← Terug naar "Examens waarbij de licentiaten in het notariaat in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij
in staat zijn de voorschriften van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken na te leven. - Gewone
zittijd van oktober 2010 De Federale O De aanvragen tot inschrijving moeten ten laatste op 20 september
2010, bij middel van een kopie van(...)"
Examens waarbij de licentiaten in het notariaat in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de voorschriften van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken na te leven. - Gewone zittijd van oktober 2010 De Federale O De aanvragen tot inschrijving moeten ten laatste op 20 september 2010, bij middel van een kopie van(...) | Examens permettant aux licenciés en notariat de justifier qu'ils sont à même de se conformer aux dispositions de la loi sur l'emploi des langues en matière judiciaire. - Session ordinaire d'octobre 2010 Le Service public fédéral Justice organise Les demandes d'inscription doivent être adressées par lettre recommandée, au plus tard le 20 septem(...) |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE | SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE |
Examens waarbij de licentiaten in het notariaat in de gelegenheid | Examens permettant aux licenciés en notariat de justifier qu'ils sont |
worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de voorschriften van | à même de se conformer aux dispositions de la loi sur l'emploi des |
de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken na te leven. - Gewone zittijd van oktober 2010 | langues en matière judiciaire. - Session ordinaire d'octobre 2010 |
De Federale Overheidsdienst Justitie zal binnenkort taalexamens | |
organiseren ten behoeve van licentiaten in het notariaat (grondige | |
kennis of voldoende kennis van de Nederlandse taal of van de Franse | Le Service public fédéral Justice organisera prochainement, |
taal) overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 | conformément aux dispositions de la loi du 15 juin 1935 concernant |
l'emploi des langues en matière judiciaire, des examens linguistiques | |
pour licenciés en notariat (connaissance approfondie ou connaissance | |
suffisante de la langue française ou de la langue néerlandaise). | |
betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken. | Les demandes d'inscription doivent être adressées par lettre |
De aanvragen tot inschrijving moeten ten laatste op 20 september 2010, | recommandée, au plus tard le 20 septembre 2010, au moyen d'une copie |
bij middel van een kopie van het hierbij gevoegd | |
inschrijvingsformulier opgestuurd worden bij aangetekende zending aan | du formulaire d'inscription ci-joint au SPF Justice, Direction |
de FOD Justitie, Directoraat-generaal, Rechterlijke Organisatie, | générale de l'Organisation judiciaire, Service du personnel |
dienst personeelszaken ROJ/taalexamens - licentiaten in het notariaat, | ROJ/examens linguistiques - licenciés en notariat, boulevard de |
Waterloolaan 115 te 1000 Brussel. Aanvragen na die datum ingediend, | Waterloo 115, à 1000 Bruxelles. Celles qui seront introduites après |
komen niet in aanmerking. De postdatum geldt als bewijs. De | cette date ne seront plus prises en considération. La date de la poste |
examinandus voegt een fotokopie recto verso van de identiteitskaart en | faisant foi. Le récipiendaire joint une photocopie recto-verso de la |
van het diploma van licentiaat in het notariaat bij. | carte d'identité et du diplôme de licencié en notariat. |
Het examengeld bedraagt 5 EUR. Dit bedrag dient bij de inschrijving gestort te worden op prk. 679-2005505-30 van de Federale Overheidsdienst Justitie, Directoraat-generaal, Rechterlijke Organisatie, dienst personeelszaken ROJ/taalexamens - licentiaten in het notariaat, Diverse Ontvangsten. Het examen over de grondige kennis of over de voldoende kennis van één van hoger vermelde talen omvat een mondeling en een schriftelijk gedeelte. Het mondeling gedeelte geschiedt in het openbaar en gaat het schriftelijk gedeelte vooraf. I. Het mondeling gedeelte van het examen over de grondige kennis van de ene of de andere van die talen bestaat in : 1. het luidop lezen van één of meer wetteksten, gesteld in de taal waarover het examen loopt. Die teksten kunnen betrekking hebben op het notarieel recht, het burgerlijk recht en het handelsrecht; 2. een ondervraging in dezelfde taal over die teksten; 3. een onderhoud over een onderwerp in verband met het dagelijks leven. Het schriftelijk gedeelte van hetzelfde examen bestaat in : 1. het opstellen van een notariële akte en van een uiteenzetting van ongeveer dertig regels betreffende een actueel vraagstuk in verband met het notarisambt; 2. het schriftelijk beantwoorden van een vraag : a) over burgerlijk recht; b) over notarieel recht; c) over handelsrecht; d) over bestuurlijk recht; e) over burgerlijke rechtsvordering in verband met het notarisambt. II. Het mondeling gedeelte van het examen over de voldoende kennis van de ene of de andere van die talen bestaat in : 1. een onderhoud over een onderwerp uit het dagelijks leven; 2. het luidop lezen van een dagelijks toegepaste tekst betreffende het notarieel recht, het burgerlijk recht of het handelsrecht, gevolgd door een ondervraging betreffende die tekst. Het schriftelijk gedeelte van hetzelfde examen bestaat in : 1. een opstel van ongeveer dertig regels waarvan het onderwerp aan de dagelijkse praktijk van het notarisambt is ontleend; 2. het beantwoorden van één of meer vragen welke betrekking hebben op de gewone praktijk inzake het notarisambt. De examinandi mogen zich van juridische boeken en woordenboeken alsmede van wetboeken bedienen. | Les frais d'examen s'élèvent à 5 EUR. Cette somme doit être versée, au moment de l'inscription, au C.C.P. 679-2005505-30 du Service public Fédéral Justice, Direction générale de l'Organisation judiciaire, Service du personnel ROJ/examens linguistiques - licenciés en notariat, Divers Reçus. L'examen sur la connaissance approfondie ou sur la connaissance suffisante de l'une ou de l'autre des langues susvisées comprend une épreuve orale et une épreuve écrite. L'épreuve orale est publique et précède l'épreuve écrite. I. L'épreuve orale de l'examen sur la connaissance approfondie de l'une ou l'autre de ces langues consiste : 1. en la lecture à haute voix d'un ou de plusieurs textes de loi rédigés dans la langue faisant l'objet de l'examen. Ces textes peuvent se rapporter au droit notarial, au droit civil et au droit commercial; 2. en un interrogatoire relatif à ces textes, subi dans la même langue; 3. en une conversation sur un sujet de la vie courante. L'épreuve écrite du même examen consiste : 1. en la rédaction d'un acte notarial et d'un exposé d'une trentaine de lignes sur une question d'actualité intéressant le notariat; 2. en la réponse écrite à une question : a) de droit civil; b) de droit notarial; c) de droit commercial; d) de droit administratif; e) de procédure civile notariale. II. L'épreuve orale de l'examen sur la connaissance suffisante de l'une ou de l'autre de ces langues consiste : 1. en une conversation sur un sujet de la vie courante; 2. en la lecture à haute voix d'un texte d'application courante se rapportant au droit notarial, au droit civil ou au droit commercial, suivie d'un interrogatoire relatif à ce texte. L'épreuve écrite du même examen consiste : 1. en la rédaction d'un exposé d'une trentaine de lignes dont le sujet est emprunté à la pratique journalière du notariat; 2. en la réponse écrite à une ou plusieurs questions en rapport avec les usages courants en matière de notariat. Les récipiendaires peuvent se servir de livres et de dictionnaires juridiques, ainsi que de codes. |
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld | Pour la consultation du tableau, voir image |