| Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm met het oog op de inschrijving van een specifieke bedrijfsruimte aangeduid met de overdruk « A.E. » op het grondgebied van de gemeente Geer in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte | Arrêté du Gouvernement wallon adoptant définitivement la révision du plan de secteur de Huy-Waremme en vue de l'inscription d'une zone d'activité économique spécifique marquée de la surimpression « A.E. » sur le territoire de la commune de Geer en extension de la zone d'activité économique existante |
|---|---|
| MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST | MINISTERE DE LA REGION WALLONNE |
| 22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve | 22 AVRIL 2004. - Arrêté du Gouvernement wallon adoptant définitivement |
| goedkeuring van de herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm met het | la révision du plan de secteur de Huy-Waremme en vue de l'inscription |
| oog op de inschrijving van een specifieke bedrijfsruimte aangeduid met | d'une zone d'activité économique spécifique marquée de la |
| de overdruk « A.E. » op het grondgebied van de gemeente Geer in | surimpression « A.E. » sur le territoire de la commune de Geer en |
| uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (blad 41/2S) | extension de la zone d'activité économique existante (planche 41/2S) |
| De Waalse Regering, | Le Gouvernement wallon, |
| Gelet op het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en | Vu le Code wallon de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et du |
| patrimonium, o.a. artikelen 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115; | Patrimoine, notamment les articles 22, 23, 30, 35, 37 et 41 à 46 et |
| Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) | 115; Vu le Schéma de développement de l'espace régional (SDER) adopté par |
| goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999; | le Gouvernement le 27 mai 1999; |
| Gelet op het koninklijk besluit van 20 november 1981 tot vaststelling | Vu l'arrêté royal du 20 novembre 1981 établissant le plan de secteur |
| van het gewestplan Hoei-Borgworm, o.a. gewijzigd door het besluit van | de Huy-Waremme, notamment modifié par l'arrêté de l'Exécutif régional |
| de Waalse Gewestexecutieve van 6 september 1991; | wallon du 6 septembre 1991; |
| Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot | Vu l'arrêté du Gouvernement wallon du 18 octobre 2002 décidant la |
| besluit van de herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm en tot | |
| goedkeuring van het voorontwerp van wijziging van plan met het oog op | révision du plan de secteur Huy-Waremme et adoptant l'avant-projet de |
| de inschrijving van een specifieke bedrijfsruimte aangeduid met de | modification de plan en vue de l'inscription d'une zone d'activité |
| overdruk « A.E. » op het grondgebied van de gemeente Geer in | économique spécifique marquée de la surimpression « A.E. » sur le |
| uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 41/2S), | territoire de la commune de Geer en extension de la zone d'activité |
| économique existante (planche 41/2S); | |
| Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot | Vu l'arrêté du Gouvernement wallon du 18 septembre 2003 adoptant le |
| goedkeuring van het ontwerp van herziening van het gewestplan | projet de révision du plan de secteur Huy-Waremme en vue de |
| Hoei-Borgworm met het oog op de inschrijving van een specifieke | l'inscription d'une zone d'activité économique spécifique marquée de |
| bedrijfsruimte aangeduid met de overdruk « A.E. » op het grondgebied | la surimpression « A.E. » sur le territoire de la commune de Geer en |
| van de gemeente Geer in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 41/2S), | extension de la zone d'activité économique existante (planche 41/2S); |
| Gelet op de klachten en opmerkingen geformuleerd tijdens het openbare | Vu les réclamations et observations, émises lors de l'enquête publique |
| onderzoek dat werd gevoerd te Namen tussen 18 oktober en 1 december | qui s'est déroulée à Namur entre le 18 octobre et le 1 décembre 2003, |
| 2003, aangaande volgende thema's : | qui portent sur les thèmes suivants : |
| - scheppen van jobs, | - la création d'emploi, |
| - soort ondernemingen en aard van de activiteiten, | - le type d'entreprises et la nature des activités, |
| - schrapping van de overdruk A.E., | - la suppression de la surimpression A.E., |
| - schatting van de behoeften, | - l'estimation des besoins, |
| - milieu-, geur- en geluidshinder | - les nuisances environnementales, olfactives et sonores |
| - juistheid van de voor het milieueffectenrapport uitgevoerde maatregelen, | - l'exactitude des mesures effectuées pour l'étude d'incidences, |
| - waterkwaliteit, | - la qualité de l'eau, |
| - maatregelen tegen het lawaai, | - les mesures anti-bruit, |
| - economische steun in de strijd tegen de overlast, | - les aides économiques pour lutter contre les nuisances, |
| - maatregelen om de overlast te beperken, | - les dispositions afin de limiter les nuisances, |
| - lokalisatie van de bedrijfsruimte, | - la localisation de la ZAE, |
| - de op site bestaande landbouwactiviteit, | - l'activité agricole existante sur le site, |
| - landelijk karakter van het dorp, | - le caractère rural du village, |
| - bereikbaarheid, | - l'accessibilité, |
| - impact op de grond, | - l'impact foncier, |
| - afzonderingoppervlaktes, | - les périmètres d'isolement, |
| - constructie van de gebouwen in de zone, | - les constructions des bâtiments dans la zone, |
| - het lastenboek. | - le cahier des charges. |
| Gelet op het gunstige advies samen met opmerkingen van de gemeenteraad | Vu l'avis favorable assorti de remarques du conseil communal de Geer |
| van Geer van 12 januari 2004; | du 12 janvier 2004; |
| Gelet op het gunstige advies inzake de herziening van het gewestplan | Vu l'avis favorable relatif à la révision du plan de secteur de plan |
| Hoei-Borgworm met het oog op de inschrijving van een specifieke | de secteur de Huy-Waremme en vue de l'inscription d'une zone |
| bedrijfsruimte aangeduid met de overdruk « A.E. » op het grondgebied | d'activité économique spécifique marquée de la surimpression « A.E. » |
| van de gemeente Geer in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte | sur le territoire de la commune de Geer en extension de la zone |
| (plaat 41/2S), uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op 5 maart 2004; | d'activité économique existante (planche 41/2S) émis par la CRAT le 5 mars 2004; |
| Gelet op het gunstige advies samen met opmerkingen en aanbevelingen, | Vu l'avis favorable assorti de remarques et recommandations rendu par |
| uitgevaardigd door de CWEDD Conseil wallon de l'Environnement pour le | le Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable en |
| Développement Durable (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) op 4 maart 2004; | date du 4 mars 2004; |
| Validatie van het milieueffectenrapport | Validation de l'étude d'incidences |
| Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering | Considérant que, dans sa décision du 18 septembre 2003, le |
| heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden | Gouvernement a estimé que l'étude d'incidences comprenait la totalité |
| die noodzakelijk waren voor de inschatting van de opportuniteit en de | des éléments nécessaires à l'appréciation de l'opportunité et de |
| afstemming van het ontwerp, en het dus als volledig heeft beschouwd; | l'adéquation du projet et l'a dès lors considérée comme complète; |
| Overwegende dat de CWEDD en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke | Considérant que le CWEDD et la CRAT estiment que l'auteur a livré une |
| ordening hebben gemeend dat de auteur een bevredigende studie heeft | étude de qualité satisfaisante, même s'ils regrettent certains |
| afgeleverd, ook al betreuren ze bepaalde gebreken, formele | |
| tegenstrijdigheden of onduidelijkheden, die echter niet van die aard | manquements, contradictions formelles ou imprécisions, qui ne sont |
| zijn om de beoordeling van het ontwerp ongeldig te maken, aangezien de | cependant pas de nature à vicier l'appréciation du projet, l'ensemble |
| Regering over alle feitelijke elementen beschikte die noodzakelijk | des éléments de faits indispensables à la décision du Gouvernement |
| waren om een beslissing te nemen; | étant mis à sa disposition; |
| Overwegende dat de Regering akte neemt van de slechte periode om de | Considérant que le Gouvernement prend acte de la mauvaise période de |
| geluids- en geurkwaliteit van de site op te meten; dat deze | campagne pour mesurer l'ambiance sonore et olfactive du site; que ce |
| vaststelling onafhankelijk is van de kwaliteit van het studiewerk | constat est indépendant de la qualité du travail d'études puisque un |
| délai court pour réaliser ce document lui était imposé; | |
| aangezien hem een korte termijn was opgelegd voor de uitvoering van | Considérant que l'étude d'incidences rencontre le prescrit de |
| dit document; Overwegende bijgevolg dat het milieueffectenrapport artikel 42 van het | l'article 42 du CWATUP et du cahier des charges; que le Gouvernement |
| CWATUP en de inhoud van het lastenboek naleeft; dat de Regering | est suffisamment informé pour statuer en connaissance de cause; |
| voldoende is ingelicht om met kennis van zaken uitspraak te doen; | |
| Afstemming van het ontwerp op de behoeften | Adéquation du projet aux besoins |
| Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte | Considérant que l'objectif du Gouvernement est de répondre, à bref |
| termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte | délai, aux besoins d'espace nécessaire à l'activité économique, |
| voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe; | estimés à l'horizon 2010; |
| Overwegende dat, op basis van een door de DGEE (Direction générale de | |
| l'économie et de l'emploi) opgemaakt rapport en de analyse ervan, de | Considérant que, sur la base d'un rapport établi par la DGEE et de |
| Regering in haar besluit van 18 oktober 2002, heeft gemeend dat het | l'analyse qu'il en a faite, le Gouvernement a, par son arrêté du 18 |
| grondgebied van de S.C. Services Promotion Initiatives in de provincie | octobre 2002, considéré que le territoire de la S.C. Services |
| Luik (SPI+) in zes sub-ruimtes moest worden onderverdeeld : het | Promotions Initiatives en Province de Liège (SPI+) devait être divisé |
| centrum, het noordoosten (regio Verviers en Eupen), het zuidoosten | en six sous-espaces : le centre, le Nord-Est (région de Verviers et |
