Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 april 2005
gepubliceerd op 12 mei 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de instelling van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bewakingsdiensten"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005200738
pub.
12/05/2005
prom.
07/04/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 APRIL 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de instelling van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bewakingsdiensten" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958, betreffende de fondsen van bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de instelling van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bewakingsdiensten".

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 april 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de bewakingsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003 Instelling van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bewakingsdiensten" (Overeenkomst geregistreerd op 3 februari 2004 onder het nummer 69665/CO/317) TITEL I. - Instelling

Art. 2.In toepassing van de wet van 7 januari 1958 stelt het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bewakingsdiensten" in, waarvan de statuten hierna worden bepaald.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vernietigt en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 1974, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997, geregistreerd op 6 november 1998 onder nummer 49408/CO/317.

Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een vooropzegtermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 april 2005.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

Bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003 van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten TITEL II. - Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel en duur

Artikel 1.Krachtens de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid en andere sociale fondsen is een "Fonds voor bestaanszekerheid van de bewakingsdiensten" "F.B.Z.B." opgericht, hierna "het fonds" genoemd.

Art. 2.De maatschappelijke en administratieve zetel is gevestigd te 1070 Brussel, Birminghamstraat 225.

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1. diverse sociale voordelen toe te kennen;2. de brugpensioenen te beheren;3. de verdeling en de uitkering van deze voordelen te verzekeren;4. rechtstreeks, in de plaats van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de wettelijke werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid te innen die verband houden met het fonds;5. alle verplichte aanvullende bijdragen te innen die het fonds toestaan bepaalde sociale voordelen uit te keren;6. elke opdracht te vervullen die het door de sociale partners zou worden toevertrouwd.

Art. 4.Het fonds wordt opgericht voor onbepaalde duur. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité nr. 317 voor de bewakingsdiensten vallen, ongeacht of de werking ervan al dan niet is toegestaan door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en op hun werkliedenpersoneel, en voor bepaalde opdrachten op het bediendepersoneel. HOOFDSTUK III. - Voordelen en begunstigden a) Vakbondspremie.

Art. 6.De mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel die lid zijn van een vakbondsorganisatie hebben recht op een jaarlijkse vakbondspremie die wordt vastgelegd door een collectieve arbeidsovereenkomst, die wordt gesloten binnen het Paritair Comité nr. 317 voor de bewakingdiensten.

De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door een Huishoudelijk Reglement "H.R."

Art. 6bis.De mannelijke en vrouwelijke bedienden die lid zijn van een vakbondsorganisatie hebben recht op een jaarlijkse vakbondspremie die wordt vastgelegd door een collectieve arbeidsovereenkomst, die wordt gesloten binnen het Paritair Comité nr. 317 voor de bewakingdiensten.

De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door een Huishoudelijk Reglement "H.R." b) Brugpensioen.

Art. 7.Indien hij/zij de toekenningsvoorwaarden vervult die zijn vastgelegd in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de brugpensioenen kan een mannelijk of vrouwelijk lid van het werkliedenpersoneel vragen de voordelen te mogen genieten die verbonden zijn aan het brugpensioen.

De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door een Huishoudelijk Reglement "H.R." c) Buitengewone vakantie-uitkeringen.

Art. 8.Een buitengewone vakantie-uitkering wordt jaarlijks toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel.

Zij is gelijk aan 8,33 pct. van het brutojaarinkomen à 100 pct. en is gebaseerd op een referentieperiode, gelegen tussen de 1ste oktober van het vorige jaar en de 30ste september van het lopende jaar.

Behalve wat de bedrijfsvoorheffing betreft die verschuldigd is op het geheel van de buitengewone vakantie-uitkeringen, is slechts 5,33 pct. van de buitengewone vakantie-uitkering onderworpen aan de bijdragen voor de sociale zekerheid.

De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door een Huishoudelijk Reglement "H.R." d) Aanvullende pensioenuitkering.

Art. 9.Een aanvullende uitkering wordt toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel die economisch werkloos zijn.

De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door een Huishoudelijk Reglement "H.R." HOOFDSTUK IV. - Uitkering van de voordelen en administratie

Art. 10.Behalve de brugpensioenvergoedingen en de diverse voordelen die worden toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel die niet zijn aangesloten bij een vakbond zijn de nationale vakbondsorganisaties belast met de uitkering van de voordelen waarin de bovenstaande artikelen voorzien.

De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door een Huishoudelijk Reglement "H.R."

Art. 11.Het fonds neemt alle vereiste administratieve maatregelen opdat de sommen die nodig zijn om de diverse voordelen te kunnen uitkeren op de voorziene datum die elk jaar door de raad van bestuur van het fonds wordt vastgelegd ter beschikking worden gesteld van de nationale vakbondscentrales voor werklieden.

Art. 12.Daartoe doen de betrokken nationale vakbondscentrales uiterlijk tegen 15 november aan het fonds een schriftelijke aanvraag toekomen met opgave van het voorschot dat zij wensen te ontvangen met het oog op de uitkering van de diverse voordelen aan hun aangeslotenen.

Desnoods kunnen de nationale vakbondscentrales voor werklieden om een bijkomend voorschot verzoeken.

Uiterlijk tegen 1 maart van het jaar daarop wordt door de nationale vakbondscentrales aan het fonds een eindafrekening gericht.

Art. 13.Aan de representatieve vakbondsorganisaties voor de werklieden wordt een vergoeding toegekend, bepaald door het huishoudelijk reglement "H.R.", teneinde de kosten te dekken die worden veroorzaakt door de uitkering aan hun aangeslotenen van de diverse voordelen waarin de artikelen 6, 7, 8, 9 voorzien.

Op het geheel van de voordelen die bestemd zijn voor de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel die niet zijn aangesloten bij een vakbond houdt het fonds een vergoeding in, zoals bepaald in het Huishoudelijk Reglement "H.R."

Art. 14.Bij het begin van het volgende jaar en nadat het van de nationale vakbondsorganisaties voor werklieden een exemplaar heeft teruggekregen van alle formulieren, stelt het fonds een belastingfiche op met betrekking tot de buitengewone vakantie-uitkeringen.

De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door een Huishoudelijk Reglement "H.R."

Art. 15.Bij het begin van het jaar na de datum van uitgifte van het formulier en nadat het van de nationale vakbondsorganisaties een exemplaar heeft teruggekregen van alle formulieren voor de uitkering van de vakbondspremie aan het bediendepersoneel gaat het fonds over tot de terugbetaling aan de vakbondsorganisaties van de bedragen van de vakbondspremie voor het bediendepersoneel.

Aan de representatieve vakbondsorganisaties voor de bedienden wordt een vergoeding toegekend, bepaald door het Huishoudelijk Reglement "H.R.", om de kosten te dekken die worden veroorzaakt door de uitkering aan hun aangeslotenen van de diverse voordelen waarin het artikel 6bis voorziet.

De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door een Huishoudelijk Reglement "H.R." HOOFDSTUK V. - Bedragen van de werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn aan het fonds en de inning ervan door het fonds

Art. 16.De werkgevers, bedoeld in artikel 5 zijn ertoe gehouden werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid te betalen die speciaal bestemd zijn voor het fonds.

Deze bijdragen die rechtstreeks aan het fonds moeten worden betaald, hebben tot doel de oogmerken van het fonds te financieren.

Art. 17.Het totale bedrag van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid die door de werkgevers, bedoeld in artikel 5, verschuldigd zijn aan het fonds is een percentage berekend op het bedrag van de totale loonsom à 100 pct. van de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel, door de raad van bestuur van het fonds eenparig bepaald en bekrachtigd door het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Art. 18.Elke wijziging van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid die bestemd zijn voor het fonds, moet het voorwerp zijn van een beslissing van de raad van bestuur van het fonds en worden bekrachtigd door het paritair comité.

Art. 19.Krachtens artikel 6, § 1, van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid moeten de werkgevers maandelijkse aanbetalingen doen.

Art. 20.Vanaf het begin van het tweede kwartaal 1996 zijn dit de uiterste data waarop het fonds in het bezit moet zijn van de aanbetalingen inzake de bijdragen voor de sociale zekerheid : - voor het 1e kwartaal : 5 februari, 5 maart, 5 april en 30 april (saldo); - voor het 2e kwartaal : 5 mei, 5 juni, 5 juli en 31 juli (niet uitstelbaar saldo); - voor het 3e kwartaal : 5 augustus, 5 september, 5 oktober en 31 oktober (saldo); - voor het 4e kwartaal : 5 november, 5 december, 5 januari en 31 januari (saldo).

De maandelijkse aanbetalingen zijn gelijk aan 30 pct. van de bijdragen die verschuldigd zijn voor het voorlaatste kwartaal.

Wat de werkgevers betreft waarvan de totale bijdragen voor de maatschappelijke zekerheid die voor het voorlaatste kwartaal verschuldigd zijn aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid niet meer bedroegen dan 6.197,34 EUR blijven de kwartaalbetalingen echter van toepassing en de bijdragen die aan het fonds zijn verschuldigd moeten uiterlijk vóór 30 april, 31 juli (niet uitstelbaar), 31 oktober en 31 januari bij het fonds toekomen.

Indien de werkgever voor het voorlaatste kwartaal aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geen enkele werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid verschuldigd was, is het bedrag van de maandelijkse aanbetalingen het tarief dat door het fonds wordt toegepast op grond van een forfaitair bedrag van 421,42 EUR per werkne(e)m(st)er die door de betrokken werkgever tijdens de vorige maand werd tewerkgesteld.

Art. 21.De werkgevers zijn ertoe gehouden uiterlijk vóór de laatste werkdag van de maand na het einde van elk kwartaal het fonds een kopie te doen toekomen van de R.S.Z.-aangifte en van het boekhoudplan met betrekking tot het voorbije kwartaal. HOOFDSTUK VI. - Verhoging en boete wegens laattijdige betaling, invordering

Art. 22.Zodra de data worden overschreden die zijn vastgelegd voor de betaling van de aanbetalingen en saldi van de sociale bijdragen die verschuldigd zijn aan het fonds wordt aan de betrokken werkgever automatisch een boete opgelegd.

Ingeval laatstgenoemde binnen de acht kalenderdagen vanaf de kennisgeving die door het fonds wordt verzonden, het totale verschuldigde bedrag niet betaalt, wordt overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 24 augustus 2000) van ambtswege een boete opeisbaar die in eenmaal moet worden betaald en die wordt berkend "per schijf" van de bijdragen die tijdens het betrokken kwartaal zijn aangegeven. Deze sanctie wordt als volgt toegepast : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 23.Overeenkomstig artikel 6 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders is op de onbetaalde sommen en op de verschuldigde boete eveneens een niet-terugbetaalbare verhoging verschuldigd die gelijk is aan het maandtarief dat door de R.S.Z. wordt toegepast.

Art. 24.Een werkgever kan per aangetekende brief, ter attentie van de beheerder van het fonds, minimum vijftien dagen vóór een van de voorziene vervaldagen het fonds verzoeken om een behoorlijk met redenen omklede extra termijn.

In dit geval en mits het fonds akkoord gaat, zal de voorziene boete door de werkgever niet verschuldigd zijn; de verhogingen blijven echter wel verschuldigd.

Door de betrokken werkgever kan worden verzocht om een plan tot aflossing van de schulden aan het fonds.

Tegen de beslissing van het fonds een plan tot aflossing van de schulden al dan niet toe te staan, is geen beroep mogelijk.

Indien het fonds heeft ingestemd met een plan tot aflossing van de schulden en de betrokken werkgever een van de overeengekomen vervaldagen niet naleeft, zal het fonds het totaal van de verschuldigde sommen onmiddellijk kunnen opeisen.

In dat geval zal door de betrokken werkgever gedurende een periode van een jaar om geen ander aflossingsplan kunnen worden verzocht.

Art. 25.Tegen de beslissing van het fonds al dan niet een uitstel van betaling toe te staan is geen beroep mogelijk.

Art. 26.De betalingsfaciliteiten en het uitstel van betaling die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de werkgevers of aan de sociale secretariaten worden toegestaan, worden in geen geval aanvaard voor de betaling van het gedeelte van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid dat rechtstreeks bestemd is voor het fonds.

Art. 27.Ingeval het fonds instemt met de opstelling van een plan tot aflossing van de schulden blijven de boete en de verhogingen verschuldigd.

Art. 28.Ingeval een werkgever ondanks alles aan het fonds werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid verschuldigd blijft, zullen de schulden worden ingevorderd via de bevoegde arbeidsrechtbank.

In dit geval zullen de boete en de verhogingen altijd door het fonds worden geëist.

Art. 29.Krachtens artikel 2 van de wet van 7 januari 1958 bezitten de fondsen voor bestaanszekerheid rechtspersoonlijkheid.

Art. 30.De bedragen die door het Fonds worden geïnd en die het totaal vormen van de bijdragen die door de werkgevers aan het fonds zijn verschuldigd, worden door het fonds als een goede huisvader beheerd.

Deze sommen zullen bij de bank worden belegd op rekeningen op korte, middellange of langere termijn, volgens de uitgaven die het fonds voorziet.

Door het fonds kan geen enkele andere belegging worden gedaan.

Art. 31.Aan de bestuurders zal op elke vergadering van de raad van bestuur een voorspelling betreffende de diverse termijnrekeningen worden bezorgd. HOOFDSTUK VII. - Uitkering van de prestaties, verjaring en uitsluiting

Art. 32.Overeenkomstig artikel 11 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid mag de uitkering van de prestaties in geen geval afhankelijk gesteld worden van de betaling, door één of meer werkgevers, van de bij artikel 4, 5°, van genoemde wet bepaalde bijdragen.

Art. 33.Overeenkomstig artikel 21, §§ 2 en 3, van dezelfde wet van 7 januari 1958 verjaart na drie jaar : 1° vanaf de datum waarop de bijdrage eisbaar wordt, de vordering tegen een werkgever wegens het niet-betalen van deze bijdrage;2° vanaf de datum waarop de prestatie moest worden uitgekeerd, de vordering van een gerechtigde tegen het fonds.

Art. 34.Overeenkomstig artikel 20 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid kan onverminderd de eventuele strafvervolging van het voordeel der prestaties, uitgekeerd door het fonds voor bestaanszekerheid, worden uitgesloten voor ten hoogste dertien weken, of zesentwintig weken in geval van herhaling, ieder die deze prestaties ten onrechte verkregen heeft of getracht heeft te verkrijgen, hetzij op grond van een onjuiste, onvolledige of laattijdige aangifte, hetzij door na te laten een aangifte te doen waartoe hij verplicht is, hetzij door een onjuist of vervalst bescheid over te leggen. HOOFDSTUK VIII. - Loonbeslagen

Art. 35.Een Huishoudelijk Reglement "H.R." bepaalt de toepassingsvoorwaarden betreffende de loonbeslagen. HOOFDSTUK IX. - Beheer

Art. 36.Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur die paritair is samengesteld uit 4 werkgeversafgevaardigden en 4 afgevaardigden van de representatieve organisaties voor werklieden ("ACV Voeding en Diensten") en ("De algemene centrale ABVV") waarvan de mandaten door elke groep worden voorgedragen aan de raad van bestuur en die door de algemene vergadering worden bekrachtigd.

Een afgevaardigde van de representatieve organisaties voor bedienden "ACV Voeding en Diensten" en ("De BBTK") wordt door elk van de vakbondsorganisaties voorgedragen als buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het fonds worden uitgevoerd voor het bediendepersoneel.

Twee werkgeversafgevaardigden worden door de B.V.B.O. (Beroepsverening der bewakingsondernemingen) voorgedragen als buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het fonds worden uitgevoerd voor het bediendepersoneel.

In afwachting van de bekrachtiging van de mandaten door de algemene vergadering worden laatstgenoemde voorlopig uitgeoefend.

Art. 37.Behalve wat de buitengewone bestuurders betreft, vervangen plaatsvervangers, vier bij de representatieve werknemersorganisaties en vier aan werkgeverskant, de bestuurders die verhinderd zijn.

Een zelfs tijdelijk verhinderd effectief lid kan worden vervangen door om het even welke plaatsvervanger van zijn groep.

Art. 38.De werkgeversafgevaardigden en de afgevaardigden van de representatieve vakbondsorganisaties voor de werknemers in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten worden uitsluitend en respectievelijk voorgedragen aan de raad van bestuur en afgezet door de groep waartoe zij behoren.

Art. 39.De effectieve bestuurders en de plaatsvervangers, alsmede de buitengewone bestuurders oefenen hun mandaat kosteloos uit en voor een duur van drie jaar.

Dit mandaat kan worden vernieuwd. Vóór de normale afloopdatum wordt het slechts beëindigd door het overlijden, het ontslag of de afzetting.

Een bestuurder kan op ieder ogenblik zijn ontslag aanbieden; dit dient te gebeuren per aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur.

Het mandaat neemt een einde vanaf de ontvangst van de aangetekende brief door de voorzitter.

Wanneer het mandaat van een bestuurder voortijdig een einde heeft genomen, wordt hij voorlopig vervangen door de plaatsvervanger van zijn groep tot op het ogenblik dat in zijn vervanging wordt voorzien.

