaarspremie wordt betaald tussen 16 en 20 december van het referentiejaar. HOOFDSTUK IX. - Voordelen aan gesyndiceerden

Art. 24.Betaling van de bijdrage en van de premie. Teneinde de nodige fondsen te verzamelen, met het oog op de uitkering van de verschillende voordelen, storten de betrokken ondernemingen aan het fonds voor bestaanszekerheid een jaarlijkse bijdrage gelijk aan 1,25 pct. van de gedurende het jaar betaalde brutolonen en van de betalingen voor de gelijkgestelde prestaties.

De stortingen dienen elk trimester te gebeuren. Per kalenderjaar worden door de werkgever aan het fonds voor bestaanszekerheid de samenvattende lijsten overgemaakt met de namen, de adressen en betaalde brutolonen van de werklieden tewerkgesteld in de respectievelijke eenheden.

Eens in het bezit van de fondsen, gaat het fonds voor bestaanszekerheid over tot de uitkering van de premie aan de gesyndiceerden vermeld op voornoemde naamlijsten.

De syndicale premie bedraagt 3 750 BEF in 1999 en 4 000 BEF in 2000.

De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid zal begin 2000 de beslissing nemen om eventueel de premie op 4 200 BEF te brengen.

De rechthebbenden zijn : - de werklieden met minimum één jaar aansluiting bij een vakbond; - de weduwe van een tijdens het jaar waarop de premie betrekking heeft, gesyndiceerde gestorven werkman; - de gesyndiceerde werklieden, welke in de loop van het jaar op brugpensioen gaan, hebben eveneens recht op de syndicale premie en dit tot op het ogenblik van de leeftijd waarop het wettelijk pensioen een aanvang neemt; - de gesyndiceerde werklieden die ziek zijn of getroffen zijn door een arbeidsongeval; - de gesyndiceerde werklieden die slechts een gedeelte van het jaar waarop de premie betrekking heeft gewerkt hebben, ontvangen slechts een premie naar rata van hun loon tijdens dat jaar.

Art. 25.Andere sociale voordelen. a) Een enige premie bij overlijden of bij het op rust gaan (het cumuleren van beide is uitgesloten), van 500 BEF per jaar lidmaatschap in de vakbond van 1 april 1959 af en met een maximum van 10 000 BEF mits zij minimum een jaar tewerkgesteld zijn geweest in de pannennijverheid. Er wordt geen vergoeding toegekend voor de periodes van gelijkstelling buiten de arbeidsovereenkomst (bijvoorbeeld brugpensioen, brugrustpensioen, volledige werkloosheid, enz.).

Worden gelijkgesteld met rechthebbenden op de uitkering van de bedoelde premie voor gepensioneerden : de werklieden en werksters die, op het ogenblik van de pensionering volledig werkloos zijn ingevolge een beslissing getroffen door een werkgever van een onderneming in de pannenindustrie.

De premie wordt uitbetaald na ingaan van het wettelijk pensioen, conventioneel brugpensioen of overlijden. b) Een premie bij huwelijk van 1 000 BEF per jaar lidmaatschap met een maximum van 6 000 BEF op voorwaarde tewerkgesteld te zijn in de pannennijverheid op de datum van het huwelijk en er minstens een jaar ononderbroken verbonden te zijn geweest door een arbeidsovereenkomst.c) Een aanvullende vergoeding bij arbeidsongeval of langdurige ziekte. - Deze aanvullende vergoeding wordt, vanaf de eenendertigste dag van de werkongeschiktheid, uitgekeerd. Deze bedraagt 144 BEF per dag voor de werklieden met een maximum van 150 dagen wat de slachtoffers van een arbeidsongeval betreft en met een maximum van 150 dagen, voor wat de langdurige zieken betreft. - Bij dodelijk arbeidsongeval wordt een aanvullende vergoeding uitgekeerd van 20 000 BEF. d) Een vakantievergoeding aan gepensioneerden.1) Kunnen aanspraak maken op deze vergoeding : de werklieden die de leeftijd hebben van ten minste 60 jaar en een rustpensioen genieten hun toegekend overeenkomstig de wettelijke bepalingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers zoals zij vanaf 1 januari 1991 in voege zijn.2) De vergoeding wordt toegekend onder voorwaarde : - van een tewerkstelling van ten minste 10 jaar in een onderneming van de pannenindustrie in de 20 jaar die de datum van het wettelijk pensioen voorafgaan; - dat de laatste werkgever behoort tot de sector van de pannenindustrie. 3) Het jaarlijks bedrag van deze premie wordt vastgesteld op 4 000 BEF voor de gepensioneerden.Het onvolledig jaar wordt betaald pro rata van het aantal maanden van recht. De weduwen van gepensioneerden ontvangen 2 000 BEF. e) Er wordt een hospitalisatieverzekering afgesloten vanaf 1 januari 2000 voor de werknemers met een overeenkomst van onbepaalde duur.De modaliteiten en de financiering met betrekking tot die hospitalisatieverzekering zullen uitgewerkt en beslist worden in de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid vóór eind 1999.

Art. 26.Tijdens de maand december 1999 en 2000 zal aan alle werklieden een vormingspremie betaald worden van 10 BEF per gepresteerde of gelijkgestelde dag, met een maximum van 2 400 BEF per jaar.

De werknemers die gedurende het jaar op brugpensioen gingen of ontslagen werden om redenen onafhankelijk van hun wil, behalve om dringende redenen, genieten de premie naar rato van het aantal gepresteerde dagen.

Art. 27.Betwistingen.

De gevallen van betwisting betreffende de interpretatie van huidige uitvoeringsmodaliteiten kunnen beslecht worden door de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK X. - Werkkleding

Art. 28.De werklieden hebben recht op een paar werkschoenen per jaar, te verstrekken tijdens de maand april.

Art. 29.Er wordt, door toedoen van een kledingfonds, een vergoeding betaald voor kledij, andere dan werkkledij, van 3 250 BEF eind mei 1999 en eind november 2000 aan alle werklieden ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen en dit volgens de beperkende lijst van uitgaven die bij de onderneming aftrekbaar en bij de genieters niet belastbaar zijn (Belgisch Staatsblad van 28 november 1986, bladzijde 16199, alinea 5). HOOFDSTUK XI. - Anciënniteitsverlof

Art. 30.Aan alle werklieden welke ononderbroken tien jaar anciënniteit hebben in een of meerdere ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen, zal één dag anciënniteitsverlof worden toegekend. Voor de betrokkenen die ononderbroken vijftien jaar anciënniteit hebben is dit twee dagen. De werknemers die 25 jaar ononderbroken anciënniteit hebben, hebben recht op 3 dagen anciënniteitsverlof. HOOFDSTUK XII. - Mobiliteit

Art. 31.De bestaande collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1975 tot vaststelling van de werkgeversbijdrage in de vervoerkosten van de werknemers, wordt integraal verdergezet.

Anderzijds wordt, met ingang van 1 juni 1999, in het kader van een mobiliteitsplan en ter vervanging van bovenvernoemde vergoeding, een fietsvergoeding toegekend van 3 BEF per km aan alle werknemers die zich minstens 75 pct. van de arbeidsdagen met de fiets naar het werk begeven. HOOFDSTUK XIII. - Koppeling van de lonen en toeslagen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 32.Alle lonen en toeslagen van de werklieden worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 33.De aanpassing van de lonen en toeslagen gebeurt vier maal per jaar, per 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. In geval van negatieve evolutie van het indexcijfer, zullen de bepaling van artikel 37 worden toegepast.

Art. 34.Bij het begin van elk kalenderkwartaal wordt de referte-index opgesteld. Hij wordt bekomen door het rekenkundig gemiddelde te berekenen van de drie indexcijfers van het vorige kwartaal. De berekening gebeurt tot op twee decimalen zonder enige afronding.

De lonen worden vermenigvuldigd met het quotiënt verkregen door het referte-indexcijfer van het laatste kwartaal te delen door het referte-indexcijfer van het voorlaatste kwartaal.

Voormeld quotiënt wordt berekend op vier decimalen zonder afronding.

De lonen en toeslagen, berekend volgens de hiervoor bepaalde modaliteiten, worden afgerond naar de hogere of lagere deciem al naar gelang de centiemen 5 bereiken of lager zijn dan 5. In toepassing van de voorgaande bepalingen geldt volgend voorbeeld.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 35.Wanneer bij de aanvang van een periode gelijktijdig een verhoging, voortvloeiend uit de bepalingen betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, en een andere verhoging van de lonen moet toegepast worden, wordt de verhoging ingevolge de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen toegepast nadat de lonen met de overeengekomen verhoging werden aangepast.

Deze bepaling geldt niet voor de eerste loonsverhoging in toepassing van een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst die samenvalt met de aanvang van een periode.

Art. 36.De in deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde lonen en toeslagen stemmen overeen met het referte-indexcijfer 102,75, zijnde het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen voor de maanden oktober, november en december 1998.

Art. 37.Slechts indien de cumul van opeenvolgende negatieve indexen 1 pct. bereikt, zullen deze negatieve indexen worden toegepast, met andere woorden de lonen zullen aangepast worden volgend deze negatieve index. HOOFDSTUK XIV. - Aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling.

Verlenging van de akkoorden 1983/1984/1985/198 6.

Art. 38.In geval van economische redenen en/of mogelijke herstructureringen en vooraleer over te gaan tot definitieve afvloeiingen, zullen de mogelijkheden onderzocht worden om gebruik te maken van het stelsel van economische werkloosheid.

Art. 39.Arbeidsduur.

De arbeidsduur wordt verminderd door toekenning aan elke werknemer van één dag compensatieverlof voor de jaren 1999 en 2000.

Deze dag wordt verworven door de werknemers in dienst in de jaren 1999 en/of 2000 en die minstens vier weken anciënniteit hebben.

Deze dag wordt genomen zoals overeengekomen in de ondernemingsraad. De toegekende bijkomende compensatiedag wordt door de werkgever betaald op het ogenblik dat hij genomen wordt en dit volgens de berekeningswijze voorgeschreven door de wetgeving op de betaalde feestdagen.

Art. 40.Tewerkstelling.

Er zullen geen afdankingen om economische of technische redenen doorgevoerd worden gedurende deze collectieve arbeidsovereenkomst. Het refertecijfer is bepaald op 1 mei 1997 aan de hand van de officiële Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-staten en bedraagt : N.V. Koraton : 15 N.V. Littoral : 67 N.V. Pottelberg : 190 N.V. Tuileries du Hainaut : 57 In totaal voor alle bedrijven die vallen onder de collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Subcomité voor de pannenbakkerijen betekent dat 329 equivalente voltijdse contracten, inclusief 7 langdurig zieken.

Wel te begrijpen dat in geval van onverwachte en onvoorziene omstandigheden (onder andere sluiting van een afdeling of van een onderneming) besprekingen zullen gevoerd worden met de vakbonden en dat er eventueel kan afgeweken worden van deze overeenkomst.

Art. 41.Brugpensioen.

De werklieden die 58 jaar worden in 1999 en 2000, kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 tot uitvoering van een regeling voor aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad (koninklijk besluit van 16 januari 1975 - Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975) en bij toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).

Art. 42.Voltijds brugpensioen kan aan 56 jaar onder volgende voorwaarden : - 33 jaar anciënniteit in loondienst; - En sedert tenminste 20 jaar in ploegenarbeid met nachtprestaties (collectieve arbeidsovereenkomst nr 46) (minimum 75 nachten per jaar); - slechts 2 personen per jaar per onderneming of meer in overleg met de directie (indien meerdere personen in aanmerking komen, krijgt de oudste de prioriteit).

Art. 43.Halftijds brugpensioen.

De werklieden met een voltijdse tewerkstelling en die 57 jaar worden in 1999 en 2000 kunnen, in het kader van einde loopbaan - overdracht van kennis, opleiding en vorming van jongeren - hun arbeidsprestaties halveren in het kader van een halftijds brugpensioen. HOOFDSTUK XV. - Nieuwe overeenkomsten ter bevordering van de tewerkstelling in 1999 en 2000

Art. 44.De partijen komen overeen de collectieve arbeidsovereenkomsten voor tewerkstelling gesloten in 1983/1984 - 1985/1986 te verlengen volgens de strikte interpretatie van de term "verlenging", namelijk : de personen die aangeworven werden in het raam van deze akkoorden zullen in dienst gehouden worden tijdens de duur van de nieuwe overeenkomst, of vervangen in geval van vertrek.

Art. 45.Wat de ondernemingen betreft die ressorteren onder dit Paritair Subcomité wordt inzake loopbaanonderbreking verwezen naar de bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998.

Art. 46.Tewerkstelling onder de vorm van interimarbeid zal worden beperkt. Tijdens overbruggingsperioden die lopen voor het opstarten van een nieuwe productie-eenheid zal bij voorrang de regeling arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur worden toegepast. HOOFDSTUK XVI. - Slotbepaling

Art. 47.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 2001 De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage Vorming en opleiding - Preventief stressbeleid De partijen zijn akkoord om een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten die handelt over deze materies.

In deze collectieve arbeidsovereenkomst betreffende verdergezette en bijkomende inspanning voor de permanente vorming zullen doelstellingen worden geformuleerd.

Tevens zal een paritair samengestelde werkgroep worden opgericht die zal onderzoeken en voorstellen zal formuleren in verband met het bereiken van de eerder genoemde doelstellingen.

^