| (regio Malmédy en Saint-Vith), het noordwesten (regio Borgworm en | d'Eupen), le Sud-Est (région de Malmédy et Saint-Vith), le Nord-Ouest |
| Hannuit), het zuidwesten (regio Hoei) en het zuiden (regio Aywaille); | (région de Waremme et Hannut), le Sud-Ouest (région de Huy) et le Sud |
| dat zij heeft gemeend dat voor de noordwestelijke regio van het | (région d'Aywaille); qu'il a considéré que la région Nord-Ouest de la |
| grondgebied SPI+, welke het referentiegebied voor voorliggend besluit | SPI+, constituant le territoire de référence pour le présent arrêté, |
| vormt, de globale behoefte aan netto-oppervlakte bestemd voor | présentait, globalement, des besoins à dix ans en terrains destinés à |
| economische activiteit op tien jaar op ongeveer op 37 hectare wordt | l'activité économique estimés à quelque 37 hectares de superficie |
| geschat, waarbij forfaitair 10% moet worden bijgerekend voor de | nette, auxquels il convenait d'ajouter forfaitairement 10% de |
| noodzakelijke technische uitrusting van het gebied, in totaal dus | superficie nécessaire à l'équipement technique de la zone, soit une |
| ongeveer 41 hectare in te schrijven bedrijfsruimte; | superficie de quelque 41 hectares à inscrire en zone d'activité |
| Overwegende dat het milieueffectenrapport deze analyse niet in twijfel | économique; Considérant que l'étude d'incidences ne remet pas en cause cette |
| trekt, ook al schat ze de behoeften iets lager in : zowel de | analyse même si elle estime les besoins légèrement inférieurs : tant |
| relevantie van de afbakening van het referentiegebied als het bestaan | la pertinence de la délimitation du territoire de référence que |
| van socio-economische behoeften van dit gebied, binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek, zijn bevestigd; Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening, ondanks de tijdens de openbare onderzoek geuite klacht, achter de validatie van de behoeften uit het milieueffectenrapport voor het referentiegebied staat; Overwegende dat er voor het onderzoek van de relevantie van de door voorliggend besluit voorgestelde antwoorden op de door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) geschatte behoeften, redenen zijn om simultaan rekening te houden met de wil van de Regering een gemengde bedrijfsruimte te ontwikkelen met een | l'existence des besoins socio-économiques de ce territoire, dans l'horizon de temps défini par le Gouvernement, sont confirmés; Considérant que la CRAT, malgré la réclamation émise lors de l'enquête publique, se rallie à la validation des besoins opérée dans l'étude d'incidences pour le territoire de référence; Considérant qu'il y a lieu de prendre simultanément en considération, pour l'examen de la pertinence des réponses apportées par le présent arrêté aux besoins estimés par la DGEE, la volonté du Gouvernement de |
| oppervlakte van 24 hectare op het grondgebied van de gemeente HANNUIT, | créer une zone d'activité économique mixte d'une superficie de 24 |
| om er o.m. bedrijven te ontvangen die actief zijn in de | hectares sur le territoire de la commune de Hannut en vue de permettre |
| d'accueillir notamment des entreprises exerçant des activités dans les | |
| agroalimentaire sector, de fabricatie van machines verbonden met de | secteurs de l'agro-alimentaire, de la fabrication de machines liées au |
| agroalimentaire sector, de energieverdeling, de carrosserie en de | secteur agro-alimentaire, de la distribution d'énergie, de la |
| groothandel; dat op die manier de nieuwe ruimtes die moeten worden | carrosserie et des grossistes; qu'ainsi la superficie des nouveaux |
| bestemd voor economische activiteit in het noordwesten van de | espaces à consacrer à l'activité économique dans la Région Nord-Ouest |
| provincie Luik 49 hectare bedraagt; | de la Province de Liège est de 49 hectares; |
| Overwegende dat de Regering meent dat, om de behoeften te evalueren, | Considérant que le Gouvernement estime que doit aussi être prise en |
| ook rekening moet worden gehouden met haar voluntaristische politiek | compte pour évaluer ces besoins, sa politique volontariste de |
| de economische activiteit in bepaalde delen van het Gewest te | promouvoir l'activité économique sur certaines parties du territoire |
| promoten; | régional; |
| Validatie van het ontwerp | Validation du projet |
| Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 gebaseerd is op de | Considérant que l'arrêté du 18 octobre 2002 est fondé sur la |
| beschouwing dat de omvang van de voor de ontwikkeling van | considération que l'ampleur de l'espace consacré au développement de |
| agro-economische activiteit bestemde ruimte in het gebied van Geer | l'activité agro-économique dans la zone de Geer est rendue nécessaire |
| noodzakelijk wordt gemaakt door de specifieke behoeften, waaraan zal | par les besoins spécifiques qu'elle permettra de rencontrer; que cette |
| kunnen worden voldaan; dat deze zone, door haar specialisatie, | zone, par sa spécialisation, ne permettra cependant pas de répondre à |
| nochtans niet aan alle economische ontwikkelingsbehoeften van het | tous les besoins de développements économiques du territoire de |
| referentiegebied zal kunnen beantwoorden; dat het dus een bewijs van | référence; qu'il est donc de bonne politique de prévoir un espace |
| goed beleid is voldoende beschikbare ruimte te voorzien op de site van | disponible suffisant sur le site de Hannut pour y permettre l'accueil |
| Hannuit om er bedrijven te kunnen ontvangen die uit andere sectoren | d'entreprises relevant des autres secteurs auxquels cette zone est |
| komen dan die waarvoor dit gebied is bestemd, ook al lijkt de | affectée, même si, au total, les surfaces consacrées à l'activité |
| oppervlakte bestemd voor economische activiteit op het | économique sur le territoire de référence paraissent excédentaires par |
| referentiegebied een overschot te vertonen in verhouding tot de door | rapport aux besoins identifiés par la DGEE; |
| de DGEE geïdentificeerde behoeften; | Considérant que l'étude d'incidences estime que l'option de |
| Overwegende dat het milieueffectenrapport meent dat de optie van het voorontwerp van wijzigingsplan gegrond is voor wat betreft de bestemming in specifieke bedrijfsruimte aangeduid met overdruk "A.E. » van de terreinen op het grondgebied van de gemeente Geer, met een oppervlakte van 25 hectare, momenteel ingeschreven als landbouwgebied in het gewestplan van Hoei - Borgworm, in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van Geer, om er o.m. bedrijven te kunnen ontvangen die actief zijn in de agroalimentaire sector; Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied; Overwegende dat geen enkel alternatieve locatie kon worden gevonden; Overwegende dat Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening de klachten van omwonenden als niet opportuun beschouwt, die menen dat het ontwerp op meer relevante plaatsen binnen het referentiegebied zou moeten liggen, doordat die andere locaties niet onmiddellijk aan het bestaande gebied grenzen, waar er al een drukke economische activiteit is; Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende dat het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat de nadelen van het ontwerpgebied gevoelig zouden kunnen worden beperkt, indien de afbakening werd gewijzigd, zonder de oppervlakte ervan gevoelig te beperken en hem een meer gepaste configuratie te geven; op die manier zou een bedrijf kunnen worden ontwikkeld dat reeds werkgelegenheid schept binnen de landbouwsector en zou de overlast en de impact op het landschap door afzonderinginfrastructuur worden beperkt; Overwegende dat de Regering, in haar besluit van 18 september 2003, heeft gemeend dat er uit deze vergelijkende studie is gebleken dat de beste oplossing om te voldoen aan haar doelstellingen erin bestond te opteren voor het eerste ontwerp, door de oppervlakte ervan te herzien volgens de door de auteur van het milieueffectenrapport geformuleerde voorstellen en op die manier als herzieningsontwerp van het gewestplan te opteren voor de inschrijving van dit gebied volgens een gewijzigde afbakening; Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening en de CWEDD achter dit voorstel staan; Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen; Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan; Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen; Overwegende dat, de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd; Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu; Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de meeste individuele transportbehoeften van de KMO's die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald; Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - De specialisatie van het gebied In haar besluit van 18 oktober 2002 heeft de Regering haar wil geuit het gebied vooral te bestemmen voor het ontvangen van bedrijven die actief zijn in de agroalimentaire sector en van de daarmee verbonden dienstenbedrijven; Het milieueffectenrapport wijst erop dat het voorontwerp een bestaande specialisatie versterkt en de valorisatie mogelijk maakt van het werk van de landbouwbedrijven uit de streek. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent, ondanks haar tijdens het openbare onderzoek geuite klacht, dat de inschrijving van de overdruk « A.E. » gerechtvaardigd is voor zover ze aan een reële behoefte beantwoordt. - Milieu-, geur- en geluidshinder Wat de geluidshinder betreft, wijst de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening erop dat de geluidsomgeving in het bestudeerde voor het milieueffectenrapport gebied volledig aanvaardbaar is. In antwoord op de tijdens het openbare onderzoek geuite klachten meent ze dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu de criteria inzake de geluidsnormen welke moeten worden nageleefd zowel binnen als buiten de gebouwen, zal moeten behandelen. Wat de geurhinder betreft, zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu ook daar maatregelen moeten vooropstellen om de met de landbouwactiviteiten verbonden hinder te beperken. Wat de andere milieuhinder (in het bijzonder de watervervuiling en de bescherming van het grondwater), de te nemen maatregelen en de eventuele economische steun om die hinder te beperken betreft, zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu die aspecten globaal moeten behandelen in relatie met de geplande economische ontwikkelingsmogelijkheden. - Impact op de landbouwfunctie In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de herziening van het gewestplan een impact had op de landbouwfunctie, wat gerechtvaardigd was door het marginale karakter ervan in verhouding tot de nuttige landbouwoppervlakte in het referentiegebied, gelet op het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (socio-economische impact van het ontwerp zou zich moeten vertalen in het scheppen van ongeveer 225 arbeidsplaatsen op de site) en de door de lokalisatie en de voormelde troeven afgeleide economische ontwikkeling. Het milieueffectenrapport heeft de relevantie van deze analyse bevestigd. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat de analyse van de overgangsperiode, waardoor de continuïteit van de landbouwbedrijven kon worden verzekerd, niet voldoende door het milieueffectenrapport werd behandeld. Door het volledige prioritaire bedrijfsruimteplan zal een maximum van 1200 hectare een bestemming als bedrijfsruimte krijgen, waarvan een aanzienlijk deel dat momenteel als landbouwgebied geklasseerd staat, nl. ongeveer 1,5% van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens van het DGA (Direction Générale de l'Agriculture), 756.567 hectare in 2002, laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn). Gelet op de tijd die nodig is om die nieuwe bestemmingen uit te voeren en de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde fasering, kunnen we ervan uitgaan dat het proces ter wijziging van de bestemming over een tiental jaar zal worden gespreid. Het verlies van die oppervlaktes kan op regionaal niveau dus maar een marginale impact hebben op het landbouwbedrijf. Om te beginnen omdat het verlies van bebouwbare landbouwgrond ruim zal worden goedgemaakt door een verhoging van de landbouwproductie : indien Inter-Environnement-Wallonie en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeven dat het verlies van landbouwgronden tot een daling van de graanproductie met jaarlijks ongeveer 7.800 ton zou leiden, dan kunnen we, gelet op het aantal in het Gewest bestemde hectares voor deze cultuur (190.000), opmerken dat de stijging van de productiviteit (volgens de DGA, gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) van die aard zal zijn dat de productiestijging (190.000 ton over 10 jaar) 2,5 maal het aangeklaagde verlies zal bedragen. Indien er tenslotte een negatief effect van sommige wijzigingen van het gewestplan te vrezen valt voor private bedrijven, dan moet er parallel met het verlies van gronden die ze zullen lijden, de oppervlakte aan landbouwgronden die jaarlijks het voorwerp vormt van een vastgoedmutatie, tegenover worden geplaatst, nl. 9.000 hectare. Zoals hierboven reeds aangegeven zou de toepassing van het prioritaire plan bedrijfsruimte het landbouwbedrijf over tien jaar jaarlijks ongeveer 120 hectare moeten onttrekken. De compensatie van die verliezen voor de betroffen landbouwers zal dus slechts 1,3% vertegenwoordigen van het jaarlijkse geheel van vastgoedmutaties van de landbouwgronden, welke zich trouwens inschrijven in een algemene context van hergroepering van geëxploiteerde gronden in bredere gehelen. Bijgevolg kunnen we dus vooropstellen dat de door de wijziging van de gewestplannen getroffen landbouwers gronden zullen terugwinnen om te kunnen voldoen aan de behoeften van hun bedrijf. Ook al zullen ze misschien niet dezelfde kenmerken vertonen inzake exploitatiegemak, toch moeten ze het een groot aantal bedrijven mogelijk maken in aanvaardbare omstandigheden te overleven. De aangerichte schade zal via onteigeningsvergoedingen worden gecompenseerd. De Regering verplicht in dit geval dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu geschikte oplossingen voorstelt om de toegang tot de percelen die aan de bedrijfsruimtes palen te garanderen. Als maatregel die gunstig is voor de natuurlijke en menselijke omgeving, zal er een nota moeten instaan met een gedetailleerde beschrijving van de middelen die ter beschikking van de landbouwers kunnen worden gesteld, waarvan het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd. - Impact op de grond Aan de eisen voor waardevermindering van overschotten zal worden voldaan binnen het kader van de onteigeningsprocedures. De evolutie van de waarde van de terreinen lijkt moeilijk te in te schatten : de mogelijkheden om een goed te realiseren zijn verscheiden en voor eenzelfde bestemming, kunnen verschillende kenmerken op verschillende manieren worden beoordeeld. - Schending van natuur, erfgoed en landschap In het ontwerp heeft de Regering gemeend dat de herziening van het plan geen schade berokkende : - noch aan een door de wetgeving op het natuurbehoud beschermd element, - noch aan een geklasseerd element uit het cultureel vastgoedpatrimonium, - noch aan een waterwinningsgebied, maar om te vermijden dat het ontwerp significante hinder voor het nabijgelegen woongebied betekent, zullen bij de uitvoering van het ontwerp afzonderingmaatregelen worden genomen. Maatregelen zullen worden genomen om het gebied voldoende in het landschap te integreren. Het gebied ligt in de lijn van interessante standpunten. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening en de CWEDD menen dat specifieke infrastructuur zoals afzonderingoppervlaktes moeten worden voorzien om de negatieve impact op het landschap te beperken. Klagers wijzen bovendien op de tegenspraak tussen het landelijke karakter van het vooral residentiële dorp en het industriële karakter van een bedrijfsruimte. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat de constructie van industriële gebouwen weinig compatibel is met het landelijke karakter van het dorp. Artikel 30 van het Waalse Wetboek verplicht de aanleg van afzonderingsoppervlaktes of -infrastructuur om de al dan niet bebouwde omgeving voldoende te beschermen tegen de o.m. visuele impact van het ontwerpgebied. Bovendien zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat zal worden opgesteld in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, gepaste specifieke maatregelen voor het gebied voorstellen om de schade aan het landschap en de visuele hinder van installaties te beperken, o.m. door de omvang te beperken en door uitloopzones en stedenbouwkundige gegevens betreffende de hoogte van gebouwen te vermelden. - Bereikbaarheid en multimodaliteit In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat : - de E40 vanaf de site makkelijk bereikbaar was via de N 615; - de site momenteel wordt bediend door bus 128 (Borgworm - Geer - Hannuit) en dat het centrum van Geer, dat op ongeveer 300 m ligt wordt bediend door lijnen 83 (Luik - Bierset - Hannuit) en 83A (Borgworm - Hollogne sur Geer - Hannuit) Het milieueffectenrapport wijst erop dat het voorontwerp zal zorgen voor een stijging van het verkeer op de N637 en verplicht de inrichting ervan om de toegang tot de bedrijfsruimte en het dorp Geer te beveiligen; De klagers zijn het er daar volledig mee eens. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat enkel moet worden geopteerd voor de verbreding van de straat « rue de la Conserverie » en voor de aanleg van een rondpunt, maar dat ook andere maatregelen om de verkeersdrukte te beperken moeten worden genomen. In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu verplicht de Regering om de meest gepaste manier te bestuderen om het reeds op de site bestaande verkeersprobleem en het door de inplanting van de bedrijfsruimte toegenomen verkeer, aan te pakken. - Fysieke contraintes In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de site aan geen enkele belangrijke fysieke contrainte was blootgesteld. Desondanks heeft het milieueffectenrapport op mogelijke geotechnische problemen gewezen die gevolgen voor de constructies zouden kunnen hebben. De Regering heeft in het ontwerp bijgevolg opgelegd de capabele gebieden te bepalen in het door de operator op te maken Lastenboek inzake stedenbouw en milieu. Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt; Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor bebouwing bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen; Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen inzake milieu blijft; Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven. Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van een nieuw gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving; Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied); Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden beoordeeld; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds; Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld; Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Sprimont - Louveigné, Seraing - Luik, Soumagne - Blégny, Hannuit, Geer, Oupeye en Visé - Navagne); Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren; Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1er, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt; Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel; Lastenboek inzake stedenbouw en milieu Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven; Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing; Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd; Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu; Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - de aanbevolen maatregelen om de geurhinder verbonden met agroalimentaire activiteiten te beperken; - gepaste oplossingen die specifiek zijn voor het gebied om de schade aan het landschap en de visuele hinder van de installaties tot een minimum te beperken, door de omvang te beperken en door uitloopzones en stedenbouwkundige gegevens betreffende de hoogte van gebouwen te vermelden; - geschikte maatregelen om het gebied af te zonderen en de integratie ervan in de bebouwde en niet-bebouwde omgeving te garanderen; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - geschikte oplossingen om de toegang tot percelen die aan de bedrijfsruimte grenzen te garanderen; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer, en meer bepaald, de aanleg van de N637 om de toegang ervan zowel tot de bedrijfsruimte als tot het dorp Geer te beveiligen, rekening houdend met de aanbevelingen van de auteur van het milieueffectenrapport en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening, Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied; Na beraadslaging; Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit : Artikel 1.De Regering keurt definitief de herzieningsontwerp van het gewestplan van Hoei-Borgworm met daarin de inschrijving, op het grondgebied van de gemeente Geer in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 41/2S); - van een specifieke bedrijfsruimte aangeduid met de met de overdruk « A.E. » Art. 2.De herziening is goedgekeurd conform het plan in bijlage. Art. 3.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - de aanbevolen maatregelen om de geurhinder verbonden met agroalimentaire activiteiten te beperken; - gepaste oplossingen die specifiek zijn voor het gebied om de schade aan het landschap en de visuele hinder van de installaties tot een minimum te beperken, door de omvang te beperken en door uitloopzones en stedenbouwkundige gegevens betreffende de hoogte van gebouwen te vermelden; - geschikte maatregelen om het gebied af te zonderen en de integratie ervan in de bebouwde en niet-bebouwde omgeving te garanderen; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - geschikte oplossingen om de toegang tot percelen die aan de bedrijfsruimte grenzen te garanderen; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer, en meer bepaald, de aanleg van de N637 om de toegang ervan zowel tot de bedrijfsruimte als tot het dorp Geer te beveiligen, rekening houdend met de aanbevelingen van de auteur van het milieueffectenrapport en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening; Art. 4.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit. Namen, 22 april 2004. De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur. |