Art. 40.De raad van bestuur van het fonds kiest een voorzitter onder de effectieve bestuurders die de groep vertegenwoordigen van de representatieve vakbondsorganisaties voor het werkliedenpersoneel.

Een ondervoorzitter wordt gekozen onder de bestuurders die de werkgeversgroep vertegenwoordigen.

De mandaten van de voorzitter en van de ondervoorzitter hebben een looptijd van drie jaar; achteraf kunnen zij maar eenmaal worden vernieuwd.

Art. 41.Ingeval de voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering van de raad van bestuur voorgezeten door de ondervoorzitter en in geval laatstgenoemde afwezig is, door de oudste bestuurder.

Art. 42.De raad van bestuur komt samen in de loop van de maanden maart, juni en oktober van ieder jaar. Een verruimde raad van bestuur, samengesteld uit de effectieve bestuurders van het fonds, alsmede uit de buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het fonds voor het bediendenpersoneel worden uitgevoerd komt samen in de loop van de maand september van ieder jaar.

Art. 43.Het fonds is maar rechtsgeldig vertegenwoordigd indien ten minste twee leden van elke groep aanwezig zijn.

Art. 44.De oproepingen, vergezeld van de agenda, worden ten minste vijften dagen vooraf verzonden.

Art. 45.Een zitting van de raad van bestuur kan altijd worden gehouden op andere data dan die welke hierboven zijn voorzien, op voorwaarde dat de aanvraag daartoe door de voorzitter wordt gedaan of aan laatstgenoemde door twee effectieve bestuurders, ongeacht de groep waartoe zij behoren.

Art. 46.Binnen de raad van bestuur en de algemene vergadering worden de beslissingen genomen met eenparigheid van stemmen van de bestuurders die bij de stemming aanwezig zijn.

Art. 47.Een stemming is slechts geldig indien zij betrekking heeft op een punt dat op de agenda is geplaatst.

Art. 48.Ingeval tijdens gelijk welke vergadering het quorum niet wordt gehaald, moet een tweede vergadering met dezelfde agenda worden gehouden in de loop van de volgende maand. Tijdens deze tweede vergadering kunnen de aanwezige leden dan rechtsgeldig stemmen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 49.De raad van bestuur die wordt vertegenwoordigd door de effectieve leden, bezit de meest ruime bevoegdheden om alle daden van beheer, bestuur en beschikking te stellen waarbij het fonds is betrokken en om alle maatregelen te nemen om de goede werking van het fonds te verzekeren.

Art. 50.Alles wat niet is voorbehouden aan het paritair comité valt onder bevoegdheid van de raad van bestuur.

Art. 51.De raad van bestuur wijst een beheerder aan met een mandaat van onbepaalde uur.

Art. 52.De beheerder kan niet worden bekleed met een mandaat van bestuurder van het fonds.

Art. 53.De beheerder van het fonds neemt alle taken waar van het dagelijkse beheer van het fonds. De beheerder heeft tot taak de bestuurders op te roepen voor de vergaderingen van de raad van bestuur en voor de jaarlijkse algemene vergadering, de verslagen van de vergaderingen op te stellen, laatstgenoemde voor te bereiden en erop toe te zien dat het verslag van de vergaderingen wordt ondertekend door de voorzitter en door de bestuurders die aanwezig waren op de vergadering.

Ingeval de beheerder op een vergadering afwezig zou zijn, zal de voorzitter voorlopig een vervanger aanwijzen onder de bestuurders die op de vergadering aanwezig zijn.

In deze zin en in het kader van deze statuten kan hij dus rechtstreeks alle initiatieven nemen die hij nodig acht om het complete beheer van de beheerder tot een goed einde te brengen.

Art. 54.De beheerder staat uitsluitend onder het gezag van de voorzitter van de raad van bestuur.

Tegenover de raad van bestuur is hij echter slechts aansprakelijk voor de goede werking van het fonds binnen het kader van de middelen die te zijner beschikking worden gesteld en van de richtlijnen die hem worden gegeven door de raad van bestuur van het fonds en door deze statuten.

Art. 55.De raad van bestuur bekleedt de beheerder met alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor het beheer van het fonds, binnen de perken waarin deze statuten voorzien.

Art. 56.Voor alle andere handelingen dan die waarvoor de raad van bestuur de beheerder een mandaat heeft verleend, volstaat het opdat het fonds tegenover derden rechtsgeldig vertegenwoordigd zou zijn, de gezamenlijke handtekeningen aan te brengen van de voorzitter en van de ondervoorzitter, zonder dat deze bestuurders tegenover derden een beslissing of een machtiging dienen aan te tonen.

Alle akten van het dagelijkse beheer worden ondertekend door de beheerder.

Art. 57.De documenten betreffende het beheer van het fonds worden door de beheerder aan de raad van bestuur bezorgd op elke vergadering of op eenvoudig verzoek vanwege de voorzitter.

Alle opdrachten tot betaling via de bank zijn slechts geldig indien zij gezamenlijk zijn ondertekend door de voorzitter of bij diens afwezigheid door de ondervoorzitter of bij diens afwezigheid door een van de bestuurders en de beheerder.

Laatstgenoemde mag de betaalopdrachten van minder dan 1.500 EUR echter alleen ondertekenen.

Indien door het fonds kosten moeten worden gemaakt inzake extern personeel, de huur van kantoren of diverse kosten zullen die door het fonds aan de leveranciers enkel worden terugbetaald op grond van naar behoren verantwoorde facturen.

Art. 58.Het fonds moet een verzekering afsluiten tot dekking van de eventuele risico's van onvermogen van een of meer werkgevers in geval van faillissement.

Art. 59.De bestuurders en de beheerder zijn slechts aansprakelijk voor hun mandaat en wat de verbintenissen van het fonds betreft, dragen zij geen enkele persoonlijke aansprakelijkheid uit hoofde van hun mandaat.

