Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 september 2000
gepubliceerd op 23 september 2000

Koninklijk besluit met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie

bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
numac
2000000761
pub.
23/09/2000
prom.
03/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/03/2000000761/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan de Regering de eer heeft het U ter ondertekening voor te leggen, is een uitvoering van artikel 93, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

Dit ontwerp van koninklijk besluit maakt het voorwerp uit van het advies van de Raad van State nr. L. 30.230/2, gegeven op 10 juli 2000 in uitvoering van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Artikel 93 bepaalt de organisatie van de federale politie. De federale politie bestaat uit een commissaris-generaal onder wie alle directies en diensten van de federale politie ressorteren, de algemene directies, gedeconcentreerde coördinatie- en steundiensten en de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten.

Dit ontwerp heeft een dubbele doelstelling, enerzijds het bepalen van de algemene directies van de federale politie en anderzijds het verdelen van de aan de federale politie toegewezen bevoegdheden over de commissaris-generaal en de algemene directies. Zoals de Raad van State het in zijn advies stelt, kan de Koning, in het raam van zijn uitvoeringsbevoegdheid van de wetten, de in artikel 99 van de wet van 7 december opgenomen taken van de commissaris-generaal op een meer precieze wijze uitwerken dan dat dit in de wet het geval is en kan hij voorzien dat de commissaris-generaal over eigen diensten beschikt om deze opdrachten uit te voeren.

Het is dus geenszins de bedoeling van dit ontwerp de bevoegdheden van de federale politie vast te stellen of aan deze opdrachten toe te kennen.

Het ontwerp bevat drie hoofdstukken. Een eerste kort hoofdstuk bevat een aantal definities. Het advies van de Raad van State dat stelt dat deze overbodig zijn is legitiem. Toch wordt geoordeeld dat deze definities in dit hoofdstuk bijdragen tot de leesbaarheid van de tekst. Het hoofdstuk werd dan ook behouden. In het tweede hoofdstuk worden de bevoegdheden van de commissaris-generaal verduidelijkt. Het derde hoofdstuk tenslotte bepaalt de algemene directies van de federale politie evenals hun inhoudelijke bevoegdheden.

De commissaris-generaal De federale politie staat onder leiding van de commissaris-generaal.

Teneinde deze functie in al zijn aspecten te kunnen uitoefenen beschikt de commissaris-generaal over algemene en specifieke opdrachten en bevoegdheden.

Zoals de Raad van State stelt hebben de bepalingen van hoofdstuk 2 van het ontwerp tot doel de opdrachten die de wet aan de commissaris-generaal toevertrouwde, verder te detailleren.

De commissaris-generaal waakt over de uitvoering van het politiebeleid door de federale politie, bereidt het federaal veiligheidsplan voor en waakt over de uitvoering hiervan.

Andere bevoegdheden verwijzen naar zijn opdracht ervoor te zorgen dat de verschillende algemene directies en diensten van federale politie hun opdrachten en bevoegdheden op een performante en geïntegreerde wijze uitvoeren. Hij coördineert de opstelling van de begroting en waakt over de uitvoering ervan. Hij vergewist er zich van dat de federale politie over een voldoende opleidings- en uitrustingsniveau beschikt en voert de nodige audits uit met betrekking tot het functioneren van de federale politie.

Tenslotte centraliseert hij onder zijn leiding het geheel aan diensten inzake politiebeleidsondersteuning. Ter zake wenst de Raad van State in zijn advies een aanpassing van punt a), b) en e) van artikel 5 van het ontwerp.

Voor wat betreft punt a) van artikel 5 van het project stelt de Raad van State de vraag naar de betekenis van de uitdrukking « morfologische aspecten van de politiediensten » en stelt hij een wijziging van deze uitdrukking voor. Wij zijn van oordeel de tekst van het ontwerp op dit punt niet te moeten wijzigen. De gebruikte uitdrukking dekt immers op een juiste en heldere wijze de opdracht die op dit ogenblik aan een van de divisies van de algemene politiesteundienst werd toevertrouwd.

Aangaande de punten b) en e) van artikel 5 van het ontwerp is de Raad van State van mening dat de bepalingen van het ontwerp inbreuk schijnen te maken op de opdrachten die de wet toekende aan de algemene directies bestuurlijke politie en gerechtelijke politie evenals aan één van de met de ondersteuning belaste directies. Volgens ons bestaat er echter geen inbreuk op de bevoegdheden van deze directies en bestaat er ook geen mogelijkheid tot verwarring.

De onder het punt b) opgenomen taak heeft immers een louter statistische en geen conceptuele inhoud. Deze conceptuele opdracht is krachtens de artikels 8, 5°, 9 en 10 voorbehouden aan respectievelijk de algemene directie bestuurlijke politie, aan de algemene directie gerechtelijke politie en de algemene directie operationele ondersteuning. Het statistische luik kan dan ook aan de commissaris-generaal worden toegekend op basis van de hem door artikel 99 van de wet van 7 december 1988 toegekende algemene opdrachten.

Voor wat punt e) van artikel 5 van het ontwerp betreft, bekritiseert de Raad van State de opdracht van de commissaris-generaal om « een centrale collectie van niet operationele gegevens ten behoeve van de politiediensten » bij te houden, daar waar de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, gewijzigd bij wet van 7 december 1998, het beheer van de gegevensbanken toewijst aan één van de algemene directies belast met de ondersteuning. In zijn standpunt houdt de Raad van State geen rekening met de aard van de gegevens, namelijk of deze dan niet van politionele aard zijn. Nochtans is een dergelijk onderscheid van essentiële aard en verrechtvaardigt deze dat er een centrale collectie van niet operationele gegevens bij de commissaris-generaal wordt ingericht. Deze is belast met het beheer van de gegevens met betrekking tot het personeel, de middelen, de organisatie van de federale politie; dit zijn allen niet operationele gegevens. De operationele politiegegevens zullen daarentegen wel verzameld en beheerd worden binnen de nationale gegevensbank, zoals dit bepaald wordt in artikel 44/1 tot 44/11 van de wet op het politieambt.

De commissaris-generaal ontwikkelt en beheert ook het beleid inzake samenwerking met buitenlandse politiediensten en organisaties.

Voor het overige werden de opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot de artikels 2, 3, 4 en 6 gevolgd.

De algemene directies Artikel 93, 2°, van de wet bepaalt dat de algemene directies van de federale politie bepaald worden door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Voorliggend ontwerp van koninklijk besluit stelt 5 federale directies in, waaronder de door de wet opgelegde algemene directies bestuurlijke en gerechtelijke politie. De drie andere algemene directies die voorzien worden behelzen de operationele ondersteuning, het personeel en materiële middelen.

De algemene directie bestuurlijke politie Artikel 101 van de wet geeft reeds de krachtlijnen weer van de opdrachten van de algemene directie bestuurlijke politie. Waar eventuele betwistingen zouden kunnen ontstaan, werden de contouren geaccentueerd.

De opdrachten van deze directie betreffen in essentie opdrachten van bestuurlijke politie die vanwege hun gespecialiseerd karakter of omdat ze betrekking hebben op fenomenen die het lokale belang overschrijden, aan de federale politie worden toevertrouwd. Ook het ontwikkelen van methoden en technieken inzake bestuurlijke politie behoort tot de opdracht van deze directie.

De opdrachten van bestuurlijke politie van deze algemene directie omhelzen niet enkel de uitvoering van maatregelen maar ook de voorbereiding hiervan. Dit houdt in dat deze algemene directie alle gebeurtenissen opvolgt die aanleiding kunnen geven tot een ernstige bedreiging van de openbare orde en dat ze ter zake alle dienstige informatie verzamelt en exploiteert. Ze houdt de voor bestuurlijke politie bevoegde overheden, evenals de lokale politie, op de hoogte van de inlichtingen die voor hen van belang zijn. Deze algemene directie onderhoudt ook de nodige rechtstreekse internationale contacten die verband houden met de uitvoering van haar bevoegdheden.

De Raad van State vraagt in de eindbepalingen van zijn advies wijzigingen aan artikel 8, lid 1, 2°, c) en 4°. Deze wijzigingen werden aangebracht.

De algemene directie gerechtelijke politie Ook de aan de algemene directie van de gerechtelijke politie toevertrouwde opdrachten worden reeds in ruime mate omschreven door artikel 102 van de wet. De wens van de Raad van State alinea 1, 4° van artikel 4 weg te laten, werd gerespecteerd.

Het betreft opdrachten van gerechtelijke politie waarvan de bestreden fenomenen een gespecialiseerde en overkoepelende aanpak veronderstellen. De wet somt er reeds een aantal op. Het betreft de zware criminaliteit, de georganiseerde criminaliteit, inzonderheid deze op economisch en financieel vlak, de corruptie en de computercriminaliteit. Deze opsomming is echter niet limitatief.

Naargelang de evolutie van criminele fenomenen, zal deze federale directie ook aandacht moeten hebben en gespecialiseerde en/of ondersteunende rechercheopdrachten moeten uitvoeren met betrekking tot andere fenomenen die een globale of gespecialiseerde aanpak vereisen.

Het betreft onder andere de zware of georganiseerde misdrijven tegen personen, de immateriële misdrijven, valsheden, valsmunterij en valse betaalmiddelen, de misdrijven inzake terrorisme en sekten, misdrijven inzake verboden stoffen en leefmilieu, inzonderheid de grootschalige zwendel inzake drugs, hormonen, nucleair materiaal en gevaarlijk afval en de zware of georganiseerde misdrijven tegen de eigendom.

Deze bevoegdheden dienen uitgeoefend te worden binnen de limieten van artikel 153 van de wet, waarbij de minister van Justitie bij richtlijn de opdrachten van gerechtelijke politie bepaalt die prioritair worden vervuld door enerzijds de lokale politie en anderzijds door de gerechtelijke diensten en andere diensten van de federale politie. De algemene principes inzake organisatie en werking waarbinnen de opdrachten van de algemene directie gerechtelijke politie zullen worden uitgevoerd, zal overeenkomstig artikel 98 van de wet het voorwerp uitmaken van een gezamenlijke richtlijn van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.

De leiding en de operationele coördinatie van de opdrachten van gerechtelijke politie van de centrale diensten van de federale politie veronderstelt het geheel van taken nodig voor de uitvoering van deze opdrachten, en houdt meer in het bijzonder een proactieve en reactieve aanpak van de fenomenen in. Indien het fenomenen betreft die deel uitmaken van een in artikel 95 van de wet bedoeld programma, zullen ook de noodzakelijke bestuurlijke maatregelen worden aangewend. Voorts zal deze directie ook alle voor haar werkzaamheden noodzakelijke gerechtelijke informatie verzamelen en exploiteren en de operationele criminaliteits- en vermogensanalyses uitvoeren. Zij oefent deze taken niet enkel uit ten behoeve van de centrale diensten maar ook ten behoeve van de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten ten behoeve waarvan ze de operationele coördinatie, controle en ondersteuning uitvoert.

De Raad van State wenst in de slotbepalingen van haar advies een wijziging van artikel 9, lid 1, 1°, a. Deze wijziging werd uitgevoerd.

Ook punt h) van hetzelfde lid werd aangepast teneinde iedere dubbelzinnigheid te vermijden. Het advies van de Raad van State inzake de wijziging van lid 1, 3° van hetzelfde artikel werd echter niet gevolgd. De gebruikte bewoordingen zijn geen herhaling maar zorgen daarentegen voor een precisering. Ze moeten dus in de tekst blijven.

De algemene directie operationele ondersteuning Zoals de benaming het verwoordt, werden in de algemene directie operationele ondersteuning die opdrachten samengebracht die een ondersteunend operationeel karakter hebben voor het geheel van de geïntegreerde politiedienst. Het betreft inzonderheid de operationele documentaire bijstand zoals het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4 van de wet op het politieambt, de ontwikkeling en het beheer van de operationele documentatie en de organisatie en beheer van het nationaal invalspunt, zij het dat aan dit invalspunt actief zal dienen meegewerkt te worden door de algemene directies bestuurlijke en gerechtelijke politie.

Daarnaast staat deze algemene directie in voor de ontwikkeling en het beheer van de informatica- en de telecommunicatiemiddelen van de federale politie en voor het meewerken aan de uitbouw van technische standaarden inzake informatica van zowel de federale als lokale politie.

Verder worden, met uitzondering van rechtstreekse contacten die de algemene directies bestuurlijke en gerechtelijke politie kunnen onderhouden in het raam van hun bevoegdheden, alle operationele opdrachten inzake internationale politiesamenwerking binnen deze algemene directie gecentraliseerd. Het betreft onder meer het onderhouden van operationele contacten met de buitenlandse politiediensten, het vervullen van de functie van centrale aanspreekpunt in het raam van de multilaterale conventies inzake politiesamenwerking waarbij België partij is (Schengen, Europol, Interpol), het beheer en verspreiding van de internationale seiningen, de contacten met de verbindingsofficieren in het buitenland, het fungeren als contactpunt van de buitenlandse verbindingsofficieren in België en de controle en ondersteuning van de operationele contactpunten.

Ook worden een aantal gespecialiseerde operationele ondersteuningsopdrachten in deze algemene directie ondergebracht.

De opdrachten onder punt 9° refereren aan de opdrachten van het huidige S.I.E. binnen de rijkswacht. Ze behelzen het uitvoeren van bijzondere interventie- en arrestatietechnieken, de uitvoering van bijzondere opsporingstechnieken zoals observatie, pseudo-koop en infiltratie, de slachtofferidentificatie, de uitvoering van de gespecialiseerde getuigenbescherming evenals de verdere ontwikkeling van deze technieken en het verlenen van ondersteuning ter zake.

De terminologische aanpassingen die door de Raad van State worden gesuggereerd voor artikel 10, 2° (eerste zin), en 8°, b), d) en e) werden gevolgd. Het voorstel met betrekking tot artikel 10, 2°, b) werd niet gevolgd : de uitdrukking « valse en vervalste documenten » komt immers overeen met het strafrecht en de politionele terminologie.

Algemene directies personeel en materiële middelen In deze directies worden alle opdrachten samengebracht met betrekking tot het materieel, financieel en personeel beheer van de federale politie. Wat het personeelsbeheer betreft, past het erop te wijzen dat de aanwervingen zullen gebeuren via het federaal selectiebureau, Selor. Nochtans zal de federale politie zelf een aantal wervingsprocedures organiseren voor gespecialiseerde taken binnen de politiediensten; deze procedures staan enkel open voor de leden van de geïntegreerde politiedienst.

De loopbaan en personele ontwikkelingen van het personeel van de federale politie zullen binnen de algemene directie personele middelen worden beheerd. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State, werd artikel 11, 2° van het ontwerp gewijzigd; zo wordt iedere dubbelzinnigheid geweerd. De bepaling luidt nu dat de algemene directie personeel de loopbaan « met inbegrip van de voorstellen tot bevordering » beheert. De aanwijzing van de overheid die bevoegd is voor de bevorderingen van de leden van de federale politie is immers een statutaire kwestie die het voorwerp uitmaakt van een ander koninklijk besluit.

Inzake opleiding, mobiliteit, relaties met de vakbonden, uitbouw van het statuut en contentieux heeft de algemene directie personele middelen bevoegdheden voor de ganse geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus. De exacte draagwijdte van deze bevoegdheden zal in besluiten met betrekking tot deze specifieke onderwerpen verder worden gespecificeerd. Ook met betrekking tot de uitbouw van de medische dienst en van de interne relaties, oefent deze algemene directie bevoegdheden voor zowel de federale als lokale politie uit. De sociale dienst waarvan bepaald was dat de algemene directie personeel het beheer zou hebben, werd na advies van de Raad van State niet meer opgenomen. Deze zaak zal na syndicale onderhandeling terug worden opgenomen.

Inzake financiën en begroting zorgt de algemene directie materiële middelen voor de dagelijkse uitvoering. De coördinatie van het opstellen van de begroting en de verdeling van de middelen onder de diverse directies behoort daarentegen tot de bevoegdheid van de commissaris-generaal.

Ook inzake logistiek organiseert deze directie de aankoop en het beheer van de infrastructuur van de federale politie. Desgewenst kan zij ook opdrachten uitvoeren ten behoeve van de lokale politie. Zij zal in ieder geval bijdragen tot het uitwerken van normen die voldoen aan de specifieke behoeften van de politiediensten inzake materieel en infrastructuur.

Inzake de voorbereiding en de toewijzing van openbare aanbestedingen voor de federale politie en, desgewenst, van de lokale politie, werd de tekst van artikel 12, 3° van het project aangepast aan het advies van de Raad van State en dit om in overeenstemming te zijn met het bepaalde van artikel 6 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. De ter zake aan de federale politie toegekende bevoegdheden zullen worden uitgeoefend overeenkomstig de delegaties die hiertoe door de minister van Binnenlandse Zaken worden toegekend.

Uit het voorgaande blijkt dat de opdrachten van deze beide algemene directies op de behoeften van zowel de federale als van de lokale politie gericht zijn. Beide algemene directies zullen bij het uitoefenen van hun opdrachten zo georganiseerd worden dat de steunopdrachten voor de lokale politie soepel en efficiënt zullen worden uitgevoerd. Ook de Algemene Inspectie zal een beroep op materiële steunopdrachten kunnen doen.

Het oorspronkelijke artikel 13 van het ontwerp werd op advies van de Raad van State uit de tekst weggelaten.

Daarenboven vraagt de Raad van State in de slotbepalingen van zijn advies een wijziging van artikel 10, lid 1, 2° en 8°, b), d) en e).

Deze wijzigingen gebeurden. We hebben daarentegen de Raad van State niet gevolgd waar deze een wijziging vraagt van lid 1, 2°, b) en 8°, f) van hetzelfde artikel.We zijn van oordeel dat de politionele terminologie ter zake kan worden gehandhaafd.

Managementscel Ten slotte kan er op de verplichting van artikel 14 gewezen worden waarbij iedere algemene directie een cel wordt opgericht die de directeur-generaal moet bijstaan bij het ontwikkelen van nieuwe concepten en werkmethoden met betrekking tot de bevoegdheden van zijn algemene directie, die instaat voor de verdeling van de middelen binnen de algemene directie en die de behoeften formuleert naar andere directies, inzonderheid inzake personeel, opleiding, begroting en materiële middelen. Deze cel kan ook de behoeften en prioriteiten van de dienst in relatie met het nationaal veiligheidsplan formuleren.

De Raad van State verzoekt in de slotbepalingen van het advies om een wijziging van het artikel 14, dat artikel 13 werd. Dit geschiedde.

We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 29 mei 2000 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit met betrekking "tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie", heeft op 10 juli 2000 het volgende advies gegeven : Algemene opmerking Het ontworpen besluit strekt er voornamelijk toe binnen de federale politie algemene directies op te richten, alsook de taken van die directies en van de commissaris-generaal te omschrijven.

In de aanhef van het ontwerp worden de artikelen 93, 1° en 2°, 98 en 99, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus, als rechtsgrond opgegeven.

Van die wetsbepalingen verleent alleen artikel 93, 2°, inzonderheid een bevoegdheid aan de Koning. De Koning wordt ermee belast, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de algemene directies te bepalen waaruit de federale politie zal bestaan, "waaronder minstens een algemene directie gerechtelijke politie, een algemene directie bestuurlijke politie en algemene directies belast met de ondersteuning en het beheer".

Artikel 99 bepaalt de bevoegdheden van de commissaris-generaal, maar verleent niet uitdrukkelijk bijzondere bevoegdheden aan de Koning die Hem bijvoorbeeld machtigen om die ambtenaar andere bevoegdheden toe te vertrouwen.

Artikel 98 bepaalt tot slot : « Overeenkomstig de wettelijke bepalingen leggen de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie gezamenlijk de algemene principes vast inzake de organisatie, de werking en het algemeen beheer van de federale politie die onder hun gezag staat om inzonderheid een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren.

Zij bepalen gezamenlijk de bevoegdheden van de commissaris-generaal, de bestuurlijke directeurs-coördinatoren en de directeurs van de gerechtelijke diensten, alsook de bevoegdheden van de directeurs-generaal die over bevoegdheden zullen beschikken inzake de interne organisatie van hun algemene directie en het beheer ervan inzake personeel, werking en investeringen.

De handtekening van de minister van Binnenlandse Zaken en die van de minister van Justitie zijn inzonderheid vereist voor de organieke koninklijke besluiten betreffende de federale politie in het raam van het ontwerp van algemene uitgavenbegroting.

Behoudens andere wettelijke en reglementaire bepalingen, wordt het dagelijks beheer van de federale politie toegewezen aan de minister van Binnenlandse Zaken. Wanneer de afhandeling van die dossiers de algemene directie van de gerechtelijke politie, de gerechtelijke diensten of het informaticabeheer rechtstreeks beïnvloedt, betrekt hij daar de minister van Justitie bij volgens de regels die zij daartoe samen bepalen. ».

Dat artikel bevat een contradictio in terminis : het eerste en het tweede lid verlenen rechtstreeks bevoegdheden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, terwijl in het derde lid een door die twee ministers ondertekend koninklijk besluit wordt vereist.

Het kan niet zijn dat de wetgever in eenzelfde bepaling de ministers rechtstreeks de bevoegdheid heeft willen verlenen algemene organieke bepalingen vast te stellen, waarbij aldus inzonderheid de Koning de bevoegdheid wordt ontnomen om de organieke bepalingen uit te vaardigen die voor de uitvoering van de wet noodzakelijk zijn, en de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie tegelijk heeft willen verplichten de organieke koninklijke besluiten betreffende de federale politie samen te ondertekenen.

De wet moet worden uitgelegd met inachtneming van de Grondwet. Die legt de federale uitvoerende macht uitsluitend in handen van de Koning (artikelen 37 en 108). De wet kan de uitvoerende macht dus in principe niet rechtstreeks aan één of meer ministers toevertrouwen.

Er moet dus van uitgegaan worden dat artikel 98 van de wet alleen tot doel heeft de ministeriële bevoegdheden op het vlak van de federale politie binnen de federale regering te verdelen, ongeacht de aard van de regeling waaraan uitvoering moet worden gegeven (ontwerp van wet, koninklijk besluit, ministerieel besluit ...).

Bovendien kan artikel 108 van de Grondwet als grondslag dienen voor een aantal bepalingen van het ontworpen besluit die niet zijn uitgewerkt op basis van een uitdrukkelijke bevoegdheid die bij de wet van 7 december 1998 aan de Koning is verleend.

Immers, artikel 108 van de Grondwet verleent de Koning de bevoegdheid om de verordeningen te maken en de besluiten te nemen die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn.

Hoewel de Koning in de uitoefening van die bevoegdheid de strekking van de wet niet mag uitbreiden of beperken, mag Hij krachtens het voornoemde grondwetsartikel uit het beginsel en het algemene bestel van de wet de gevolgen afleiden die er natuurlijkerwijze uit voortvloeien, volgens de geest die ten grondslag ligt aan het ontwerpen van die wet en volgens de doelstellingen die zij nastreeft (1).

De Koning moet dus krachtens artikel 93, 2°, van de wet van 7 december 1998 bepalen uit welke algemene directies de federale politie bestaat.

Die bevoegdheid houdt ook de bevoegdheid in om te bepalen met welke taken die algemene directies worden belast.

De artikelen 101 en 102 van de wet bepalen evenwel een aantal taken die respectievelijk onder de bevoegdheid van de algemene directie bestuurlijke politie en de algemene directie gerechtelijke politie vallen, waarbij de woorden "onder andere" in de inleidende zin van die twee bepalingen betekenen dat hen nog andere taken kunnen worden toevertrouwd dan die welke inzonderheid zijn opgesomd (2).

Artikel 99, dat weliswaar een vrij ruime opsomming van de bevoegdheden van de commissaris-generaal bevat, is evenwel niet zo gesteld dat die opsomming als niet-beperkend kan worden beschouwd.

Bovendien valt op te merken dat artikel 93 van de wet van 7 december 1998, waarin de algemene structuur van de federale politie wordt bepaald, alleen voorziet in gedeconcentreerde diensten die niet onder de algemene directies ressorteren.

Bijgevolg, zelfs al kan worden aangenomen dat de Koning, in het kader van Zijn bevoegdheid om uitvoering te geven aan de wet, de taken van de commissaris-generaal nauwkeuriger omschrijft dan in de wet het geval is en bepaalt dat deze omringd wordt door diensten die hem in staat stellen die taken te vervullen, kan het ontworpen besluit daarentegen, zonder de bevoegdheden van de Koning te buiten te gaan, de commissaris-generaal geen andere taken rechtstreeks opdragen dan die vermeld in artikel 99 en zeker geen taken die bij de wet specifiek aan de algemene directies worden toevertrouwd. (1) Cass., 18 november 1924, Pas., 1925, I, 25. (2) Die uitlegging wordt bevestigd in de parlementaire voorbereiding (Gedr.St., Kamer, nr. 1676/8, blz. 87).

Zoals de Raad van State hieronder in de bijzondere opmerkingen aangeeft, lijken sommige bepalingen van het ontworpen besluit aldus de bevoegdheden van de Koning te overschrijden.

Bijzondere opmerkingen Onderzoek van het ontwerp Aanhef Achtste en negende lid Die leden moeten als volgt worden gesteld : « Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies L. 30.230/2 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".

Dispositief Hoofdstuk I Aangezien het ontworpen onderdeel 1° er alleen toe strekt de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, verkort te citeren, is het beter die wet met haar volledige opschrift te vermelden wanneer daarnaar voor het eerst wordt verwezen in het dispositief en daarop dan te laten volgen "hierna te noemen « de wet van 7 december 1998 »".

De definities van de onderscheiden diensten die in de onderdelen 2°, 3° en 4° zijn opgenomen, zijn overbodig en kunnen vervallen.Die diensten zijn immers klaarblijkelijk de diensten bedoeld in de voormelde wet van 7 december 1998, die de rechtsgrond van het ontworpen besluit oplevert.

Hoofdstuk I kan derhalve vervallen.

Artikel 2 De eerste drie leden nemen de bepalingen van artikel 99, eerste en tweede lid, van de wet van 7 december 1998 gewoon over. Ze moeten vervallen.

De taken genoemd in het vierde tot het zevende lid kunnen worden beschouwd als een nauwkeuriger omschrijving van de taken die bij de wet aan de commissaris-generaal worden toevertrouwd. De voorbereiding van het nationaal veiligheidsplan en de toepassing van de beginselen van specialiteit en subsidiariteit zijn krachtens de artikelen 92, eerste lid, en 3, derde lid, van de wet immers taken van de federale politie. De Koning overschrijdt zijn bevoegdheden niet door de taken die de wet niet aan een bepaalde dienst heeft opgedragen, toe te vertrouwen aan de persoon belast met de leiding en de algemene coördinatie van de verschillende diensten van de federale politie.

Dat geldt ook voor de taken genoemd in het vijfde en het zesde lid, alsook voor de taken bepaald in de artikelen 3 en 4, tweede en derde lid.

Artikel 3 De woorden "Onverminderd het bepaalde in artikel 92, 2°, van de wet" moeten vervallen. Het is immers vanzelfsprekend dat de uitvoering van een bepaling van een koninklijk besluit geen afbreuk mag doen aan de toepassing van de wet. Die woorden zouden bovendien de indruk kunnen wekken dat de begroting afhankelijk wordt gesteld van het nationaal veiligheidsplan, wat niet zo is, aangezien de begroting wordt goedgekeurd door de Kamer van volksvertegenwoordigers (artikel 174 van de Grondwet) en het nationaal veiligheidsplan wordt vastgesteld door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie.

Artikel 4 Het eerste lid is een parafrase van artikel 99, tweede lid, van de wet en moet dus vervallen.

Artikel 5 1. Al kan worden aangenomen dat aan de commissaris-generaal taken in verband met de "ondersteuning inzake politiebeleid" worden toevertrouwd, aangezien die beschouwd kunnen worden als taken die te maken hebben met de voorbereiding van het nationaal veiligheidsplan, lijken de taken beschreven in die bepaling van het ontwerp een overlapping te vormen met de taken die bij de wet worden opgedragen aan de algemene directie bestuurlijke politie, de algemene directie gerechtelijke politie en aan één van de algemene directies belast met de ondersteuning. Zo wordt in punt e) aan de commissaris-generaal "het bijhouden van een centrale collectie van niet operationele gegevens" opgedragen, terwijl de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, zoals gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, bepaalt dat het gegevensbeheer - wat niet alleen de verwerking van "gegevens van persoonlijke aard" omvat, maar ook die van gegevens "met betrekking tot de gebeurtenissen, de groeperingen en de personen die een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie en voor de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie" (artikel 44/1, eerste lid) gecentraliseerd wordt in een "algemene nationale gegevensbank, opgericht binnen één van de algemene directies belast met de ondersteuning, bedoeld in artikel 93, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus" (artikel 44/4).

Door de in punt e) bedoelde gegevens te bestempelen als "niet operationele" gegevens, wordt niet expliciet genoeg aangegeven dat de "centrale collectie van gegevens" geen gegevens bevat in de zin van artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992.

De omschrijving in punt b) van "de ondersteuning inzake politiebeleid" omvat evenzo taken ("het opmaken van de politiestatistieken inzake de belangrijke gebeurtenissen die maatregelen van bestuurlijke politie vereisen", "de politionele strijd tegen de criminaliteit" en "het uitvoeren van politionele strategische analyses") die lijken te ressorteren onder de algemene directie bestuurlijke politie of de algemene directie gerechtelijke politie. In het onderhavige ontwerp (1) worden aan die algemene directies trouwens uitdrukkelijk gelijksoortige opdrachten toegewezen. In het dispositief, alsook in het verslag aan de Koning dient beter te worden aangegeven in welk opzicht de erin vermelde opdrachten vallen onder de in artikel 99 van de wet van 7 december 1998 omschreven bevoegdheid van de commissaris-generaal en verschillend zijn van die welke dezelfde wet aan de andere diensten van de federale politie toewijst. (1) Artikelen 8, eerste lid, 5°, en 9, eerste lid, 1°, h).2. Het is de Raad van State niet duidelijk wat bedoeld wordt met "morfologische aspecten van de politiediensten" in het ontworpen punt a).Het is beter te werken met de uitdrukking "structuur van de politiediensten".

Artikel 6 De bepaling dat de commissaris-generaal over eigen budgettaire middelen beschikt, is overbodig en dubbelzinnig.

Hij behoort immers tot de federale politie (1), waarvan de uitgaven, met toepassing van artikel 114 van de voormelde wet van 7 december 1998, een afdeling van de algemene uitgavenbegroting vormen. (1) Krachtens artikel 93, 1°, van de voormelde wet van 7 december 1998. Die begroting behoort bovendien te worden opgemaakt met inachtneming van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid artikel 12, eerste en tweede lid, die het volgende bepalen : « De algemene uitgavenbegroting voorziet in en verleent machtiging voor de uitgaven, per programma, van de Diensten van algemeen bestuur van de Staat.

De kredieten voor de programma's groeperen onderscheidenlijk de begrotingsmiddelen die betrekking hebben op de werkingskosten van de overheidsdiensten en op de doelstellingen van de activiteitenprogramma's. ».

Artikel 9 1. Het eerste lid, 4°, is gewoon een herhaling van artikel 102, 6°, van de wet en moet vervallen.2. Zoals uit het verslag aan de Koning blijkt, is de opsomming die vervat is in het eerste lid, 3°, niet beperkend en kan ze worden aangevuld op basis van de ontwikkeling van de criminaliteit. Artikel 11 1. In zijn huidige redactie kan het ontworpen onderdeel 2° in die zin worden uitgelegd dat het de overheid aanwijst die bevoegd is voor de bevordering van de leden van de federale politie.Zo een regeling vormt een grondregeling in de zin van artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, a), van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel (1), alsmede in de zin van artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, a), van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps (2). (1) Die wet wordt toepasselijk verklaard op de leden van de gemeentepolitie bij artikel 3, § 1, eerste lid, 3°, a), van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.(2) Deze wet is nog altijd van toepassing op het rijkswachtpersoneel, in afwachting van de inwerkingtreding van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, die met toepassing van artikel 35, niet later dan 1 januari 2001 kan plaatsvinden. Volgens artikel 3, 11°, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot aanwijzing van de grondregelingen in de zin van artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel is de regeling inzake bevordering een grondregeling (1). In het verslag aan de Koning dat aan het genoemde besluit (2) voorafgaat, wordt aangegeven dat de bevorderingsprocedure inzonderheid de aanwijzing van de bevoegde overheid vereist.

Als de ontworpen bepaling in die zin uitgelegd wordt dat ze de aanwijzing impliceert van de overheid die bevoegd is voor bevorderingen, kan ze bijgevolg niet worden uitgevaardigd zonder voorafgaand overleg met de vakbonden.

Volgens de gemachtigde ambtenaar is dit niet de interpretatie die aan de tekst dient te worden gegeven. De redactie ervan dient derhalve te worden herzien, om alle dubbelzinnigheid te voorkomen. (1) Artikel 2, 15°, van het koninklijk besluit van 10 november 1993 betreffende de aanwijzing van de grondregelingen in de zin van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps omvat eveneens de regeling inzake bevordering.(2) Belgisch Staatsblad van 2 oktober 1985.2. In het ontworpen onderdeel 8° wordt aan de algemene directie personeel inzonderheid het beheer van de sociale dienst toegewezen. Deze bepaling heeft dus betrekking op de organisatie van de sociale diensten, die door de twee voormelde wetten eveneens als grondregeling wordt vermeld (1).

Volgens artikel 7, 1°, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot aanwijzing van de grondregelingen in de zin van artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, worden als grondregelingen in verband met de organisatie van de sociale diensten beschouwd, de regels tot vaststelling van de werking en de wijze van beheer (2). Hetzelfde geldt voor artikel 6, 1°, van het koninklijk besluit van 10 november 1993 betreffende de aanwijzing van de grondregelingen in de zin van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps. De Raad van State kan het ontworpen onderdeel 8° derhalve niet onderzoeken zonder dat er vooraf met de vakbonden overleg gepleegd is.

Artikel 12 In het ontworpen onderdeel 3° wordt de algemene directie materiële middelen belast met de voorbereiding en de gunning van de overheidsopdrachten voor de federale politie en, op verzoek van deze, van de lokale politie. (1) In die twee wetten gaat het om artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, e).(2) In het verslag aan de Koning dat aan het genoemde besluit voorafgaat, staat het volgende : "de bevoegdheden en de samenstelling van de verantwoordelijke raden". Artikel 6 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten bepaalt : « Ieder Minister kan, binnen de grenzen van zijn bevoegdheid, de beslissingen nemen inzake het gunnen en uitvoeren van opdrachten voor rekening van de Staat en van de instellingen die onder zijn hiërarchisch gezag staan.

Voor de andere publiekrechtelijke personen dan deze bedoeld in het eerste lid worden de bevoegdheden toegekend aan de Minister voor het gunnen en uitvoeren van opdrachten, waarvan sprake in dit lid, uitgeoefend door de overheden en organen bevoegd krachtens de bepalingen van een wet, een decreet, een ordonnantie, een reglement of statuut.

De bevoegdheden toegekend krachtens de leden 1 en 2 van dit artikel kunnen, voor de bevoegde overheden en organen bedoeld in deze leden, die onder de bevoegdheid van de Staat vallen, overgedragen worden binnen de grenzen vastgesteld door de Koning, behalve wanneer een bijzondere wettelijke bepaling deze delegatie regelt. » .

De Koning kan niet afwijken van deze bepaling, inzonderheid van het derde lid ervan, door de voorbereiding en de gunning van de overheidsopdrachten voor de federale politie aan de algemene directie materiële middelen toe te wijzen. In haar huidige redactie, kan de ontworpen bepaling in die zin worden uitgelegd dat ze impliceert dat aan de minister iedere verantwoordelijkheid wordt ontnomen, terwijl alleen een overdracht van bevoegdheid door de minister aanvaardbaar is, binnen de grenzen van het hierboven geciteerde artikel 6, derde lid, en van het uitvoeringsbesluit ervan, met name het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van bevoegdheid inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken op federaal niveau (1). (1) Deze aangelegenheid wordt thans geregeld bij het ministerieel besluit van 16 maart 1998 betreffende het overdragen van bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de rijkswacht en van de algemene politiesteundienst inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake het doen van diverse uitgaven. (Belgisch Staatsblad van 18 april 1998).

Het ontworpen onderdeel 3° dient derhalve te worden herzien om dat bezwaar te ondervangen.

Artikel 13 Deze bepaling is gewoon een herhaling van artikel 95 van de voormelde wet van 7 december 1998. Ze behoort derhalve te vervallen.

Slotopmerkingen Geheel de tekst, inzonderheid de lange opsommingen in de artikelen 5, 8, 9 en 10, dient te worden herzien om te voorkomen dat nodeloze herhalingen worden gebruikt, dat eenzelfde uitdrukking niet steeds eenzelfde begrip dekt en dat gewerkt wordt met ongeschikte of onduidelijke uitdrukkingen. Het is eveneens noodzakelijk de grammaticale fouten recht te zetten, die heel wat onduidelijkheden scheppen; dat geldt inzonderheid bij het gebruik van de genitief in de Franse tekst.

Zo bijvoorbeeld, 1. Schrijve men in artikel 8, 2°, c) van de Franse tekst : « c) le suivi des menaces à l'ordre public graves ou organisées;". 2. Schrijve men in artikel 8, eerste lid, 4°, van de ontworpen Franse tekst "directeurs coordonnateurs". 3. Dient in artikel 9 van de Franse tekst te worden geschreven : « a) le fonctionnement des programmes et la recherche;".

De Nederlandse tekst moet dienovereenkomstig worden aangepast. 4. Dient in onderdeel 1°, h), van hetzelfde lid te worden geschreven "in artikel 10, 9°, opgesomde taken".5. Kan de opsomming in hetzelfde artikel, eerste lid, onderdeel 3°, bondiger door nodeloze herhalingen te vermijden. Zo bijvoorbeeld overlappen de punten a), e) en h) elkaar. De punten c) en g) hebben beide betrekking op strafbare feiten in milieuzaken. 6. Wordt voorgesteld in onderdeel 2° van artikel 10 te schrijven : "inzonderheid" in plaats van "met inbegrip van ondermeer".7. Dient in onderdeel 2°, b), van hetzelfde artikel te worden geschreven : "valse documenten" in plaats van "valse en vervalste documenten".8. Wordt in onderdeel 8°, b), d) en e), niet aangegeven waarop "het fungeren" betrekking heeft.9. Moeten in onderdeel 8°, f), de woorden "het opvolgen en ondersteunen van de operationele contactpunten" worden vervangen door passende bewoordingen.10. Sluit de inleidende zin van artikel 14 niet aan bij het vervolg van de tekst en dient hij derhalve te worden herzien. Ten slotte dient erop te worden gewezen dat de Nederlandse tekst talrijke taalongerechtigheden bevat, zodat een grondige herziening ervan vereist is.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Lienardy en P. Quertainmont, staatsraden;

P. Gothot en J. van Compernolle, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. Bosquet, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

3 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikel 93, 2°;

Overwegende dat de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus bepaalt dat de federale politie uit algemene directies bestaat, welke bepaald worden door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit;

Overwegende dat artikel 3 van dezelfde wet bepaalt dat de federale politie, met inachtneming van de principes van specialiteit en subsidiariteit, de gespecialiseerde en supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie verzekert evenals ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de politieoverheden;

Overwegende dat de federale politie wordt geleid door een commissaris-generaal;

Overwegende dat de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie gezamenlijk de bevoegdheden van de commissaris-generaal bepalen;

Overwegend dat het opportuun is, om met het oog op de effectieve organisatie van de federale politie, zo snel mogelijk de bevoegdheden van de commissaris-generaal te definiëren;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 15 mei 2000;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies nr. L. 30.230/2 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;2° « de politiediensten » : de federale politie en de korpsen van lokale politie;3° « de gedeconcentreerde coördinatie- en steundiensten » : de diensten van de federale politie bedoeld in de artikelen 93, 3°, 94, 103 en 104 van de wet;4° « de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten » : de diensten van de federale politie bedoeld in de artikelen 93, 4°, 94 en 105 van de wet. HOOFDSTUK II. - De commissaris-generaal

Art. 2.De federale politie staat onder leiding van de commissaris-generaal. Hij staat in voor de voorbereiding van het nationaal veiligheidsplan en voor de evaluatie van de uitvoering van het nationaal veiligheidsplan door de federale politie.

De commissaris-generaal waakt over de coördinatie van het geheel aan diensten en activiteiten van de algemene directies en de gedeconcentreerde diensten. Hiertoe organiseert de commissaris-generaal geregeld overleg met de directeurs-generaal en waakt hij erover dat de informatie op een optimale en wederkerige wijze doorstroomt tussen hem en de directeurs-generaal evenals tussen de directeurs-generaal onderling.

Hij waakt over de toepassing van de beginselen van specialiteit en subsidiariteit.

Hij doet de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie ieder nuttig voorstel met betrekking tot de materies die de federale politie aanbelangen.

Hij staat in voor de public relations van de federale politie.

Art. 3.De commissaris-generaal leidt en coördineert de opstelling van de begroting en waakt over de uitvoering ervan.

Art. 4.De commissaris-generaal waakt erover dat de federale politie en haar leden over voldoende en aangepaste logistieke middelen beschikken voor de uitvoering van de opdrachten. Hij draagt er zorg voor dat het vormingsniveau van de leden permanent op een voldoende peil blijft.

Hij voert de nodige audits uit met betrekking tot de werking en effectiviteit van de federale politie.

Art. 5.Ten behoeve van de politieoverheden en van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus, verzekert hij volgende functies : a) de inzameling en de analyse van de gegevens inzake de morfologische aspecten van de politiediensten;b) de ondersteuning inzake politiebeleid, met inbegrip van het opmaken van de politiestatistieken inzake de belangrijke gebeurtenissen die maatregelen van bestuurlijke politie vereisen en de maatregelen die ter zake door de politiediensten genomen worden en de statistieken inzake de criminaliteit en de politionele strijd tegen de criminaliteit evenals het uitvoeren van politionele strategische analyses op basis van deze gegevens;c) onderzoek en ontwikkeling inzake organisatie en werking van de politiediensten en de voorbereiding van de federale normen in die materie;d) de ondersteuning en de evaluatie van het zonaal veiligheidsoverleg en van de zonale veiligheidsplannen bedoeld in de artikelen 35 en 37 van de wet;de leiding van deze functie wordt verzekerd door een overeenkomstig artikel 96 van de wet gedetacheerd lid van de lokale politie; e) het bijhouden van een centrale collectie van niet operationele gegevens ten behoeve van de politiediensten en het verstrekken van niet operationele inlichtingen aan de politieoverheden.f) het ontwikkelen en het beheren van de internationale samenwerking tussen de politiediensten en de buitenlandse politiediensten, de Europese politiedienst (EUROPOL) en de internationale organisatie voor criminele politie (INTERPOL).Hiertoe onderhoudt, ontwikkelt en organiseert hij de nodige internationale contacten met deze diensten en organisaties. Tevens organiseert hij de vertegenwoordiging van de Belgische politiediensten in het buitenland, met inbegrip van de verbindingsofficieren.

Art. 6.Teneinde de hem door of krachtens de wet opgelegde bevoegdheden te kunnen uitoefenen, beschikt de commissaris-generaal binnen de federale politie over een eigen dienst. HOOFDSTUK III. - De algemene directies van de federale politie

Art. 7.De algemene directies van de federale politie zijn : 1° de algemene directie bestuurlijke politie;2° de algemene directie gerechtelijke politie;3° de algemene directie operationele ondersteuning;4° de algemene directie personeel;5° de algemene directie materiële middelen.

Art. 8.De volgende opdrachten worden toegewezen aan de algemene directie bestuurlijke politie : 1° de leiding en de operationele coördinatie van de opdrachten van bestuurlijke politie van de centrale diensten van de federale politie met inbegrip van de opvolging van de gebeurtenissen die een ernstige of georganiseerde bedreiging van de openbare orde kunnen vormen en de vergaring en de exploitatie van de bestuurlijke informatie, die noodzakelijk is voor de aanwending van de federale politie. De minister van Binnenlandse Zaken wordt systematisch op de hoogte gehouden van alles wat de openbare orde aanbelangt; 2° de volgende gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie en de ondersteuning van die opdrachten : a) de bescherming van de leden van de koninklijke familie en van de koninklijke paleizen;b) de door of krachtens de wet aan de federale politie toevertrouwde opdrachten inzake grenscontrole, verkeers-, spoorweg-, zeevaart-, en luchtvaartpolitie en de politieopdrachten bij de luchthavens;c) de opvolging van ernstige of georganiseerde bedreigingen van de openbare orde;d) de politieopdrachten bij de Shape;3° de organisatie van de federale interventiereserve, bedoeld in artikel 101, 3° van de wet, onverminderd de inzet van deze reserve ter ondersteuning van de opdrachten van gerechtelijke politie;4° de coördinatie, de controle en de ondersteuning van de gedeconcentreerde opdrachten van bestuurlijke politie van de bestuurlijke directeurs-coördinatoren;5° de conceptuele ontwikkeling van interventiemethoden en technieken inzake bestuurlijke politie, onder meer door het uitvoeren van strategische politionele analyses, alsook het verlenen van medewerking bij het uitstippelen van het politiebeleid door de politieoverheden;6° de politie der militairen, wanneer met toepassing van artikel 112, eerste lid van de wet detachementen van de federale politie geleverd worden. De directie onderhoudt rechtstreeks, voor zover operationeel en zaakgebonden, de door of krachtens de wet toegestane internationale contacten met betrekking tot de in lid 1 opgesomde bevoegdheden.

De algemene directie operationele ondersteuning wordt hiervan onverwijld in kennis gesteld.

Art. 9.De volgende opdrachten worden toegewezen aan de algemene directie gerechtelijke politie : 1° de leiding en de operationele coördinatie van de opdrachten van gerechtelijke politie van de centrale diensten van de federale politie met inbegrip van : a) de programmawerking en de recherche;b) de vergaring en de exploitatie van de gerechtelijke informatie, die noodzakelijk is voor de tussenkomst van de federale politie;c) de operationele criminele analyse en de vermogensanalyse;d) de uitvoering van bewakingsmaatregelen inzake communicatie en telecommunicatie;e) de organisatie van de bescherming van getuigen;f) de opsporing van voortvluchtige personen in het raam van aan de federale politie toegekende onderzoeken en van voortvluchtige veroordeelden;g) het beheer van de bijzondere opsporingstechnieken en het informantenbeheer, met inbegrip van de sturing, de controle en de coördinatie van de interventies van de in artikel 10, 9° bedoelde eenheden;h) het uitvoeren van strategische analyses met betrekking tot de in dit artikel opgesomde opdrachten;2° de operationele coördinatie, de controle en de ondersteuning van de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten, met inbegrip van de onder 1°, b) tot h) opgesomde opdrachten;3° de gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie en de ondersteuning van deze opdrachten, onder andere inzake : a) de zware en de georganiseerde criminaliteit;b) de corruptie;c) de georganiseerde economische, financiële, fiscale en sociale criminaliteit, evenals deze met betrekking tot het leefmilieu;d) de immateriële misdrijven, met inbegrip van de computercriminaliteit, de valsheden, de valsmunterij en de valse betaalmiddelen;e) de zware en de georganiseerde criminaliteit tegen personen, met inbegrip van de doodslagen, de geweldplegingen en de bedreigingen, de mensenhandel, de zedenmisdrijven, de verdwijningen, de ontvoeringen en de gijzelingen;f) het terrorisme en de onwettelijke activiteiten van sekten;g) de verboden stoffen en het leefmilieu, met inbegrip van de grootschalige zwendel inzake drugs, hormonen, nucleair materiaal en gevaarlijk afval;h) de zware en de georganiseerde criminaliteit tegen eigendommen, waaronder de gewapende diefstallen, de criminele brandstichtingen, de grootschalige zwendel inzake voertuigen, wapens, antiek, kunstwerken en gestolen voorwerpen;4° de technische en wetenschappelijke politie, onverminderd de bevoegdheden van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie;5° de gespecialiseerde gerechtelijke opdrachten in het militair milieu. De directie onderhoudt rechtstreeks, voor zover operationeel en zaakgebonden, de door of krachtens de wet toegestane internationale contacten met betrekking tot de in lid 1 opgesomde bevoegdheden.

De algemene directie operationele ondersteuning wordt hiervan onverwijld in kennis gesteld.

Art. 10.De volgende opdrachten worden toegewezen aan de algemene directie operationele ondersteuning : 1° het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992;2° het beheer van de operationele documentatie, inzonderheid : a) het centraal vuurwapenregister;b) de valse en vervalste documenten;c) de verspreiding binnen de politiediensten van de politionele en gerechtelijke nationale seiningen;3° de ontwikkeling en het beheer van de telematica (informatica en telecommunicaties) van de politiediensten met betrekking tot onder meer : a) het beheer van de structuur en de technische middelen van de algemene nationale gegevensbank;b) het technisch aspect van het nationaal gedeelte van de internationale politiële informatiesystemen;c) het nationaal datanetwerk;4° in overleg met de Vaste Commissie van de lokale politie, de voorbereiding van de technische standaarden en van de regels inzake technisch beheer van de lokale en federale telematica;5° in overleg met de Vaste Commissie van de lokale politie, de organisatie, het beheer, de leiding en de operationele coördinatie van de op provinciaal niveau georganiseerde gecentraliseerde dispatchingcentra voor de federale en lokale politie;6° de organisatie en het beheer van het nationaal invalspunt, waaraan tevens wordt deelgenomen door de algemene directies bestuurlijke en gerechtelijke politie en dat onder meer belast is met de rechtstreekse documentaire bijstand;7° de verspreiding van opsporingsberichten aan de bevolking;8° de operationele aspecten van de internationale politiesamenwerking met inbegrip van : a) het onderhouden van rechtstreekse internationale contacten van operationele aard met buitenlandse politiediensten, met de Europese politiedienst (EUROPOL) en met de internationale organisatie voor criminele politie (INTERPOL);b) de functie van operationeel centraal aanspreekpunt binnen de multilaterale samenwerkingsverbanden of internationale organisaties inzake politiesamenwerking;c) het operationeel beheer en de verspreiding van internationale seiningen, inzonderheid binnen de structuren en systemen die hiertoe multilateraal werden ingesteld;d) de functie van operationeel aanspreekpunt voor de buitenlandse verbindingsofficieren in België;e) de functie van operationeel aanspreekpunt voor en het verstrekken van een logistieke en administratieve ondersteuning aan de verbindingsofficieren in het buitenland;f) het opvolgen en ondersteunen van de operationele contactpunten.9° a) de organisatie, het beheer, de leiding en de operationele coördinatie van de centrale en gedeconcentreerde gespecialiseerde eenheden belast met bijzondere opdrachten van bewaking, bescherming, opsporing of interventie;b) de technische ondersteuning van de voornoemde opdrachten;c) het beheer van de centrale technische interceptiefaciliteiten van de telecommunicaties;10° de luchtsteun;11° de gespecialiseerde ondersteuning inzake met honden ondersteunde politieopdrachten;12° de slachtofferidentificatie.

Art. 11.De volgende opdrachten worden toegewezen aan de algemene directie personeel : 1° de mobiliteit van de personeelsleden van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;2° het beheer van de loopbaan, met inbegrip van de bevorderingsvoorstellen, van de personeelsleden van de federale politie, met uitzondering van de aanwijzingen tot commissaris-generaal, tot directeur-generaal en tot directeur;3° de door of krachtens de wet aan de federale politie toevertrouwde opdrachten inzake vorming van de leden van de politiediensten;4° de door of krachtens de wet aan de federale politie toevertrouwde opdrachten inzake werving en selectie van de leden van de politiediensten;5° de betrekkingen met de syndicale organisaties van het personeel van de politiediensten;6° de interne relaties en de psychosociale begeleiding van de personeelsleden van de federale politie bij de dienstuitvoering en, op verzoek van deze, van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en van de lokale politie;7° in overleg met de Vaste Commissie van de lokale politie, de voorbereiding en de toepassing van de statuten van de personeelsleden van de politiediensten en het beheer van het contentieux betreffende de personeelsleden van de federale politie, in die mate dat hierbij geen derden betrokken zijn;8° de organisatie en het beheer van de medische dienst, van de dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Art. 12.De volgende opdrachten worden toegewezen aan de algemene directie materiële middelen : 1° de administratieve voorbereiding en de opvolging van de begroting van de federale politie;2° het administratief beheer van de financiën van de federale politie;3° binnen de door de minister van Binnenlandse Zaken toegekende delegaties, de voorbereiding en de gunning van de overheidsopdra chten voor de federale politie en, op verzoek van deze, van de lokale politie;4° het beheer van de uitrusting en infrastructuur van de federale politie;5° in overleg met de Vaste Commissie van de lokale politie, het voorbereiden van de normen inzake de infrastructuur en uitrusting van de politiediensten, met inbegrip van het uniform, de identificatiemiddelen en de bewapening;6° de logistieke steun van de federale politie en, op verzoek van deze van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en van de lokale politie.

Art. 13.Elke algemene directie zal op een wijze georganiseerd worden dat de uitbouw van volgende algemene functies verzekerd wordt : 1° de opvolging en uitwerking van nieuwe methoden met betrekking tot de opdrachten binnen de directie;2° het verdelen van de personele en materiële middelen over de diverse opdrachten binnen de directie;3° het formuleren van de behoeften van de algemene directie met betrekking tot opdrachten waarvoor andere algemene directies bevoegd zijn.

Art. 14.De artikelen 95, 99, 100, 101 en 102 van de wet worden in werking gesteld.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000.

Art. 16.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 september 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^