gepubliceerd op 09 september 2000
Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse. - Definitieve vaststelling van het plan tot gedeeltelijke wijziging van het gewestplan op het grondgebied van de gemeenten Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel en Opwijk Bij besluit van de Vlaamse regering van 26 mei Het plan met de bestaande fysische en juridische toestand, behorende tot de niet-normatieve delen v(...)
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Departement Leefmilieu en Infrastructuur
Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse. - Definitieve vaststelling van het plan tot gedeeltelijke wijziging van het gewestplan op het grondgebied van de gemeenten Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel en Opwijk Bij besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 2000 wordt het bijgevoegde plan tot gedeeltelijke wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1977 houdende vaststelling van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse definitief vastgesteld voor de delen van de kaartbladen 23/2, 23/3, 23/5 en 23/6 zoals vervat in de bijlagen 1 en 2 bij dit besluit.
Het plan met de bestaande fysische en juridische toestand, behorende tot de niet-normatieve delen van voornoemd definitief vastgesteld gewestplan is vervat in de bijlagen 3 en 4 bij dit besluit.
De Vlaamse minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening is belast met de uitvoering van dit besluit.
Advies van de Regionale Commissie van Advies voor Ruimtelijke Ordening voor Vlaams-Brabant Vergadering van 28 maart 2000 - 14 uur Aanwezig : de heer De Witte : voorzitter; de heren Van Springel, Boogaerts, Ottenbourgh, Pardon, Anthoons, Cornelis, Pletinckx, Vanden Bosch, Geers, Schreurs, Leekens, Casaer, Vleeschouwers, Vaneerdewegh en Vandemaele : leden;
Mevr. Bom : lid; de heer Mertens : AROHM, afdeling Ruimtelijke Planning;
Mevr. Callebaut en de heer Lagast : provincie Vlaams-Brabant;
Mevr. Van Acker : adjunct-secretaris.
Verontschuldigd : de heren Swinnen, Van Vaerenbergh, De Coninck, Vervoort en Vandezande : leden;
Mevr. Dendas : secretaris.
De vergadering vond plaats in de vergaderzaal van de Bestendige Deputatie, Diestsevest 25, 3000 Leuven. 3. Bespreking van de gedeeltelijke wijziging van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse, te Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel en Opwijk I.Algemene situering Dit ontwerp tot gedeeltelijke wijziging van het boven vermelde gewestplan d.d. 7 maart 1977, beslaat het grondgebied van de gemeenten : Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel en Opwijk en werd door de Vlaamse regering voorlopig vastgesteld op 8 juni 1999.
De voorgestelde wijziging omvat de aanduiding van het tracé van een aan te leggen leidingstraat voor een bijkomende hoofdwaterleiding in parallel met de bestaande waterleiding.
II. Openbaar Onderzoek In uitvoering van het artikel 11 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 17 juni 1999, werd het ontwerp aan een openbaar onderzoek onderworpen van 18 oktober 1999 tot en met 16 december 1999. Tijdens dit openbaar onderzoek werden er 4 bezwaarschriften ingediend. Eén bezwaar betreft gronden, gelegen in de gemeente Gooik en is bijgevolg niet van toepassing hier. Twee hebben betrekking op de doortocht van de leiding door de eigendommen gelegen te Opwijk tussen de spoorweg en Eeksken. Een vierde bezwaarindiener stelt een lichtelijk afwijkend tracé voor ter hoogte van de Neerveldstraat.
III. Adviezen - Advies van de Bestendige Deputatie (d.d. 10 februari 2000) Ongunstig omdat het voorgesteld tracé op lokaal niveau niet onmiddellijk aansluit bij de bestaande leiding omwille van bebouwing op het tracé van de bestaande leiding (dit is het geval ter hoogte van Eeksken in Opwijk en ter hoogte van de kruising van de A12 in Londerzeel), omdat er een ruimte onder de vorm van een bouw- en gebruiksvrije strook als erfdienstbaarheid voorzien dient te worden, om een meervoudig en beter gebruik van de leidingstraat mogelijk te maken en dat bijgevolg bestaande gebouwen en infrastructuurwerken maximaal gemeden dienen te worden en de geplande uitvoering van de leiding via een ondergrondse doorpersing onder de straat Eeksken en de spoorweg en het ertussen gelegen bedrijf (onder de oprit en in een smalle strook tussen bestaande gebouwen) bijgevolg best vermeden wordt, en omdat een alternatief voorstel met een meer noordelijk tracé, waar de vrije ruimte tussen de bestaande gebouwen groter is, meer aangewezen is en zo ook het landelijk woongebied aan de overzijde van de straat bij dit alternatief voorstel minder aangetast wordt, vermits de leidingstraat op de perceelsgrens aangelegd kan worden, in de zijdelingse bouwvrije strook, doch de Bestendige Deputatie geen wijzigingen mag voorstellen, die buiten de afbakening vallen van de in herziening gestelde delen van het gewestplan. - Advies van de Dienst Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (d.d. 20 maart 2000) Een prioritaire wijziging van het gewestplan is verantwoord omdat de geldende grafische voorschriften van het gewestplan in hun huidige vorm de uitvoering van de werken, noodzakelijk voor de aanleg van een hoofdwaterleiding tussen Oelegem en Gent, verhinderen.
Deze werken zijn noodzakelijk voor de drinkwaterbevoorrading van Oost- en West-Vlaanderen en worden als werk van algemeen belang beschouwd.
Het tracé wordt aangeduid als een aan te leggen leidingstraat omdat door de aanleg van een bijkomende waterleiding in parallel met de bestaande in feite een leidingstraat tot stand gebracht zal worden.
Daardoor wordt ook de aanleg van andere leidingen op de oost-west-relatie ten zuiden van Antwerpen en Gent mogelijk. Dit stemt overeen met het bundelingprincipe waarvoor in het RSV geopteerd wordt.
Het voorgesteld tracé sluit op lokaal niveau niet onmiddellijk aan bij de bestaande leiding omwille van bebouwing op het tracé van de bestaande leiding. Dit is het geval ter hoogte van Eeksken in Opwijk en ter hoogte van de dwarsing van de A12 in Londerzeel.
De aanduiding op het gewestplan van een leidingstraat en het vervoer via ondergrondse pijpleidingen is een te stimuleren optie en kan bijgevolg gunstig geadviseerd worden.
Het voorgestelde tracé beoogt de aanleg van een leidingstraat, waarbij het de bedoeling is dat naast de hoofdwaterleiding ook de aanleg van andere leidingen moet mogelijk zijn binnen deze strook.
Hierbij dient er, om meervoudig en beter gebruik van de leidingstraat mogelijk te maken, een ruimte onder vorm van bouw- en gebruiksvrije strook als erfdienstbaarheid voorzien te worden. Bestaande gebouwen en infrastructuurwerken dienen dus maximaal gemeden te worden.
De geplande uitvoering van de leiding via een ondergrondse doorpersing onder de straat Eeksken en de spoorweg en het ertussen gelegen bedrijf, (onder de oprit en in een smalle strook tussen bestaande gebouwen) dient dus best vermeden te worden.
Een alternatief voorstel met een meer noordelijk tracé, waar de vrije ruimte tussen de bestaande gebouwen groter is, is dan ook meer aangewezen.
Ook het landelijk woongebied aan de overzijde van de straat wordt bij dit alternatief voorstel minder aangetast, vermits de leidingstraat op de perceelsgrens kan aangelegd worden, in de zijdelingse bouwvrije strook.
De dienst is dan ook van oordeel dat een wijziging van de leidingstraat naar inplanting toe dient doorgevoerd te worden op het grondgebied van de gemeente Opwijk, te Eeksken (zie bijgevoegd plan).
Voor het overige kan de wijziging bijgetreden worden.
Bezwaarschriften : Bezwaarschrift 1 : Verzoek om gronden gelegen op het grondgebied van de gemeente Gooik de bestemming woongebied te geven.
Voorstel van antwoord : Deze gronden vallen buiten de afbakening van het in herziening gestelde deel van het gewestplan en kunnen bijgevolg niet gewijzigd worden.
Bezwaarschriften 2 en 4 : Een eigenaar heeft bezwaar tegen de doortocht van de leidingstraat door zijn bedrijf gelegen op grondgebied van de gemeente Opwijk, ter hoogte van het gehucht Eeksken. Deze doortocht zou moeilijk realiseerbaar zijn en een dure oplossing inhouden (ondergrondse doorboring van ongeveer 90 m lengte). Er wordt een alternatief voorgesteld dat gemakkelijker realiseerbaar zou zijn en de woonzone minder aantast (gelegen op de perceelsgrenzen).
Voorstel van antwoord : De regionale commissie treedt in haar advies het bezwaar bij en stelt voor het alternatief project te volgen.
Bezwaarschrift 3 : Bezwaarindiener stelt naast het altematief voorstel van de twee vorige bezwaarindieners ook nog een licht afwijkend tracé voor op het erop aansluitend gedeelte van de leidingstraat.
Voorstel van antwoord : Dit bezwaar kan bijgetreden worden. Het afwijkend tracé kan uitgevoerd worden binnen de voorgestelde reservatiestrook.
IV. Opmerking De maatschappij, die zal instaan voor de aanleg van de leiding, heeft onze diensten gecontacteerd om ons te waarschuwen dat het voorgestelde tracé ondertussen niet volledig meer beantwoordt aan de plannen van de maatschappij. Op het terrein heeft ze immers kunnen constateren dat het technisch niet altijd mogelijk is de werken te realiseren volgens het aangeduide tracé. Ook naar aanleiding van onderhandelingen met de omwonenden, om de hinder voor hen zoveel mogelijk te beperken, werden er ondertussen wijzigingen doorgevoerd aan de plannen. We hebben hen er op gewezen dat bij discussies in de Regionale Commissie van Advies m.b.t. gelijkaardige problemen, AROHM, er in principe tegen is dat de commissie wijzigingen aan het tracé voorstelt omdat dit buiten de afbakening van de wijziging zou vallen en omdat over de wijziging geen openbaar onderzoek werd gevoerd, zodat dergelijke wijzigingen niet aangenomen kunnen worden. We hebben hun voorgesteld hun bezwaren schriftelijk kenbaar te maken, zodat het eventueel toch aan de leden voorgelegd kan worden, doch tot op heden hebben ze hier geen gevolg aan gegeven. We hebben hen tevens voorgesteld contact op te nemen met AROHM, om deze er eventueel van te overtuigen het tracé aan te passen.
V. Bespreking De voorzitter wijst de leden erop dat voor dit ontwerp-gewestplan ondertussen op bepaalde punten in de realiteit een ander tracé gevolgd wordt. Hij herinnert de leden eraan dat AROHM reeds in het verleden uitdrukkelijk gesteld heeft dat deze Commissie geen alternatieven kan voorstellen, die buiten de afbakening van de wijziging vallen. Voor lijninfrastructuren betekent dit dat de Commissie enkel gunstig of ongunstig kan adviseren want elk altematief valt automatisch buiten de afbakening van de wijziging.
De vertegenwoordiger van AROHM meent dat de Commissie wel alternatieven kan voorstellen, doch dat de Vlaamse regering in haar definitieve vaststelling van het gewestplan geen alternatief kan vastleggen, dat valt buiten de afbakening omdat dergelijk alternatief dan niet aan een openbaar onderzoek onderworpen zou zijn geweest.
De voorzitter antwoordt hierop dat indien de Commissie binnen de afbakening van de wijziging een alternatief zou voorstellen, dit alternatief evenmin aan het openbaar onderzoek onderworpen zou zijn geweest. Toch aanvaardt AROHM dit wel.
De vertegenwoordiger van AROHM licht toe dat het tracé van in totaal 80km tussen Oelegem en Gent in een tweede fase doorgetrokken zou worden naar Brugge. De vastlegging van het tracé in het gewestplan is dringend omdat anders de drinkwatervoorziening voor 65 gemeenten in het gedrang komt.
Hij wijst erop dat men bij de bepaling van het tracé, vooral gestreefd heeft naar een optimale bundeling van lijninfrastructuren, in overeenstemming met de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Hij benadrukt dat een leidingstraat eveneens een reservatiestrook is voor alle eventuele toekomstige bijkomende leidingen.
Ter hoogte van Eeksken zijn er op het tracé van de oude leidingen inderdaad een aantal woningen bijgekomen. De vertegenwoordiger van AROHM wijst erop dat dit tracé evenwel tot stand gekomen is na uitvoerige besprekingen met de TMVW. Een lid vraagt wanneer die besprekingen plaats hebben gehad. De vertegenwoordiger van AROHM antwoordt hierop dat deze plaats gevonden hebben voor de voorlopige vaststelling van het gewestplan op 8 juni 1999. Hij benadrukt tevens dat aan bepaalde vragen tot afwijking van de TMVW eventueel verholpen kan worden binnen de bouwvergunning. Dit zal onderzocht dienen te worden.
Een lid merkt op dat bij eventuele nieuwe toekomstige leidingen het gewestplan toch opnieuw herzien zal dienen te worden en aangepast aan het juiste tracé. Aangezien het toch gaat om een leidingstraat, meent hij, zou deze beter onmiddellijk juist op het gewestplan aangeduid worden.
Een lid wijst erop dat een bouwvergunning voor werken van algemeen belang ook op basis van een ontwerp-gewestplan kan toegekend worden, zodat de dringendheid van deze gewestplanwijziging gerelativeerd dient te worden. De vertegenwoordiger van AROHM antwoordt hierop dat de bouwvergunning nog niet verleend is omdat de gemachtigde ambtenaar wou wachten op de resultaten van het openbaar onderzoek en op de adviezen van de adviesverlenende instanties alvorens de bouwvergunning toe te kennen.
De voorzitter wijst erop dat de bezwaarschriften 2 en 4 gewag maken van de doortocht van de leidingstraat door bebouwde gronden en dat een ondergrondse doorboring nodig zou zijn. Een lid merkt op dat een ondergrondse doorboring in principe wel mogelijk is. Een ander lid meent dat dit toch enorm bezwarend is voor het aanwezige bedrijf. De voorzitter merkt op dat bij dergelijke ondergrondse doorboringen de financiële kostprijs wel oploopt en problemen oplevert indien later herstellingen dienen uitgevoerd te worden. Een lid licht, op, basis van de plannen, de Commissie in dat de leidingstraat inderdaad door een smalle strook van 5 à 6m tussen 2 gebouwen in doorloopt. Dergelijk tracé is toch moeilijk realiseerbaar, vooral indien het gaat om een leidingstraat en dus later eventueel nog andere leidingen hierin aangelegd zullen worden.
De Commissie adviseert deze wijziging van het gewestplan ongunstig voor het gedeelte dat via een ondergrondse doorpersing onder de straat Eeksken en de spoorweg en het ertussen gelegen bedrijf (onder de oprit en in een smalle strook tussen bestaande gebouwen) gerealiseerd zou dienen te worden, aangezien ze hiervoor geen alternatief tracé kan voorstellen, gelet op het feit dat elk alternatief tracé buiten de afbakening van de wijziging zou vallen en willigt bijgevolg de bezwaarschriften 2 en 4 in en merkt m.b.t. het bezwaarschrift 3 op dat de Commissie geen alternatieven kan voorstellen die buiten de afbakening van de wijziging vallen. Voor de rest van het tracé adviseert ze gunstig. M.b.t. het bezwaarschrift 1, dat vraagt om de gronden, gelegen op het grondgebied van de gemeente Gooik, de bestemming woongebied te geven, meent de Commissie dat deze gronden buiten de afbakening vallen van het in herziening gestelde deel van het gewestplan en bijgevolg niet van bestemming gewijzigd kunnen worden in het kader van deze herziening.