Art. 60.De algemene vergadering is samengesteld uit de effectieve leden van de raad van bestuur, verruimd met de commissarissen en voor het gedeelte dat is voorbehouden aan het bediendepersoneel met de buitengewone bestuurders. HOOFDSTUK X. - Budget en jaarrekeningen

Art. 61.Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

Art. 62.Elk jaar, in de loop van de maand maart, moet de algemene vergadering worden bijeengeroepen om de rekeningen en de balans van het fonds van het vorige jaar te controleren.

Art. 63.De oproepingen, vergezeld van de agenda, worden ten minste 15 dagen vooraf verzonden.

Art. 64.Door het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten zullen vooraf een bedrijfsrevisor en een accountant die niet bij het fonds in dienst zijn, aangesteld worden om de juistheid van de rekeningen te controleren en daarover verslag uit te brengen aan de leden van de algemene vergadering.

Art. 65.De algemene vergadering belast de beheerder van het fonds ermee de bestuurders op te roepen voor elke jaarlijkse zitting van de algemene vergadering, het verslag van de zitting op te stellen, die zitting voor te bereiden en erop toe te zien dat het verslag van de zitting wordt ondertekend door alle leden die op genoemde zitting aanwezig waren.

Art. 66.Ingeval de beheerder op de zitting van de algemene vergadering afwezig is, zal laatstgenoemde voorlopig een vervanger aanstellen onder de leden die op genoemde zitting aanwezig zijn.

Art. 67.De persoon belast met de boekhouding van het fonds, alsmede de revisor worden uitgenodigd op de zitting van de algemene vergadering teneinde de passende antwoorden te geven op de vragen die eventueel worden gesteld door de leden van laatstgenoemde.

Art. 68.Het budget voor het volgende jaar zal worden opgesteld door de persoon belast met de boekhouding van het fonds en zal na akkoord van de beheerder aan deze algemene vergadering ter goedkeuring worden voorgelegd.

Art. 69.De rekeningen en de balans moeten vóór einde maart van ieder jaar worden ingediend bij het paritair comité. HOOFDSTUK XI. - Ontbinding en vereffening

Art. 70.Het fonds kan slechts worden ontbonden ten gevolge van een collectieve arbeidsovereenkomst die in het paritair comité is goedgekeurd.

Genoemde collectieve arbeidsovereenkomst heeft pas uitwerking op de eerste dag van het kwartaal na de periode van zes maanden na de indiening ervan ter Griffie van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Art. 71.Wanneer de raad van bestuur van het fonds in de onmogelijkheid verkeert om zijn mandaat te vervullen, onder meer ten gevolge van een onoplosbaar meningsverschil, wordt hij binnen de drie maanden door de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten in gebreke gesteld, nadat die daarvan naar behoren en onmiddellijk door de voorzitter van het fonds per aangetekende brief in kennis is gesteld.

Art. 72.Indien binnen een termijn van drie maanden na de ingebrekestelling, de raad van bestuur nog altijd in dezelfde onmogelijkheid verkeert, wordt het fonds automatisch als ontbonden beschouwd.

Art. 73.Deze ontbinding wordt bevestigd door de voorzitter van het paritair comité en heeft uitwerking vanaf de 1e dag van het kalenderkwartaal na de periode van negen maanden na de ingebrekestelling.

Art. 74.Het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun bevoegdheid en bezoldiging, alsmede de toewijzing van het vermogen.

Art. 75.Ingeval het fonds voor bestaanszekerheid wordt ontbonden, blijven de gekapitaliseerde bedragen die geplaatst zijn op een afzonderlijke bankrekening en die uitsluitend bestemd zijn voor de betalingen van de maandelijkse brugpensioenvergoedingen eigendom van de bruggepensioneerde werknemers waarvan de dossiers door het fonds vóór de ontbinding werden aanvaard.

Deze maandelijkse brugpensioenvergoedingen zullen door de beheerder verder worden berekend en maandelijks worden uitgekeerd aan de werknemers die al met brugpensioen waren op de datum van de ontbinding en volgens de richtlijnen en op verantwoordelijkheid van de vereffenaars.

Art. 76.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en heeft uitwerking vanaf 1 oktober 2003.

Art. 77.De collectieve arbeidsovereenkomst heft de collectieve arbeidsovereenkomst op van 10 april 1974, voor het laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997, geregistreerd op 6 november 1998, onder het nummer 49408/CO/317, en vervangt deze.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 april 2005.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Bijlage 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003 van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten

Artikel 1.Er wordt een Huishoudelijk Reglement "H.R." ingevoerd als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003.

Art. 2.Het Huishoudelijk Reglement maakt wezenlijk deel uit van de statuten van het "Fonds voor Bestaanszekerheid van de bewakingsdiensten F.B.Z.B." en bezit dezelfde rechtskracht. HOOFDSTUK I. - Vakbondspremie

Artikel 1.Overeenkomstig artikel 6 van de statuten van het fonds hebben de mannelijke of vrouwelijke werklieden die lid zijn van een vakbondsorganisatie voor werklieden recht op een jaarlijkse vakbondspremie die om de twee jaar door de collectieve arbeidsovereenkomst wordt bepaald.

Deze premie wordt toegekend op grond van een twaalfde van het globale jaarbedrag voor elke maand gedurende welke de rechthebbende is tewerkgesteld in een onderneming van de bewakingssector.

Art. 2.Om aanspraak te kunnen maken op de vakbondspremie moeten de mannelijke of vrouwelijke werklieden in de loop van het boekjaar bij een of meer werkgevers uit de sector een maandgemiddelde van minimum 90 werkuren of daarmee gelijkgestelde uren hebben gehaald.

Art. 3.Een prestatie van 10 werkdagen of daarmee gelijkgestelde dagen per maand geeft recht op 1/12e van de vakbondspremie.

Art. 4.De rechthebbenden die in de loop van het boekjaar van het fonds met pensioen zijn gegaan, alsmede de erfgenamen van de rechthebbenden die in de loop van datzelfde boekjaar zijn overleden, hebben recht op het volledige bedrag dat hierboven is bepaald, voor zover de betrokken mannelijke of vrouwelijke werklieden tot op de dag van hun pensionering of hun overlijden de toekenningsvoorwaarden vervullen.

Art. 5.De uren gedurende welke de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt geschorst krachtens de artikelen 28, § 2, 28, § 4 en 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) worden beschouwd als uren die worden gelijkgesteld met werkuren.

Art. 6.Overeenkomstig artikel 6bis van de statuten van het fonds hebben de mannelijke of vrouwelijke bedienden die lid zijn van een vakbondsorganisatie recht op een vakbondspremie voor elke volledige maand die zij tijdens het jaar hebben gewerkt en die om de twee jaar door de collectieve arbeidsovereenkomst wordt bepaald.

Deze premie wordt toegekend op grond van een twaalfde van het globale jaarbedrag voor elke maand gedurende welke de rechthebbende is tewerkgesteld in een onderneming van de bewakingsector. HOOFDSTUK II. - Brugpensioen

Art. 7.Om de toekenning van het brugpensioen te kunnen genieten moet het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel dat is aangesloten bij een vakbondsorganisatie voor werklieden zijn/haar aanvraag indienen via genoemde vakbondsorganisatie.

Indien hij/zij niet bij een vakbond is aangesloten, moet hij/zij zijn/haar aanvraag rechtstreeks bij het fonds indienen.

Art. 8.Elke overname van anciënniteit die naar behoren in de arbeidsovereenkomst van het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel is opgenomen, komt in aanmerking voor het verkrijgen van het brugpensioen.

Een kopie van de arbeidsovereenkomst of van elk ander bewijsstuk moet in voorkomend geval bij de aanvraag om brugpensioen worden gevoegd.

Art. 9.Het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel die tijdens zijn/haar activiteit heeft gewerkt in een land dat tot de Europese Gemeenschappen behoort, moet bewijzen dat hij/zij geregeld bijdragen heeft betaald aan het officiële orgaan voor de sociale zekerheid van dat land.

Art. 10.Voor de berekening van de verschuldigde vergoeding worden de dagen waarop het werk werd onderbroken wegens ziekte of arbeidsongeval gelijkgesteld met daadwerkelijk gewerkte dagen.

Art. 11.De maandelijkse brugpensioenvergoedingen worden door het fonds voor bestaanszekerheid pas betaald vanaf de maand vanaf welke het dossier volledig is en goedgekeurd is door het fonds en door het betrokken bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

Art. 12.De geneeskundige attesten die melding maken van een definitieve arbeidsongeschiktheid zijn niet toegestaan als bewijs voor de stopzetting van het werk.

Art. 13.De voorwaarden betreffende de toekenning van het conventionele brugpensioen worden vastgelegd door de wet.

Indien bijzondere sectorale voorwaarden worden toegekend, moeten zij het voorwerp zijn van een collectieve arbeidsovereenkomst die is goedgekeurd door het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten voor de bewakingsdiensten en bekrachtigd door een koninklijk besluit.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet het aanvullende bedrag aan werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid bepalen dat aan het fonds moet worden betaald en die de betaling van genoemde brugpensioenvergoedingen mogelijk moet maken.

De bijzondere sectorale voorwaarden zullen voor de verkrijging van het brugpensioen pas van toepassing zijn vanaf het ogenblik dat de collectieve arbeidsovereenkomst is ingediend bij en geregistreerd door de Griffie van het FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, zij zullen eveneens worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK III. - Buitengewone vakantie-uitkering

Art. 14.Voor de berekening van buitengewone vakantietoelage, vermeld in artikel 8 van de statuten van het fonds worden de dagen arbeidsonderbreking wegens ziekte, in afwachting dat de procedures in verband met de kruispuntbank operationeel zijn, gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen en vergoed volgens de volgende formule : In geval van ziekte van langer dan een maand wordt de 8,33 pct. buitengewone vakantietoelage met betrekking tot de eerste vier weken ziekte door de werkgever berekend op de bedragen die door hem zijn betaald.

Zodra het ziekenfonds tegemoetkoming verleent zal het fonds op het bedrag dat door het ziekenfonds is betaald het percentage van 8,33 pct. toepassen. De ziekteperiode is in totaal gelijk aan maximum 312 dagen (inclusief gewaarborgde weeklonen).

De gelijkstelling en de schadeloosstelling ten gevolge van een arbeidsongeval is begrepen in de maandelijkse betaling die door de arbeidsongevallenverzekeraar van de werkgever wordt gedaan. HOOFDSTUK IV. - Formulieren Deel 1. - Werklieden

Art. 15.Elk jaar wordt door het fonds een formulier in drie exemplaren opgesteld en uiterlijk op 31 oktober blanco ter beschikking gesteld van elke werkgever.

Art. 16.De werkgever moet het fonds uiterlijk tegen 15 oktober een schriftelijke aanvraag doen toekomen met opgave van het aantal formulieren dat hij nodig heeft.

Het aantal formulieren moet overeenstemmen met het precieze aantal begunstigde mannelijke of vrouwelijke werklieden.

Art. 17.Het model en de kleur van dit formulier worden elk jaar goedgekeurd door de raad van bestuur van het fonds die moet bijeenkomen uiterlijk vóór het einde van de maand september.

Art. 18.Het formulier bevat de volgende vakken : a) het vak dat bestemd is voor de personalia van het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel;b) het vak dat bestemd is voor de personalia van de werkgever, zijnde zijn aansluitingsnummer bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het nummer van het bevoegde paritaire comite;c) het vak dat bestemd is voor de referentieperiode;d) het vak dat bestemd is voor het bedrag van de vakbondspremie;e) het vak dat bestemd is voor de volledige berekening van de buitengewone vakantie-uitkering;f) het vak dat bestemd is voor het bedrag van de vergoeding inzake bestaanszekerheid;g) het vak dat bestemd is voor de diverse inhoudingen.

Art. 19.De vakken a, b, c, e en g moeten voor alle betrokken mannelijke of vrouwelijke werklieden dus enkel worden ingevuld door de werkgever, die het formulier vervolgens aan de betrokken werklieden bezorgt, samen met de loonstaten van de maand november.

De vakken d en f moeten worden ingevuld door de vakbondsorganisatie waarbij het mannelijke of het vrouwelijk lid van het werkliedenpersoneel is aangesloten.

Behalve de voorschiften waarin het Huishoudelijk Reglement voorziet, is op het formulier geen enkele overbrenging van het ene vak naar het andere en geen enkele aanvullende berekening, toevoeging of wijziging hoegenaamd toegestaan, behoudens unanieme beslissing van de raad van bestuur.

Enkel de formulieren die door het fonds zijn opgesteld, zijn geldig.

Art. 20.Aan de mannelijke of vrouwelijke werklieden mag geen enkel formulier worden overhandigd vóór het tijdstip, bepaald in bovenstaand artikel 19.

Art. 21.Enerzijds krachtens de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en anderzijds krachtens de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens mag het formulier dat bedragen inzake diverse bezoldigingen en privé-inlichtingen bevat door de werkgever maar aan de persoon zelf of onder gesloten omslag worden overhandigd aan elk mannelijk of vrouwelijk lid van het werkliedenpersoneel, die het vervolgens persoonlijk moet overhandigen aan de vakbondsorganisatie voor werklieden waarbij hij/zij is aangesloten.

Art. 22.Het ophalen van de formulieren door enige derde is niet toegestaan, behalve indien aan laatstgenoemde door de betrokken werkneme(e)m(st)er een handgeschreven volmacht wordt gegeven, die naar behoren is gedateerd en door laatstgenoemde is ondertekend.

Art. 23.De werkne(e)m(st)er bezorgt de delen A en B van het formulier aan de vakbondsorganisatie voor werklieden waarbij hij/zij is aangesloten.

Art. 24.De nationale vakbondsorganisaties voor werklieden zijn belast met de betaling van alle voordelen die in het formulier zijn vermeld.

Art. 25.Het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel ondertekent genoemd formulier "voor voldaan".

Art. 26.De mannelijke of vrouwelijke werklieden die niet bij een vakbond zijn aangesloten, zenden de delen A en B van het formulier rechtstreeks aan het administratieve adres van het fonds, dat zich zal belasten met de uitkering aan de begunstigden van de daarin vermelde voordelen.

Deel 2. - Bedienden

Art. 27.Elk jaar wordt door het fonds met het oog op uitkering van de vakbondspremie aan het bediendepersoneel een formulier in twee exemplaren opgesteld en uiterlijk op 31 oktober blanco ter beschikking gesteld van elke werkgever.

Art. 28.De werkgever moet het fonds uiterlijk tegen 15 oktober een schriftelijke aanvraag doen toekomen met opgave van het aantal formulieren dat hij nodig heeft met het oog op de uitkering van de vakbondspremie aan het bediendepersoneel.

Art. 29.Het model en de kleur van dit formulier worden elk jaar goedgekeurd door de verruimde raad van bestuur van het fonds, die moet bijeenkomen uiterlijk vóór het einde van de maand september.

Art. 30.Het formulier met het oog op de uitkering van de vakbondspremie aan het bediendepersoneel bevat de volgende vakken : a) het vak dat bestemd is voor de personalia van de werkgever, naam en adres van de firma, zijn aansluitingsnummer bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, het nummer van het paritair comité;b) het vak dat bestemd is voor de referentieperiode, de aanwezigheid in de loop van het boekjaar, het aantal gepresteerde volledige maanden of daarmee gelijkgestelde;c) het vak bestemd voor de personalia van de mannelijke of vrouwelijke bediende, zijn/haar naam, voornaam en adres van de mannelijke of vrouwelijke bediende, zijn/haar rijksregisternummer;d) het vak dat bestemd is voor de datum van aansluiting bij de vakbond, het bedrag van de premie, de gegevens van de vakbondsorganisatie, het nummer van de financiële instelling van de mannelijke of vrouwelijke bediende.

Art. 31.De vakken a, b en c moeten voor alle mannelijke of vrouwelijke bedienden enkel worden ingevuld door de werkgever, die het formulier vervolgens aan de betrokken bedienden bezorgt, samen met de loonfiche van de maand december.

Het vak d moet worden ingevuld door de vakbondsorganisatie waarbij de mannelijke of vrouwelijke bediende is aangesloten.

Enkel de formulieren die door het fonds zijn opgesteld zijn geldig.

Art. 32.Aan de mannelijke of vrouwelijke bedienden mag geen enkel formulier worden overhandigd vóór het tijdstip, bepaald in bovenstaand artikel 31.

Art. 33.Enerzijds krachtens de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en anderzijds krachtens de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens mag het formulier dat bedragen inzake diverse bezoldigingen en privé-inlichtingen bevat door de werkgever maar aan de persoon zelf of onder gesloten omslag worden overhandigd aan elk mannelijk of vrouwelijk lid van het bediendenpersoneel die het vervolgens persoonlijk moet overhandigen aan de vakbondsorganisatie waarbij hij/zij is aangesloten.

Art. 34.Het ophalen van de formulieren door enige derde bij de diensten die het formulier hebben opgesteld is niet toegestaan.

Art. 35.De mannelijke of vrouwelijke bediende bezorgt het formulier aan de vakbondsorganisatie waarbij hij/zij is aangesloten.

Art. 36.De nationale vakbondsorganisaties zijn belast met de betaling van alle voordelen die in het formulier zijn vermeld.

Art. 37.Het mannelijke of vrouwelijke lid van het bediendepersoneel ondertekent genoemd formulier "voor voldaan". HOOFDSTUK V. - Betalingen en voorschotten

Art. 38.Door het fonds mag geen enkele betaling worden gedaan aan de mannelijke of vrouwelijke werklieden zelf.

De vergoedingen die verschuldigd zijn aan de bij een vakbond aangesloten mannelijke of vrouwelijke werklieden worden uitgekeerd in de loop van de maand december van ieder jaar, op de data die door de raad van bestuur van het fonds zijn bepaald.

Art. 39.De voorschotten die bestemd zijn voor de nationale vakbondsorganisaties en die voorzien zijn voor de betaling van de voordelen die op de formulieren zijn vermeld, zullen worden overgeschreven op de bankrekeningen van laatstgenoemde, op de datum die ieder jaar door de raad van bestuur wordt bepaald. HOOFDSTUK VI. - Aanvullende werkloosheidsvergoeding

Art. 40.Aan de mannelijke en vrouwelijke werklieden die economisch werkloos zijn, wordt een dagvergoeding toegekend, waarvan de duur en bedrag in het paritair comité worden bepaald.

Indien de werkman of werkvrouw economisch werkloos is, belast de werkgever, in afwachting dat de procedures in verband met de kruispuntbank operationeel zijn, zich met de berekening van de vergoeding en keert hij die samen met zijn/haar loon uit.

Het fonds vergoedt de werkgevers per kwartaal op grond van de door hen ingezonden bewijsstukken.

Art. 41.Om de administratiekosten te dekken die worden veroorzaakt door de uitkering aan zijn aangeslotenen van de vergoedingen die zijn vermeld in het formulier voor de buitengewone vakantie-uitkering, ontvangt de vakbondsorganisatie voor werklieden van het fonds een vergoeding die gelijk is aan 3,72 EUR per werkne(e)m(st)er.

Art. 42.Bovendien houdt het fonds op het geheel van de voordelen die bestemd zijn voor de niet bij een vakbond aangesloten mannelijke of vrouwelijke werklieden, een bedrag in van 5 EUR indien die voordelen niet meer bedragen dan 500 EUR; boven dat bedrag is de inhouding gelijk aan 10 EUR.

Art. 43.De vakbondsorganisaties hebben recht op een vergoeding die gelijk is aan 3,72 EUR voor de uitkering van de vakbondspremie aan de bij hun aangesloten bedienden.

Art. 44.Elk jaar moeten de werkgevers uiterlijk tegen 15 februari de lijst indienen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden die door hun onderneming worden tewerkgesteld, alsmede van de mannelijke en vrouwelijke bedienden die voor het jaar dat betrekking heeft op de betaling van de vakbondspremie onder een specifiek ondernemingsakkoord vallen.

Deze lijst moet de naam, voornaam en het nationaal nummer vermelden.

Onmiddellijk na de ontvangst van de afrekening die door het fonds is opgesteld, moeten de werkgevers het fonds binnen een termijn van vijftien dagen terugbetalen.

Art. 45.Indien hij de lijst niet indient of het fonds niet betaalt, stelt de werkgever zich bloot aan een boete die gelijk is 10 pct. van de waarde van de aangegeven premies, verhoogd met de verwijlinteresten. HOOFDSTUK VIII. - Loonbeslagen

Art. 46.Aangezien enerzijds de formulieren die bestemd zijn voor de buitengewone vakantie-uitkeringen enkel door de werkgevers worden ingevuld en anderzijds het fonds voor de bestaanszekerheid niet het bedrag kent van de sommen en vergoedingen betreffende de mannelijke of vrouwelijke werknemers die zijn tewerkgesteld in de ondernemingen van de sector zal het fonds in geval van loonbeslag met betrekking tot een mannelijk of vrouwelijk lid van het werkliedenpersoneel dat aan het fonds wordt betekend de ontvangen aangifte van loonbeslag bij ter post aangetekende brief terugzenden binnen de wettelijke termijn van vijftien dagen, die is vastgelegd door artikel 164, § 5, van het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

Op deze aangifte moet echter melding worden gemaakt van de onmogelijkheid voor het fonds om aan het beslag te voldoen.

Volgens de gegevens waarover het beschikt dient het fonds daarop echter de naam te vermelden van de onderneming waarbij het betrokken mannelijk of vrouwelijk lid van het werkliedenpersoneel is tewerkgesteld en moet het een kopie bijvoegen van de brief die het met betrekking tot het beslag aan de betrokkene richt.

Art. 47.De betrokken werkgever moet bij de opstelling van de afrekening op het einde van het jaar die moet worden ingevuld op het blanco formulier dat door het fonds is opgesteld rekening houden met genoemd beslag, de vereiste inhoudingen doen en het bedrag ervan overmaken aan de beslaglegger.

Art. 48.De werkgever stuurt het fonds een staat. Het fonds zal de werkgever het of de derwijze ingehouden bedrag(en) terugbetalen. HOOFDSTUK IX. - Beheer

Art. 49.De lastgevingen van de effectieve bestuurders die worden vermeld in artikel 36 van de statuten zijn vermeld in een bijlage bij het Huishoudelijk Reglement "H.R.", dat er wezenlijk deel van uitmaakt.

Art. 50.Dit Huishoudelijk Reglement "H.R." wordt opgesteld voor een onbepaalde duur en vernietigt alle vorige teksten hoegenaamd die voor 1 oktober 2003 van kracht waren bij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de bewakingsdiensten".

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 april 2005.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^