gepubliceerd op 08 februari 2010
Koninklijk besluit tot vaststelling van de specifieke indexcijfers bedoeld in artikel 138bis-4, § 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
1 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de specifieke indexcijfers bedoeld in artikel 138bis-4, § 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, artikel 40quater, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 16 februari 2009;
Gelet op de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, artikel 138bis -4, § 3, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2007 en vervangen bij de wet van 17 juni 2009 en artikel 140, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, bekrachtigd bij de wet van 5 augustus 2003;
Gelet op het advies van het Federaal Kenniscentrum van de Gezondheidszorg van 16 december 2008;
Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen van 7 januari 2010;
Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 7 januari 2010;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 december 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 18 december 2009;
Gelet op advies 47351/1 van de Raad van State, gegeven op 24 november 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1/, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Justitie en de Minister voor Ondernemen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De specifieke indexcijfers, bedoeld in artikel 138bis -4, § 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst worden vier keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt door de FOD Economie.
De verzekeraar kan de premie van de verzekeringsovereenkomst of, wanneer de overeenkomst dekking verleent aan verschillende verzekerden, de premie die op eenieder betrekking heeft, ten hoogste aanpassen aan het percentage dat de evolutie weergeeft tussen de laatste specifieke indexcijfers die van toepassing zijn op de lopende overeenkomsten op de vervaldag en de specifieke indexcijfers die een jaar vroeger in werking zijn, zoals bepaald in de artikelen 6 en 7.
De periode die in aanmerking wordt genomen voor de toepassing van het specifieke indexcijfer dient van jaar tot jaar dezelfde te zijn.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van het specifieke indexcijfer bedoeld in artikel 138bis -4, § 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, dient de vergelijking tussen het indexcijfer der consumptieprijzen en het specifieke indexcijfer voor dezelfde periode te gebeuren.
Art. 2.§ 1. De verzekeraar is ertoe gehouden elke ziektekostenverzekering, andere dan een beroepsgebonden ziektekostenverzekering, toe te wijzen aan een van de hierna opgesomde waarborgtypes.
De in aanmerking te nemen waarborgen zijn : 1. de waarborg « eenpersoonskamer »;2. de waarborg twee- en meerpersoonskamer »;3. de waarborg « ambulante zorgen »;4. de waarborg « tandverzorging ». De waarborg die het zwaarst doorweegt in de bepaling van de jaarpremie bepaalt de waarborg waaraan de verzekeringsovereenkomst wordt aangehecht. § 2. Bovendien kan iedere verzekerde worden toegewezen aan een leeftijdscategorie. Zoniet kan de verzekeraar op de overeenkomst het specifieke indexcijfer toepassen die voortvloeit uit de waarden vastgesteld bij artikel 6, § 1, tweede lid.
De leeftijdsklassen die in aanmerking worden genomen zijn : 1. van 0 tot 19 jaar;2. van 20 tot 34 jaar;3. van 35 tot 49 jaar;4. van 50 tot 64 jaar;5. meer dan 65 jaar.
Art. 3.§ 1. De verzekeraar is er toe gehouden op het jaarlijkse vervaldagbericht de waarborg en, in voorkomend geval, de leeftijdsklasse te vermelden waartoe elke verzekerde behoort.
Hij is er toe gehouden in de overeenkomst en op het vervaldagbericht de toegepaste indexatiemethode nader aan te duiden.
Bij gebreke aan een dergelijke vermelding is de toepassing van het specifieke indexcijfer op de premie van de verzekeringsovereenkomst niet toegelaten. § 2. Ingeval van een verkeerde toewijzing, van de overeenkomst aan een waarborg en van een verzekerde aan een leeftijdsklasse, voert de verzekeraar de vereiste verbeteringen uit en desgevallend betaalt hij aan de verzekeringnemer het verschil terug dat uit die verbetering voortvloeit, of vordert hij van deze laatste het verschil terug.
Het door de verzekeraar betaalde bedrag wordt verhoogd met de wettelijke interest indien de verbetering meer dan één jaar na de verkeerde vaststelling van de premie heeft plaatsgevonden. De interest loopt vanaf het ogenblik dat de verkeerde premie werd geïnd.
Art. 4.§ 1. De verzekeraar is er toe gehouden aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, hierna CBFA genoemd en de FOD Economie de bruto schadelast mede te delen per kostentype (hospitalisatiekosten in eenpersoonskamer, hospitalisatiekosten in twee- en meerpersoonskamer, ambulante kosten tandverzorgingskosten) en per leeftijdsklasse voor de ziektekostenverzekeringen, andere dan de beroepsgebonden ziektekosten-verzekeringen.
De verzekeraar deelt eveneens het aantal verzekerden per waarborg en per leeftijdsklasse mee.
De leeftijd van de verzekerde komt overeen met de leeftijd die bereikt werd op de laatste dag van het trimester dat de mededeling vooraf gaat.
De gegevens worden meegedeeld in de loop van de maanden maart, juni, september en december. § 2. Onverminderd artikel 2, worden de gegevens bedoeld in § 1, eerste lid, meegedeeld onder de vorm van een anonieme tabel en gestructureerd in overeenstemming met het onderscheid vastgesteld in artikel 2. § 3. Deze gegevens worden gecertificeerd door de revisor die is erkend door de CBFA. Deze certificatie heeft tot gevolg dat de onderneming de gegevens mag toezenden. De erkende revisor is er onverwijld toe gehouden aan de CBFA elke gebeurtenis of elk feit mede te delen dat de certificatie van de gegevens verhindert.
Wanneer de CBFA, op basis van het rapport van de revisor of op eigen initiatief de afwezigheid van een certificatie vaststelt, waarschuwt zij de FOD Economie en wijst de verzekeraar op het gebrek. De verzekeraar zendt zo snel mogelijk de gegevens door volgens het voorschrift van de CBFA.
Art. 5.De CBFA stelt vast dat de gegevens betrekking hebben op tenminste drie verzekeringsondernemingen die 75 % van het incasso van de Belgische markt omvatten van de ziektekostenverzekeringen, andere dan de beroepsgebonden ziektekosten-verzekeringen.
De CBFA brengt de FOD Economie op de hoogte, ten laatste op de laatste dag van januari, april, juli en oktober.
Wanneer de CBFA vaststelt dat de gegevens niet gecertificeerd zijn in overeenstemming met artikel 4, § 3, of vaststelt dat aan de voorwaarden van het eerste lid van dit artikel niet werd tegemoet gekomen, stelt ze hiervan de FOD Economie op de hoogte. In deze gevallen verlengt de FOD Economie de geldigheid van de laatste gekende tabel met de specifieke indexcijfers voor een duur van maximum drie maanden en maakt daarvan melding in het Belgisch Staatsblad en op zijn internetsite op de in artikel 7 bepaalde datum.
Art. 6.§ 1 De FOD Economie voegt de tabellen bedoeld in artikel 4, § 2, samen en maakt een globale tabel per waarborg en per leeftijdsklasse rekening gehouden met het meegedeelde aantal verzekerden per waarborg en per leeftijdsklasse.
Voor elk van de in aanmerking genomen waarborgen wordt de waarde die losstaat van de leeftijdsklassen bovendien toegevoegd aan de globale tabel. § 2. De FOD Economie bepaalt om het trimester de waarden van de globale tabel door de voortschrijdende gemiddelden te berekenen over de vier meest recente trimesters. § 3. De waarde van de specifieke indexcijfers bestaat uit het vastgestelde percentage van verandering voor elk van de waarden van de globale tabel.
Art. 7.De FOD Economie publiceert de globale tabel met de specifieke indexcijfers in het Belgisch Staatsblad, ten laatste op de laatste dag van februari, van mei, van augustus en november. Zowel de FOD Economie als de CBFA zijn er toe gehouden ze te publiceren op hun website.
Art. 8.De cijfers van de eerste tabel, gepubliceerd in overeenstemming met artikel 7, maken de startindex 100 uit.
Art. 9.Een evaluatieverslag van dit besluit wordt opgemaakt door de ministers die bevoegd zijn voor de Verzekeringen en de Sociale Zaken, ten laatste twee jaar na zijn inwerkingtreding.
Art. 10.De minister bevoegd voor Verzekeringen, de minister bevoegd voor Sociale Zaken, de minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 februari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister voor Ondernemen, V. VAN QUICKENBORNE