l'avant-projet de plan modificatif est fondée en ce qu'il vise à affecter en zone d'activité économique spécifique marquée de la surimpression "A.E. » des terrains, situés sur le territoire de la commune de Geer, d'une superficie de 25 hectares, actuellement inscrits en zone agricole au plan de secteur de Huy - Waremme, en extension de la zone d'activité économique industrielle de Geer, en vue de permettre d'accueillir notamment des entreprises exerçant des activités dans le secteur de l'agro-alimentaire; Examen des alternatives de localisation Considérant que, conformément à l'article 42, alinéa 2, 5° du Code wallon et au cahier spécial des charges, l'étude d'incidences a procédé à la recherche d'alternatives; que ces alternatives peuvent porter sur la localisation, la délimitation ou encore la mise en oeuvre de la zone à inscrire au projet de plan de secteur; Considérant qu'aucune alternative de localisation n'a pu être dégagée; Considérant que la CRAT ne considère pas opportunes les réclamations de riverains qui estiment que le projet pourrait se situer à d'autres endroits plus pertinents dans le territoire de référence, du motif que ces autres localisations ne jouxtent pas la zone existante où s'exerce déjà une activité économique importante; Examen des alternatives de délimitation et de mises en oeuvre Considérant que l'étude d'incidences a mis en évidence que les inconvénients présentés par la zone en projet pourraient être sérieusement atténués, si sa délimitation était modifiée de façon à, sans en réduire sensiblement la superficie, lui donner une configuration plus adéquate, dont résulterait la possibilité de développement d'une entreprise déjà génératrice d'emplois au sein du domaine agricole et la réduction des nuisances et de l'impact sur le paysage par des dispositifs d'isolement; Considérant que, dans son arrêté du 18 septembre 2003, le Gouvernement a estimé qu'il résultait donc de cette étude comparative que la solution la meilleure pour rencontrer ses objectifs consistait à retenir le projet initial, en revoyant son périmètre selon les suggestions formulées par l'auteur de l'étude d'incidences et, dès lors, de retenir comme projet de révision du plan de secteur l'inscription de cette zone selon une délimitation modifiée; Considérant que la CRAT et le CWEDD se rallient à cette proposition; Prise en considération des recommandations générales du CWEDD Considérant que le CWEDD a émis, dans ses différents avis, une série de considérations générales relatives à la procédure de révision et de recommandations générales relatives à la mise en oeuvre éventuelle des projets; Considérant que, tout d'abord, il estime que le travail d'évaluation effectué pour la réalisation du plan prioritaire ne sera pertinent que si l'implantation des infrastructures est conditionnée par une nouvelle évaluation des incidences propre au groupement des entreprises; qu'il demande que, lors de l'implantation des établissements, une évaluation environnementale soit réalisée par phase d'occupation de la zone d'activité afin d'avoir une vision globale à l'échelle de celui-ci; Considérant que le CCUE dont la réalisation est imposée par l'article 31bis du CWATUP aura une durée de validité de dix années maximum; que son renouvellement impliquera nécessairement un nouvel examen de la situation et permettra d'adapter ses dispositions à l'évolution qui aura été constatée sur le terrain et aux données complémentaires qui auront été recueillies dans l'intervalle; que, le cas échéant, ce réexamen sera l'occasion d'initier les procédures de réaffectation ou de changement d'affectation qui apparaîtraient opportunes; que cette procédure permettra donc de rencontrer largement la suggestion formulée par le CWEDD; Considérant que, ensuite, le CWEDD rappelle ses recommandations relatives aux relations entre la mobilité, les transports et l'aménagement du territoire; qu'il se réjouit de l'imposition, par la voie du CCUE, de la réalisation de plans de mobilité, qui permettront de favoriser l'usage de modes doux et des transports en commun; qu'il insiste pour que la circulation piétonne et cycliste soit sécurisée dans les nouvelles zones d'activité économique; Considérant que cette suggestion paraît opportune; qu'il y a lieu d'imposer que cette sécurisation fasse partie des impositions que devra contenir le CCUE; Considérant, pour le surplus, que le souhait de voir les nouvelles zones d'activité économique desservies par les transports en commun n'est pas en contradiction avec la politique menée par le Gouvernement; que le réseau des TEC wallons est organisé de telle manière que soient desservis les principaux lieux du territoire générateurs de trafic et que, comme il est essentiellement routier, il est aisément adaptable en fonction de l'évolution des lieux générateurs de flux, sans investissements significatifs; que, d'autre part, vu son coût structurel, le chemin de fer n'est une solution pertinente aux problèmes de mobilité que pour les longues distances et pour des volumes importants; que, dès lors, pour la plupart des besoins individuels de transport des PME qui seront appelées à s'établir dans les nouvelles zones d'activité économique créées, le chemin de fer ne peut être utilisé que combiné avec d'autres moyens de transport, utilisant essentiellement la route; que c'est donc par une intermodalité rail-route, qui sera intégrée dans les plans de mobilité imposés par les CCUE, que les objectifs de mobilité durable définis par le CWEDD pourront être atteints; Considérations particulières Considérant qu'il convient d'avoir égard aux éléments particuliers suivants : - La spécialisation de la zone Dans l'arrêté du 18 octobre 2002, le Gouvernement a fait part de sa volonté de dédier principalement la zone à l'accueil des entreprises actives dans le secteur agro-alimentaire et des entreprises de service qui leur sont auxiliaires . L'étude d'incidences relève que l'avant-projet renforce une spécialisation existante et permet la valorisation du travail des exploitations agricoles de la région. La CRAT estime justifiée, malgré la réclamation émise lors de l'enquête publique, l'inscription de la surimpression « A.E. » en ce qu'elle répond à un besoin réel. - Nuisances environnementales, olfactives et sonores En ce qui concerne les nuisances sonores, la CRAT relève que, pour l'étude d'incidences, l'ambiance acoustique est tout à fait acceptable au niveau de la zone étudiée. Cependant, en réponse aux réclamations émises lors de l'enquête publique, elle estime que le CCUE devra aborder les critères de performances acoustiques à respecter tant à l'intérieur des bâtiments qu'à l'extérieur de ceux-ci. En ce qui concerne les nuisances olfactives, le CCUE devra également aborder les mesures à préconiser pour réduire les désagréments liés aux activités agro-alimentaires. En ce qui concerne les autres nuisances environnementales (en particulier la pollution des eaux et la protection des nappes aquifères), les mesures à prendre et les éventuelles aides économiques pouvant intervenir pour réduire ces perturbations, le CCUE devra aborder ces aspects dans leur globalité en relation avec les possibilités de développement économique projetées. - Impacts sur la fonction agricole Dans l'avant-projet, le Gouvernement a estimé que la révision du plan de secteur avait un impact sur la fonction agricole, qui se justifiait par son caractère marginal par rapport à la superficie agricole utile dans le territoire de référence, au regard du nombre d'emplois créés (l'impact socio-économique du projet devrait se traduire par la création de quelque 225 postes de travail sur le site) et du développement économique induit par sa localisation et les atouts ci-avant énumérés. L'étude d'incidences a confirmé la pertinence de cette analyse. La CRAT estime que l'analyse de la période de transition permettant d'assurer la continuité des exploitations agricoles n'a pas été suffisamment abordée dans l'étude d'incidences. L'ensemble du plan prioritaire ZAE entraînera l'affectation, en zone d'activité économique, d'un maximum de 1200 hectares, dont une partie significative actuellement classés en zone agricole, soit environ 1,5 promille de la superficie agricole utile en Région wallonne (selon les données publiées par la DGA, 756.567 hectares en 2002, dernière année pour laquelle les chiffres sont disponibles). Compte tenu du temps nécessaire à la réalisation de ces nouvelles affectations et du phasage qui est imposé par les CCUE, on peut estimer que ce processus de modification de l'affectation s'étalera sur une dizaine d'années. La perte de ces superficies ne peut dès lors avoir qu'un impact tout à fait marginal sur l'exploitation agricole, envisagée au niveau régional. Tout d'abord, compte tenu de l'augmentation de la productivité agricole, la perte de terres cultivées sera largement compensée : si Inter-Environnement-Wallonie et la CRAT indiquent que la perte de terres agricoles devrait entraîner une baisse de production de blé de quelques 7.800 tonnes par an, on peut observer que la hausse de productivité (selon la DGA, un gain de productivité moyenne de 100 KG/ha/an) est telle que, vu le nombre d'hectares affectés à cette culture dans la Région (190.000), la hausse de production (190.000 tonnes sur dix ans) devrait représenter près de 2,5 fois la perte dénoncée. Ensuite, si on peut craindre un effet négatif de certaines modifications de plan de secteur sur des exploitations particulières, il convient de mettre en parallèle de la perte de terres qu'elles subiront, la superficie de terres agricoles qui fait l'objet de mutation immobilière chaque année, soit 9.000 hectares. Comme énoncé ci-dessus, la mise en oeuvre du Plan Prioritaire ZAE devrait soustraire à l'exploitation agricole environ 120 hectares par an, durant 10 ans. La compensation de ces pertes pour les agriculteurs concernés ne représentera donc que 1,3 % de l'ensemble des mutations immobilières de terres agricoles annuelles qui s'inscrivent, d'ailleurs dans un contexte général de regroupement des terres exploitées dans de plus vastes ensembles. En conséquence, on peut estimer que les agriculteurs préjudiciés par les modifications des plans de secteurs pourront trouver des terres pour rencontrer les besoins de leurs exploitations. Même si elles ne présenteront, peut-être pas, les mêmes caractéristiques, de commodité d'exploitation notamment, elles devraient permettre la survie, dans des conditions acceptables, d'un grand nombre d'exploitations. Le solde du dommage causé sera compensé par les indemnités d'expropriation. En l'occurrence, le Gouvernement impose que le CCUE apporte des solutions adéquates pour garantir l'accès aux parcelles voisines de la zone d'activités économiques. Au titre de mesure favorable à l'environnement naturel et humain, il devra contenir une note détaillant les ressources qui peuvent être mises à la disposition des agriculteurs dont la pérennité de l'exploitation est menacée par le projet. - L'impact foncier La revendication pour dépréciation d'excédents sera rencontrée dans le cadre des procédures d'expropriation. L'évolution de la valeur des terrains semble difficile à prévoir; les possibilités de réalisation d'un bien sont variées et, pour une même affectation, des caractéristiques différentes peuvent être appréciées de façon variable. - Atteinte à la nature, au patrimoine et au paysage Dans le projet, le Gouvernement a estimé que la révision du plan ne portait atteinte : - ni à un élément protégé par la législation sur la conservation de la nature, - ni à un élément classé du patrimoine culturel immobilier, - ni à une zone de prévention de captage, mais pour éviter que le projet ne présente des nuisances significatives pour le voisinage situé à proximité au sein d'une zone d'habitat, des dispositifs d'isolement seront adoptés lors de la réalisation du projet. Des mesures d'aménagement de la zone seront adoptées pour l'intégrer suffisamment au paysage. Le projet s'inscrit dans le champ de points de vue intéressants. La CRAT et le CWEDD considèrent que des aménagements spécifiques, comme des périmètres d'isolement, doivent être prévus pour réduire les impacts négatifs sur le paysage. De plus, des réclamants évoquent la contradiction entre le caractère rural du village essentiellement résidentiel et le caractère industriel d'une ZAE. La CRAT estime que la construction de bâtiments industriels est peu compatibles avec le caractère rural du village. L'article 30 du Code wallon impose la réalisation de périmètres ou dispositifs d'isolement pour préserver suffisamment le voisinage, bâti ou non, de l'impact, notamment visuel, de la zone en projet. De plus, le CCUE qui sera établi en exécution de l'article 31 bis du CWATUP proposera des solutions adéquates spécifiques à la zone afin de minimiser l'atteinte au paysage et les nuisances visuelles des installations, notamment en limitant les gabarits et en précisant des zones de recul et les indications urbanistiques relatives à la hauteur des bâtiments. - Accessibilité et multimodalité Dans l'avant-projet, le Gouvernement a estimé : - le site bénéficie d'une bonne accessibilité routière à la E40 via la RN 615; - le site est actuellement desservi par la ligne de bus 128 (Waremme - Geer - Hannut) et que le centre de Geer, situé à quelque 300 m est desservi par les lignes 83 (Liège - Bierset - Hannut) et 83A (Waremme - Hollogne sur Geer - Hannut L'étude d'incidences relève que l'avant-projet contribuera à une intensification du trafic sur la N637 et implique son aménagement afin d'en sécuriser les accès tant à la zone d'activité économique qu'au village de Geer; Des réclamants abondent dans ce sens. La CRAT estime que seule la solution d'aménagement de la voirie prévoyant l'élargissement de la rue de la Conserverie et la création d'un rond-point, doit être retenue, mais que d'autres mesures de réduction de l'intensité du trafic doivent être prises. Le Gouvernement impose, dans le CCUE, d'étudier la façon la plus adéquate de solutionner le problème de circulation déjà existant sur le site, en permettant l'adjonction du trafic supplémentaire généré par l'implantation de la ZAE. - Les contraintes physiques Dans l'avant-projet, le Gouvernement a estimé que le site n'était soumis à aucune contrainte physique majeure. Malgré tout, l'étude d'incidences a relevé de possibles problèmes géotechniques qui pourraient avoir des conséquences sur les constructions. En conséquence, dans le projet, le Gouvernement a imposé la détermination des zones capables dans le CCUE à réaliser par l'opérateur. Mesures d'accompagnement Considérant que l'article 46, § 1, al. 2, 3° du CWATUP prévoit que l'inscription d'une nouvelle zone d'activité économique implique soit la réaffectation de sites d'activités économiques désaffectés, soit l'adoption d'autres mesures favorables à la protection de l'environnement, soit une combinaison de ces deux modes d'accompagnement; Considérant que les mesures d'accompagnement doivent être fonction, d'une part, de la qualité environnementale intrinsèque du périmètre affecté à l'urbanisation et, d'autre part, de l'apport objectif de ces mesures d'accompagnement; Considérant que la réhabilitation de sites d'activité économique désaffectés reste une partie importante de ces mesures d'accompagnement environnementales; Considérant que le Gouvernement retient, dans le cadre des mesures d'accompagnement à la présente révision du plan de secteur, la réaffectation d'un certain nombre de sites d'activité économique désaffectés; Considérant que, dans l'évaluation de la proportion entre les mesures d'accompagnement et les projets d'inscription de nouvelles zones d'activités économiques, il est raisonnable de tenir compte, d'une part, de l'impact différencié de la réhabilitation des sites d'activité économique désaffectés selon leur localisation et leur contamination, d'autre part, de l'impact environnemental de la création d'une nouvelle zone d'activité économique, qui varie selon ses caractéristiques et sa situation; qu'ainsi, il apparaît que, dans le respect du principe de proportionnalité, une réhabilitation lourde doit peser plus que la réhabilitation d'un site moins pollué, que l'impact des mesures favorables à l'environnement doit être apprécié en fonction de l'effet que l'on peut raisonnablement en attendre et que ces mesures doivent être d'autant plus, ou moins, importantes, que la création de la zone nouvelle à des impacts considérables, ou moins considérables, sur son environnement; Considérant qu'en l'occurrence, à défaut de disposer des éléments permettant d'objectiver les facteurs permettant d'apprécier complètement ces poids et impacts, le Gouvernement juge opportun, à la fois pour respecter sûrement les prescriptions de l'article 46, § 1, al. 2, 3° du CWATUP et dans le souci qui est le sien de promouvoir, autant que cela est raisonnablement possible, la réaffectation de sites d'activité économique désaffectés, d'adopter une interprétation stricte de ce texte, et de respecter une clé correspondant approximativement à un m2 de réaffectation de SAED pour un m2 d'espace non urbanisable dorénavant affecté à l'activité économique (sous déduction cependant des surfaces antérieurement affectées à l'activité économique et qui sont reclassées en zones non urbanisables); Considérant que l'accompagnement prévu par l'article 46, § 1, al. 2, 3° du CWATUP peut s'apprécier au niveau régional; que le présent projet s'inscrivant dans un plan prioritaire visant à doter l'ensemble de la Région d'espaces nouveaux destinés à l'activité économique, la clé susdite peut donc être appliquée de façon globale, la compensation pouvant s'effectuer entre l'ensemble des surfaces distraites de zones non urbanisables pour être affectées à l'activité économique (sous déduction cependant des surfaces antérieurement affectées à l'activité économique et qui sont reclassées en zones non urbanisables), d'une part, et l'ensemble des surfaces de SAED réaffectés, d'autre part; Considérant cependant, que, dans un souci d'équité géographique distributive, il paraît opportun, comme les nouveaux espaces que le plan prioritaire destine à l'activité économique sont répartis sur le territoire de toute la Région, de veiller à ce que les SAED soient aussi répartis de façon équilibrée; Considérant que, pour assurer cet objectif, la Région a été divisée en cinq secteurs équilibrés et géographiquement homogènes; que le présent projet a donc été versé dans un ensemble de projets (Sprimont - Louveigné, Seraing - Liège, Soumagne - Blégny, Hannut, Oupeye et Visé - Navagne); Considérant qu'au titre de mesures d'accompagnement, le Gouvernement décide de prendre en compte la réaffectation des sites suivants : Pour la consultation du tableau, voir image qui totalisent une surface au moins équivalente; Considérant qu'en ce qui concerne les mesures favorables à la protection de l'environnement, comme le CWEDD l'a souligné, l'article 46, § 1er, alinéa 2, 3° du CWATUP ne permet pas d'y inclure les mesures de protection qui s'imposent en application soit du CWATUP, soit d'une autre réglementation en vigueur; que le Gouvernement tient néanmoins à souligner que, dans le souci d'assurer la protection de l'environnement, il a adopté, parallèlement à la réalisation du plan prioritaire dans le cadre duquel le présent arrêté s'inscrit, un nouvel article 31bis du CWATUP, imposant que toute nouvelle zone d'activité économique soit accompagnée d'un CCUE qui assure la compatibilité de la zone avec son environnement; Considérant qu'il est ainsi plus que largement satisfait à l'obligation imposée par cet article; CCUE Considérant qu'en exécution de l'article 31 bis du CWATUP, un CCUE sera établi préalablement à la mise en oeuvre de la zone, suivant les lignes directrices de la circulaire ministérielle du 29 janvier 2004; Considérant que le CWEDD a émis, dans ses différents avis, une série de recommandations générales relatives à la mise en oeuvre éventuelle des projets, notamment en matière de gestion des eaux, de l'air, des déchets des mouvements de terre, de suivi des exploitations agricoles affectées par les projets, de mobilité et d'accessibilité, d'intégration paysagère et d'intégration de la végétation; Considérant que le Gouvernement avait largement anticipé ces recommandations, d'abord en proposant au Parlement l'adoption de l'article 31bis du CWATUP, qui prévoit que les nouvelles zones d'activité économique feront l'objet d'un CCUE, ensuite en définissant le contenu de ce CCUE par la circulaire qu'il a adoptée le 29 janvier 2004; Considérant que certaines des recommandations formulées par le CWEDD apportent des précisions qui paraissent opportunes, soit de façon générale, soit pour le présent projet, en fonction des caractéristiques qui viennent d'être décrites; qu'elles devront y être intégrées par le rédacteur du CCUE; Considérant, en conséquence, que le CCUE devra en tout cas contenir les différents éléments ci-dessous énumérés : - les mesures à préconiser pour réduire les désagréments olfactifs liés aux activités agro alimentaires; - des solutions adéquates spécifiques à la zone afin de minimiser l'atteinte au paysage et les nuisances visuelles des installations, notamment en limitant les gabarits et en précisant des zones de recul et les indications urbanistiques relatives à la hauteur des bâtiments; - les mesures adéquates pour isoler la zone et garantir son intégration au contexte bâti et non bâti; - un plan d'occupation progressive de la zone, secteur par secteur, en tenant compte de l'occupation actuelle du site par les exploitants; - une note détaillant les ressources qui peuvent être mises à la disposition des agriculteurs dont la pérennité de l'exploitation est menacée par le projet, - des solutions adéquates pour garantir l'accès aux parcelles voisines de la zone d'activités économiques; - les mesures relatives à la mobilité, interne et externe à la zone, des biens et des personnes en ce compris la sécurisation des espaces réservés à la circulation cycliste et piétonne, et en particulier, l'aménagement de la N637 afin d'en sécuriser les accès tant à la zone d'activité économique qu'au village de Geer, tenant compte des recommandations de l'auteur de l' étude d'incidences et de la CRAT; Conclusion Considérant qu'il résulte de l'ensemble de ces développements que le présent projet est le plus apte à pourvoir, dans le respect des objectifs énoncés par l'article 1 du Code wallon de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et du Patrimoine, aux besoins d'espaces destinés à l'activité économique, dans le territoire de référence concerné; Après délibération; Sur proposition du Ministre de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement, Arrête : Article 1er.Le Gouvernement adopte définitivement la révision du plan de secteur de Huy Waremme, qui comprend l'inscription, sur le territoire de la commune de Geer en extension de la zone d'activité économique industrielle existante (planche 41/2S) - d'une zone d'activité économique spécifique marquée de la surimpression « A.E. ». Art. 2.La révision est adoptée conformément au plan annexé. Art. 3.Le CCUE, établi conformément à l'article 31bis du CWATUP, comprend en tout cas les différents éléments suivants : - les mesures à préconiser pour réduire les désagréments olfactifs liés aux activités agro-alimentaires; - des solutions adéquates spécifiques à la zone afin de minimiser l'atteinte au paysage et les nuisances visuelles des installations, notamment en limitant les gabarits et en précisant des zones de recul et les indications urbanistiques relatives à la hauteur des bâtiments; - les mesures adéquates pour isoler la zone et garantir son intégration au contexte bâti et non bâti; - un plan d'occupation progressive de la zone, secteur par secteur, en tenant compte de l'occupation actuelle du site par les exploitants; - une note détaillant les ressources qui peuvent être mises à la disposition des agriculteurs dont la pérennité de l'exploitation est menacée par le projet, - des solutions adéquates pour garantir l'accès aux parcelles voisines de la zone d'activités économiques; - les mesures relatives à la mobilité, interne et externe à la zone, des biens et des personnes en ce compris la sécurisation des espaces réservés à la circulation cycliste et piétonne, et en particulier, l'aménagement de la N637 afin d'en sécuriser les accès tant à la zone d'activité économique qu'au village de Geer, tenant compte des recommandations de l'auteur de l' étude d'incidences et de la CRAT; Art. 4.Le Ministre de l'Aménagement du Territoire est chargé de l'exécution du présent arrêté. Namur, le 22 avril 2004. Le Ministre-Président, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE Le Ministre de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement, M. FORET Le plan peut être consulté auprès de la Direction générale de l'Aménagement du Territoire, du Logement et du Patrimoine, rue des Brigades d'Irlande 1, à 5100 Jambes, et auprès de l'administration communale concernée. L'avis de la CRAT est publié ci-dessous. Avis relatif au projet de révision du plan de secteur de Huy-Waremme en vue de l'inscription d' une zone d'activité économique mixte marquée de la surimpression « AE » sur le territoire de la commune de Geer en extension de la zone d'activité économique industrielle (planche 41/2s) Vu le Code wallon de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et du Patrimoine, notamment les articles 6, 22, 23, 30, 31, 35, 41 à 46 et 115; Vu le Schéma de Développement de l'Espace Régional (S.D.E.R.) adopté par le Gouvernement, le 27 mai 1999; Vu l'Arrêté royal du 20 novembre 1981 établissant le plan de secteur de Huy-Waremme, notamment modifié par l'Arrêté de l'Exécutif régional wallon du 6 septembre 1991; Vu l'Arrêté du Gouvernement wallon du 18 septembre 2003 adoptant provisoirement la révision de la planche 41/2S du plan de secteur de Huy-Waremme en vue de l'inscription d'une zone d'activité économique mixte marquée de la surimpression « AE » sur le territoire de la commune de Geer en extension de la zone d'activité économique industrielle existante; Vu les réclamations et observations émises par les particuliers, les associations de personnes et les organismes d'intérêt public lors de l'enquête publique qui s'est déroulée du 18 octobre 2003 au 1er décembre 2003 inclus et répertoriées comme suit : 1. SPI + - Nicole TASSIAUX Rue du Vertbois 11C 4000 Liège 2. Pierre DE LA BRASSINNE Rue de Boëlhe 10 4250 Geer 3. Monsieur et Madame DUFOUR-PIETEUR Rue de Berloz 73 4250 Geer 4. Emilia MENTEN Rue de la Conserverie 22 4250 Geer 5. Monsieur et Madame DE MEY-WOTSASZEK Rue de la Chapelle 2C 4254 Ligney 6. Fabienne RIHON Rue de Boëlhe 6 4250 Geer 7. Joseph MELON Rue Auguste Lambert 14 4254 Ligney 8. Geoffroy VAN CUTSEM et Dominique VAN LAERE Rue des Peupliers 9C 4254 Ligney 9. Rihon DESCHEEMAEKER Rue de Boëlhe 8 4250 Geer 10. Pierre HOOGHEN et Catherine PITTI Rue du Buisson de Geer 15B 4250 Boëlhe Vu l'avis favorable assorti de remarques du Conseil communal de la commune de Geer en date du 12 janvier 2004; Vu le dossier d'enquête publique transmis le 14 janvier 2004 par Monsieur M. FORET, Ministre de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement à la Commission Régionale d'Aménagement du Territoire et mis à la disposition des membres de sa section Aménagement normatif; Vu les situations juridiques et existantes du secteur; La Commission Régionale d'Aménagement du Territoire émet en date du 5 mars 2004 un avis favorable à la modification de la planche 41/2S du plan de secteur Huy-Waremme en vue de l'inscription d'une zone d'activité économique mixte de 24,2 ha marquée de la surimpression « AE », sur le territoire de la commune de Geer, en extension de la zone d'activité économique industrielle existante et située en zone agricole. La CRAT se prononce également pour assortir l'inscription de la zone d'activité économique mixte d'une autre prescription supplémentaire référée * R1.5. à localiser du côté des arrières des habitations situées le long de la rue de Boëlhe : « La partie de la zone d'activité économique repérée * R1.5. est réservée à la constitution d'un périmètre d'isolement ». La CRAT assortit son avis des considérations suivantes : I. Considérations générales 1. Les besoins WW Plusieurs réclamants se demandent si cette zone d'activité répond à un besoin réel en termes de superficie et de création d'emplois. La CRAT se rallie à la validation des besoins opérée dans l'étude d'incidences pour le territoire de référence constitué par l'arrondissement de Huy-Waremme, à savoir quelque 41 ha de superficie brute. Le projet de plan rencontre ainsi une partie des besoins de l'arrondissement de Huy-Waremme retenu comme territoire de référence. L'étude d'incidences conclut également à une saturation totale pour deux des trois parcs d'activité (Hannut et Geer) et à une saturation de 91% pour le troisième parc (Waremme). Elle signale également que l'activité agroalimentaire est déjà très représentée dans cette région et engendre des besoins d'extension pour les entreprises déjà présentes dans les parcs. La CRAT se rallie à l'analyse qui a été faite dans l'étude d'incidences pour estimer les besoins en termes d'emploi, celle-ci précisant que 29,75% des demandeurs d'emploi du territoire de référence dit « région Nord-Ouest » (région de Huy-Waremme) sont localisés dans la commune de Hannut et 15,63% dans la commune de Waremme. En effet, selon l'étude d'incidences, l'impact socio-économique du projet devrait se traduire par la création de 225 postes de travail sur le site, dont 40 emplois directs, ce qui est en adéquation avec la priorité du relèvement du taux d'emploi étudié par la fiche n°35 du CAWA. 2. La localisation de la zone d'activité économique Plusieurs réclamants proposent des alternatives de localisation : WW Certains proposent d'implanter le zoning au sud du carrefour entre la rue Pont de Darion et la rue de la Conserverie car le site serait alors implanté dans une cuvette et permettrait d'éviter le transit vers Geer. En outre, cette solution serait moins dommageable en ce qui concerne la dévaluation foncière des propriétés; WW D'autres proposent d'implanter le zoning le long de la rue Pont de Darion de manière à l'éloigner au maximum des habitations et à profiter de la ligne de crête qui sépare cette route des habitations de la rue de Boëlhe pour réduire les nuisances sonores et olfactives. Cette solution permet aussi un accès aisé pour l'entreprise Hesbaye Frost. WW D'autres encore proposent de déplacer la zone d'activité économique vers l'Est à partir de la cabine électrique jusqu'à la rue Pont de Darion voire au-delà de manière à assurer une zone tampon correcte entre la zone d'activité économique et les habitations de la rue de Boëlhe. La CRAT constate que l'étude d'incidences a validé la localisation de l'avant-projet proposé par le Gouvernement qui est justifiée par les éléments suivants : WW Le site projeté jouxte une zone d'activité économique existante, ce qui renforcera la spécialisation de la zone d'activité économique et permettra la valorisation du travail des exploitations agricoles de la région; WW Le projet proposé permet une rentabilisation des équipements existants en se greffant sur un parc d'activité existant; WW Il jouit d'une bonne accessibilité à l'autoroute E 40 via la RN 615; WW Aucun élément classé sur et proche du site n'est recensé; WW Le site ne se trouve pas dans une zone de prévention de captage. L'étude d'incidences n'a pu identifier aucune variante de localisation permettant de répondre aux objectifs, motivations et critères de localisation de l'avant-projet. Par contre, elle propose une alternative de délimitation qui consiste à retirer du périmètre quelques parcelles agricoles (superficie de 1,27 ha) situées à l'extrême sud en vue de préserver d'une part une exploitation agricole et d'autre part le périmètre d'intérêt paysager de la vallée du Geer jouxtant ce zoning. La limite sud sera par conséquent inscrite perpendiculairement à la rue Pont de Darion. L'arrêté du Gouvernement a retenu cette proposition et la CRAT se rallie également à celle-ci. 3. La surimpression « AE » Un réclamant estime que la surimpression AE impose une contrainte à la zone qui serait exclusivement dédiée à des activités agro-économiques. D'autres réclamants souhaitent des précisions quant à la nature des activités des entreprises du secteur agroalimentaire. La CRAT prend note que l'étude d'incidences fait état de ce qu'initialement, la demande d'extension de la zone d'activité économique était destinée à l'extension de la société Hesbaye Frost située dans la zone d'activité économique industrielle existante. Elle signale également que l'activité agro-alimentaire est fort représentée dans le territoire de référence dit « région Nord-Ouest » (région de Huy-Waremme) et constate que les parcs de Hannut et de Geer, tous deux à saturation, sont principalement dédiés à ce type d'activité. Or, l'étude d'incidences conclut que la demande de la part des entreprises spécialisées dans ce secteur est réelle. Cette demande ne pourra être satisfaite que par l'accroissement de l'offre en terrains marqués de la surimpression « AE », étant donné le niveau de saturation des zones d'activité de la région Nord-Ouest. L'étude d'incidences précise qu'il faut entendre par « activité agro-alimentaire » toute entreprise, PME sous-traitante à Hesbaye Frost ainsi que les entreprises de services qui leur sont auxiliaires. « Les sous-traitants sont du domaine de la récolte et de l'entretien des machines agricoles » (p.161 du Rapport final). L'étude d'incidences se prononce pour le maintien de ce type d'entreprises en milieu rural car elles s'appuient sur les productions locales. Elle ajoute que suite à l'implantation d'Hesbaye Frost qui exige des terres de bonne qualité pour sa production, « un certain nombre d'agriculteurs se sont reconvertis partiellement ou totalement dans le secteur maraîcher avec une production de légumes principalement axée sur la carotte, le pois, les choux... La société Hesbaye Frost étant en constante expansion, aura besoin à court terme de surfaces supplémentaires de production (actuellement 6 400 ha), ce qui impliquerait un développement du secteur agricole tourné vers le maraîchage » (p.121 du Rapport final). Par conséquent la CRAT confirme la nécessité de l'inscription de la surimpression « AE ». 4. Le périmètre d'isolement De nombreux réclamants font part de leur crainte de voir se développer une zone d'activité économique jouxtant leurs habitations qui leur causera des préjudices au niveau du paysage, des nuisances sonores, olfactives.... Ils proposent des solutions comme des murs anti-bruits, buttes, enterrement des bâtiments... La CRAT constate que l'étude d'incidences relève un impact paysager significatif en ce que la mise en oeuvre de cette extension aura pour conséquence de modifier les limites de la zone de perception du paysage rural/économique depuis le Nord, l'Est, le Sud et l'Ouest, en effet, elle va quasi doubler la superficie dévolue à la zone d'activité économique. L'étude d'incidences confirme également que les émanations odorantes, si elles ne sont maîtrisées, entraîneront une altération non négligeable de l'ambiance olfactive à proximité de la zone. En ce qui concerne les nuisances sonores, la CRAT relève que l'étude d'incidences met en évidence le fait que « l'implantation de nouvelles entreprises ne doit modifier en rien les ambiances sonores observées au niveau des différentes zones d'activité économique existantes » (p.130 du Rapport final). La CRAT rappelle en outre, que la zone d'activité économique devra comporter un périmètre ou un dispositif d'isolement lors de sa mise en oeuvre conformément au prescrit de l'article 30 du CWATUP, celui-ci pouvant notamment être constitué d'un écran végétal. L'étude d'incidences a d'ailleurs suggéré une plantation à trois étages, dispositif qui présente de nombreux avantages écologiques également. Cependant, la CRAT étant particulièrement sensibilisée par cette proximité des habitations, est également favorable à l'inscription d'une prescription supplémentaire au projet de plan référée *R1.5. : « La partie de la zone d'activité économique référée *R1.5. est réservée à la constitution d'un périmètre d'isolement ». Il appartiendra au cahier des charges urbanistique et environnemental prévu par l'article 31 bis du CWATUP de définir les dispositifs adéquats. 5. L'accessibilité Plusieurs réclamants signalent que le site est fort peu accessible via la RN 637 pour du trafic à caractère industriel. D'autres signalent des problèmes de sécurité lors de la traversée des villages depuis l'autoroute jusqu'au site et un réclamant demande qu'un plan de circulation soit réalisé. Un réclamant propose que l'aménagement de la RN 637 préconisé par l'étude d'incidences soit poursuivi au-delà du carrefour entre cette route nationale et la rue Pont de Darion de manière à rejoindre la RN 615. Un réclamant propose de couper la rue de la Conserverie à la circulation publique tandis qu'un autre se prononce pour un accès direct à la zone depuis la RN 637 moyennant l'aménagement d'un rond-point à l'entrée du site plutôt que la création d'une nouvelle route encerclant le zoning comme le préconisait l'étude d'incidences (dans une de ses alternatives) et le MET. Un réclamant se prononce contre la création d'une voie d'accès derrière les jardins de la rue de Boëlhe vu le bruit important qui sera généré par le passage des camions. Un autre s'inquiète de la deuxième proposition qui localise la voirie sur une ligne de crête, ce qui accentuerait encore l'impact visuel et sonore de cette infrastructure. La CRAT prend acte que l'étude d'incidences confirme que l'accès à l'entreprise Hesbaye Frost se fait directement par la rue de la Conserverie partiellement encaissée et inadaptée, ce qui la rend inadéquate pour un trafic à caractère industriel. « Le charroi engendré par l'entreprise Hesbaye Frost en période de pleine activité peut atteindre jusqu'à 80 véhicules lourds et de l'ordre de 500 automobiles par jour, réparties sur 24 heures (travail en pause) (p.114 du Rapport final). L'étude d'incidences confirme également qu'il y aura une augmentation de l'insécurité routière rue de la Conserverie pendant la phase de fonctionnement des entreprises car l'extension de la ZAE induira « une augmentation du flux journalier de véhicules d'environ 240 unités au terme de l'occupation de la zone d'activité économique » (p.136 du Rapport final). L'entreprise Hesbaye Frost a établi un plan de circulation pour le charroi de ses véhicules lourds privilégiant l'utilisation de la voie de contournement d'Hollogne-sur-Geer (RN 637 a). « Des infrastructures routières supplémentaires permettant d'améliorer la desserte de la zone sont prévues, notamment un aménagement pour sécuriser l'accès sur la RN 637 a et le prolongement de la RN 615 jusqu'à la RN 69 Huy-Waremme en évitant Lens-St-Servais » (p.114 du Rapport final). La CRAT constate que l'étude d'incidences a envisagé deux solutions pour tenter de résoudre le problème d'accès à la zone d'activité économique actuellement prévu rue de la Conserverie. La première consiste à élargir la rue de la Conserverie jusqu'au carrefour avec la rue Pont de Darion et à créer un rond-point à l'entrée « camions » de l'entreprise Hesbaye Frost. L'étude signale cependant que « Toutefois, la réduction des nuisances liées au charroi ne pourra être réellement effective qu'à condition que le charroi lourd accède à la zone d'activité économique exclusivement par la voie de contournement d'Hollogne-sur-Geer à savoir la RN 637a. Pour ce faire, une signalisation adéquate devrait être établie par l'autorité compétente et un itinéraire de délestage devrait être distribué par toutes les entreprises occupant le site, à leurs sous-traitants et fournisseurs concernés » (p.154 du Rapport final). La deuxième consiste à créer un détournement de la rue de la Conserverie en limite nord du site pour rejoindre la rue de Hollogne (RN 637) à mi-chemin entre le croisement avec la rue Pont de Darion et le croisement avec la route de Hesbaye. Cette proposition est motivée par le fait qu'elle améliore la sécurité de l'accès et de la sortie du village et la distribution de part et d'autre de la voirie du charroi lié à l'entreprise Hesbaye Frost à partir du rond-point. La CRAT se prononce pour la première alternative à savoir l'élargissement de la rue de la Conserverie avec création d'un rond-point à l'entrée du site. Elle estime cependant, que l'aménagement de l'accès devrait être prolongé au-delà du carrefour entre cette rue et la rue Pont de Darion de manière à rejoindre la RN 615, cette dernière donnant un accès direct à l'autoroute E 40, ce qui permettrait de réduire davantage les nuisances liées au charroi et de supprimer le trafic de transit dans les villages concernés. 6. L'impact sur les exploitations agricoles Un réclamant fait part du préjudice qu'il subira suite à la mise en oeuvre de la zone d'activité économique alors que la zone concernée est constituée des meilleures terres agricoles de la Région wallonne. La CRAT constate et déplore que l'étude d'incidences n'a pas approfondi l'étude de l'impact engendré par la mise en oeuvre de cette zone d'activité économique pour les agriculteurs concernés. L'étude d'incidences se limite à proposer un réajustage de la limite SE du périmètre de la zone d'activité économique en vue de réduire le préjudice pour un de ceux-ci. 7. La mise en oeuvre de la zone Différentes remarques ont trait à la mise en oeuvre de la zone d'activité économique. Si la CRAT peut comprendre l'inquiétude de certains réclamants concernant cette mise en oeuvre et les nuisances qui en découleront, celle-ci n'est pas du ressort direct de la présente enquête. En effet, chaque nouvelle zone d'activité économique, inscrite au plan de secteur dans le cadre de l'adoption finale du plan prioritaire par le Gouvernement wallon, fera l'objet de l'élaboration d'un cahier des charges urbanistique et environnemental en application de l'article 31 bis du CWATUP. Les remarques visent : 1° Les nuisances Plusieurs riverains réclament leur droit à un environnement sain, au respect de la vie privée et souhaitent préserver la quiétude du village. La CRAT prend acte que des réclamants ont signalé que les mesures réalisées pour l'étude d'incidences en vue de caractériser l'ambiance sonore et olfactive ont été effectuées en mars. Or, l'usine Hesbaye Frost tourne au ralenti à cette période. Il est par conséquent, impossible de connaître l'importance des valeurs dégagées par les activités d'Hesbaye Frost ainsi que le bruit généré par les divers moteurs présents sur le site. Ce constat s'explique par le délai très court qui a été donné au bureau d'études pour réaliser le dossier d'étude d'incidences. Des riverains demandent la réduction des nuisances olfactives générées par Hesbaye Frost, les nuisances sonores générées notamment en période nocturne et proposent diverses solutions pour y remédier, telles la fixation d'une valeur maximum de niveau de bruit, l'enterrement des bâtiments et/ou des installations, l'aménagement d'un talus, le placement d'un mur naturel anti-bruit, l'établissement d'une zone tampon. En ce qui concerne l'ambiance acoustique : La CRAT relève que pour l'étude d'incidences, l'ambiance acoustique est tout à fait acceptable au niveau de la zone étudiée. « Les mesures acoustiques réalisées au niveau de l'entreprise Hesbaye Frost ne témoignent pas d'une activité interne particulièrement bruyante qui pourrait induire des nuisances au niveau des zones d'habitat à caractère rural situées à proximité ». (p.107 du Rapport final). Cependant l'étude d'incidences reconnaît que « les mesures n'ont pas été réalisées pendant une période de forte activité de l'entreprise. Par contre, il est clair que le climat sonore de ces zones d'habitat est influencé par le trafic, en partie induit par l'exploitation et drainé par la nationale » (p.107 du Rapport final). Enfin, elle estime que « les ambiances sonores au niveau des zones projetées en extension sont similaires et jugées plus que confortables » (p.107 du Rapport final). En vue de réduire au maximum toute altération de l'ambiance sonore, l'étude d'incidences préconise que les promoteurs soient particulièrement vigilants sur le choix des entreprises qui viendront s'installer sur le site, aux technologies qui seront utilisées ainsi qu'au choix du type de construction. Ainsi, les entreprises bruyantes devraient utiliser « des équipements assourdissants ou isolés dans des locaux insonorisés (isolants phoniques) ou bien avec capotage des instruments. Elles seront préférentiellement écartées des limites de la future zone d'activité économique mais bien implantées au centre de celle-ci. En matière de gestion du charroi, le trafic des camions sera organisé de manière à éviter le centre du village de Geer et à préférer ainsi l'itinéraire de délestage via la voie de contournement de Hollogne-sur-Geer (RN 637 a), (p.166 du Rapport final). En ce qui concerne les nuisances olfactives : La CRAT constate que l'étude d'incidences reconnaît qu'Hesbaye Frost engendre des nuisances sur la qualité de l'air compte tenu du charroi qu'elle génère en bordure du site. « De plus, elle comporte des installations frigorifiques fonctionnant à l'ammoniac qui peuvent présenter des risques ponctuels de pollution, notamment lors de la vidange ou du remplissage du système. Enfin, malgré tous les efforts consentis par l'entreprise, il est à noter que des odeurs émanent parfois de celle-ci en période de forte activité » (p.95 du Rapport final). La CRAT constate que l'étude d'incidences ne préconise aucune mesure particulière si ce n'est la manipulation de tout produit fortement odorant dans des équipements étanches sécurisés notamment par une double paroi. 2° Le parking d'Hesbaye Frost Un réclamant propose d'utiliser comme zone tampon le parking d'Hesbaye Frost en le plaçant en largeur plutôt qu'en longueur de manière à augmenter la distance entre les habitations et les entreprises tandis qu'un autre réclamant propose la construction du parking du côté de la route nationale au lieu d'une implantation face aux fonds de jardins de la rue de Boëlhe. La CRAT prend acte que HESBAYE Frost a signalé à l'auteur de l'étude d'incidences son intention de déménager le parking « situé actuellement à proximité immédiate du centre de Geer sur la parcelle au nord de la rue de la Conserverie » (p.152 du Rapport final) afin de réduire les nuisances liées à l'activité actuelle de l'entreprise et subies par les riverains. 3° Les eaux de surface Un réclamant signale que la qualité de l'eau du Geer est déjà affectée par l'activité actuelle. La CRAT constate que l'étude d'incidences signale qu'Hesbaye Frost dispose depuis 2000 d'une station d'épuration traitant toutes les eaux usées avant que celles-ci ne soient rejetées dans le Geer. Celle-ci précise également que « les futures entreprises devraient être équipées d'une ou plusieurs stations d'épuration capables de traiter les différents types d'effluents générés afin de restituer au milieu ambiant une qualité d'eau respectant les normes en vigueur. La réalisation d'un réseau d'égouttage séparatif est hautement recommandée pour une gestion cohérente des eaux issues de la future zone d'activité économique » (p.165 du Rapport final). 4° Autres remarques D'autres demandent des aides économiques régionales ou européennes pour réduire les nuisances ou une mobilisation d'une partie des recettes fiscales pour dédommager les riverains. Enfin quelques réclamants proposent soit d'établir un cahier des charges afin de limiter l'implantation d'activités à caractère polluant et industriel, soit de fixer un cadre reprenant les contraintes et normes à respecter au moment de la demande de permis, soit d'organiser une fois par an une réunion entre la commune et les riverains de manière à analyser l'évolution des nuisances. D'autres demandent des précisions quant au parti urbanistique de la zone d'activité économique (gabarit, prescriptions urbanistiques...). La CRAT prend acte de ces remarques qui ne ressortissent pas directement à la modification du plan de secteur soumis à enquête publique et recommande que celles-ci soient prises en compte lors de l'élaboration du cahier des charges urbanistique et environnemental en application de l'article 31 bis du CWATUP. 8. L'article 46, § 1er,3° du CWATUP La CRAT constate que l'Arrêté du Gouvernement du 18 septembre 2003 ne s'accompagne d'aucun projet de réaffectation de site d'activité économique désaffecté ni de l'adoption de mesures favorables à la protection de l'environnement. En effet, la réalisation d'un périmètre ou d'un dispositif d'isolement ne peut être considérée comme une mesure favorable à la protection de l'environnement puisqu'il s'agit d'une imposition de l'article 30 du CWATUP. 9. Impact foncier La perte de valeur des habitations de la rue de Boëlhe et de la rue de Conserverie est également un souci des réclamants qui estiment que la présence de la zone d'activité économique aura des répercussions sur le prix de revente de leurs biens. La CRAT prend acte de ces considérations qui ne sont pas du ressort de la présente enquête publique. 10. Qualité de l'Etude d'Incidences L'étude d'incidences a été réalisée par le bureau d'études IGRETEC dûment agréé pour ce type d'études. La CRAT estime que l'étude est satisfaisante. Elle relève cependant que les commentaires relatifs à l'analyse du chômage (point B1) concernent la commune de Hannut et non de Geer alors que les informations sont données par commune. La CRAT prend acte de la mauvaise période de campagne pour mesurer l'ambiance sonore et olfactive du site. Ce constat est indépendant de la qualité du travail du bureau d'études puisqu'un délai très court pour réaliser ce document lui était imposé. Enfin, un réclamant constate qu'il y a une confusion entre les termes « cahier des charges » utilisé dans l'Arrêté du Gouvernement wallon, « charte environnementale » que l'on trouve dans l'étude d'incidences et « charte de bonne conduite », l'expression du résumé non technique. II. Considérations particulières 1. SPI + - Nicole TASSIAUX Il est pris acte de l'opposition à l'inscription de la surimpression « AE » sur la zone d'activité économique mixte et des observations quant à l'accès au zoning. Il y est fait référence dans les considérations générales. 2. Pierre DE LA BRASSINE Il est pris acte des remarques et des observations. Il est fait référence dans les considérations générales aux remarques qui sont du ressort de la présente enquête. 3. Monsieur et Madame DUFOUR - PIETEUR Il est pris acte des remarques et observations. Il y est fait référence dans les considérations générales. 4. Emilia MENTEN Il est pris acte des remarques et des observations. Il est fait référence dans les considérations générales à celles qui sont du ressort de la présente enquête. 5. Monsieur et Madame DE MEY - WOTJASZEK Il est pris acte des remarques et observations. Il y est fait référence dans les considérations générales. 6. Fabienne RIHON Il est pris acte de l'opposition au projet de plan et des remarques qui la justifient. Il est fait référence dans les considérations générales à celles qui sont du ressort de la présente enquête. 7. Joseph MELON Il est pris acte de l'opposition au projet de plan et des remarques qui la justifient. Il y est fait référence dans les considérations générales. 8. Geoffroy VAN CUTSEM et Dominique VAN LAERE Il est pris acte des remarques et observations. Il y est fait référence dans les considérations générales. 9. Rihon DESCHEEMAEKER Il est pris acte des remarques et des observations. Il est fait référence dans les considérations générales à celles qui sont du ressort de la présente enquête. 10.Pierre HOOGHEN et Catherine PITTI Il est pris acte des remarques et des observations. Il est fait référence dans les considérations générales à celles qui sont du |
| Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt. | ressort de la présente enquête. |