3 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling voor het jaar 2006 van de verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met het oog op de financiering van de kostprijs van de werkbonus

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 2 januari 2001, inzonderheid op artikel 66, § 1, negende lid, en § 2, 10°, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het geboden is om zonder uitstel het bijkomende bedrag ter financiering van de werkbonus voor het jaar 2006, dat naar aanleiding van de eerste begrotingscontrole van 2006 werd vastgesteld en dat bovenop de reeds eerder besliste alternatieve financiering van 495 miljoen EUR komt, te bepalen, teneinde het effect van de vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering niet in het gedrang te brengen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 mei 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 november 2006;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het bedrag, bedoeld in artikel 66, § 1, negende lid, van de programmawet van 2 januari 2001, van de verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met het oog op de financiering van de kostprijs van de werkbonus bedraagt 10.200 duizend EUR voor het jaar 2006.

Art. 2.Het bedrag wordt gestort aan de R.S.Z.-globaal beheer.

Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 december 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN