gepubliceerd op 27 december 2005
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, betreffende de syndicale vorming
6 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, betreffende de syndicale vorming (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, betreffende de syndicale vorming.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005 Syndicale vorming (Overeenkomst geregistreerd op 2 augustus 2005 onder het nummer 75940/CO/207) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid en op de bedienden waarvan de functies zijn opgenomen in de classificatie der functies, vastgesteld door dit paritair comité.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toepassing van artikel 7 van het interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971 over de syndicale vorming.
Organisatie van de syndicale vorming
Art. 3.Met het oog op de deelneming aan opleidings- of vervolmakingscursussen, ingericht door de representatieve syndicale organisaties, zijn de effectieve of plaatsvervangende leden van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de syndicale delegaties, ten belope van ten hoogste 250 afgevaardigden per jaar voor de chemische nijverheid, gemachtigd gedurende ten hoogste 12 dagen per twee jaar aan genoemde cursussen deel te nemen.
Die afwezigheden mogen niet langer duren dan 6 maal twee dagen of dan 4 maal drie dagen per deelnemer, behalve afwijking toegestaan door het ondernemingshoofd binnen de grens van de twaalf tweejaarlijkse dagen.
Het voornoemd effectief van 250 deelnemers wordt bij gemeenschappelijk akkoord tussen de ondertekenende syndicale organisaties verdeeld.
Art. 4.a) De ondertekenende syndicale organisaties zullen aan de Federatie van de chemische industrie ten minste twee weken voor de cursus de namen van de deelnemers laten kennen alsmede de ondernemingen waar zij tewerkgesteld zijn. b) De syndicale organisaties dienen de werkgevers schriftelijk, ten minste twee weken vooraf, de data mede te delen waarop hun leden afwezig zullen zijn.c) Een termijn van twee weken vanaf de datum van ontvangst van de brief wordt vastgelegd waarin de werkgever zal antwoorden op een ontvankelijke aanvraag tot het bijwonen van een syndicale opleidings- en/of vervolmakingscursus.d) Gezien de problemen in verband met de organisatie van het werk en om elk productieverlies zoveel mogelijk te vermijden, dienen de syndicale organisaties ervoor te zorgen te voorkomen dat een te groot aantal van hun leden van éénzelfde onderneming tegelijk zouden aangewezen worden om samen opleidingscursussen te volgen. Zij zullen de vervanging van de afwezige leden trouwens vergemakkelijken. Sommige omstandigheden, zoals de afwezigheid van andere bedienden op dezelfde werkpost, kunnen de afwezigheid onmogelijk maken, op gevaar af dat de goede gang van de onderneming zou ontwricht worden. In dat geval zal de werkgever de geïnteresseerde syndicale organisatie verwittigen en de vervanging van de verhinderde afgevaardigde vergemakkelijken. De geïnteresseerde vakbond deelt minstens één week voor de aanvang van de cyclus de naam van de nieuwe deelnemer mede.
In de geschillen die daarover tussen de werkgever en de syndicale afgevaardigden of de syndicale organisaties zouden kunnen ontstaan, zal door de Federatie van de chemische industrie en de betrokken syndicale organisaties bemiddeld worden. e) De afgevaardigden die verzocht worden die vormingsdagen bij te wonen, dienen aan de hand van een bewijsstuk aan te tonen dat zij er werkelijk aan deelgenomen hebben.
Art. 5.a) De syndicale organisaties delen aan de Federatie van de chemische industrie de agenda mee van elke vormingscyclus, op welk niveau deze vorming ook ingericht wordt. b) De economische en sociale vorming moet de vertegenwoordigers van de bedienden de gelegenheid bieden aanvullende kennis op te doen die nuttig is voor hun opdracht in de schoot van de onderneming, en dat in het belang van alle partijen.
Art. 6.a) De vertegenwoordigers van de bedienden mogen, ten belope van ten hoogste één afgevaardigde per technische bedrijfseenheid en per ondertekenende syndicale organisatie, éénmaal per jaar gedurende één dag wegblijven om een syndicaal congres bij te wonen dat door de ondertekenende syndicale organisaties ingericht wordt. b) De leden van de nationale comités mogen afwezig zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van die comités, ingericht door de ondertekenende syndicale organisaties. Deze afwezigheden mogen in het totaal geen vier werkdagen per jaar overschrijden. c) Wat de syndicale congressen betreft verbinden de syndicale organisaties er zich toe de betrokken werkgevers ten minste twee weken vooraf, schriftelijk daarvan op de hoogte te brengen en ten minste zeven dagen te voren voor de vergaderingen der nationale comités.
Art. 7.Voor de afwezigheden, vermeld in de artikels 3 en 6, zullen de betrokkenen de bezoldiging ontvangen die ze normaal zouden getrokken hebben indien zij gewerkt hadden.
Financiering van de syndicale vorming van de afgevaardigden van de bedienden en van de syndicale premie.
Art. 8.Met ingang van 1 januari 1996 wordt een financiële reserve samengesteld met het doel de syndicale vorming van de vertegenwoordigers van de bedienden van de scheikundige nijverheid te financieren, tot een maximumbedrag van 99.157 EUR per kalenderjaar voor de kalenderjaren 2001 en 2002; voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003, blijft het voornoemd maximumbedrag vastgelegd op 99.157 EUR. Met ingang van 1 januari 2004, wordt het laatstgenoemd bedrag van 99.157 EUR op 111.500 EUR gebracht per kalenderjaar. Met ingang van 1 januari 2005 wordt het laatstgenoemd bedrag van 111.500 EUR op 125.000 EUR gebracht per kalenderjaar.
Met ingang van 1 januari 2005, zorgt deze financiële reserve bovendien voor de dekking van een gedeelte van de jaarlijkse bijdrage van de gesyndiceerden onder de in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde bedienden, ten belope van 1.800.000 EUR per jaar.
Art. 9.De financiële reserve bedoeld in artikel 8 wordt samengesteld door een jaarlijkse bijdrage, gestort door de werkgevers bedoeld in artikel 1.
Art. 10.De Federatie van de chemische industrie van België wordt belast met het innen van de in artikel 8 bedoelde bijdragen.
Deze bedragen worden op een door het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid aangeduide bankrekening gestort.
Art. 11.Door het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid wordt een werkgroep opgericht, paritair samengesteld uit vijf afgevaardigden van de syndicale organisaties en uit vijf vertegenwoordigers van de werkgevers, leden van het voornoemd paritair comité. Het voorzitterschap ervan wordt waargenomen door de voorzitter van dit paritair comité.
Deze werkgroep wordt belast met het nazicht van de verschillende voorgestelde aanwendingen van de voorziene voordelen, alsmede elke kwestie betreffende de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, namelijk de controle op de aansluiting bij de vakorganisaties, enz. te onderzoeken.
Art. 12.De vakorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid laten aan de werkgroep, na onderling overleg, de wijze van verdeling onder hen van de financiële reserve kennen.
Art. 13.Het toekennen van een voordeel aan de gesyndiceerde bedienden, geregeld door deze collectieve arbeidsovereenkomst, sluit op dit gebied elke eis op het niveau van de ondernemingen en de sector uit, en is ondergeschikt aan de naleving van de sociale vrede in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Slotbepalingen
Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de syndicale vorming van 10 juni 2003 (koninklijk besluit van 29 februari 2004; Belgisch Staatsblad van 26 maart 2004) gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid.
Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en is gesloten voor onbepaalde duur.
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen door elk der partijen worden opgezegd ten vroegste op 1 oktober 2006 en mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
De voorzitter stelt de partijen op de hoogte van deze opzegging.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 december 2005.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN