gepubliceerd op 10 februari 2000
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en van de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen
4 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en van de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De sector van de mobiele radiocommunicatie te land, in het bijzonder van de mobilofoon-, maar ook van de semafoondienst, maakt de jongste jaren een bijzonder spectaculaire evolutie mee.
Tot op heden viel de semafoondienst in België onder de exclusieve concessie van BELGACOM overeenkomstig artikel 83 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
In die context heeft het autonome overheidsbedrijf verschillende opeenvolgende generaties van semafoonnetten aangelegd : het huidige net werkt sedert 1989 op basis van de POCSAG-norm van Britse oorsprong ("Post Office Code Standardisation Group") en telt momenteel meer dan 250.000 abonnees. Op het gebied van semafonie heeft ons land overigens een van de hoogste penetratiegraden in Europa.
Het Europees Instituut voor telecommunicatienormen, ETSI ("European Telecommunications Standards Institute") heeft een nieuw pan-Europees semafoonsysteem genormaliseerd, ERMES genaamd ("European Radio MEssage System"), in de frequentieband van 169 MHz dat met name het aanbieden van verbeterde diensten en het gebruik van de betreffende dienst door gebruikers in de verschillende landen buiten België ("Internationale roaming") mogelijk zal maken. Dat systeem is ook speciaal ontworpen om verschillende operatoren te machtigen die elkaar beconcurreren in het kader van het liberaliseringsbeleid in de sector dat op het niveau van de Europese Unie wordt gevoerd.
De ontwikkeling van dat systeem wordt overigens sterk aangemoedigd door de Europese Unie, die op 9 oktober 1990 Aanbeveling 90/543/EEG van de Raad inzake de gecoördineerde invoering in de Gemeenschap van een pan-Europese openbare semafoondienst te land heeft aangenomen, alsook Richtlijn 90/544/EEG van de Raad inzake de voor de gecoördineerde invoering in de Gemeenschap van de pan-Europese openbare semafoondienst te land bestemde frequentiebanden.
Deze Europese richtlijn is in Belgisch recht omgezet bij het koninklijk besluit van 30 oktober 1991, op basis waarvan de voor de pan-Europese semafoondienst bestemde frequentieband vrijgemaakt is door de rijkswacht die daar een deel van haar radionetten exploiteerde.
Een gediversifieerde semafoondienst van hoge kwaliteit is voorbestemd om in belangrijke mate bij te dragen tot de ontwikkeling van onze economie die gericht is naar zowel diensten als export. Bovendien spelen die diensten door hun aard zelf een vitale rol voor een zeker aantal instellingen voor openbare veiligheid.
De Europese Commissie volgt terzake een liberaliseringsbeleid dat met name beschreven staat in het "Groenboek over een gemeenschappelijke aanpak op het gebied van mobiele en personal communications binnen de Europese Unie", gepubliceerd in april 1994, en bevestigd door richtlijn 96/2/EG van de Commissie van 16 januari 1996 tot wijziging van richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele en persoonlijke communicatie : die richtlijn legt de afschaffing op van alle uitsluitende en bijzondere rechten in de sector van mobiele communicatie en verzoekt de Lid-Staten om zo soepel mogelijke voorwaarden te scheppen voor operatoren van dergelijke netten.
Daarom heeft de Regering beslist om in ons land nieuwe semafoonoperatoren toe te laten in concurrentie met het autonome overheidsbedrijf BELGACOM. De liberalisering van de semafoondienst in België heeft een aanpassing noodzakelijk gemaakt van de wet van 21 maart l991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, teneinde die dienst te verwijderen uit de categorie van diensten die voor BELGACOM zijn gereserveerd (wijziging van artikel 83, § 2°). Die wijziging is aangebracht door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 tot omzetting van de verplichtingen die, inzake vrije mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Commissie van de Europese Gemeenschap.
Bovendien heeft de wetgever, overwegende dat de semafonie naar het voorbeeld van de mobilofonie, als een openbare dienst van algemeen nut moet blijven worden beschouwd, de aan het publiek aangeboden semafoondienst op dezelfde manier behandeld als de voor het publiek bestemde mobiele telefoondienst : beide diensten maken het voorwerp uit van artikel 89, § 1, van de wet van 21 maart 1991, zoals gewijzigd bij de wet van 19 december 1997.
Die nieuwe bepaling schrijft onder meer voor dat de Koning, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voorstel van de Minister, na advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (B.I.P.T.), het bestek van openbare dienst opstelt met betrekking tot de semafonie, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning.
Nu was deze bepaling van de wet betreffende de semafonie ten uitvoer gelegd door het koninklijk besluit van 17 juli 1997 betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten. Op grond van dat besluit hebben drie gegadigden bij het Instituut een kandidatuurdossier ingediend om een ERMES-semafoonvergunning te krijgen : Belgacom, Page+ en Unipage. Nadat Unipage zijn kandidatuur had ingetrokken, hebben de twee eerst vermelde kandidaten aan het Instituut laten weten dat zij niet langer geïnteresseerd waren in een ERMES-vergunning op grond van het betreffende koninklijk besluit. Die operatoren die als enige nog geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling van de semafoondienst in België wensen namelijk over een grotere flexibiliteit te beschikken bij de keuze van de norm. Die situatie is het resultaat van zowel de stevige concurrentie vanwege de GSM-netwerken als de recente ontwikkeling van de markt voor semafonie in verscheidene andere Europese landen.
Daarom is het koninklijk besluit dat aan U wordt voorgesteld, erop gericht als basis te dienen voor de toekomstige nieuwe semafoonvergunningen, waarbij het koninklijk besluit van 17 juli 1997 wordt opgeheven. Het doel van het koninklijk besluit dat aan U wordt voorgesteld, bestaat er daarom in het bestek van openbare dienst op te stellen, op grond van artikel 89, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
Dat bestek zal toepasselijk zijn op alle aan het publiek aangeboden semafoonnetten en -diensten, ongeacht de toegepaste norm; dit besluit legt tevens de procedure vast voor de toekenning van vergunningen om dergelijke netten te exploiteren. Het onderhavige besluit bevat dan ook vier hoofdstukken : - hoofdstuk I : Terminologie en definities die op het gehele besluit van toepassing zijn; - hoofdstuk II : Bestek voor semafoonoperator; - hoofdstuk III : Procedure inzake de toekenning van vergunningen om een semafoondienst te exploiteren; - hoofdstuk IV : Slotbepalingen.
Dit besluit is geïnspireerd door het koninklijk besluit van 17 juli 1997 betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten.
Niettemin zijn daarin aanzienlijke wijzigingen aangebracht om optimale voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van de semafoondiensten in België.
Artikelsgewijze commentaar De onderstaande commentaar verwijst naar de aanvankelijke structuur van het ontwerp van koninklijk besluit zoals dat door de Ministerraad van 12 maart 1999 is goedgekeurd en waarover de Raad van State op 10 mei 1999 advies heeft uitgebracht. Naar aanleiding van punt 1 van de algemene opmerkingen die in dat advies geformuleerd zijn, is de structuur van het ontwerp van besluit, in het bijzonder die van hoofdstuk II over het bestek, grondig herzien om zich aan te passen aan de lijst van de aspecten die het voorwerp kunnen uitmaken van het bestek, zoals opgesomd in de artikelen 87, § 2, 89, § 1, en 92bis van de wet van 21 maart 1991.
Verder vindt men onder de titel "Commentaar op het advies van de Raad van State" de overeenstemming tussen de aanvankelijke nummering van het ontwerp van besluit en de definitieve nummering.
Artikel 1 definieert de verschillende termen die nodig zijn voor een goed begrip van de bepalingen van het onderhavige koninklijk besluit.
De definities 2° (semafoondienst) en 5° (eindtoestel voor semafonie) omvatten de mogelijkheid om een bidirectionele semafoondienst aan te bieden. In de definitie 2°, dient onder het begrip "bericht" de drie categorieën van berichten te worden verstaan waarvan sprake in artikel 2, § 2, 2de lid (alarmering, digitaal, alfanumeriek), en dit overeenkomstig artikel 1 van de Richtlijn 90/544/EEG van de Raad van 9 oktober 1990.
Artikel 2 beschrijft de aard van de dienst die door de operator op het grondgebied moet worden aangeboden.
Het tweede lid van § 1 van artikel 2 staat het de operator toe om het semafoonnetwerk van een andere operator gedeeltelijk te delen ("network sharing"). Dit gedeeld gebruik mag niet slaan op de apparatuur van het semafoonnetwerk die met andere telecommunicatienetwerken geïnterconnecteerd is (het begrip interconnectie wordt gedefinieerd in artikel 68, 24°, van de wet van 21 maart 1991). Deze mogelijkheid slaat typisch op het gedeeld gebruik van eenzelfde radionetwerk van basisstations.
Artikel 3 beschrijft de draagwijdte van de vergunning en met name de geldigheidsduur ervan : deze is in eerste instantie vastgelegd op tien jaar, met mogelijkheid tot verlenging, teneinde de operator in staat te stellen, de investeringen te recupereren die nodig zijn voor de ontplooiing van een semafoonnet, terwijl de macht van de overheid in stand wordt gehouden om het nationale beleid inzake semafonie uit te stippelen, rekening houdende met de evolutie in de sector. Artikel 3 bepaalt bovendien dat het Instituut in kennis moet worden gesteld van de eventuele wijzigingen in de structuur van of in de controle over het kapitaal van de operator. Het Instituut deelt de Minister de wijzigingen mee die het overweegt : indien hij, op advies van het Instituut, van oordeel is dat de nieuwe structuur de voorwaarden waaronder de vergunning is uitgereikt, ernstig in het gedrang kan brengen, kan hij aan de Ministerraad voorstellen de vergunning in te trekken.
De vergunning die op basis van het onderhavige besluit wordt uitgereikt stelt de operator niet vrij van de overige wettelijke bepalingen die op zijn werkzaamheden van toepassing zijn, met name de wetgeving inzake ruimtelijke ordening, de diverse belastingen, bijdragen en taksen en de wetgeving inzake het gebruik van de talen.
Artikel 4 omschrijft de doeleinden inzake kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst waaraan de operator moet beantwoorden, met name wat betreft de dimensionering van het net en het opheffen van storingen.
Die criteria moeten het mogelijk maken aan de gebruikers een goed presterende dienst te garanderen rekening houdende met het feit dat de semafonie als een openbare dienst moet worden beschouwd. Het net moet voor iedereen toegankelijk zijn op een niet-discriminerende basis.
Artikel 4, § 4, laatste lid, staat het de operatoren toe de toegang tot hun net te weigeren, met naleving van de beginselen inzake niet-discriminatie, aan gebruikers die technieken zouden toepassen waardoor de normale voorwaarden inzake het gebruik van het netwerk zouden kunnen worden geschonden. Die bepaling is bedoeld om een aantal misbruiken te voorkomen die in het verleden op dat soort van netwerk zijn vastgesteld, zoals bijvoorbeeld "sub-addressing", waardoor gebruikers de normale tarifering van de diensten van de operator weten te omzeilen. De toepassing van een dergelijk verbod is evenwel onderworpen aan de goedkeuring door het Instituut.
Artikel 5 legt het tijdschema op voor de dekking van het grondgebied door het netwerk van de operator : dat tijdschema houdt rekening met zowel de complexiteit die inherent is aan de ontplooiing van zo'n netwerk als met de vereisten inzake openbare dienst die verbonden zijn aan de exploitatie van een semafoondienst.
Artikel 6 behandelt de normen waaraan de uitrusting van het netwerk moet voldoen. Dit artikel maakt het voor de operator mogelijk onverschillig welke norm voor semafonie toe te passen, op voorwaarde dat deze internationaal voldoende bekendheid geniet zodat aan de gebruikers de waarborg wordt geboden dat zij over eindtoestellen kunnen beschikken tegen aantrekkelijke prijzen. De POCSAG-norm, die nu al door Belgacom wordt toegepast, zou door nieuwe semafoonoperatoren mogen worden gebruikt.
Artikel 7 heeft betrekking op de aan de operator toegewezen frequentie(s) : de semafoonnetwerken mogen op elke frequentie worden opgezet, volgens de wensen van de operator en de beschikbaarheid van het radiospectrum. Toch wordt prioriteit verleend aan de frequenties die aanvankelijk zijn vrijgemaakt voor het pan-Europese ERMES-systeem in de 169 MHz-band, waarbij eventueel de mogelijkheid wordt geboden om in die band semafoonnetten op te zetten die op basis van andere gepaste normen werken.
Er wordt aan de operatoren geen enkele verplichting opgelegd inzake de infrastructuur van de antennes, maar er wordt aanbevolen te zoeken naar milieuvriendelijke oplossingen (artikel 8).
Artikel 9 houdt verband met de verantwoordelijkheden van de operator in geval van radiostoringen. Wat de eventuele interferentie op de teledistributienetten betreft, moeten de verplichtingen die aan de semafoonoperatoren zouden worden opgelegd, een redelijk en evenredig karakter hebben. De regels van de kunst waarnaar wordt verwezen in § 2 van dit artikel zijn met name de normen EN 50083-2 en BT 549.
Artikel 10 heeft betrekking op de integratie van de semafoonnetten in het nationale nummeringsplan.
Artikel 11 behandelt de nadere regels inzake de interconnectie tussen de semafoonnetten en andere telecommunicatienetten, in het bijzonder het openbaar geschakeld telefoonnet van BELGACOM. Die bepalingen stemmen volledig overeen met de Europese richtlijn van 16/1/1996 met betrekking tot mobiele communicatie.
Over de uitwerking van een akkoord tussen de operator en enige andere telecommunicatieoperator moet door beide betrokken partijen worden onderhandeld, maar het Instituut is bevoegd om de inhoud van de betrokken akkoorden te verifiëren en de naleving op te leggen van bepaalde principes ingeval er moeilijkheden zijn om tot een bevredigend akkoord te komen.
Artikel 12 gaat over de commercialisering van de diensten en over de tarieven. De operator is vrij zijn diensten te commercialiseren via aparte maatschappijen. De toegepaste tarieven zijn onderworpen aan de wetgeving terzake die onder de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken valt en moeten aan het Instituut meegedeeld worden.
Artikel 13 bepaalt de periodieke rechten die de operator jaarlijks aan het Instituut zal moeten betalen om de kosten te dekken in verband met het beheer van de vergunning en voor de terbeschikkingstelling van de frequenties.
De abonnees van het netwerk van de operator zijn niet onderworpen aan de betaling van een recht aan het Instituut.
Tevens wordt de mogelijkheid geschapen om de semafoonoperatoren te vragen om in het kader van de wettelijke bepalingen op Belgisch en Europees niveau, bij te dragen in de financiering van het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie.
Bovendien zal elke operator financieel moeten bijdragen aan de terugbetaling van de kosten die de diensten van de rijkswacht hebben opgelopen door de herschikking van hun radiocommunicatienet teneinde de frequenties vrij te maken die voor het ERMES-systeem nodig waren.
De betrokken bijdragen zullen worden vastgesteld op een voor de betrokken operatoren niet-discriminerende wijze en op gelijke basis.
Indien nieuwe operatoren in de betrokken frequentieband worden ingevoerd, zullen de kosten die reeds zijn betaald door de operatoren die reeds in die band aanwezig zijn, worden aangepast zodat alle betrokken operatoren die kosten op rechtvaardige wijze dragen.
Artikel 14 behandelt de vragen in verband met de bescherming van de gebruikers, en meer bepaald van het privé-leven, de samenwerking met de politie- en gerechtelijke autoriteiten, alsook de eventuele behandeling van de klachten vanwege de gebruikers door de ombudsdienst bedoeld in de wet van 21 maart 1991.
Artikel 15 betreft de medewerking van de operator met de organisaties die kwesties behandelen in verband met semafonie.
Artikel 16 omschrijft de betrekkingen tussen de operator en het Instituut om dit laatste in staat te stellen correct zijn controletaak te vervullen met betrekking tot de naleving van de voorwaarden van het bestek en van de vergunning.
Artikel 17 heeft betrekking op de sancties die aan de operator kunnen worden opgelegd ingeval de in het bestek of in zijn vergunning voorgeschreven voorwaarden niet worden nageleefd. Die sancties kunnen leiden tot een geldboete, maar de operator zal over een termijn beschikken om zijn zaken in orde te brengen.
Artikel 18 voert de procedure in voor de toekenning van vergunningen om een semafoonnet volgens een bepaald protocol in België te exploiteren.
Artikel 19 legt de operator een Europese verankering op: onverminderd de akkoorden en overeenkomsten ondertekend door de Belgische Staat of de Europese Unie, mogen de kandidaturen worden ingediend door elke onderneming waarvan de maatschappelijke zetel in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is en waarvan maximaal 49 % van het kapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van landen van buiten de Europese Economische Ruimte.
De verplichting tot een duidelijke boekhoudkundige scheiding waarvan sprake in artikel 19, § 3, heeft in het bijzonder betrekking op Belgacom die op dit ogenblik het enige semafoonnet in België exploiteert.
De artikelen 20 en 21 stellen de nadere regels vast in verband met het indienen van de kandidatuurdossiers bij het Instituut. In tegenstelling tot het koninklijk besluit van 17 juli 1997 zal de procedure voor de toekenning van semafoonvergunningen open blijven : nieuwe gegadigden zullen steeds een kandidatuurdossier in de voorgeschreven vorm mogen indienen om een nieuwe dergelijke vergunning te krijgen.
Artikel 22 beschrijft de structuur van het kandidatuurdossier en de inlichtingen die erin moeten voorkomen. De gedetailleerde voorstelling van het dossier zal door het Instituut worden vastgelegd. Er dient opgemerkt dat wanneer de operator zich ertoe verbindt voor bepaalde bijzondere criteria de in het bestek opgelegde doelstellingen te overtreffen, die punten zullen worden aangeduid in de vergunning zelf : de eventuele niet-naleving ervan kan dan leiden tot de toepassing van geldboeten, overeenkomstig artikel 17 van het bestek.
Artikel 23 heeft betrekking op het aantal exemplaren van het kandidatuurdossier en op de legalisatie ervan.
Artikel 24 gaat over de eventuele procedure voor het horen van de kandidaten en over de kosten die de kandidaat heeft gemaakt.
Artikel 25 vermeldt de criteria die het Instituut in aanmerking zal nemen om de verdiensten van de kandidaturen te analyseren.
Artikel 26 gaat over het verslag dat het Instituut aan de bevoegde Minister zal voorleggen.
Artikel 27 handelt over de beslissing van de Ministerraad over de keuze van de semafoonoperatoren en over de nadere regels aangaande de uitreiking en notificatie van de vergunningen.
Artikel 28 betreft de tenlasteneming door elke geselecteerde operator van de kosten voor externe consultancy die het Instituut eventueel zal hebben gemaakt voor de organisatie van de selectieprocedure.
Artikel 29 verleent aan Belgacom de vergunning om de exploitatie van haar huidige semafoonnet SEM-III voort te zetten op grond van artikel 89, § 1, van de wet van 21 maart 1991.
Artikel 30 heeft betrekking op de opheffing van het koninklijk besluit van 17 juli 1997 en op de vergunningen die eventueel op basis van dat besluit zouden zijn uitgereikt.
Artikel 31 betreft de nadere regels inzake de inwerkingtreding van het onderhavige besluit, terwijl artikel 32 betrekking heeft op de uitvoering ervan.
Commentaar op het advies van de Raad van State van 10 mei 1999 De Raad van State heeft gevraagd om de structuur van het koninklijk besluit volledig te herzien waarbij de voorschriften van het bestek worden opgesteld op grond van de lijst van aspecten die vastgesteld zijn in de wet van 21 maart 1991. Bijgevolg is hoofdstuk II over het bestek dat op dergelijke operatoren van toepassing is, onderverdeeld in twintig afdelingen die overeenstemmen met een zeker aantal aspecten die voorkomen in de artikelen 87, § 2, 89, § 1, en 92bis van de wet van 21 maart 1991.
Hierna volgt de volledige lijst van de aldus aangebrachte wijzigingen in de structuur uitgaande van het aanvankelijke ontwerp van besluit : - artikel 2 wordt artikel 3 in afdeling 2; - artikel 3 wordt artikel 16 in afdeling 12; - artikel 4, § 1 tot 3, wordt artikel 5 in afdeling 3; - artikel 4, § 4, wordt artikel 14 in afdeling 11; - artikel 5 wordt artikel 4 in afdeling 2; - artikel 6 wordt artikel 7 in afdeling 5; - artikel 7 wordt artikel 21 in afdeling 17; - artikel 8 wordt artikel 25 in afdeling 20; - artikel 9 wordt artikel 22 in afdeling 17; - artikel 10 wordt artikel 8 in afdeling 6; - artikel 11, § 1, wordt opgeheven; - artikel 11, § 2 en 3, wordt artikel 13 in afdeling 10; - artikel 12, § 1, wordt opgeheven; - artikel 12, § 2 en 3, wordt artikel 15 in afdeling 11; - artikel 12, § 4, wordt artikel 11 in afdeling 8; - artikel 13, § 1, 3, 4 en 5, wordt artikel 10 in afdeling 7; - artikel 13, § 2, wordt artikel 23 in afdeling 18; - artikel 13, § 6, wordt artikel 18 in afdeling 14; - artikel 13, § 7, wordt artikel 24 in afdeling 19; - artikel 14, § 1 en 2, wordt artikel 6 in afdeling 4; - artikel 14, § 3, wordt artikel 19 in afdeling 15; - artikel 14, § 4, wordt artikel 20 in afdeling 16; - artikel 15 is opgeheven; - artikel 16, § 1 tot 3, wordt artikel 12 in afdeling 9; - artikel 16, § 4, wordt opgeheven; - artikel 17 wordt artikel 17 in afdeling 13; - de artikelen 20 en 28 worden artikel 9 in afdeling 7; - ten slotte zijn de kwalificatiecriteria van artikel 25, § 1, van het aanvankelijke ontwerp overgebracht naar artikel 2 in afdeling een van hoofdstuk II, aangezien het om voorwaarden gaat die verband houden met de financiële en technische capaciteit van de kandidaat en zijn vaardigheden op het stuk van beheer.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 2 april 1999 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de semafoondienst", heeft op 10 mei 1999 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die de Kamer van volksvertegenwoordigers krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Algemene opmerkingen 1. Het ontwerp ontleent zijn rechtsgrond onder meer aan artikel 89, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. In paragraaf 1, tweede lid, van dat artikel staat het volgende te lezen : « Behalve de punten, bedoeld in artikel 87, § 2, a) tot t), zal elk bestek slaan op : a) het gebruik van de toegekende frequenties;b) de periodieke rechten voor het gebruik van het radiospectrum en het toezicht op de frequenties;c) in het geval van een aan het publiek aangeboden mobiele telefoondienst, het minimumbedrag van het unieke concessierecht voor het recht om een netwerk aan te leggen en de betrokken dienst aan te bieden;d) in voorkomend geval, de voorwaarden met betrekking tot de vergoeding van de vorige gebruikers van de betrokken frequentieband.» .
Artikel 87, § 2, a) tot t), stelt zijnerzijds een lijst van twintig gegevens op, die gaan van "de voorwaarden met betrekking tot het economisch vermogen en de technische bekwaamheid van de kandidaat" (a) tot de "voorwaarden die nodig zijn om de gelijke behandeling van internationale operatoren te garanderen" (t).
Uit de bepalingen betreffende het "bestek voor semafoonoperator" in hoofdstuk II van het ontwerp, blijkt niet duidelijk hoe de operatoren aan die verschillende gegevens, die nauwkeurig in de genoemde bepalingen van de wet zijn opgesomd, moeten beantwoorden.
De indeling van het ontwerp is overgenomen van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten; dat besluit dateert echter van voor de wijziging die bij de wet van 19 december 1997 is aangebracht in de artikelen 87 en 89 van de wet van 21 maart 1991.
Zulk een structuur is niet geschikt. Men zou bij het opstellen van de voorschriften van het bestek zo dicht mogelijk bij de lijst van de in de wet van 21 maart 1991 vastgestelde gegevens moeten blijven. Deze werkwijze is trouwens gehanteerd in het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen (1).
De formulering van hoofdstuk II behoort volledig te worden herzien in het licht van deze algemene opmerking. Rekening houdend met deze opmerking, onderwerpt de afdeling wetgeving van de Raad van State hoofdstuk II niet aan een gedetailleerde wetgevingstechnische controle, maar maakt zij alleen een aantal specifieke opmerkingen, of herhaalt ze opmerkingen die ze reeds in het kader van vorige adviezen heeft gemaakt en die toegepast kunnen worden op het onderhavige geval (2). « Men behoort ervoor te zorgen dat de opschriften van de afdelingen in hoofdstuk II zo goed mogelijk overeenstemmen met de bewoordingen van artikel 87, § 2, tweede lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en er op zijn minst op toe te zien dat de bewoordingen van die opschriften stroken met de teneur van de bepalingen die in het voormelde artikel 87, § 2, tweede lid, staan. (...)". 2. Volgens artikel 2, § 1, van het ontwerp dekt de vergunning die op basis van het voorliggende besluit wordt verleend, het opzetten van een semafoonnet te land en het exploiteren van de overeenkomstige openbare semafoondienst. Het ontwerp ontleent zijn rechtsgrond niet alleen aan artikel 89, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, dat betrekking heeft op de exploitatie van mobiele telecommunicatiediensten, maar ook aan artikel 92bis van dezelfde wet, betreffende de aanleg en de exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken.
De voorwaarden voor de aanleg en de exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken zijn vastgesteld in het koninklijk besluit van 22 juni 1998, dat zonder onderscheid op alle openbare netwerken van toepassing is.
Indien het de bedoeling is van de steller van het ontwerp te bepalen dat de in artikel 2 bedoelde openbare netwerken alleen hoeven te voldoen aan de voorwaarden die in het voorliggende ontwerp worden vastgesteld, en niet aan die van het koninklijk besluit van 22 juni 1998, dient zulks uitdrukkelijk te worden vermeld en dient het laatstgenoemde besluit dienovereenkomstig te worden aangepast.
Bijzondere opmerkingen Opschrift Voorgesteld wordt het ontworpen opschrift dezelfde structuur te geven als het opschrift van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen. Het ontworpen opschrift zou dan als volgt luiden : « Koninklijk besluit tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en van de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen. » .
Aanhef Eerste en tweede lid Vroeger werd weliswaar naar de richtlijnen die bij een besluit werden omgezet, verwezen met een lid dat begon met "Gelet op"; dat is nu echter niet meer gebruikelijk. Thans dient in de vorm van een overweging, of in de vorm van een artikel in het dispositief, te worden gesteld dat de ontworpen regeling die bepaalde richtlijn omzet.
Het eerste en het tweede lid moeten derhalve vervallen en de ontworpen tekst moet in het licht van deze opmerking en naar de keuze van de stellers van de ontworpen regeling verbeterd worden (3).
Derde lid (dat het eerste lid wordt) Artikel 7 van de wet van 30 juli 1979 is vervangen bij de wet van 6 mei 1998 (4). Men schrijve dus "vervangen bij de wet van 6 mei 1998" in plaats van "gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994".
Bovendien schrijve men "gedeeltelijk vernietigd door het arrest van het Arbitragehof" in plaats van "ten dele nietig verklaard door een arrest van het Arbitragehof".
Vierde lid (dat het tweede lid wordt) Artikel 109ter van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven levert geen rechtsgrond op voor het ontwerp. De vermelding van die bepaling moet bijgevolg vervallen. zodat de datum en het juiste opschrift van die richtlijnen erin vermeld worden. Indien echter in een artikel van het dispositief naar de richtlijnen verwezen zou worden, moet het achtste lid vervallen.
Er dient daarentegen verwezen te worden naar artikel 92bis van die wet als rechtsgrond van het ontwerp, aangezien het ontwerp voorwaarden vaststelt voor de aanleg van het semafoonnetwerk, dat een openbaar telecommunicatienetwerk is, zoals is opgemerkt in algemene opmerking nr. 2.
Men schrijve "[...] inzonderheid op de artikelen 75, § 8, en 89, § 1, vervangen bij de wet van 19 december 1997, en op artikel 92bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 en vervangen bij de wet van l9 december 1997;".
Derde lid (nieuw) Vroeger werd in de aanhef van een besluit weliswaar niet verwezen naar regelingen die bij dat besluit werden opgeheven; thans wordt dat echter wel gedaan. Bijgevolg moet de aanhef worden aangevuld met een lid, waarin verwezen wordt naar het koninklijk besluit van 17 juli 1997 betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten, dat wordt opgeheven bij artikel 30 van het ontwerp.
Vijfde lid (dat het vierde lid wordt) Het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zit niet in de dossiers waarover het Coördinatiebureau beschikt. Dit advies wordt verleend onder voorbehoud van het bestaan van dat advies.
Zevende lid (dat het vijfde lid wordt) Dit lid behoort zodanig te worden gesteld dat de datum waarop de Minister van Begroting met het ontwerp heeft ingestemd, namelijk 11 maart 1999, erin vermeld wordt. Het lid zou overeenkomstig de wetgevingstechnische voorschriften aldus geredigeerd moeten worden : « Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 11 maart l999;".
Achtste lid Verwezen wordt naar de opmerkingen gemaakt over het eerste en het tweede lid.
Negende lid (dat het zesde en het zevende lid wordt) Wanneer wordt gevraagd dat het advies binnen een termijn van een maand wordt gegeven, behoren de twee volgende leden in de aanhef te worden opgenomen (5) : « Gelet op het besluit van de Ministerraad van... [datum] over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 mei 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".
Dispositief Hoofdstuk I Aangezien Hoofdstuk I slechts één afdeling omvat, behoort geen gebruik gemaakt te worden van de onderverdeling "Afdeling I".
Artikel 1 1. In onderdeel 2° omvat de definitie van semafoondienst alle telecommunicatie met behulp van radiosignalen, wat ook de vorm van het bericht zij. Die definitie behoort te worden herzien om op zijn minst mobiele telefonie ervan uit te sluiten. 2. Wat onderdeel 3° betreft wordt voorgesteld om, naar analogie van de definitie van "GSM-netwerk" in artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten, te schrijven : "geheel van schakelaars, controletoestellen ("controllers") en basisstations" in plaats van "geheel van specifieke uitrusting (schakelaars, controletoestellen '"controllers") en basisstations).» Dusdoende wordt het gebruik van haakjes voorkomen. 3. Op te merken valt dat de definitie van de afkorting "E.T.S.I. » , die in onderdeel 7 wordt gegeven, niet dezelfde is in alle ontwerpen die aan de afdeling wetgeving van de Raad van State zijn voorgelegd.
Er behoort op gelet te worden dat de definities die in de verschillende besluiten tot uitvoering van de genoemde wet van 21 maart 1991 worden gebruikt en die dezelfde begrippen betreffen, onderling exact overeenstemmen. 4. Het zou verkieslijk zijn onderdeel 10 te laten vervallen en artikel 2, § 1, als volgt te stellen : « Art.2. § 1. De vergunning die op basis van dit besluit wordt toegekend, hierna te noemen de vergunning, dekt het opzetten van een semafoonnetwerk te land en de exploitatie van de overeenkomstige openbare semafoondienst. » . 5. In onderdeel 15° zeggen de woorden "datum van notificatie van de vergunning" op zich genoeg, en hoeven ze bijgevolg niet te worden gedefinieerd.6. Wat onderdeel 22° betreft, heeft het geen zin de afkorting "NIS" aan het begin van het ontwerp te definiëren, aangezien die afkorting alleen wordt gebruikt in artikel 5, § 1, derde lid, van het ontwerp. Daar waar over deze instelling gesproken wordt, schrijve men voluit "Nationaal Instituut voor de Statistiek".
Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor de benamingen die in de lijst van termen en definities verklaard worden, terwijl ze slechts enkele keren in de tekst voorkomen.
Artikel 2 Verwezen wordt naar de opmerking gemaakt bij onderdeel 10° van artikel 1.
Artikel 3 1. De vraag rijst of de termijn van een maand waarin paragraaf 1 voorziet, in de praktijk altijd door de vergunninghouders geëerbiedigd kan worden.De structuur van en de controle op het kapitaal van laatstgenoemden hangen immers onder meer af van gebeurtenissen die zij niet in de hand hebben. 2. De afdeling wetgeving van de Raad van State had in haar advies L. 27.309/4, uitgebracht op 11 maart 1998 over een ontwerp dat het koninklijk besluit van 22 juni 1998 is geworden tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen (6), onder meer het volgende opgemerkt in verband met de beslissing om een vergunning niet te verlengen, waarvan sprake was in artikel 19 van dat ontwerp : « Gelet op artikel 9, lid 3, van de voormelde richtlijn 97/13/EG, krachtens hetwelk eenieder die aan de voorwaarden van het bestek voldoet, het recht (heeft) om een vergunning te ontvangen, behoren de woorden "met name" in het derde lid te vervallen.
De weigering om de vergunning te verlengen, is een besluit met vergaande gevolgen voor de betrokkene, zodat hij op zijn minst in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn oordeel te geven.
Tegen die beslissing kan bij de Raad van State beroep worden ingesteld. » .
Die opmerking geldt mutatis mutandis ook voor artikel 3, § 2, derde lid (7).
Bovendien dienen in paragraaf 2, eerste lid, de woorden "te rekenen" te vervallen.
Artikel 4 In paragraaf 3, tweede lid, schrijve men in de Franse tekst "necessaires" in plaats van "voulues".
Artikel 7 De toewijzing van radiofrequenties is het onderwerp van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, luidens hetwelk de frequenties toegewezen, vervangen en teruggenomen worden door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
Het is niet duidelijk of het de bedoeling is om met de toewijzing van frequenties waarin het ontwerp voorziet, af te wijken van dat koninklijk besluit.
Ter wille van de samenhang zou het beter zijn de toewijzing aan de vergunninghouders van de frequenties waarin het voorliggende ontwerp voorziet af te stemmen op het koninklijk besluit van 15 oktober 1979.
Artikel 8 Krachtens artikel 75, § 8, van de genoemde wet van 21 maart 1991 kan uitdrukkelijk met een overheidsbepaling worden voorgeschreven dat het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een advies uitbrengt dat strekt tot verzoening van de partijen in geval van geschillen tussen personen die telecommunicatienetwerken exploiteren of telecommunicatiediensten aanbieden.
Het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende een verzoeningsprocedure voor het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie bepaalt dat het Instituut in zulk een geval ambtshalve de partijen kan oproepen tot een verzoeningsprocedure (artikel 5, § 1, eerste lid).
Bovendien bepaalt artikel 79ter van de genoemde wet dat iedere partij bij een geschil dat onder meer betrekking heeft op gedeeld gebruik van de voorzieningen, "de Kamer voor Interconnectie, huurlijnen, bijzondere toegang en gedeeld gebruik" kan adiëren.
De redactie van artikel 8, tweede lid, van het ontwerp roept dan ook de volgende vragen op : - moet het Instituut, in geval van betwisting omtrent het gemeenschappelijk gebruik van antennesites de partijen ambtshalve ter verzoening oproepen, of beschikt het wat dat betreft over een beoordelingsbevoegdheid, zoals het gebruik van het werkwoord "kan" lijkt aan te geven in het genoemde koninklijk besluit van 10 december 1997 waarnaar het ontwerp verwijst ? - is de verzoening door het Instituut voor de partijen een voorwaarde vooraf, die aan de adiëring van de "Kamer" verplicht moet voorafgaan ? Deze bepaling moet worden herzien om de bedoeling van de steller ervan te verduidelijken.
Artikel 9 Paragraaf 1, eerste lid, is overbodig en behoort dus te vervallen.
Regels die afwijken van de gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregeling kunnen overigens alleen bij de wet rechtsgeldig worden vastgesteld.
Artikel 11 De paragrafen 1 en 2, eerste lid, zijn overbodig, want de daarin vervatte regels komen reeds voor in artikel 109ter, §§ 2 en 3, van de wet van 21 maart 1991.
Die bepalingen behoren dus te vervallen.
Paragraaf 3 moet zo worden gesteld dat hij niet geldt voor Belgacom in het bijzonder, maar voor elke organisatie die aangemerkt wordt als een organisatie met een sterke positie op de markt van de diensten voor mobiele of vaste spraaktelefonie, de huurlijnen, de vaste openbare telefoonnetwerken of de openbare netwerken voor mobiele telefonie die ook een semafoonnetwerk exploiteert of die een dochtervennootschap of een partner heeft die ook zulk een netwerk exploiteert.
Artikel 12 1. Volgens paragraaf 2 moet "elke service provider" "behoorlijk geregistreerd" zijn. Zulk een registratie is nergens bij de wet geregeld.
Volgens de wet van 21 maart 1991 moet voor de levering van een spraaktelefoondienst (artikel 87), een mobiele telefoondienst, een semafoondienst of andere mobiele telecommunicatiediensten (artikel 89) immers een vergunning worden aangevraagd. Voor het exploiteren van andere telecommunicatiediensten hoeft alleen aangifte te worden gedaan.
Het op de markt brengen van semafoondiensten die geëxploiteerd worden door een operator met wie daartoe een overeenkomst wordt gesloten, valt niet onder één van die categorieën, tenzij ervan uitgegaan wordt dat die activiteit op zich bestaat in het exploiteren van een semafoondienst, in welk geval een vergunning van de Koning vereist is.
De voorgaande opmerking doet geen afbreuk aan de machtiging die aan de Koning wordt verleend bij artikel 89, § 1, tweede lid, waarin wordt verwezen naar artikel 87, § 2, tweede lid, l), krachtens hetwelk "de noodzakelijke voorwaarden" kunnen worden bepaald "om de interoperabiliteit van de diensten, de gelijke behandeling en de informatie aan de gebruikers te garanderen, met name de contractuele voorwaarden voor de dienstverlening en de naleving van de toepasselijke verplichtingen door de personen die deze diensten commercialiseren".
Op basis van die machtiging mag in het ontwerp worden bepaald welke bepalingen op zijn minst moeten worden vermeld in de overeenkomsten tussen de operator en de personen die zijn diensten op de markt brengen. Tevens mag daarin worden bepaald dat de lijst van die personen aan het Instituut moet worden bezorgd. Wat er echter niet in bepaald mag worden, is dat die personen bij het Instituut vooraf moeten worden geregistreerd of aangifte moeten doen.
Paragraaf 1 en paragraaf 2, eerste lid, behoren dus te vervallen en het begin van paragraaf 2, tweede lid (dat het eerste lid van artikel 12 wordt), behoort als volgt te worden gesteld : « De contracten die de operator met natuurlijke of rechtspersonen sluit om zijn semafoondienst op de markt te brengen, bevatten op zijn minst de volgende gegevens :... » .
Paragraaf 2, vierde lid, geeft geen ruimere strekking aan artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 en behoort dus te vervallen. 2. Overeenkomstig richtlijn 97/66/EG d.d. 15 december 1997 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector doet men er beter aan in paragraaf 4 te schrijven : "gegevens die noodzakelijk zijn om de abonnees te kunnen identificeren" in plaats van "vermeldingen van de abonnees".
Artikel 13 Artikel 89, § 1, tweede lid, b), van de wet van 21 maart 1991 bepaalt dat een "periodiek recht" moet worden betaald "voor het gebruik van het radiospectrum en het toezicht op de frequenties".
Dat recht is aan de orde in paragraaf 2 van dit artikel.
Het in paragraaf 7 vermelde recht "voor de eerste terbeschikkingstelling van de frequenties", dat bedoeld is als "terugbetaling van de vorige gebruiker van de frequenties", heeft daarentegen geen enkele rechtsgrond.
Paragraaf 7 behoort dan ook te vervallen.
Artikel 14 1. In paragraaf 2 behoren de woorden "in het kader van hun arbeidsovereenkomst" te vervallen.Regels ter aanvulling van de wetgeving op de arbeidsovereenkomsten kunnen immers alleen bij de wet rechtsgeldig worden vastgesteld. 2. De mogelijkheid om als abonnee een beroep te doen op de ombudsdienst voor telecommunicatie, is een recht dat wordt toegekend bij artikel 43bis, § 3, van de wet van 21 maart 1991. Paragraaf 4, tweede lid, is overbodig en behoort dus te vervallen.
Artikel 15 Deze bepaling heeft geen rechtsgrond en behoort dus te vervallen.
Artikel 16 De vertrouwelijkheid van de gegevens die aan het Instituut worden meegedeeld, wordt geregeld bij artikel 120 van de wet van 21 maart l991.
Paragraaf 4 behoort dus te vervallen.
Artikel 17 1. Wat paragraaf 1 betreft, is het nogal vreemd dat de Ministerraad bevoegd wordt gemaakt om een vergunning te schorsen of in te trekken. Aangezien de vergunning door de Koning wordt verleend, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, is het beter te bepalen dat een vergunning onder dezelfde voorwaarden kan worden geschorst of ingetrokken. 2. Paragraaf 4 moet overigens vervallen. De reden daarvoor is de volgende : artikel 87, § 2, tweede lid, van de wet van 21 maart 1991, waarnaar in artikel 89, § 1, tweede lid, van dezelfde wet wordt verwezen, machtigt de Koning er weliswaar toe "sancties bij niet-naleving van de voorwaarden van de vergunning met inbegrip van de opzegging" te bepalen, maar die machtiging mag niet worden opgevat als zou Hij administratieve geldboeten zoals die vermeld in de ontworpen bepaling mogen bepalen. Zulke geldboeten moeten uitdrukkelijk door de wetgever zelf worden bepaald.
Artikel 109quater van de wet van 21 maart 1991 voorziet overigens in de mogelijkheid om natuurlijke personen een administratieve geldboete van 10 000 tot 100 000 frank en rechtspersonen een geldboete van 0,5 tot 5 percent van hun omzet in de betrokken sector op te leggen indien ze zich niet houden aan de verplichtingen die worden opgelegd in titel III van de wet, die betrekking heeft op telecommunicatie en op de besluiten ter uitvoering van die titel.
Volgens het principe "non bis in idem" mogen geen andere geldboeten voor dezelfde feiten worden opgelegd.
Artikelen 25 tot 27 Artikel 89, § 1, bepaalt dat de Koning het aantal toe te kennen vergunningen voor de exploitatie van een semafoondienst vaststelt, alsook selectiecriteria.
Volgens de uitleg die aan de Raad van State is verstrekt, wil de steller van het ontwerp het aantal vergunningen niet beperken.
Dat lijkt niet strijdig met de wet, aangezien de Koning een onbeperkt aantal kan vaststellen.
In dat geval moet evenwel iedere operator die aan de algemene voorwaarden voldoet, een vergunning kunnen krijgen, zoals wordt bepaald in artikel 9, lid 3, van richtlijn 97/13/EG d.d. 10 april 1997 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten. Er hoeft geen enkel selectiecriterium te worden vastgesteld.
In artikel 25 worden criteria vastgesteld die "kwalificatiecriteria" worden genoemd.
In dat artikel wordt evenwel niet bepaald in hoeverre men aan die criteria moet voldoen om een vergunning te ontvangen. Wanneer aanvragen geselecteerd moeten worden, kan dat gebrek aan nauwkeurigheid geaccepteerd worden, maar wanneer het aantal vergunningen niet beperkt is, mogen vergunningen alleen geweigerd worden als de aanvragers niet aan de in het bestek vermelde vereisten voldoen.
In de voornoemde richtlijn 97/13/EG wordt immers een zeer duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds de voorwaarden voor toekenning van vergunningen, die vooraf op basis van de bijlage bij de richtlijn moeten worden gesteld en die de aanvragen, als hij aan die voorwaarden voldoet, een recht op het ontvangen van de vergunning geven (voormeld artikel 9, lid 3) en anderzijds de selectiecriteria die in aanmerking moeten worden genomen wanneer het aantal individuele vergunningen beperkt is en uit verscheidene aanvragen moet worden gekozen.
Artikel 25 moet worden herzien. Daarbij moet rekening worden gehouden met deze opmerking en mogen geen criteria voor het onderzoek van de aanvragen worden opgelegd, maar moeten voorwaarden worden gesteld overeenkomstig de bijlage bij richtlijn 97/13/EG (8).
Ook de artikelen 26 en 27 behoren te worden herzien. Daarbij behoren de woorden "verdiensten" en "geselecteerde" te vervallen, aangezien men bij het onderzoeken van de aanvragen alleen mag nagaan of de gestelde voorwaarden vervuld zijn.
Artikel 28 Aangezien artikel 20 reeds een recht van 500 000 frank voor het onderzoek van de aanvraagdossiers instelt, overeenkomstig artikel 89, § 1, eerste lid, mogen de advieskosten voor het onderzoek van die aanvragen volgens het principe "non bis in idem" niet nog daarenboven op de aanvragers worden verhaald.
Slotopmerkingen De redactie van de tekst moet worden verbeterd met het oog op een correct en elegant taalgebruik en op basis van de regels van de wetgevingstechniek (9).
Vooral het taalgebruik in de Nederlandse tekst is voor verbetering vatbaar. Zo bijvoorbeeld schrijve men in artikel 1, 18°, "tijdens welke" in plaats van "tijdens dewelke" en in artikel 3, § 2, derde lid, "opzegging" in plaats van "opzeg". Ook zou er op toegezien moeten worden dat Nederlandse termen geen betekenissen toegevoegd krijgen die wel in het Frans gangbaar zijn, doch niet in het Nederlands, zoals in artikel 1, 4°, waar het woord "dekken" (bedoeld wordt : bestrijken) gebezigd wordt in een betekenis die in die context niet gangbaar is in het Nederlands.
Inzonderheid behoren de volgende regels te worden nageleefd : - het gebruik van ronde haakjes dient te worden vermeden (zie artikel 1, 3°); - een artikel behoort alleen dan in paragrafen te worden onderverdeeld als ten minste één paragraaf uit meer dan één lid bestaat (zie bijvoorbeeld artikel 6); - wanneer in een artikel van het ontworpen besluit wordt verwezen naar een ander artikel van dat besluit mag de vermelding van dat artikel niet worden gevolgd door de woorden "van dit besluit" (zie bijvoorbeeld artikel 2, § 4, tweede lid); wanneer in een onderverdeling van een artikel naar een andere onderverdeling van datzelfde artikel wordt verwezen, mag de vermelding van dat onderdeel niet worden gevolgd door de woorden "van dit artikel"; - wanneer in een bepaling een gedeelte van een artikel wordt aangehaald, dient na het nummer van het artikel en na de aangehaalde onderverdeling van het artikel een komma te komen (zie bijvoorbeeld artikel 2, § 4, tweede lid); - om een verplichting uit te drukken, behoort de onvoltooid tegenwoordige tijd te worden gebruikt in plaats van de werkwoorden "moeten en dienen te... » ; - wanneer voor het eerst naar een regeling wordt verwezen, moet het volledige en juiste opschrift ervan worden vermeld. Wordt er opnieuw naar verwezen, dan moet die regeling worden aangehaald met het woord "voornoemde", gevolgd door de datum ervan.
De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, kamervoorzitter;
C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;
P. Gothot en J. van Compernolle, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. M. Proost, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer C. Amelynck, referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.
De griffier, M. Proost.
De voorzitter, R. Andersen. _______ Nota (1) In advies L.27.309/4, dat de afdeling wetgeving van de Raad van State op 11 maart 1998 over dat koninklijk besluit, dat zich toen in de ontwerpfase bevond, heeft uitgebracht, heeft ze zelfs het volgende opgemerkt : (2) Wat dat betreft, valt op te merken dat bij de redactie van het ontwerp geen rekening is gehouden met de talrijke opmerkingen die de afdeling wetgeving van de Raad van State heeft gemaakt in haar advies L.28.424/4 d.d. 14 december 1998 over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende het bestek van toepassing op de exploitatie van mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten". De steller van het ontwerp wordt verzocht die opmerkingen in acht te nemen. (3) Indien de steller van de ontworpen regeling ervoor kiest in de vorm van een overweging aan te geven dat het ontwerp richtlijnen omzet, zou het achtste lid van de aanhef aangepast kunnen worden, (4) Belgisch Staatsblad van 30 juni 1998.(5) De afdeling wetgeving heeft deze wetgevingstechnische opmerking reeds talrijke keren gemaakt, onder meer in advies L.27.309/4, gegeven op 11 maart 1998 over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen", en in haar genoemde advies L. 28.424/4. (6) Bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 juli 1998, blz. 23299. (7) Artikel 17, § 2, tweede lid, biedt de operator trouwens de mogelijkheid om op zijn verzoek door het Instituut te worden gehoord, wanneer hem ten laste wordt gelegd dat hij zich niet richt naar de bepalingen van het ontwerp of van zijn vergunning. (8) Zie inzonderheid punt 4.8 van die bijlage. (9) Cf.in dezen de rondzendbrief over wetgevingstechniek op de website van de Raad van State (http://www.raadvstconsetat.fgov.be)
4 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en van de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, inzonderheid op artikel 7, vervangen bij de wet van 6 mei 1998, artikel 11, vervangen bij de wet van 22 december 1989, ten dele nietig verklaard door het arrest van het Arbitragehof nr. 7/90 van 25 januari 1990 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994, en artikel 13;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 75, § 8, en artikel 89, § 1, vervangen bij de wet van 19 december 1997, en artikel 92bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 en vervangen bij de wet van 19 december 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1997 betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten;
Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 november 1998;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 11 maart 1999;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 12 maart 1999 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 mei 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Terminologie en definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° wet : de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;2° semafoondienst : telecommunicatiedienst die bestaat uit het verzenden en ontvangen van berichten in verschillende vormen door middel van radiosignalen, met uitzondering van de mobiele telefonie;3° semafoonnet;geheel van schakelaars, controletoestellen ("controllers") en basisstations die nodig zijn om een semafoondienst aan te bieden; 4° basisstation : radiostation van een semafoonnet bestemd om een gegeven geografische zone te dekken;5° eindtoestel : radiotoestel bestemd om door semafoonnetten uitgezonden berichten te ontvangen of om, eventueel, berichten naar semafoonnetten te verzenden op het terugkanaal;6° protocol : het geheel van de norm die wordt toegepast in een semafoonnet voor het versturen en ontvangen van berichten alsook voor het aanbieden van eventuele bijkomende diensten; 7° E.T.S.I. : "European Telecommunications Standards Institute" (Europees Instituut voor telecommunicatienormen); 8° ERMES : "European Radio MEssage System", pan-Europees systeem voor publieke unidirectionele semafonie in de 169 MHz-band zoals genormaliseerd door het E.T.S.I.; 9° bestek : geheel van voorwaarden met betrekking tot het opzetten van een semafoonnet en het exploiteren van een semafoondienst dat het voorwerp uitmaakt van Hoofdstuk II;10° semafoonoperator : houder van een vergunning, bedoeld in artikel 3, § 1;11° service provider : maatschappij die met de semafoonoperator een contract heeft gesloten voor de rechtstreekse verkoop van diensten die gebruik maken van het net van de bewuste semafoonoperator;12° dienstabonnees : klanten die een abonnement hebben genomen op de dienst van de semafoonoperator of van een service provider waarmee de semafoonoperator een contract heeft gesloten;13° oproeper : persoon die of toestel dat berichten verstuurt die bestemd zijn voor abonnees van een semafoondienst;14° PSTN "Public Switched Telephone Network") : openbaar geschakeld telefoonnet;15° ISDN ("Integrated Services Digital Network") : digitaal netwerk met integratie van diensten;16° piekuur : ononderbroken duur van een uur tijdens dewelke het volume van het verkeer dat door het netwerk van de semafoonoperator moet worden getransporteerd het grootst is;17° faalkans van de berichtverzending : kans dat een bericht dat door de oproeper wordt verstuurd en correct naar het net van de semafoonoperator wordt verzonden, niet correct wordt ontvangen door de abonnee van de dienst van de semafoonoperator die zich in de dekkingszone van het netwerk van de semafoonoperator bevindt;18° verzendtijd van een bericht : tijdsinterval tussen de aanvaarding van een bericht door het netwerk van de semafoonoperator en het ogenblik waarop het bericht effectief door het radionetwerk wordt verspreid;19° frequentieplan : lijst van alle basisstations van het net met de gebruikte frequenties, het maximale schijnbaar uitgestraalde vermogen, het stralingsdiagram van de antenne en de antennehoogte gemeten vanop de grond. HOOFDSTUK II. - Bestek voor semafoonoperator Afdeling 1. - Economisch vermogen en technische bekwaamheid
Art. 2.De operator beschikt over een toereikende financiële basis en over waarborgen voor de goede financiële afwikkeling van zijn activiteiten die gedekt zijn door de vergunning die is afgegeven op grond van dit koninklijk besluit.
De operator bezit een toereikend niveau van technische en operationele expertise op het stuk van telecommunicatienetwerken en -diensten;
De operator stelt een samenhangend business plan op met zijn financiële en commerciële vooruitzichten.
De operator is bekwaam om zijn project op het technische, financiële, commerciële, organisatorische vlak en vanuit het standpunt van het personeelsbeleid te beheren. Afdeling 2
Aard, karakteristieken en dekkingszone van de betrokken dienst Onderafdeling 1. - Aard en karakteristieken van de dienst
Art. 3.§ 1. De vergunning die op basis van dit besluit wordt toegekend, hierna te noemen de vergunning, dekt het opzetten van een semafoonnet te land en het exploiteren van de overeenkomstige openbare semafoondienst. § 2. Het netwerk van de semafoonoperator maakt het de dienstabonnees mogelijk berichten te ontvangen of eventueel te verzenden, wanneer zij zich in de dekkingszone van het net van de semafoonoperator bevinden.
Via het netwerk van de semafoonoperator kunnen minstens de volgende soorten van berichten worden verzonden : 1° alarmeringsbericht ("biep");2° digitaal bericht;3° alfanumeriek bericht. De semafoonoperator stelt alles in het werk om de dienstabonnees het gehele pakket van bijkomende diensten aan te bieden waarin voorzien is in het protocol dat hij toepast. § 3. Het net van de semafoonoperator is ten minste met één PSTN/ISDN in België geïnterconnecteerd. § 4. Het is de semafoonoperator toegestaan gedeeltelijk gebruik te maken van het netwerk van een andere semafoonoperator wat betreft alle uitrusting van zijn semafoonnetwerk die niet onderling verbonden is met uitwendige netten. In dat geval blijft de operator als enige verantwoordelijk voor de werking van zijn semafoonnetwerk en zijn semafoondienst, alsook voor de naleving van zijn verschillende verbintenissen.
Indien de semafoonoperator op die manier gebruik maakt van het radionet van basisstations van een andere semafoonoperator, wordt hij vrijgesteld van de rechten voor de terbeschikkingstelling en eerste terbeschikkingstelling van de frequenties, waarvan respectievelijk sprake in de artikelen 23 en 24.
Onderafdeling 2. - Dekkingszone van de dienst
Art. 4.§ 1. De ontplooiing van het radionetwerk van de semafoonoperator beantwoordt, te rekenen vanaf de datum van notificatie van de vergunning, minstens aan de dekkingsgraden die voor de verschillende tijdstippen werden vastgelegd in de volgende tabel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De vermelde percentages komen overeen met de delen van het oppervlak van het grondgebied en van de bevolking die in België bediend moeten zijn. Op elk van de in deze paragraaf vastgelegde einddata is elk van beide doelstellingen inzake dekking bereikt.
De dekking van de bevolking wordt door het Instituut beoordeeld op grond van de demografische verspreiding die wordt bepaald door de onderverdeling van België in statistische sectoren door het Nationaal Instituut voor de Statistiek.
Alle autowegen, d.w.z. de verkeersaders met de letters E, A en R, moeten volledig gedekt zijn binnen een termijn van twee jaar die ingaat op de datum van notificatie van de vergunning.
Afwijkingen kunnen door de Minister, op voorstel van het Instituut, worden toegestaan in geval van overmacht. § 2. Wat de bediening van de wegtunnels betreft, stellen de semafoonoperatoren alles in het werk om de nodige akkoorden te sluiten met de instellingen die over installaties beschikken waarmee de dekking van radiodiensten binnenin die tunnels wordt gegarandeerd, teneinde hun semafoondienst aan te bieden aan abonnees die erdoor rijden. Afdeling 3.
Permanentie, kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst
Art. 5.§ 1. De semafoondienst van de operator wordt commercieel aangeboden binnen een maximumtermijn van een jaar te rekenen vanaf de datum van notificatie van de vergunning. § 2. De dienst die de semafoonoperator aanbiedt, voldoet op zijn minst aan de volgende voorwaarden wat betreft het gedeelte van de verzending van de berichten die normale voorrang krijgen op zijn semafoonnet : 1° faalkans van de berichtverzending : ten hoogste 2 % op het piekuur;2° verzendtijd van de berichten : ten hoogste twee minuten voor 90 % van de berichten op het piekuur. De praktische methoden en de precieze procedures met betrekking tot de meting van de faalkans en de verzendtijd worden door het Instituut vastgelegd in overleg met de semafoonoperatoren. § 3. De dienst is alle dagen van het jaar, 24 uur op 24 ter beschikking, met inbegrip van de dienst voor hulp aan de dienstabonnees.
De semafoonoperator treft alle nodige maatregelen om storingen in zijn netwerk binnen zes uur te kunnen opheffen. Deze termijn wordt verlengd tot twaalf uur voor de periodes buiten de normale werkuren van de semafoonoperator. Afdeling 4. - Bescherming van de abonnees en van de gegevens
Art. 6.§ 1. De semafoonoperator treft alle redelijke maatregelen om de vertrouwelijkheid van de berichten die via zijn netwerk worden uitgewisseld en de bescherming van de inlichtingen over zijn abonnees te garanderen.
De semafoonoperator neemt alle vereiste maatregelen om onwettig gebruik van zijn netwerk te voorkomen. § 2. De semafoonoperator legt aan zijn personeelsleden bepalingen op inzake de verplichting tot vertrouwelijkheid bij de behandeling van informatie over de abonnees van zijn netwerk. Afdeling 5. - Technische normen
Art. 7.Het semafoonnet van de operator gebruikt een protocol dat voldoende bekendheid geniet op internationaal vlak.
Vooraleer ze wordt geïnstalleerd, moet alle radioapparatuur van de basisstations goedgekeurd zijn volgens de geldende voorschriften van het Instituut.
Onverminderd de bepalingen van artikel 14, § 2, mag de semafoonoperator aan geen enkel eindtoestel dat behoorlijk is goedgekeurd, de toegang tot zijn netwerk weigeren. Afdeling 6. - Nummeringsplan
Art. 8.Het Instituut kent aan elke semafoonoperator op basis van zijn commerciële behoeften een gepaste capaciteit in het nationale nummeringsplan toe overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan. Afdeling 7. - Rechten voor de uitreiking, het beheer en het toezicht
op de vergunning Onderafdeling 1. - Rechten voor de uitreiking van de vergunning
Art. 9.Elke kandidaat betaalt, alvorens zijn kandidatuurdossier op te sturen, een som van 500.000 frank aan het Instituut om de kosten te dekken in verband met het onderzoek van zijn dossier.
Bovendien betaalt elke in aanmerking genomen semafoonoperator, binnen de dertig dagen die volgen op de notificatie door de Minister, aan het Instituut de advieskosten die het eventueel heeft gedragen om zich te laten bijstaan bij de analyse van zijn kandidatuur.
Onderafdeling 2 Rechten voor het beheer en het toezicht op de vergunning
Art. 10.§ 1. Om de kosten te dekken voor het beheer van de vergunning, met inbegrip van de kosten van de controle die erop betrekking hebben, betaalt de semafoonoperator jaarlijks aan het Instituut een recht van één miljoen frank, "recht voor het beheer van de vergunning" genoemd.
Dit recht moet de semafoonoperator betalen voor elk semafoonnetwerk dat door hem wordt uitgebaat met een welbepaald protocol, onafhankelijk van het aantal gebruikte radiofrequenties.
De eerste betaling van het recht voor het beheer van de vergunning wordt verricht binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van notificatie van de vergunning. Het recht wordt berekend naar rato van het aantal maanden dat nog overblijft tot 31 december van het lopende jaar. § 2. Dit recht wordt betaald op het rekeningnummer dat door het Instituut wordt meegedeeld.
Elke onvolledige maand wordt voor een volledige maand aangerekend. § 3. Onverminderd de bepalingen van de voorgaande paragrafen, wordt het recht voor het beheer van de vergunning uiterlijk op 31 januari van het jaar waarop het recht in kwestie betrekking heeft, betaald.
Rechten die op de vastgestelde vervaldatum niet zijn betaald, geven van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand. § 4. De in dit artikel vermelde bedragen van de rechten worden elk jaar op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die bekomen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 1996. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bekomen bedragen afgerond tot het hogere duizendtal franken. Afdeling 8. - Universele telefoongids
Art. 11.De semafoonoperator kan in de universele telefoongidsen gegevens opnemen die noodzakelijk zijn om de abonnees van zijn dienst te kunnen identificeren, die zich niet tegen die publicatie verzetten. Afdeling 9. - Toezicht op de naleving van de vergunning
Art. 12.§ 1. Het Instituut controleert de naleving door de semafoonoperator van de voorwaarden van dit besluit en van zijn vergunning. § 2. De semafoonoperator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de staat van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en zijn financiële toestand.
De operator moet elk jaar, uiterlijk op 30 juni, aan het Instituut een verslag toezenden over zijn activiteiten gedurende het voorgaande jaar. Dat verslag bevat ten minste de volgende informatie : 1° de verwezenlijkte dekkingszone; 2° een beschrijving van de aangeboden diensten en 3° het aantal dienstabonnees.
De semafoonoperator verleent gratis zijn medewerking bij elk verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van dit besluit en van zijn vergunning worden nageleefd. § 3. De semafoonoperator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn semafoonnet ter beschikking om het de ambtenaren mogelijk te maken na te gaan of de bepalingen van dit besluit en de voorwaarden van de vergunning worden nageleefd. Afdeling 10. - Rechten en plichten met betrekking tot interconnectie
Art. 13.§ 1. In geval van een interconnectie met een machtige operator die een PSTN/ISDN-netwerk exploiteert, zoals bedoeld in artikel 109ter, § 3 van de wet, voeren de semafoonoperator en de betreffende PSTN/ISDN-operator commerciële onderhandelingen over de financiële vergoeding en de procedures voor de compensatie voor de afwikkeling van het verkeer van het PSTN/ISDN-net naar het netwerk van de semafoonoperator, waarbij de volgende beginselen worden nageleefd : 1° de kosten van de berichten kunnen ofwel volledig worden aangerekend aan de oproeper, ofwel op specifieke wijze worden verdeeld tussen de oproeper en de dienstabonnee, ofwel volledig worden aangerekend aan de dienstabonnee;2° voor de berichten waarvan de kosten volledig aan de oproeper worden aangerekend, stelt de semafoonoperator het bedrag vast van de interconnectielasten die hij de PSTN/ISDN-operator vraagt voor elk bericht dat door het PSTN/ISDN naar zijn semafoonnet wordt verstuurd en daar uitkomt;3° voor de berichten waarvan de kosten volledig of gedeeltelijk aan de dienstabonnee worden aangerekend, stelt de semafoonoperator het bedrag vast van de interconnectielasten die hij aan de PSTN/ISDN-operator vraagt voor elk bericht dat door het PSTN/ISDN naar zijn semafoonnet wordt verstuurd en daar uitkomt, rekening houdend met de vergoeding die bij de dienstabonnee wordt geïnd;4° bij de vaststelling van zijn interconnectielasten houdt de semafoonoperator rekening met de tariefmogelijkheden waarover de PSTN/ISDN-operator beschikt;5° de PSTN/ISDN-operator legt het tariefniveau vast voor het gedeelte van de kosten van de berichten die aan de oproeper worden aangerekend waarbij hij aan de door de semafoonoperator vastgelegde interconnectiekosten een verhoging toevoegt die redelijk is, niet discriminerend en op de kosten gebaseerd;6° de PSTN/ISDN-operator stelt zijn eigen abonnees volledig en duidelijk op de hoogte van de voorwaarden voor het versturen van berichten vanuit zijn PSTN/ISDN naar het netwerk van de semafoonoperator. § 2. Deze paragraaf is van toepassing op elke organisatie die aangemerkt wordt als een organisatie met een sterke positie op de markt van de diensten van mobiele of vaste spraaktelefonie, de huurlijnen, de vaste openbare telefoonnetwerken of de openbare netwerken voor mobiele telefonie die ook een semafoonnetwerk exploiteert of die een dochtervennootschap of een partner heeft die ook zulk een netwerk exploiteert.
De leveringsvoorwaarden van een operator bedoeld in het eerste lid met betrekking tot de verrichtingen die de semafoonoperator eist, mogen niet minder gunstig zijn dan degene die voor de exploitatie van zijn eigen semafoonnet worden geboden.
De in het vorige lid bedoelde voorwaarden zijn de technische kwaliteit van de verrichtingen, de financiële voorwaarden en de termijnen voor het ter beschikking stellen van die verrichtingen, voorzover de behoeften van de semafoonoperator op behoorlijke wijze aan de betrokken operator zijn gemeld. Afdeling 11. - Contractuele voorwaarden voor de dienstverlening en
service providers
Art. 14.§ 1. De dienstvoorwaarden zijn identiek voor dienstabonnees die zich in soortgelijke omstandigheden bevinden, en dat wat betreft: 1° de tarieven en eventuele kortingen;2° de nadere regels inzake aansluiting;3° het onderhoud;4° de kwaliteit, de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de dienst. § 2. De semafoonoperator mag, overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen, de toegang tot de dienst niet weigeren, noch schorsen, behalve in geval van fraude of wanneer blijkt of vermoed wordt dat de abonnee niet of onvoldoende betaalt, of op grond van de volgende essentiële vereisten: 1° de veiligheid van het functioneren van het net;2° het behoud van de netwerkintegriteit;3° de interoperabiliteit van de diensten en van de netten in gerechtvaardigde gevallen;4° de bescherming van de overgebrachte gegevens in gerechtvaardigde gevallen. Met de voorafgaande toestemming van het Instituut kan de semafoonoperator de toegang tot zijn netwerk ontzeggen aan elke dienstabonnee of groep van abonnees die het net niet zou gebruiken in overeenstemming met de normale voorwaarden van de dienst die aan alle abonnees wordt geboden.
Art. 15.§ 1. De contracten die de operator met natuurlijke of rechtspersonen sluit om zijn semafoondienst op de markt te brengen, bevatten op zijn minst de volgende gegevens : 1° de gelijke toegang en behandeling van de abonnees overeenkomstig artikel 14, § 1;2° de globale eerbiediging van de tariefstructuur van de semafoonoperator;3° de verplichting het Instituut in te lichten over de tariefwijzigingen overeenkomstig § 2;4° de naleving van de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;5° de nodige samenwerking met de gerechtelijke instanties en de nooddiensten overeenkomstig artikel 19;6° het sluiten van een overeenkomst tussen die service providers en de ombudsdienst. De semafoonoperator zendt het Instituut de lijst toe van de service providers waarmee hij contracten heeft afgesloten : die contracten worden op verzoek aan het Instituut bezorgd. § 2. De semafoonoperator stelt de tarieven vast van de diensten die hij aan de dienstabonnees verstrekt. Elke aanpassing van de prijs van de diensten aangeboden door de semafoonoperator, wordt aan het Instituut meegedeeld binnen de maand volgend op de inwerkingtreding van de betreffende aanpassing.
De tarieven worden openbaar gemaakt door de semafoonoperator, die het publiek een duidelijke brochure ter beschikking stelt waarin al zijn tarieven worden voorgesteld. Bij elke bijwerking wordt een exemplaar van die brochure aan het Instituut toegestuurd. Afdeling 12. - Duur, beëindiging en Vernieuwing van de vergunning
Art. 16.§ 1. De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar. Het Instituut wordt ten minste een maand van tevoren in kennis gesteld van elke wijziging in de structuur van of de controle op het kapitaal van de semafoonoperator. Het Instituut deelt die wijzigingen aan de Minister mee. § 2. De vergunning die krachtens dit besluit wordt verleend, is geldig voor een periode van tien jaar, vanaf de datum van notificatie van die vergunning.
Na het verstrijken van die eerste periode kan de vergunning stilzwijgend worden verlengd voor opeenvolgende termijnen van vijf jaar.
De Minister en de operator mogen, per aangetekende brief, eenzijdig afzien van de stilzwijgende verlenging, met eerbiediging van een opzeg van twee jaar. De beslissing van de Minister de vergunning niet te verlengen houdt rekening met de omstandigheden waarin de semafoonoperator voldaan heeft aan de voorwaarden van zijn vergunning en van het bestek, alsook met de algemene ontwikkeling van de sector van de mobiele diensten. Afdeling 13. - Sancties bij niet-naleving van de voorwaarden van de
vergunning
Art. 17.§ 1. De Koning kan op ieder ogenblik, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de Minister en na advies van het Instituut, de vergunning schorsen of intrekken indien de semafoonoperator zich niet houdt aan de bepalingen van dit besluit of van zijn vergunning. § 2. De schorsing of intrekking wordt steeds voorafgegaan door een ingebrekestelling vanwege het Instituut waardoor de semafoonoperator de kans krijgt om de regels na te komen. De semafoonoperator beschikt over ten minste een maand om zijn toestand te regulariseren. Die termijn kan worden verlengd naar gelang van de aard van de vastgestelde inbreuk.
Op zijn verzoek wordt de semafoonoperator door het Instituut gehoord. § 3. Geen enkele schorsing of intrekking geeft aanleiding tot enige vergoeding, noch tot de terugbetaling van de rechten die eventueel overeenkomstig artikelen 8, 9, 10, 23 en 24 zijn betaald. Afdeling 14. - Universele dienstverlening
Art. 18.Op verzoek van het Instituut, verstrekt de semafoonoperator alle inlichtingen die nodig zijn voor de berekening van zijn bijdrage in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie. Afdeling 15. - Samenwerking met de hulp- en veiligheidsdiensten
Art. 19.De semafoonoperator verleent zijn medewerking aan de gerechtelijke instanties volgens de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen: daartoe zorgt de semafoonoperator voor de nodige technische middelen. Afdeling 16. - Ombudsdienst
Art. 20.Onverminderd artikel 43bis, § 3, van de wet, stelt de semafoonoperator op eigen kosten een dienst in die belast is met het behandelen van klachten vanwege de abonnees. Afdeling 17. - Gebruik van de frequenties
Art. 21.§ 1. Onverminderd artikel 17 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, wijst het Instituut de nodige radiofrequenties toe aan het semafoonnet van de operator naar gelang van het beschikbare radiospectrum, de behoorlijk gerechtvaardigde noden van de semafoonoperator en de gebruiksbeperkingen die met name voortvloeien uit de internationale akkoorden inzake frequentiecoördinatie. § 2. Het Instituut wijst bij voorrang frequenties toe binnen de band 169,4 - 169,8 MHz, overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de toewijzing van frequenties bestemd voor de pan-Europese semafoondienst. § 3. De semafoonoperator deelt aan het Instituut, op diens aanvraag, het volledige frequentieplan van zijn netwerk mee.
De toewijzing van een frequentie vervalt automatisch wanneer die frequentie niet binnen een termijn van drie jaar vanaf de aanvraag door de semafoonoperator in gebruik is genomen.
Art. 22.§ 1. In geval van radiostoringen die worden veroorzaakt door de basisstations van het netwerk van de semafoonoperator op andere gebruikers van het radiospectrum, verleent het Instituut, op verzoek van de semafoonoperator, technische bijstand om het probleem op te lossen, voorzover de verrichtingen die aan het Instituut worden gevraagd, redelijk blijven. § 2. Het Instituut kan aan de semafoonoperator gegronde technische en economisch redelijke verplichtingen opleggen die in verhouding staan tot het beoogde doel, om het risico te beperken van storingen op de teledistributienetwerken, die veroorzaakt worden door de basisstations van zijn semafoonnetwerk.
Zulke verplichtingen mogen slechts aan de semafoonoperator opgelegd worden indien blijkt dat de betreffende teledistributienetwerken volgens de regels van de kunst ontworpen zijn en uitgebaat worden. Afdeling 18
Periodieke rechten voor het gebruik van het radiospectrum
Art. 23.§ 1. De semafoonoperator kwijt zich van een jaarlijks recht van één miljoen frank per radiofrequentie, ongeacht het aantal toewijzingen die deze frequentie exploiteren, om de bijbehorende kosten te dekken van de terbeschikkingstelling van de frequenties, de coördinatie ervan en de controleposten. Dit recht wordt "recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties" genoemd.
Het recht voor de terbeschikkingstelling van elke frequentie wordt betaald binnen dertig dagen volgend op de indienststelling van die frequentie naar rato van het aantal maanden dat nog overblijft tot 31 december van het lopende jaar. § 2. De bepalingen van § 2, § 3 en § 4, van artikel 10 zijn ook van toepassing op de rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties. Afdeling 19. - Vergoeding van de vorige gebruikers
van de frequentieband
Art. 24.De semafoonoperator stort, in voorkomend geval, aan het Instituut, binnen de drie maanden na het verzoek van het Instituut, een bedrag dat bestemd is als vergoeding van de vorige gebruikers van de frequentieband die aan de semafoonoperator toegewezen is, van wie het radiocommunicatienet, gereorganiseerd is moeten worden.
Voorzover het, overeenkomstig artikel 21, § 2, zijn semafoonnet is toegestaan in de frequentieband 169,4 - 169,8 MHz te werken, is de voormelde terugbetaling bestemd om de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken gedragen kosten voor het vrijmaken van deze frequentieband te dekken.
Het Instituut legt de praktische regels vast in verband met die terugbetaling. Afdeling 20. - Gebruik van de eigendommen
Art. 25.De semafoonoperator stelt zoveel mogelijk alles in het werk om zijn antennes op reeds bestaande steunpunten te installeren, zoals daken van gebouwen of pylonen. De semafoonoperatoren mogen overeenkomen hun antennesites gezamenlijk te gebruiken. HOOFDSTUK III. - Procedure voor de toekenning van de vergunningen om een semafoondienst te exploiteren Afdeling 1. - Doel van de procedure en samenstelling van de kandidaten
Art. 26.§ 1. Iedere persoon die een vergunning wenst te krijgen om een semafoonnet aan te leggen en te exploiteren dient zijn kandidatuur in in de vorm en overeenkomstig de voorwaarden die in dit hoofdstuk zijn vastgelegd. § 2. Onverminderd artikel 36, wordt voor iedere semafoonoperator, de in dit hoofdstuk vastgelegde procedure toegepast voor elk van zijn semafoonnetten dat volgens een welbepaald protocol werkt.
Art. 27.§ 1. Onverminderd de akkoorden en overeenkomsten die de Belgische Staat of de Europese Unie heeft ondertekend, mag een kandidatuur worden ingediend door elke onderneming die haar maatschappelijke zetel in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte heeft en waarvan ten hoogste 49 % van het kapitaal in handen is van ondernemingen uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte. § 2. Indien een kandidatuur wordt voorgelegd door een vereniging van ondernemingen, verbinden de leden van die vereniging er zich toe een maatschappij op te richten conform de voorgaande paragraaf, indien de vergunning aan hen wordt toegekend. § 3. Elk semafoonoperator die een andere activiteit uitoefent dan die bedoeld in dit besluit en waarvoor hij exclusieve of bijzondere rechten geniet of een sterke positie heeft op de betrokken markt, neemt alle gepaste maatregelen om zijn activiteiten op gebied van semafonie boekhoudkundig te scheiden, zodat het Instituut zich ervan kan vergewissen dat er geen kruissubsidiëring bestaat. Afdeling 2. - Indienen van de kandidatuur
Art. 28.§ 1. De kandidaat dient zijn kandidatuurdossier volgens de in artikel 29 beschreven vorm, in bij het Instituut via een aangetekende brief. § 2. Binnen veertien dagen na de datum waarop de kandidatuur is ingediend, stuurt het Instituut aan de kandidaat een schriftelijke bevestiging van de goede ontvangst van zijn kandidatuurdossier. § 3. De kandidaat blijft door zijn offerte zes maanden gebonden vanaf de datum waarop de kandidatuur is ingediend.
Art. 29.§ 1. Het kandidatuurdossier bevat op zijn minst de volgende elementen : 1° samenvatting : 1.1 : algemene voorstelling van de offerte met de voornaamste karakteristieken ervan; 1.2 : bewijs van de betaling van de in artikel 9, eerste lid, vermelde dossierkosten; 2° juridische aspecten : 2.1 : inlichtingen over de kandidaat, in het bijzonder zijn rechtspositie en zijn financiële structuur; 2.2 : wat de kandidaturen betreft die zijn ingediend door verenigingen, de rechtsvorm van de toekomstige maatschappij en de toekomstige samenstelling van het kapitaal, alsook een beschrijving van het besluitvormingsproces; 3° commerciële aspecten : 3.1 : gedetailleerde beschrijving van de vooruitzichten inzake commerciële ontwikkeling; 3.2 : aspecten in verband met de concurrentie op de semafoniemarkt en de overige daarmee samenhangende markten; 3.3 : voorgesteld tariefbeleid; 3.4 : strategie voor de dienstverlening; 4° financiële aspecten : 4.1 : gedetailleerde studie van de financiële verwachtingen; 4.2 : beschrijving van het financieel vermogen van de kandidaat wat betreft solvabiliteit en de aard van de financiële waarborgen; 4.3 : externe financieringsbronnen; 5° technische aspecten : 5.1 : tijdschema van de aanleg; 5.2 : beoogde opbouw van het netwerk; 5.3 : dekking van het grondgebied; 5.4 : dimensionering van het net; 5.5 : eventuele bijkomende diensten; 5.6 : aspecten in verband met de radiofrequenties; 5.7 : uitrusting die wordt gebruikt; 6° organisatorische aspecten : 6.1 : organisatie van de onderneming op het stuk van het beheer van human resources; 6.2 : management en organisatie inzake commercialisering, planning, technisch onderhoud en facturering; 7° aspecten in verband met ervaring : referenties inzake nuttige ervaring en bekwaamheid voor de ontwikkeling van een semafoondienst in België, met name op het gebied van mobiele communicatie. Het Instituut legt de gedetailleerde manier vast waarop het kandidatuurdossier wordt voorgelegd. § 2. De kandidaat mag in zijn dossier voorstellen formuleren die verder gaan dan de minimumvoorwaarden die in het bestek zijn vermeld.
Indien de kandidaat een vergunning verkrijgt, zullen die voorstellen in de vergunning worden opgenomen en krijgen zij een dwingend karakter.
De kandidaat moeten de inlichtingen aanduiden die hij vertrouwelijk acht.
De kandidaat mag geen enkele wijziging aanbrengen in zijn dossier nadat het is neergelegd.
Art. 30.§ 1. Het kandidatuurdossier is in vier exemplaren opgesteld. § 2. Een van de exemplaren van het kandidatuurdossier wordt door de kandidaat aangeduid als het originele exemplaar. Dat exemplaar wordt medeondertekend door alle personen in wiens naam de kandidaat optreedt.
Art. 31.§ 1. Het Instituut behoudt zich het recht voor elke kandidaat in zijn kantoren te Brussel uit te nodigen om zijn kandidatuurdossier te komen voorstellen. Die voorstelling duurt niet langer dan een werkdag. § 2. In geen geval kunnen de Staat of het Instituut aansprakelijk worden gesteld voor de kosten die de kandidaat direct of indirect heeft opgelopen voor de aanvraag van de vergunning en voor de procedure voor het toekennen ervan. Afdeling 3. - Onderzoek van de kandidaturen
Art. 32.§ 1. Het Instituut onderzoekt de conformiteit van de kandidatuurdossiers met de voorwaarden die in het bestek zijn vastgelegd, in het bijzonder wat de criteria betreft die in afdeling één van hoofdstuk II zijn bepaald. § 2. Het Instituut kan aan de kandidaat, naast de in artikel 29 vermelde elementen, alle bijkomende inlichtingen vragen die het nodig acht om de waarde van de ingediende kandidatuur te kunnen beoordelen.
Art. 33.Het Instituut legt de Minister een met redenen omkleed verslag voor, waarin de conformiteit van de kandidatuur met de voorwaarden van het bestek wordt onderzocht. Afdeling 4. - Toekenning van de vergunning
Art. 34.§ 1. De Minister legt aan de Ministerraad het voorstel om een semafoonvergunning aan de kandidaat toe te kennen, ter goedkeuring voor. § 2. De vergunning neemt onder meer de eventuele verbintenissen van de kandidaat over die de in het bestek vastgelegde minimumvoorwaarden overstijgen. § 3. De Minister stuurt de vergunning toe aan elke in aanmerking genomen semafoonoperator. Binnen de maand, te rekenen vanaf de datum van de notificatie, maakt de semafoonoperator zijn aanvaarding van de voorwaarden van de vergunning bekend aan de Minister. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 35.BELGACOM mag haar bestaand semafoonnet SEM-III gebaseerd op het POCSAG-protocol, blijven exploiteren.
BELGACOM komt de voorwaarden en overige regels na die in dit besluit en in haar vergunning zijn vastgesteld.
Art. 36.Het koninklijk besluit van 17 juli 1997 betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten wordt opgeheven.
De vergunningen die eventueel voor de inwerkingtreding van dit besluit zouden zijn verleend op basis van het bedoelde koninklijk besluit, worden door dit besluit geregeld.
Art. 37.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 38.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 december 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS