gepubliceerd op 25 juli 2008
Internationaal Verdrag tegen doping in de sport Preambule De Algemene Conferentie van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, hierna aangeduid als UNESCO, bijeengekomen te Parijs van 3 tot en met 21 oktob Overwegend dat het doel van UNESCO is een bijdrage te leveren aan vrede en veiligheid door samenwer(...)
Internationaal Verdrag tegen doping in de sport Preambule De Algemene Conferentie van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, hierna aangeduid als UNESCO, bijeengekomen te Parijs van 3 tot en met 21 oktober 2005 tijdens haar 33e zitting, Overwegend dat het doel van UNESCO is een bijdrage te leveren aan vrede en veiligheid door samenwerking tussen de naties te bevorderen door middel van onderwijs, wetenschap en cultuur, Verwijzend naar bestaande internationale instrumenten inzake mensenrechten, Zich bewust van resolutie 58/5 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 3 november 2003, betreffende sport als middel om onderwijs, gezondheid, ontwikkeling en vrede te bevorderen, en met name paragraaf 7 daarvan, Zich er tevens van bewust dat sport een belangrijke rol dient te spelen bij de bescherming van de gezondheid, bij morele en culturele vorming en lichamelijke opvoeding en bij het bevorderen van wederzijds begrip en vrede in de wereld, Gelet op de noodzaak internationale samenwerking gericht op het uitbannen van doping in de sport te bevorderen en te coördineren, Bezorgd over het gebruik door sporters van dopingmiddelen in de sport en de gevolgen daarvan voor hun gezondheid, het beginsel van fair play, het uitbannen van bedrog en de toekomst van de sport, Indachtig het feit dat doping een bedreiging vormt voor de ethische beginselen en educatieve waarden vervat in het Internationaal Handvest voor Lichamelijke Opvoeding en Sport van UNESCO en in het Olympisch Handvest, In herinnering roepend dat de Overeenkomst ter bestrijding van doping en het Aanvullend Protocol daarbij aangenomen in het kader van de Raad van Europa instrumenten van internationaal publiekrecht zijn, die ten grondslag liggen aan nationaal antidopingbeleid en aan intergouvernementele samenwerking, Herinnerend aan de Aanbevelingen inzake doping aangenomen tijdens de tweede, derde en vierde Internationale Conferentie van ministers en hoge ambtenaren verantwoordelijk voor lichamelijke opvoeding en sport, door UNESCO georganiseerd te Moskou (1988), Punta del Este (1999) en Athene (2004) en aan 32 C/Resolutie 9 aangenomen door de Algemene Conferentie van UNESCO tijdens haar 32e zitting (2003), Indachtig de Wereldantidopingcode aangenomen door het Mondiaal Antidopingagentschap tijdens de Wereldconferentie inzake doping in de sport, Kopenhagen, 5 maart 2003 en de Verklaring van Kopenhagen tegen het gebruik van doping in de sport, Tevens indachtig de invloed die topsporters hebben op de jeugd, Zich bewust van de permanente behoefte onderzoek uit te voeren en te bevorderen met als doel het verbeteren van de detectie van doping en een beter begrip van de factoren die van invloed zijn op het gebruik ervan teneinde tot zo doeltreffend mogelijke preventiestrategieën te komen, Zich tevens bewust van het belang van voortdurende educatie van sporters, hun begeleiders en de maatschappij in het algemeen op het gebied van het voorkomen van doping, Indachtig de noodzaak de capaciteit van Staten die Partij zijn om antidopingprogramma's te implementeren op te bouwen, Zich ervan bewust dat overheidsinstanties en sportorganisaties elkaar aanvullende verantwoordelijkheden hebben bij het voorkomen en bestrijden van doping in de sport, in het bijzonder het goede verloop, op basis van het beginsel van fair play, van sportevenementen, en bij het beschermen van de gezondheid van de deelnemers daaraan, Erkennend dat deze autoriteiten en organisaties daartoe dienen samen te werken en daarbij de hoogste mate van onafhankelijkheid en transparantie op alle van toepassing zijnde niveaus dienen te waarborgen, Vastbesloten nadere maatregelen te nemen, in hechtere samenwerking, gericht op de uitbanning van doping in de sport, Erkennend dat de uitbanning van doping in de sport ten dele afhankelijk is van de verdere harmonisatie van normen en praktijken op het gebied van de bestrijding van doping in de sport en samenwerking op nationaal en mondiaal niveau, Neemt dit Verdrag aan op 19 oktober 2005.
DEEL I. - Reikwijdte Doelstelling van het Verdrag
Artikel 1.De doelstelling van dit Verdrag, in het kader van de strategie en het activiteitenprogramma van UNESCO op het gebied van lichamelijke opvoeding en sport, is het bevorderen van het voorkomen en bestrijden van doping in de sport, met het oog op de uitbanning ervan.
Begripsomschrijvingen
Art. 2.Deze begripsomschrijvingen dienen begrepen te worden in de context van de Wereldantidopingcode. Indien de bepalingen daarvan in strijd zijn met die van het Verdrag, zijn de bepalingen van het Verdrag doorslaggevend.
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : 1. « Geaccrediteerde dopingcontrolelaboratoria » : door het Mondiaal Antidopingagentschap geaccrediteerde laboratoria.2. « Antidopingorganisatie » : een orgaan dat verantwoordelijk is voor het aannemen van regels voor het in gang zetten, implementeren of handhaven van elk deel van het proces van dopingcontrole.Hieronder worden onder andere begrepen het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, andere organisatoren van grote evenementen die tijdens hun evenementen dopingcontroles uitvoeren, het Mondiaal Antidopingagentschap, internationale sportbonden en nationale antidopingorganisaties. 3. « Schending van het antidopingreglement » in de sport een of meer van de onderstaande schendingen : a.de aanwezigheid van een verboden stof of een van haar metabolieten of markers in een lichaamsweefsel of lichaamsvloeistof van een sporter; b. gebruik of poging tot gebruik van een verboden stof of een verboden methode;c. weigering een monster af te staan na aankondiging zoals toegestaan door het toepasselijke antidopingreglement, of het nalaten hiervan zonder dwingende reden, of het anderszins vermijden van het afstaan van monsters;d. schending van de toepasselijke vereisten inzake de beschikbaarheid van sporters voor controles buiten wedstrijdverband met inbegrip van het verzuimen de vereiste informatie over de verblijfplaats te verstrekken en het missen van controles waarvan verklaard wordt dat zij zijn gebaseerd op redelijke regelgeving;e. manipuleren, of poging tot het manipuleren, van een onderdeel van een dopingcontrole;f. bezit van verboden stoffen en methoden;g. handel in verboden stof of een verboden methode;h. toediening of poging tot toediening van een verboden stof of verboden methode aan een sporter, of hulp bij, aanmoediging van, medeplichtigheid aan, uitlokking van, verhulling van of enige andere vorm van medeplichtigheid aan een schending of poging tot schending van een antidopingreglement.4. « Sporter » : ten behoeve van dopingcontrole, elke persoon die een sport beoefent op internationaal of nationaal niveau zoals omschreven door elke nationale antidopingorganisatie en door de Staten die Partij zijn aanvaard en elke andere persoon die een sport beoefent of aan een evenement deelneemt op een lager niveau dat door de Staten die Partij zijn is aanvaard.Ten behoeve van opleidings- en trainingsprogramma's wordt onder « sporter » verstaan elke persoon die een sport beoefent die onder toezicht van een sportorganisatie staat. 5. « Begeleiders van sporters » : coaches, trainers, managers, zaakwaarnemers, teammedewerkers, officials, medisch of paramedisch personeel met wie een sporter die deelneemt aan of zich voorbereidt op deelname aan een sportwedstrijd samenwerkt of door wie deze wordt behandeld.6. « Code » : de Wereldantidopingcode, aangenomen door het Mondiaal Antidopingagentschap op 5 maart 2003 te Kopenhagen, die als Aanhangsel 1 bij dit Verdrag is gevoegd.7. « Wedstrijd » : een enkele race, match, partij of afzonderlijke sportieve krachtmeting.8. « Dopingcontrole » : het volledige proces met inbegrip van het plannen van uit te voeren controles, verzamelen en hanteren van monsters, laboratoriumonderzoek, resultatenbeheer, hoorzittingen en beroepsprocedures.9. « Doping in de sport » : het zich voordoen van een schending van het antidopingreglement.10. « Naar behoren gemachtigde dopingcontroleteams » : dopingcontroleteams die onder de bevoegdheid van internationale of nationale antidopingorganisaties opereren.11. Controle « binnen wedstrijdverband » : ten behoeve van het onderscheid tussen controles binnen wedstrijdverband en buiten wedstrijdverband, tenzij anderszins voorzien in het reglement van een internationale sportbond of andere relevante antidopingorganisatie, een controle waarbij een sporter voor controle wordt aangewezen in verband met een specifieke wedstrijd.12. « Internationale norm voor laboratoria » : de norm die als Aanhangsel 2 bij dit Verdrag is gevoegd.13. « Internationale norm voor dopingcontroles » : de norm die als Aanhangsel 3 bij dit Verdrag is gevoegd.14. « Onaangekondigd » : een dopingcontrole die plaatsvindt zonder dat de sporter daarvan vooraf op de hoogte wordt gesteld en waarbij de sporter voortdurend door een controleur wordt vergezeld vanaf het moment van de aankondiging tot en met de afname van het monster.15. « Olympische Beweging » : alle organisaties en personen die ermee hebben ingestemd zich te laten leiden door het Olympisch Handvest en die de bevoegdheid van het Internationaal Olympisch Comité erkennen, met name : de internationale bonden van sporten die op het programma van de Olympische Spelen staan, de Nationale Olympische Comités, de Organisatiecomités van de Olympische Spelen, sporters, juryleden en scheidsrechters, sportverenigingen en -clubs, alsook alle organisaties en instellingen die door het Internationaal Olympisch Comité worden erkend.16. Dopingcontrole « buiten wedstrijdverband » : elke dopingcontrole die niet binnen wedstrijdverband plaatsvindt.17. « Lijst van verboden stoffen en methoden » : de lijst vervat in Bijlage I bij dit Verdrag waarin de verboden stoffen en verboden methoden vermeld staan.18. « Verboden methode » : elke methode die als zodanig omschreven staat in de Lijst van verboden stoffen en methoden vervat in Bijlage I bij dit Verdrag.19. « Verboden stof » : elke stof die als zodanig omschreven staat in de Lijst van verboden stoffen en methoden vervat in Bijlage I bij dit Verdrag.20. « Sportorganisatie » : elke organisatie die de eindverantwoordelijkheid draagt voor een evenement met een of meer sporten.21. « Normen voor het verlenen van dispensatie voor therapeutisch gebruik » : de normen vervat in Bijlage II bij dit Verdrag.22. « Controle » : de onderdelen van het dopingcontroleproces inhoudende het plannen van de controles, het verzamelen en hanteren van monsters en het verzenden van monsters naar het laboratorium.23. « Dispensatie voor therapeutisch gebruik » : een dispensatie verleend in overeenstemming met de normen voor het verlenen van dispensatie voor therapeutisch gebruik.24. « Gebruik » : het aanbrengen, innemen, injecteren of op welke wijze dan ook consumeren van een verboden stof of verboden methode.25. « Mondiaal Antidopingagentschap (WADA) » : de stichting die op 10 november 1999 onder deze naam werd opgericht naar Zwitsers recht. Middelen om het doel van het Verdrag te verwezenlijken
Art. 3.Ter verwezenlijking van het doel van het Verdrag verplichten de Staten die Partij zijn zich tot het : 1. invoeren van passende maatregelen op nationaal en internationaal niveau die verenigbaar zijn met de beginselen van de Code;2. aanmoedigen van alle vormen van internationale samenwerking gericht op het beschermen van de sporters, de ethiek in de sport en het delen van onderzoeksresultaten;3. bevorderen van internationale samenwerking tussen de Staten die Partij zijn en organisaties die een leidende rol hebben bij de bestrijding van doping in de sport, met name het WADA. Verhouding van het Verdrag tot de Code
Art. 4.1. Teneinde de implementatie van de bestrijding van doping in de sport op nationaal en internationaal niveau te coördineren, verplichten de Staten die Partij zijn zich ertoe de beginselen van de Code te eerbiedigen, als basis voor de in artikel 5 van dit Verdrag vervatte maatregelen. Niets in dit Verdrag belet de Staten die Partij zijn andere maatregelen te nemen ter aanvulling van de Code. 2. De Code en de meest recente versie van de Aanhangsels 2 en 3 worden ter informatie verstrekt en vormen geen integrerend onderdeel van dit Verdrag.Uit de Bijlagen als zodanig vloeien voor de Staten die Partij zijn geen bindende verplichtingen voort uit hoofde van het internationaal recht. 3. De Bijlagen vormen een integrerend onderdeel van dit Verdrag. Maatregelen om de doelstellingen van dit Verdrag te verwezenlijken
Art. 5.Door de in dit Verdrag vervatte verplichtingen te eerbiedigen, verplicht elke Staat die Partij is zich ertoe passende maatregelen in te voeren. Dergelijke maatregelen kunnen wetgeving, regulering, beleid of administratieve praktijken inhouden.
Verhouding tot andere internationale instrumenten
Art. 6.Dit Verdrag heeft geen verandering tot gevolg van de rechten en verplichtingen van Staten die Partij zijn die voortvloeien uit eerder gesloten verdragen die verenigbaar zijn met het onderwerp en het doel van dit Verdrag. Dit doet geen afbreuk aan het genot van hun rechten door andere Staten die Partij zijn of de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag.
DEEL II. - Antidopingactiviteiten op nationaal niveau Coördinatie op nationaal niveau
Art. 7.De Staten die Partij zijn, waarborgen de toepassing van dit Verdrag in het bijzonder door coördinatie op nationaal niveau.
Teneinde hun verplichtingen ingevolge dit Verdrag na te komen, kunnen de Staten die Partij zijn zich verlaten op antidopingorganisaties, alsmede op sportautoriteiten en -organisaties.
Beperking van de beschikbaarheid en het gebruik in de sport van verboden stoffen en methoden
Art. 8.1. De Staten die Partij zijn, nemen, wanneer van toepassing, maatregelen om de beschikbaarheid van verboden stoffen en methoden te beperken, teneinde het gebruik ervan door sporters in de sport aan banden te leggen, tenzij er sprake is van dispensatie voor therapeutisch gebruik. Hieronder vallen maatregelen tegen de op sporters gerichte illegale handel in deze stoffen en methoden, en daaruit voortvloeiend, maatregelen om de productie, het verkeer, de invoer, distributie en verkoop ervan te controleren. 2. De Staten die Partij zijn, nemen maatregelen om het gebruik en het bezit van verboden stoffen en methoden door sporters in de sport te voorkomen en te beperken, tenzij dit is toegestaan ingevolge een dispensatie voor therapeutisch gebruik, of moedigen, wanneer van toepassing, de relevante instanties onder hun rechtsmacht aan zulks te doen.3. Geen van de uit hoofde van dit Verdrag genomen maatregelen beperkt de beschikbaarheid voor legitieme doeleinden van stoffen en methoden die in de sport verboden of aan banden gelegd zijn. Maatregelen tegen begeleiders van sporters
Art. 9.De Staten die Partij zijn, nemen zelf maatregelen, met inbegrip van sancties of straffen, tegen begeleiders van sporters die het antidopingreglement schenden of een ander strafbaar feit met betrekking tot doping in de sport begaan, of moedigen sportorganisaties of antidopingorganisaties aan zulks te doen.
Voedingssupplementen
Art. 10.De Staten die Partij zijn, moedigen, wanneer van toepassing, producenten en distributeurs van voedingssupplementen aan beste praktijken in te stellen op het gebied van marketing en distributie van voedingssupplementen, met inbegrip van informatie over hun analytische samenstelling en kwaliteitsborging.
Financiële maatregelen
Art. 11.De Staten die Partij zijn, a. stellen, wanneer van toepassing, binnen hun respectieve begrotingen fondsen beschikbaar ter ondersteuning van een nationaal dopingcontroleprogramma in alle takken van sport of ondersteunen sportorganisaties en antidopingorganisaties bij het financieren van dopingcontroles, hetzij door hun daarvoor rechtstreeks subsidies of toelagen toe te kennen, hetzij door met de kosten van dergelijke controles rekening te houden bij het vaststellen van de subsidies of toelagen die aan deze organisaties worden toegekend;b. nemen, wanneer van toepassing, stappen om de op de sport betrekking hebbende financiële ondersteuning in te trekken voor individuele sporters of begeleiders van sporters die geschorst zijn na een schending van een antidopingreglement, gedurende de periode waarin zij geschorst zijn;c. trekken, wanneer van toepassing, een gedeelte van of de volledige financiële steun of andere op de sport betrekking hebbende steun in voor elke sportorganisatie of antidopingorganisatie die zich niet aan de Code of het ingevolge de Code aangenomen antidopingreglement houdt. Maatregelen om dopingcontrole te vergemakkelijken
Art. 12.De Staten die Partij zijn, a. bevorderen en vergemakkelijken, wanneer van toepassing, het uitvoeren van dopingcontroles door de sportorganisaties en antidopingorganisaties onder hun rechtsmacht op een wijze die verenigbaar is met de Code, met inbegrip van controles die onaangekondigd, buiten en binnen wedstrijdverband plaatsvinden;b. bevorderen en vergemakkelijken, wanneer van toepassing, onderhandelingen door sportorganisaties en antidopingorganisaties over overeenkomsten uit hoofde waarvan het wordt toegestaan hun leden te laten controleren door naar behoren bevoegde dopingcontroleteams uit andere landen;c. verplichten zich ertoe, wanneer van toepassing, de sportorganisaties en antidopingorganisaties onder hun rechtsmacht te helpen toegang te krijgen tot een geaccrediteerd dopingcontrolelaboratorium ten behoeve van de analyse van afgenomen monsters. DEEL III. - Internationale samenwerking Samenwerking tussen antidopingorganisaties en sportorganisaties
Art. 13.De Staten die Partij zijn, bevorderen de samenwerking tussen antidopingorganisaties, overheidsinstanties en sportorganisaties onder hun rechtsmacht en die onder rechtsmacht van andere Staten die Partij zijn, teneinde, op internationaal niveau, de doelstellingen van dit Verdrag te verwezenlijken.
Ondersteuning van de missie van het Mondiaal Antidopingagentschap
Art. 14.De Staten die Partij zijn, verplichten zich ertoe de belangrijke missie van het Mondiaal Antidopingagentschap in de internationale dopingbestrijding te ondersteunen.
Evenredige financiering van het Mondiaal Antidopingagentschap
Art. 15.De Staten die Partij zijn, ondersteunen het beginsel van evenredige financiering van de goedgekeurde jaarlijkse basisbegroting van het Mondiaal Antidopingagentschap door overheidsinstanties en de Olympische Beweging.
Internationale samenwerking bij dopingcontrole
Art. 16.Erkennend dat de bestrijding van doping in de sport slechts doeltreffend kan zijn wanneer sporters onaangekondigd kunnen worden gecontroleerd en de monsters tijdig voor analyse naar laboratoria kunnen worden verzonden, nemen de Staten die Partij zijn, wanneer van toepassing en in overeenstemming met hun nationale wetgeving en procedures, de volgende maatregelen : a. vergemakkelijken van de taak van het Mondiaal Antidopingagentschap en antidopingorganisaties die overeenkomstig de Code werken, met inachtneming van de relevante regelgeving van de gastheerlanden, om binnen en buiten wedstrijdverband hun sporters op het gebruik van doping te controleren, hetzij op hun grondgebied, hetzij elders;b. vergemakkelijken van de tijdige grenspassage van naar behoren gemachtigde dopingcontroleteams wanneer zij dopingcontroleactiviteiten uitvoeren;c. samenwerking ter bespoediging van de tijdige verzending of grenspassage van monsters op zodanige wijze dat de veiligheid en integriteit daarvan behouden blijven;d. ondersteuning van de internationale coördinatie van dopingcontroles door verschillende antidopingorganisaties en samenwerking daartoe met het Mondiaal Antidopingagentschap;e. bevorderen van de samenwerking tussen dopingcontrolelaboratoria onder hun rechtsmacht en laboratoria onder de rechtsmacht van andere Staten die Partij zijn.In het bijzonder dienen Staten die Partij zijn met geaccrediteerde dopingcontrolelaboratoria laboratoria onder hun rechtsmacht aan te moedigen samen te werken met andere Staten die Partij zijn opdat deze de ervaring, vaardigheden en technieken kunnen verwerven die nodig zijn om eigen laboratoria op te richten indien zij dit zouden wensen; f. bevorderen en ondersteunen van wederzijdse controleregelingen tussen aangewezen antidopingorganisaties, in overeenstemming met de Code;g. wederzijdse erkenning van de dopingcontroleprocedures en het resultatenbeheer van elke antidopingorganisatie, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende sancties op sportgebied, die in overeenstemming zijn met de Code. Vrijwillig Fonds
Art. 17.1. Hierbij wordt een « Fonds voor de uitbanning van doping in de sport », hierna te noemen « het Vrijwillig Fonds », ingesteld. Het Vrijwillig Fonds bestaat uit funds-in-trust ingesteld in overeenstemming met het Financieel Reglement van UNESCO. Alle bijdragen van Staten die Partij zijn en van andere actoren zijn vrijwillig. 2. De middelen van het Vrijwillig Fonds bestaan uit : a.bijdragen van Staten die Partij zijn; b. bijdragen, giften of legaten die afkomstig kunnen zijn van : i.andere staten; ii. organisaties en programma's van het systeem van de Verenigde Naties, met name het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, alsmede andere internationale organisaties; of iii. publieke of private instanties of individuen; c. enige verschuldigde rente op de middelen van het Vrijwillig Fonds;d. ingezamelde fondsen en opbrengsten van evenementen die ten behoeve van het Vrijwillig Fonds zijn georganiseerd;e. alle andere middelen die zijn toegestaan ingevolge het reglement van het Vrijwillig Fonds, dat door de Conferentie van Partijen zal worden opgesteld.3. Bijdragen van de Staten die Partij zijn aan het Vrijwillig Fonds zijn geen vervanging voor de verplichting van de Staten die Partij zijn hun deel van de jaarbegroting van het Mondiaal Antidopingagentschap te betalen. Inzet en bestuur van het Vrijwillig Fonds
Art. 18.Middelen van het Vrijwillig Fonds worden door de Conferentie van Partijen toegewezen ten behoeve van de financiering van door hen goedgekeurde activiteiten, in het bijzonder het ondersteunen van Staten die Partij zijn bij het ontwikkelen en implementeren van antidopingprogramma's, in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag., daarbij rekening houdend met de doelstelling van het Mondiaal Antidopingagentschap, en kunnen worden ingezet om de operationele kosten van dit Verdrag te dekken. Aan bijdragen aan het Vrijwillig Fonds mogen geen politieke, economische of andere voorwaarden worden verbonden.
DEEL IV. - Voorlichting en training Algemene beginselen inzake voorlichting en training
Art. 19.1. De Staten die Partij zijn, verplichten zich ertoe, binnen hun mogelijkheden, voorlichtings- en trainingsprogramma's op het gebied van dopingbestrijding te ondersteunen, ontwikkelen of implementeren. Voor de sportgemeenschap in het algemeen dienen deze programma's gericht te zijn op het bieden van actuele en accurate informatie over : a. het gevaar van doping voor de ethische waarden van de sport;b. de gevolgen van doping voor de gezondheid.2. Voor sporters en begeleiders van sporters, met name tijdens hun basistraining, dienen voorlichtings- en trainingsprogramma's, in aanvulling op het bovenstaande, gericht te zijn op het bieden van actuele en accurate informatie over : a.dopingcontroleprocedures; b. de rechten en verantwoordelijkheden van sporters ten aanzien van dopingbestrijding, met inbegrip van informatie over de Code en het antidopingbeleid van de relevante sport- en antidopingorganisaties. Dergelijke informatie dient de gevolgen van het schenden van de dopingregelgeving te omvatten; c. de lijst van verboden stoffen en methoden en dispensatie voor therapeutisch gebruik;d. voedingssupplementen. Professionele gedragscodes
Art. 20.De Staten die Partij zijn, moedigen relevante bevoegde sportbonden en -instellingen aan passende gedragscodes, goede praktijden en ethische normen inzake de bestrijding van doping in de sport die in overeenstemming zijn met de Code te ontwikkelen en te implementeren.
Betrokkenheid van sporters en begeleiders van sporters
Art. 21.De Staten die Partij zijn, bevorderen en ondersteunen, binnen hun mogelijkheden, de actieve betrokkenheid van sporters en begeleiders van sporters bij alle facetten van dopingbestrijding door sportorganisaties en andere relevante organisaties en moedigen sportorganisaties onder hun rechtsmacht aan hetzelfde te doen.
Sportorganisaties en permanente voorlichting en training op het gebied van dopingbestrijding
Art. 22.De Staten die Partij zijn, moedigen sportorganisaties en antidopingorganisaties aan permanente voorlichtings- en trainingsprogramma's te implementeren voor alle sporters en begeleiders van sporters inzake de in artikel 19 genoemde gebieden.
Samenwerking bij voorlichting en training
Art. 23.De Staten die Partij zijn, werken met elkaar en met de relevante organisaties samen om, wanneer van toepassing, informatie, expertise en ervaringen uit te wisselen met betrekking tot doeltreffende programma's ter bestrijding van doping.
DEEL V. - Onderzoek Bevorderen van onderzoek naar dopingbestrijding
Art. 24.De Staten die Partij zijn, verplichten zich ertoe, binnen hun mogelijkheden, onderzoek naar dopingbestrijding in samenwerking met sportorganisaties en andere organisaties aan te moedigen en te bevorderen met betrekking tot : a. preventie, opsporingsmethoden, gedragsaspecten, maatschappelijke aspecten en de gevolgen van doping voor de gezondheid;b. manieren en methoden om wetenschappelijk verantwoorde fysiologische en psychologische trainingsprogramma's op te stellen die de integriteit van de betrokken persoon eerbiedigen;c. het gebruik van alle nieuwe stoffen en methoden die uit wetenschappelijke ontwikkelingen resulteren. De aard van onderzoek ten behoeve van dopingbestrijding
Art. 25.Bij het bevorderen van onderzoek ten behoeve van dopingbestrijding, als vervat in het bovenstaande artikel 24, waarborgen de Staten die Partij zijn dat dergelijk onderzoek : a. voldoet aan internationaal erkende ethische praktijken;b. niet de toediening aan sporters van verboden stoffen en methoden inhoudt;c. uitsluitend wordt uitgevoerd na instelling van adequate voorzorgsmaatregelen, teneinde te voorkomen dat de resultaten van onderzoek ten behoeve van dopingbestrijding worden misbruikt en voor dopingdoeleinden worden toegepast. Delen van de resultaten van onderzoek ten behoeve van dopingbestrijding
Art. 26.Met inachtneming van het toepasselijke nationaal en internationaal recht, delen de Staten die Partij zijn, wanneer van toepassing, de resultaten van beschikbaar onderzoek ten behoeve van dopingbestrijding met de andere Staten die Partij zijn en met het Mondiaal Antidopingagentschap.
Sportwetenschappelijk onderzoek
Art. 27.De Staten die Partij zijn, moedigen : a. de wetenschappelijke en medische wereld aan sportwetenschappelijk onderzoek uit te voeren in overeenstemming met de beginselen van de Code;b. sportorganisaties en begeleiders van sporters onder hun rechtsmacht aan sportwetenschappelijk onderzoek te implementeren dat verenigbaar is met de beginselen van de Code. DEEL VI. - Toezicht op het verdrag Conferentie van Partijen
Art. 28.1. Hierbij wordt een Conferentie van Partijen ingesteld. De Conferentie van Partijen is het hoogste orgaan van dit Verdrag. 2. De Conferentie van Partijen komt in beginsel eenmaal per twee jaar in gewone zitting bijeen.Zij kan in buitengewone zitting bijeenkomen indien zij daartoe beslist of op verzoek van ten minste een derde van de Staten die Partij zijn. 3. De Staten die Partij zijn, hebben elk een stem bij de Conferentie van Partijen.4. De Conferentie stelt haar eigen reglement van orde vast. Adviesorgaan van en waarnemers bij de Conferentie van Partijen
Art. 29.Het Mondiaal Antidopingagentschap wordt uitgenodigd als adviesorgaan van de Conferentie van Partijen. Het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, de Raad van Europa en het Intergovernmental Committee for Physical Education and Sport (CIGEPS) worden als waarnemers uitgenodigd. De Conferentie van Partijen kan besluiten andere relevante organisaties als waarnemers uit te nodigen.
Taken van de Conferentie van Partijen
Art. 30.1. Naast de taken vervat in de andere bepalingen van dit Verdrag, heeft de Conferentie van Partijen de volgende taken : a. bevorderen van de doelstelling van dit Verdrag;b. bespreken van de relatie met het Mondiaal Antidopingagentschap en bestuderen van de mechanismen van de financiering van de jaarlijkse basisbegroting van het Agentschap.Staten die geen Partij zijn, kunnen worden uitgenodigd aan de bespreking deel te nemen; c. aannemen van een plan voor de toepassing van de middelen van het Vrijwillig Fonds, in overeenstemming met artikel 18;d. onderzoeken van de door de Staten die Partij zijn in overeenstemming met artikel 31 ingediende verslagen;e. toetsen, op permanente basis, van het toezicht op de naleving van dit Verdrag in antwoord op de ontwikkeling van systemen voor dopingbestrijding, in overeenstemming met artikel 31.Elk toezichtsmechanisme dat of elke toezichtsmaatregel die buiten het kader van artikel 31 valt, wordt gefinancierd door het ingevolge artikel 17 ingestelde Vrijwillig Fonds; f. onderzoeken van ontwerpwijzigingen van dit Verdrag in verband met de aanname daarvan;g. onderzoeken ter goedkeuring, in overeenstemming met artikel 34 van het Verdrag, van wijzigingen van de Lijst van verboden middelen en methoden en van de Normen voor het verlenen van dispensatie voor therapeutisch gebruik, aangenomen door het Mondiaal Antidopingagentschap;h. omschrijven en implementeren van de samenwerking tussen de Staten die Partij zijn en het Mondiaal Antidopingagentschap in het kader van dit Verdrag;i. ten behoeve van elk van haar zittingen verzoeken om een verslag van het Mondiaal Antidopingagentschap inzake de implementatie van de Code ter toetsing.2. De Conferentie van Partijen kan bij de uitoefening van haar taken samenwerken met andere intergouvernementele instanties. Nationale verslagen aan de Conferentie van Partijen
Art. 31.De Staten die Partij zijn, zenden de Conferentie van Partijen elke twee jaar via het Secretariaat, in een van de officiële talen van UNESCO, alle relevante informatie toe betreffende door hen getroffen maatregelen ten behoeve van de naleving van de bepalingen van dit Verdrag.
Secretariaat van de Conferentie van Partijen
Art. 32.1. Het Secretariaat van de Conferentie van Partijen wordt verzorgd door de Directeur-Generaal van UNESCO. 2. Op verzoek van de Conferentie van Partijen maakt de Directeur-Generaal van UNESCO in zo ruim mogelijke mate gebruik van de diensten van het Mondiaal Antidopingagentschap op de door de Conferentie van Partijen overeengekomen voorwaarden.3. Kosten die verband houden met het functioneren van het Verdrag worden gefinancierd uit de reguliere begroting van UNESCO uit bestaande middelen op een passend niveau, uit het ingevolge artikel 17 ingestelde Vrijwillig Fonds of uit een passende combinatie daarvan, zoals elke twee jaar wordt vastgesteld.Financiering van het Secretariaat uit de reguliere begroting dient zo beperkt mogelijk te blijven, ervan uitgaande dat het Verdrag ook door vrijwillige financiering ondersteund dient te worden. 4. Het Secretariaat stelt de documentatie van de Conferentie van Partijen op, alsmede de ontwerpagenda van haar bijeenkomsten, en waarborgt de implementatie van de beslissingen ervan. Wijzigingen van het Verdrag
Art. 33.1. Elke Staat die Partij is, kan door middel van een schriftelijke mededeling gericht aan de Directeur-Generaal van UNESCO voorstellen doen tot wijziging van dit Verdrag. De Directeur-Generaal verzendt deze mededeling aan alle Staten die Partij zijn. Indien, binnen zes maanden na de datum van verzending van de mededeling, ten minste de helft van de Staten die Partij zijn, ermee instemmen, legt de Directeur-Generaal dergelijke voorstellen voor aan de volgende zitting van de Conferentie van Partijen. 2. Wijzigingen worden aangenomen door de Conferentie van Partijen met een tweederde meerderheid van de Staten die Partij zijn, die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.3. Zodra wijzigingen van dit Verdrag zijn aangenomen, worden zij ter bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding voorgelegd aan de Staten die Partij zijn.4. Ten aanzien van de Staten die Partij zijn, die deze wijzigingen hebben bekrachtigd, aanvaard, goedgekeurd of die ertoe zijn toegetreden, treedt dit Verdrag in werking drie maanden na de nederlegging van de in het derde lid van dit artikel bedoelde akten door twee derde van de Staten die Partij zijn.Vervolgens treedt de genoemde wijziging voor elke Staat die deze bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt, in werking drie maanden na de datum van nederlegging door die Staat die Partij is, van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding. 5. Een Staat die Partij wordt bij dit Verdrag na de inwerkingtreding van wijzigingen overeenkomstig het vierde lid van dit artikel, wordt geacht : a.Partij te zijn bij het aldus gewijzigde Verdrag; b. Partij te zijn bij het ongewijzigde Verdrag ten aanzien van elke Staat die Partij is, die niet gebonden is door de wijzigingen. Specifieke wijzigingsprocedure voor de Bijlagen bij het Verdrag
Art. 34.1. Indien het Mondiaal Antidopingagentschap de Lijst van verboden middelen en methoden of de Normen voor het verlenen van dispensatie voor therapeutisch gebruik wijzigt, kan het, door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht aan de Directeur-Generaal van UNESCO, hem of haar in kennis stellen van deze wijzigingen. De Directeur-Generaal brengt deze veranderingen als voorgestelde wijzigingen van de desbetreffende Bijlagen bij dit Verdrag onverwijld ter kennis van alle Staten die Partij zijn. Wijzigingen van de Bijlagen worden door de Conferentie van Partijen goedgekeurd, hetzij tijdens een van haar zittingen, hetzij door middel van schriftelijk overleg. 2. De Staten die Partij zijn, kunnen binnen 45 dagen na de kennisgeving van de Directeur-Generaal hun bezwaar tegen de voorgestelde wijzigingen kenbaar maken, hetzij schriftelijk aan de Directeur-Generaal in het geval van schriftelijk overleg, hetzij tijdens een zitting van de Conferentie van Partijen.Tenzij twee derde van de Staten die Partij zijn, bezwaar aantekenen, wordt de voorgestelde wijziging geacht te zijn goedgekeurd door de Conferentie van Partijen. 3. Door de Conferentie van Partijen goedgekeurde wijzigingen worden door de Directeur-Generaal ter kennis van de Staten die Partij zijn, gebracht.Zij treden 45 dagen na deze kennisgeving in werking, uitgezonderd ten aanzien van elke Staat die Partij is, die de Directeur-Generaal vooraf ervan in kennis heeft gesteld dat hij deze wijzigingen niet aanvaardt. 4. Een Staat die Partij is, die de Directeur-Generaal ervan in kennis heeft gesteld dat hij een wijziging die overeenkomstig de voorgaande leden is goedgekeurd, niet aanvaardt, blijft gebonden door de ongewijzigde Bijlagen. DEEL VII. - Slotbepalingen Federale of niet-unitaire constitutionele stelsels
Art. 35.De volgende bepalingen zijn toepassing op Staten die Partij zijn, met een federaal of niet-unitair constitutioneel systeem : a. Ten aanzien van de bepalingen van dit Verdrag, waarvan de implementatie onder de rechtsmacht van de federale of centrale wetgevende macht valt, zijn de verplichtingen van de federale of centrale regering dezelfde als die voor Staten die Partij zijn, die geen federale staten zijn;b. Ten aanzien van de bepalingen van dit Verdrag, waarvan de implementatie onder de rechtsmacht valt van de afzonderlijke Staten, landen, provincies of kantons, die door het constitutionele stelsel van de federatie niet verplicht zijn wetgevende maatregelen te treffen, stelt de federale regering de bevoegde autoriteiten van dergelijke Staten, landen, provincies of kantons, in kennis van genoemde bepalingen, tezamen met haar aanbeveling deze aan te nemen. Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding
Art. 36.Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard, goedgekeurd of hiertoe dient te worden toegetreden door de lidstaten van UNESCO in overeenstemming met hun onderscheiden grondwettelijke procedures. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding dienen te worden nedergelegd bij de Directeur-Generaal van UNESCO. Inwerkingtreding
Art. 37.1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een maand na de nederlegging van de dertigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding. 2. Ten aanzien van elke Staat die later zijn instemming door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van een maand na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding. Uitbreiding tot andere gebieden van het Verdrag
Art. 38.1. Elke Staat kan bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding het grondgebied of de grondgebieden aanduiden voor de internationale betrekkingen waarvan hij verantwoordelijk is en waarop dit Verdrag van toepassing is. 2. Elke Staat die Partij is, kan op een later tijdstip door middel van een verklaring gericht aan UNESCO, de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot elk ander grondgebied dat in de verklaring wordt genoemd.Ten aanzien van een dergelijk grondgebied treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van een maand na de datum van ontvangst van die verklaring door de Depositaris. 3. Elke verklaring die wordt gedaan uit hoofde van de twee voorgaande leden, kan, met betrekking tot elk grondgebied dat in de verklaring wordt genoemd, worden ingetrokken door middel van een aan UNESCO gerichte kennisgeving.De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van een maand na de datum van ontvangst van een dergelijke kennisgeving door de Depositaris.
Opzegging
Art. 39.Elke Staat die Partij is, kan dit Verdrag opzeggen. De opzegging wordt door middel van een schriftelijke akte ter kennis gebracht en bij de Directeur-Generaal van UNESCO nedergelegd. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na ontvangst van de akte van opzegging. Dit heeft in geen geval gevolgen voor de financiële verplichtingen van de desbetreffende Staat die Partij is tot de datum waarop de opzegging van kracht wordt.
Depositaris
Art. 40.De Directeur-Generaal van UNESCO is de Depositaris van dit Verdrag en de wijzigingen daarvan. De Directeur-Generaal van UNESCO stelt als Depositaris alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, alsmede de andere lidstaten van de Organisatie, in kennis van : a. de nederlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;b. de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, overeenkomstig het bovenstaande artikel 37;c. elk verslag opgesteld uit hoofde van de bepalingen van het bovenstaande artikel 31;d. elke wijziging van het Verdrag of van de Bijlagen, aangenomen in overeenstemming met de bovenstaande artikelen 33 en 34 en de datum waarop de wijziging van kracht wordt;e. elke uit hoofde van de bepalingen van het bovenstaande artikel 38 gedane verklaring of kennisgeving;f. elke uit hoofde van de bepalingen van het bovenstaande artikel 39 gedane kennisgeving en de datum waarop de opzegging van kracht wordt;g. elke andere akte, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Verdrag. Registratie
Art. 41.In overeenstemming met artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties wordt dit Verdrag geregistreerd bij het Secretariaat van de Verenigde Naties op verzoek van de Directeur-Generaal van UNESCO. Gezaghebbende teksten
Art. 42.1. Dit Verdrag met inbegrip van de Bijlagen daarbij is opgesteld in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk gezaghebbend. 2. De Aanhangsels bij dit Verdrag zijn opgesteld in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal. Voorbehouden
Art. 43.Voorbehouden die onverenigbaar zijn met het onderwerp en het doel van dit Verdrag, zijn niet toegestaan.
Gedaan te Parijs, op 19 oktober 2005, in twee oorspronkelijke exemplaren voorzien van de handtekening van de Voorzitter van de Algemene Conferentie van UNESCO tijdens haar 33e zitting en van de Directeur-Generaal van UNESCO, die zullen worden nedergelegd in het archief van UNESCO. Bijlage I De wereldantidopingcode. - De verboden lijst 2006. - Internationale norm De officiële tekst van de Verboden Lijst wordt bijgehouden door het Mondiaal Antidopingagentschap (WADA) en wordt gepubliceerd in het Engels en het Frans. In geval van tegenstrijdigheid tussen beide taalversies, is de Engelse versie doorslaggevend.
Deze lijst treedt in werking op 1 januari 2006.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage II Standaarden voor de toekenning van dispensaties voor therapeutisch gebruik Uittreksel uit de "INTERNATIONALE STANDAARD INZAKE DISPENSATIES VOOR THERAPEUTISCH GEBRUIK" van het Wereldantidopingagentschap (WADA) die sedert 1 januari 2005 van kracht is 4.0. Criteria voor de toekenning van een dispensatie voor therapeutisch gebruik Een sporter kan een TUE (Therapeutic Use Exemption - Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik - DTG) krijgen om gebruik te maken van een verboden stof of verboden methode die op de verboden lijst voorkomt.
Een aanvraag voor een TUE wordt onderzocht door een Therapeutic Use Exemption Committee (TUEC). Het TUEC wordt aangewezen door een Antidopingorganisatie. Er worden uitsluitend dispensaties toegestaan in overeenstemming met de volgende criteria : [Opmerking : Deze standaard is van toepassing op alle sporters zoals deze worden gedefinieerd in de Code en die aan deze Code onderworpen zijn, d.w.z. alle sporters met of zonder een handicap. Deze standaard wordt toegepast in functie van de persoonlijke toestand van elke individuele sporter. Een TUE die bijvoorbeeld voor een sporter met een handicap aangewezen is, kan voor andere sporters niet aangewezen zijn.] 4.1. De sporter moet uiterlijk 21 dagen vóórdat hij aan een evenement deelneemt, een aanvraag voor een TUE indienen. 4.2. De sporter zou een ernstig gezondheidsnadeel ondervinden indien de verboden stof of verboden methode niet zou mogen worden gebruikt bij de behandeling van de acute of chronische medische aandoening waar hij aan lijdt. 4.3. Het therapeutisch gebruik van de verboden stof of verboden methode mag niet leiden tot een grotere verbetering van zijn prestaties dan deze die verwacht mag worden bij de terugkeer van de normale gezondheidstoestand na de behandeling van een reële medische aandoening. Het gebruik van eender welke verboden stof of verboden methode om een "laag-normaal" niveau van eender welke endogene hormonen te verhogen, wordt niet als een aanvaardbare therapeutische behandeling beschouwd. 4.4. Er bestaat geen redelijk therapeutisch alternatief voor het gebruik van de normaal gezien verboden stof of verboden methode. 4.5. De noodzaak om de normaal gezien verboden stof of verboden methode te gebruiken, mag niet deels of volledig ontstaan zijn uit een eerder niet-therapeutisch gebruik van eender welke stoffen die op de verboden lijst voorkomen. 4.6. De TUE wordt geannuleerd door het orgaan dat de dispensatie had toegestaan, (a) indien de sporter niet onmiddellijk aan alle vereisten en voorwaarden voldoet die hem worden opgelegd door de Antidopingorganisatie die de TUE had toegestaan;(b) zodra de periode waarvoor de TUE werd toegestaan, is verstreken;(c) zodra de sporter ervan op de hoogte wordt gebracht dat de TUE door de Antidopingorganisatie is ingetrokken. [Opmerking : Elke TUE geldt voor een specifieke termijn die door het TUEC wordt bepaald. In sommige gevallen blijft de verboden stof waarvoor een TUE gold, ook na het verstrijken van de termijn of na de intrekking van de TUE nog aanwezig in het lichaam van de sporter. In dergelijke gevallen dient de Antidopingorganisatie die het aanvankelijke onderzoek naar dit afwijkende resultaat voert, te overwegen of dit in overeenstemming is met de datum van beëindiging of intrekking van de TUE.] 4.7 Een aanvraag voor een TUE wordt niet geacht met terugwerkende kracht te zijn ingediend, uitgezonderd : (a) indien een spoedbehandeling of de behandeling van een acute medische aandoening noodzakelijk was;of (b) indien, als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden, de aanvrager te weinig tijd of onvoldoende gelegenheid had om bij een TUEC een aanvraag in te dienen, of het TUEC te weinig tijd of onvoldoende gelegenheid had om een aanvraag te behandelen vóór de datum van de dopingcontrole. [Opmerking : Medische spoedgevallen of acute medische aandoeningen waarvoor de toediening van een normaal gezien verboden stof of verboden methode vereist is vóórdat er een TUE-aanvraag kan worden ingediend, komen zelden voor. Ook omstandigheden waarin een TUE-aanvraag met spoed behandeld dient te worden omdat de datum van de competitie nakend is, zijn zeldzaam. Antidopingorganisaties die TUE's toekennen, moeten over interne procedures beschikken om dit soort situaties aan te kunnen.] 5.0. Vertrouwelijkheid van de informatie 5.1. De aanvrager dient schriftelijk te bevestigen dat hij zijn toestemming verleent om alle informatie in verband met de aanvraag mee te delen aan de TUEC-leden en desgevallend ook aan andere onafhankelijke medische of wetenschappelijke experts, evenals aan alle medewerkers die noodzakelijkerwijs betrokken zijn bij de behandeling en de herziening van TUE's of de beroepsprocedures hiertegen.
Indien de hulp van externe, onafhankelijke experts zou zijn vereist, worden alle gegevens van de aanvraag aan hen doorgestuurd zonder vermelding van de identiteit van de betreffende sporter en de arts(en) die bij de verzorging van de sporter betrokken is (zijn). De aanvrager dient schriftelijk te bevestigen dat hij het TUEC de toestemming verleent om zijn beslissingen aan andere relevante Antidopingorganisaties mee te delen, conform de bepalingen van de Code. 5.2. De leden van de TUEC's en de administratieve medewerkers van de betrokken Antidopingorganisatie dienen al hun activiteiten op strikt confidentiële wijze uit te voeren. Alle leden van een TUEC en hun betrokken medewerkers dienen een confidentialiteitsovereenkomst te ondertekenen. Meer in het bijzonder dienen zij de volgende informatie confidentieel te behandelen : (a) alle medische informatie en gegevens die afkomstig zijn van de sporter en de arts(en) die bij de verzorging van de sporter betrokken is (zijn);(b) alle gegevens van de aanvraag, met inbegrip van de naam van de arts(en) die bij de procedure betrokken is (zijn). Indien een sporter zich wenst te verzetten tegen het recht van het TUEC of het WADA TUEC om informatie over zijn gezondheidstoestand te verkrijgen, dient hij zijn arts hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen. Een dergelijke beslissing leidt er evenwel toe dat de sporter geen goedkeuring zal krijgen voor een TUE of de verlenging van een bestaande TUE. 6.0. TUEC (Therapeutic Use Exemption Committee - comité dat TUE-aanvragen behandelt) Een TUEC wordt opgericht en treedt op in overeenstemming met de volgende richtlijnen : 6.1. In elk TUEC moeten er minstens drie artsen zetelen die ervaring hebben met de verzorging en behandeling van sporters en die over een degelijke kennis van klinische geneeskunde en sportgeneeskunde beschikken. Om de onafhankelijkheid van de besluitvorming te waarborgen, mag de meerderheid van de leden van een TUEC binnen de Antidopingorganisatie geen officiële verantwoordelijkheid dragen. Alle leden van een TUEC dienen een overeenkomst inzake strijdige belangen te ondertekenen. Bij de behandeling van aanvragen die betrekking hebben op sporters met een handicap, moet minstens één TUEC-lid specifieke ervaring hebben met de verzorging en behandeling van sporters met een handicap. 6.2. Het is de TUEC's toegestaan om op zoek te gaan naar eender welke medische of wetenschappelijke expertise die hen noodzakelijk lijkt om de omstandigheden van eender welke TUE-aanvraag te onderzoeken. 6.3. Het WADA TUEC wordt samengesteld conform de criteria die in artikel 6.1. worden uiteengezet. Het WADA TUEC wordt opgericht om op eigen initiatief beslissingen te onderzoeken met betrekking tot TUE's die door Antidopingorganisaties werden toegekend. Zoals in artikel 4.4 van de Code wordt bepaald, onderzoekt het WADA TUEC TUE-dossiers op vraag van sporters aan wie een TUE werd geweigerd door een Antidopingorganisatie. Het WADA TUEC heeft daarbij de bevoegdheid om deze beslissing om te keren. 7.0. TUE-aanvraagprocedure 7.1. De toekenning van een TUE wordt slechts overwogen na de ontvangst van een ingevuld aanvraagformulier waarbij alle relevante documenten zijn gevoegd (zie Bijlage 1 - TUE-formulier). De aanvraagprocedure moet worden afgehandeld in overeenstemming met de principes van strikte medische geheimhouding. 7.2. Het TUE-aanvraagformulier, zoals opgenomen in Bijlage 1, kan door de Antidopingorganisaties worden gewijzigd om er bijkomende vragen in op te nemen. Er kunnen evenwel geen onderdelen of items uit worden weggelaten. 7.3. Het TUE-aanvraagformulier mag door de Antidopingorganisaties in andere talen (in een andere taal) worden vertaald, maar de Engelse of Franse tekst moet op het aanvraagformulier behouden blijven. 7.4. Een sporter mag slechts bij één Antidopingorganisatie een TUE aanvragen. Op het aanvraagformulier moet worden vermeld in welke sporttak hij actief is en - waar dit van toepassing is - welke discipline hij beoefent of welke specifieke positie of rol hij heeft. 7.5. Bij elke aanvraag moet de volledige lijst worden opgegeven van alle eerdere en/of op dat ogenblik nog lopende aanvragen om toestemming te krijgen voor het gebruik van een normaal gezien verboden stof of verboden methode, met vermelding van het orgaan waarbij deze aanvragen werden ingediend en de beslissing(en) van dit orgaan. 7.6. Bij de aanvraag moet een uitgebreide medische voorgeschiedenis worden gevoegd, met de resultaten van alle onderzoeken, labotests en imaging studies, die relevant zijn voor de aanvraag. 7.7. Alle relevante bijkomende onderzoeken, tests of imaging studies die door het TUEC van de Antidopingorganisatie worden gevraagd, worden op kosten van de aanvrager of diens nationale sportfederatie uitgevoerd. 7.8. De aanvraag moet een verklaring bevatten van een naar behoren gekwalificeerde arts die de noodzaak bevestigt om de normaal gezien verboden stof of verboden methode bij de behandeling van de sporter te gebruiken, en uitlegt waarom een alternatieve, wel toegestane medicatie niet kan of kon worden gebruikt bij de behandeling van de aandoening van de sporter. 7.9. De toe te dienen dosis en de toedieningsfrequentie, -wijze en -duur van de normaal gezien verboden stof of verboden methode in kwestie, moet worden gespecificeerd. 7.10. Het TUEC dient binnen de 30 dagen na de ontvangst van alle relevante documenten een beslissing te nemen. Deze moet schriftelijk aan de sporter worden meegedeeld door de betreffende Antidopingorganisatie. Indien een TUE wordt toegestaan aan een sporter die tot de geregistreerde doelgroep voor dopingcontrole behoort, wordt deze beslissing zo snel mogelijk aan de sporter en het WADA meegedeeld, samen met de bijbehorende informatie aangaande de duur van de TUE en de voorwaarden die eraan verbonden zijn. 7.11. (a) Na de ontvangst van een herzieningsverzoek van een sporter zoals vermeld in Artikel 4.4 van de Code, heeft het WADA TUEC, zoals wordt bepaald in artikel 4.4 van de Code, het recht om een beslissing om te keren in verband met een TUE die door een Antidopingorganisatie werd toegestaan. De sporter dient aan het WADA TUEC alle informatie aangaande de TUE te bezorgen die hij aanvankelijk aan de Antidopingorganisatie had verstrekt, evenals een aanvraagvergoeding.
Zolang de herzieningsprocedure loopt, blijft de oorspronkelijke beslissing van kracht. De procedure mag niet langer dan 30 dagen duren, te rekenen vanaf de ontvangst van de informatie door het WADA. (b) Het WADA kan op eender welk ogenblik tot een herziening overgaan. Het WADA TUEC dient zijn herziening binnen de 30 dagen af te ronden. 7.12. Indien een beslissing in verband met de toekenning van een TUE wordt omgekeerd na een herziening, gebeurt dit niet met terugwerkende kracht en worden de resultaten van de sporter gedurende de periode dat de TUE was toegestaan, niet geannuleerd. De herziene beslissing wordt van kracht uiterlijk 14 dagen na de mededeling van de beslissing aan de sporter. 8.0. ATUE-procedure (Abbreviated Therapeutic Use Exemption - Verkorte procedure voor dispensatie voor therapeutisch gebruik)) 8.1. Het is algemeen bekend dat sommige stoffen die op de verboden lijst staan, worden gebruikt bij de behandeling van medische aandoeningen die onder sporters frequent voorkomen. In dergelijke gevallen is een volledige aanvraagprocedure zoals in sectie 4 en sectie 7 wordt omschreven, niet nodig. Hiervoor werd een verkorte procedure of ATUE-procedure voorzien. 8.2. De verboden stoffen of verboden methoden waarvoor via deze verkorte procedure toestemming kan worden verkregen, zijn strikt beperkt tot de volgende : Beta-2-agonisten (formoterol, salbutamol, salmeterol en terbutaline) toegediend door middel van inhalatie, en glucocorticosteroïden toegediend via niet-systemische toedieningswijzen. 8.3. Om gebruik te kunnen maken van één van bovenstaande stoffen, dient de sporter aan de Antidopingorganisatie een medische kennisgeving te bezorgen waarin de therapeutische noodzaak wordt verantwoord. In een dergelijke medische kennisgeving, waarvan er een model is opgenomen in Bijlage 2, wordt de diagnose vermeld, evenals de naam van het geneesmiddel, de dosis, de toedieningswijze en de behandelingsduur. Wanneer dit van toepassing is, moeten ook alle tests worden vermeld die werden uitgevoerd om de diagnose te stellen (zonder de feitelijke resultaten of gedetailleerde gegevens). 8.4. Voor de verkorte procedure gelden de volgende regels : (a) De goedkeuring voor het gebruik van verboden stoffen waarop de ATUE-procedure van toepassing is, wordt verleend zodra de Antidopingorganisatie de volledige medische kennisgeving heeft ontvangen.Onvolledige kennisgevingen moeten worden teruggestuurd naar de aanvrager. (b) Bij de ontvangst van een volledige kennisgeving dient de Antidopingorganisatie de sporter onmiddellijk op de hoogte te brengen. Ook de IF, de NF en de NADO van de sporter, naargelang van het geval, moeten op de hoogte worden gebracht. De Antidopingorganisatie dient het WADA slechts op de hoogte te brengen na de ontvangst van een kennisgeving van een sporter die internationaal actief is. (c) Een kennisgeving in het kader van een ATUE-procedure wordt niet geacht met terugwerkende kracht te gelden, uitgezonderd : - indien een spoedbehandeling of de behandeling van een acute medische aandoening noodzakelijk was;of - indien, als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden, de aanvrager te weinig tijd of onvoldoende gelegenheid had om bij een TUEC een aanvraag in te dienen, of het TUEC te weinig tijd of onvoldoende gelegenheid had om een aanvraag te behandelen vóór de datum van de dopingcontrole. 8.5. (a) Het TUEC of het WADA TUEC kan op eender welk ogenblik tijdens de loopduur van een ATUE overgaan tot een herziening. (b) Indien een sporter een herziening aanvraagt nadat hem een ATUE is geweigerd, heeft het WADA TUEC het recht om van de sporter de bijkomende medische informatie te vragen die het noodzakelijk acht.De kosten hiervan zijn voor rekening van de sporter. 8.6. Een ATUE kan door het TUEC of WADA TUEC op eender welk ogenblik worden geannuleerd. De sporter, zijn IF en alle betrokken Antidopingorganisaties dienen hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht. 8.7. De annulering treedt onmiddellijk in werking na de mededeling van de beslissing aan de sporter. De sporter behoudt evenwel het recht om een TUE-aanvraag in te dienen conform sectie 7. 9.0. Clearing house 9.1. Antidopingorganisaties dienen het WADA op de hoogte te brengen van alle TUE's. Zij moeten aan het WADA alle bijbehorende documentatie bezorgen die zij ontvangen conform sectie 7. 9.2. Voor wat betreft de ATUE's, dienen de Antidopingorganisaties het WADA op de hoogte te brengen van alle medische aanvragen die conform sectie 8.4 worden ingediend door sporters die internationaal actief zijn. 9.3. Het clearing house dient de vertrouwelijke behandeling van alle medische gegevens te waarborgen.
Lijst van gebonden staten Internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, opgemaakt in Parijs op 19 oktober 2005 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld