Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.De Staat, vertegenwoordigd door de Ministerraad of door de minister bevoegd voor de Regie der gebouwen of iedere persoon die deze minister aanstelt om hem te vertegenwoordigen, en de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij worden gemachtigd om een naamloze vennootschap van privaat recht op te richten met als doel zowel in België als in het buitenland, voor eigen rekening of voor rekening van derden, of in samenwerking, onder eender welke vorm, met derden, alle verkoops-, overdrachts-, promotie, ontwikkelings- en investeringsactiviteiten te realiseren inzake onroerende goederen, evenals het beheer te verzekeren, voor eigen rekening of voor rekening van derden, van alle onroerende goederen of van alle onroerende zakelijke rechten. De Koning bepaalt welke onroerende goederen worden ingebracht door de Staat in de commerciële vastgoedmaatschappij bedoeld in het voorafgaande lid. Deze machtiging geldt voor een periode van negen maanden vanaf de inwerkingtreding van deze wet.

Art. 3.Vanaf de inwerkingtreding van deze wet houden de onroerende goederen die moeten worden ingebracht aan de naamloze vennootschap van privaat recht opgericht door de Staat en de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij op deel uit te maken van het openbaar domein.

Art. 4.Artikel 1, derde lid, en artikel 2 van de wet van 31 mei 1923 betreffende de vervreemding van onroerende domeingoederen evenals artikel 87, derde lid, en artikel 88 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, zijn niet van toepassing op het inbrengen van onroerende goederen aan de naamloze vennootschap van privaat recht opgericht door de Staat en de Federale Participatie en Investeringsmaatschappij, op voorwaarde dat deze inbreng verwezenlijkt wordt binnen de negen maanden na de inwerkingtreding van deze bepaling.

Art. 5.Deze wet treedt in werking op 1 april 2007.

Article 1er.La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.

Art. 2.L'Etat, représenté par le Conseil des Ministres ou par le Ministre qui a la Régie des Bâtiments dans ses attributions ou toute personne que ce ministre désigne pour le représenter, et la Société fédérale de Participations et d'Investissement sont autorisés à constituer une société anonyme de droit privé ayant pour objet la réalisation, tant en Belgique qu'à l'étranger, pour compte propre ou pour compte de tiers, ou en association, sous quelque forme que ce soit, avec des tiers, toutes opérations de vente, de cession, de promotion, de développement et d'investissement en matière immobilière ainsi que la gestion, pour compte propre ou pour compte de tiers, de tous biens immeubles ou de tous droits réels immobiliers. Le Roi détermine les immeubles que l'Etat apporte à la société commerciale immobilière visée à l'alinéa précédent. Cette autorisation est valable pour neuf mois à dater de l'entrée en vigueur de la présente loi.

Art. 3.A compter de l'entrée en vigueur de la présente loi, les immeubles apportés à la société anonyme de droit privé constituée par l'Etat et la Société fédérale de Participations et d'Investissement cessent d'être affectés au domaine public.

Art. 4.L'article 1er, alinéa 3, et l'article 2 de la loi du 31 mai 1923 relative à l'aliénation d'immeubles domaniaux ainsi que l'article 87, alinéa 3, et l'article 88 de l'arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l'Etat, ne sont pas applicables à l'apport d'immeubles à la société anonyme de droit privé constituée par l'Etat et par la Société Fédérale de Participations et d'Investissement, à condition que cet apport soit réalisé dans les neuf mois à dater de l'entrée en vigueur de la présente disposition.

Art. 5.La présente loi entre en vigueur le 1er avril 2007.