← Terug naar "Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale voorwaarden inzake watergebruik bij de vervaardiging van oliën en vetten "
| Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale voorwaarden inzake watergebruik bij de vervaardiging van oliën en vetten | Arrêté du Gouvernement wallon portant condition sectorielle concernant l'eau relative à l'industrie des corps gras |
|---|---|
| MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST 16 JANUARI 2003. - Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale voorwaarden inzake watergebruik bij de vervaardiging van oliën en vetten De Waalse Regering, | MINISTERE DE LA REGION WALLONNE 16 JANVIER 2003. - Arrêté du Gouvernement wallon portant condition sectorielle concernant l'eau relative à l'industrie des corps gras Le Gouvernement wallon, |
| Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; | Vu le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d'environnement; |
| Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot | Vu l'arrêté du Gouvernement wallon du 4 juillet 2002 fixant les |
| bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de | conditions générales d'exploitation des établissements visés par le |
| inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de | décret du 11 mars 1999 relatif au permis d'environnement; |
| milieuvergunning; Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot | Vu l'arrêté du Gouvernement wallon du 4 juillet 2002 arrêtant la liste |
| bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen | des projets soumis à étude d'incidences et des installations et |
| projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten; | activités classées; |
| Gelet op het advies van de Adviescommissie voor de bescherming van het | Vu l'avis de la Commission consultative pour la protection des eaux |
| oppervlaktewater tegen verontreiniging, uitgebracht op 5 februari 2002; | contre la pollution, rendu le 5 février 2002; |
| Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 25 september 2002, | Vu l'avis du Conseil d'Etat, rendu le 25 septembre 2002, |
| Besluit : | Arrête : |
| ENIG HOOFDSTUK. - Toepassingsgebied en lozingsvoorwaarden | CHAPITRE UNIQUE. - Champ d'application et conditions de déversement |
| Afdeling 1. - Toepassingsgebied | Section 1re . - Champ d'application |
Artikel 1.Deze voorwaarden zijn van toepassing op de activiteiten en |
Article 1er.Les présentes conditions s'appliquent aux installations |
| installaties die ingedeeld zijn onder de volgende rubrieken : | ou activités reprises aux rubriques : |
| - n° 15.41 : Vervaardiging van dierlijke of plantaardige ruwe oliën en | - n° 15.41 : Fabrication d'huiles et de graisses brutes animales et |
| vetten; | végétales; |
| - n° 15.42 : Raffinage van plantaardige oliën en vetten; | - n° 15.42 : Fabrication d'huiles et de graisses raffinées; |
| - n° 15.43 : Vervaardiging van margarine. | - n° 15.43 : Fabrication de margarine. |
| Afdeling 2. - Lozingsvoorwaarden | Section 2. - Conditions de déversement |
| Sous-section première | |
| Onderafdeling 1. - Voorwaarden voor lozingen in gewoon | Conditions de déversement en eaux de surface ordinaires. |
| oppervlaktewater | |
Art. 2.Industrieel afvalwater dat in gewoon oppervlaktewater wordt |
Art. 2.Les eaux usées industrielles rejetées en eau de surface |
| geloosd, voldoet aan de volgende voorwaarden : | ordinaire respectent les conditions suivantes : |
| 1° de pH-waarde ligt tussen 6.5 en 9. Als het voortkomt uit het | 1° le pH des eaux déversées doit être compris entre 6.5 et 9. Si les |
| gebruik van gewoon oppervlaktewater en/of van grondwater, kan de | eaux déversées proviennent de l'utilisation d'une eau de surface |
| natuurlijke pH-waarde als grenswaarde van de pH aangenomen worden als | ordinaire et/ou d'une eau souterraine, le pH naturel de ladite eau, |
| ze hoger is dan 9 of lager dan 6.5; | s'il est supérieur à 9 ou inférieur à 6.5 peut être admis comme valeur |
| limite du pH des eaux déversées; | |
| 2° de biochemische zuurstofbehoefte over vijf dagen bij 20 °C en bij | 2° la demande biochimique en oxygène en 5 jours à 20 °C et en présence |
| aanwezigheid van allyl thio-ureum is niet hoger dan 80 mg per liter; | d'allyle thio-urée des eaux déversées ne peut dépasser 80 mg d'oxygène par litre; |
| 3° de chemische zuurstofbehoefte is niet hoger dan 450 mg per liter; | 3° la demande chimique en oxygène des eaux déversées ne peut dépasser 450 mg d'oxygène par litre; |
| 4° het gehalte aan zwevende stoffen is niet hoger dan 60 mg per liter; | 4° la teneur en matières en suspension des eaux déversées ne peut dépasser 60 mg par litre; |
| 5° het gehalte aan bezinkbare stoffen is niet hoger dan 0,5 ml per | 5° la teneur en matières sédimentables des eaux déversées ne peut |
| liter (statische bezinking gedurende 2 uur); | dépasser 0.5 ml par litre (au cours d'une sédimentation statique de 2 |
| 6° het gehalte aan niet-polaire koolwaterstoffen is niet hoger dan 5 mg per liter; | heures); 6° la teneur en hydrocarbures non polaires des eaux déversées ne peut dépasser 5 mg par litre; |
| 7° het gehalte aan anionactieve, kationactieve en niet-ionogene | 7° la teneur en détergents anioniques, cationiques et non-ioniques des |
| wasmiddelen is niet hoger dan 3 mg per liter; | eaux déversées ne peut dépasser 3 mg par litre; |
| 8° het gehalte aan fosfaten is niet hoger dan 2 mg P per liter voor | 8° la teneur en phosphates des eaux déversées ne peut dépasser 2 mg P |
| elke lozing van 900 kg P of meer per maand voorafgaande aan de | par litre pour tout rejet supérieur ou égal à 900 kg P par mois avant |
| zuivering; | épuration; |
| 9° het gehalte aan nitraten is niet hoger dan 15 mg N per liter voor | 9° la teneur en nitrates des eaux déversées ne peut dépasser 15 mg N |
| elke lozing van 3 300 kg N-Kjeldahl of meer per maand voorafgaande aan | par litre pour tout rejet supérieur ou égal à 3300 kg N-Kjeldahl par |
| de zuivering; | mois avant épuration; |
| 10° het gehalte aan nitriten is niet hoger dan 1 mg N per liter voor | 10° la teneur en nitrites des eaux déversées ne peut dépasser 1 mg N |
| elke lozing van 3 300 kg N-Kjeldahl of meer per maand voorafgaande aan | par litre pour tout rejet supérieur ou égal à 3300 kg N-Kjeldahl par |
| de zuivering; | mois avant épuration; |
| 11° het gehalte aan ammoniumstikstof is niet hoger dan 5 mg N per | 11° la teneur en azote ammoniacal des eaux déversées ne peut dépasser 5 mg N par litre; |
| liter; 12° de temperatuur is niet hoger dan 30 °C; | 12° la température des eaux déversées ne peut dépasser 30 °C; |
| 13° het is vrij van oliën, vetten of andere zwevende stoffen waarvan duidelijk kan worden vastgesteld dat ze een zwevende laag vormen; 14° bij een mogelijke aanwezigheid in de lozingen van één (meer) vluchtige organische verbindingen, die niet specifiek vastgelegd is (zijn) op grond van een parameter van de sectorale norm (POX of BTEX), voorzien de bijzondere voorwaarden in een beperkte concentratie ervan. De beperking wordt vastgelegd naar gelang van het milieueffect dat eigen is aan die stof(fen) en heeft betrekking op de lozing stroomopwaarts van elke installatie met beluchtingssysteem. 15° het is, behoudens uitdrukkelijke toestemming, vrij van de stoffen bedoeld in richtlijn 76/464/EEG en in de dochterrichtlijnen genomen overeenkomstig voormelde richtlijn, alsook in het besluit van 12 | 13° les eaux déversées ne peuvent contenir des huiles, des graisses ou autres matières flottantes en quantités telles qu'une couche flottante puisse être constatée de manière non équivoque; 14° lorsqu'un ou des composés organiques volatils, non spécifiquement vu par un paramètre de la norme sectorielle (POX ou BTEX) est (sont) susceptible(s) d'être présent(s) dans les rejets, leur(s) concentration(s) sera(seront) limitée(s) par les conditions particulières. Cette limitation sera établie au vu de l'impact environnemental spécifique à cette (ces) substance(s) et devra porter sur le rejet en amont de tout dispositif faisant appel à une agitation à l'air libre des effluents. 15° les eaux déversées ne peuvent, sans autorisation expresse, contenir les substances visées par la directive 76/464/CEE et par les directives filles prises en application de cette directive, ainsi que celles visées par l'arrêté du Gouvernement wallon du 12 septembre 2002 |
| september 2002 tot aanpassing van de lijst van de relevante stoffen | visant à adapter la liste des substances pertinentes de l'arrêté du |
| bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2000 tot | Gouvernement wallon du 29 juin 2000 relatif à la protection des eaux |
| bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging door | de surface contre la pollution causée par certaines substances |
| bepaalde gevaarlijke stoffen. | dangereuses. Sous-section 2 |
| Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor lozingen in openbare rioleringen | Conditions de déversement en égouts publics. |
Art. 3.Industrieel afvalwater dat in openbare rioleringen geloosd |
Art. 3.Les eaux usées industrielles rejetées en égouts publics |
| wordt, voldoet aan de volgende voorwaarden | respectent les conditions suivantes : |
| 1° de pH-waarde ligt tussen 6 en 9.5. Als het voortkomt uit het | 1° le pH des eaux déversées doit être compris entre 6 et 9.5. Si les |
| gebruik van gewoon oppervlaktewater en/of van grondwater, kan de natuurlijke pH-waarde als grenswaarde van de pH aangenomen worden als ze hoger is dan 9.5 of lager dan 6; 2° de biochemische zuurstofbehoefte over vijf dagen bij 20 °C en bij aanwezigheid van allyl thio-ureum is niet hoger dan 1 750 mg per liter; 3° de chemische zuurstofbehoefte is niet hoger dan 3 500 mg per liter; 4° het gehalte aan zwevende stoffen is niet hoger dan 1 000 mg per liter; 5° het gehalte aan bezinkbare stoffen is niet hoger dan 200 ml per liter (statische bezinking gedurende 2 uur); 6° het gehalte aan anionactieve, kationactieve en niet-ionogene | eaux déversées proviennent de l'utilisation d'une eau de surface ordinaire et/ou d'une eau souterraine, le pH naturel de ladite eau, s'il est supérieur à 9.5 ou inférieur à 6 peut être admis comme valeur limite du pH des eaux déversées; 2° la demande biochimique en oxygène en 5 jours à 20 °C et en présence d'allylethio-urée des eaux déversées ne peut dépasser 1750 mg d'oxygène par litre; 3° la demande chimique en oxygène des eaux déversées ne peut dépasser 3500 mg d'oxygène par litre; 4° la teneur en matières en suspension des eaux déversées ne peut dépasser 1000 mg par litre; 5° la teneur en matières sédimentables des eaux déversées ne peut dépasser 200 ml par litre (au cours d'une sédimentation statique de 2 heures); 6° la teneur en détergents anioniques, cationiques et non-ioniques des |
| wasmiddelen is niet hoger dan 15 mg per liter; | eaux déversées ne peut dépasser 15 mg par litre; |
| 7° het gehalte aan chloriden is niet hoger dan 2 000 mg per liter; | 7° la teneur en chlorures des eaux déversées ne peut dépasser 2000 mg par litre; |
| 8° het gehalte aan sulfaten is niet hoger dan 2 000 mg per liter; | 8° la teneur en sulfates des eaux déversées ne peut dépasser 2000 mg |
| 9° de diameter van de zwevende stoffen bedraagt hoogstens 10 mm; | par litre; 9° la dimension des matières en suspension ne peut dépasser 10 mm de |
| 10° het gehalte aan met petroleumether extraheerbare stoffen is niet | diamètre; 10° la teneur en matières extractibles à l'éther de pétrole des eaux |
| hoger dan 500 mg per liter; | déversées ne peut dépasser 500 mg par litre. |
| 11° de temperatuur is niet hoger dan 45 °C; 12° het is vrij van oliën, vetten of andere zwevende stoffen waarvan duidelijk kan worden vastgesteld dat ze een zwevende laag vormen; 13° het bevat geen opgelost ontvlambaar of ontplofbaar gas, noch producten die het vrijmaken van dergelijke gassen kunnen veroorzaken; 14° bij een mogelijke aanwezigheid in de lozingen van één (meer) vluchtige organische verbindingen, die niet specifiek vastgelegd is (zijn) op grond van een parameter van de sectorale norm (POX of BTEX), voorzien de bijzondere voorwaarden in een beperkte concentratie ervan. De beperking wordt vastgelegd naar gelang van het milieueffect dat eigen is aan die stof(fen) en heeft betrekking op de lozing stroomopwaarts van elke installatie met beluchtingssysteem. 15° het is, behoudens uitdrukkelijke toestemming, vrij van de stoffen bedoeld in richtlijn 76/464/EEG en in de dochterrichtlijnen genomen overeenkomstig voormelde richtlijn, alsook in het besluit van 12 | 11° la température des eaux déversées ne peut dépasser 45 °C; 12° les eaux déversées ne peuvent contenir des huiles, des graisses ou autres matières flottantes en quantités telles qu'une couche flottante puisse être constatée de manière non équivoque; 13° les eaux déversées ne peuvent contenir des gaz dissous inflammables ou explosifs ou des produits susceptibles de provoquer le dégagement de tels gaz; 14° lorsqu'un ou des composés organiques volatils, non spécifiquement vu par un paramètre de la norme sectorielle (POX ou BTEX) est (sont) susceptible(s) d'être présent(s) dans les rejets, leur(s) concentration(s) sera(seront) limitée(s) par les conditions particulières. Cette limitation sera établie au vu de l'impact environnemental spécifique à cette (ces) substance(s) et devra porter sur le rejet en amont de tout dispositif faisant appel à une agitation à l'air libre des effluents; 15° les eaux déversées ne peuvent, sans autorisation expresse, contenir les substances visées par la directive 76/464/CEE et par les directives filles prises en application de cette directive, ainsi que celles visées par l'arrêté du Gouvernement wallon du 12 septembre 2002 |
| september 2002 tot aanpassing van de lijst van de relevante stoffen | visant à adapter la liste des substances pertinentes de l'arrêté du |
| bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2000 tot | Gouvernement wallon du 29 juin 2000 relatif à la protection des eaux |
| bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging door | de surface contre la pollution causée par certaines substances |
| bepaalde gevaarlijke stoffen. | dangereuses. Sous-section 3 |
| Onderafdeling 3. - Referentievolumes | Volumes de référence |
Art. 4.De lozingsvoorwaarden voor de installaties bedoeld in artikel |
Art. 4.les conditions de déversement pour les installations visées à |
| 1 worden vastgelegd op grond van het specifieke referentievolume van | l'article 1er sont fixées en fonction du volume spécifique de |
| 15 m3 effluent per ton eindproduct. | référence de l'effluent de 15 mètres cubes par tonne de produit fini. |
| Wat betreft de fabrieken die enkel ruwe oliën raffineren, is het | Pour les usines qui ne pratiquent que le raffinage d'huiles brutes, le |
| specifieke referentievolume van het effluent gelijk aan 9 m3 per ton | volume spécifique de référence de l'effluent est de 9 mètres cubes par |
| eindproduct. | tonne de produit fini. |
| Wat betreft margarinefabrieken, is het specifieke referentievolume gelijk aan 500 l per ton eindproduct. | Pour les margarineries, le volume spécifique de référence est de 500 litres par tonne de produit fini. |
| Wat betreft de industrieën voor de verwerking van melkvet, is het | Pour les industries de la transformation des matières grasses du lait, |
| specifieke referentievolume gelijk aan 3 m3 per ton eindproduct. | le volume de référence est de 3 mètres cubes par tonne de produit fini. |
| Onderafdeling 4. - Afwijkingen | Sous-section 4 Dérogations |
Art. 5.Artikel 2, 16°, en artikel 3, 17°, zijn slechts van toepassing |
Art. 5.L'article 2, 16°, et l'article 3, 17° ne s'appliquent qu'aux |
| op de bedrijven die oliën en vetten extraheren d.m.v. organische | entreprises réalisant l'extraction des corps gras par solvants |
| oplosmiddelen. | organiques. |
| Onderafdeling 5. - Analyse- en monsternemingstechnieken | Sous-section 5 Méthodes d'analyse et d'échantillonnage |
Art. 6.Voor de monsternemingen en de analyse van de gezamenlijke |
Art. 6.Les méthodes à suivre pour les échantillonnages ainsi que pour |
| parameters bedoeld in de artikelen 2 en 3 van deze sectorale | l'analyse de tous les paramètres repris dans les articles 2 et 3 de la |
| voorwaarden wordt gebruik gemaakt van de technieken die tegenwoordig | présente condition sectorielle sont celles actuellement utilisées ou |
| toegepast worden of goedgekeurd zijn door het referentielaboratorium | approuvées par le laboratoire de référence de la Région wallonne. |
| van het Waalse Gewest. | Sous-section 4 |
| Onderafdeling 4. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen | Mesures transitoires, abrogatoires et finales |
Art. 7.Het koninklijk besluit van 3 februari 1988 tot vaststelling |
Art. 7.L'arrêté royal du 3 février 1988 déterminant les conditions |
| van de sectoriële voorwaarden voor de lozing, in de gewone | sectorielles de déversement, dans les eaux de surface ordinaires et |
| oppervlaktewateren en in de openbare riolen, van afvalwater afkomstig | dans les égouts publics, des eaux usées provenant du secteur de la |
| van de sector van de productie en de verwerking van plantaardige en | production et de la transformation des huiles et graisses végétales et |
| animales est abrogé. | |
| dierlijke oliën en vetten, wordt opgeheven. | Art. 8.Pour les établissements existants à l'entrée en vigueur du |
Art. 8.Voor de inrichtingen die in werking zijn op de datum van |
présent arrêté, l'autorité compétente peut prescrire des conditions |
| inwerkingtreding van dit besluit, kan de bevoegde overheid voorzien in | particulières moins sévères que les présentes conditions sectorielles. |
| voorwaarden die niet zo streng zijn als deze sectorale voorwaarden. | Néanmoins, ces conditions particulières seront au moins équivalentes à |
| Die bijzondere voorwaarden zijn hoe dan ook gelijk aan de vorige | l'autorisation antérieure. La durée de validité de ces conditions |
| vergunning. De geldigheidsduur ervan verstrijkt uiterlijk op 31 | particulières ne peut excéder le 31 octobre 2007. |
| oktober 2007. Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2003. |
Art. 9.Le présent arrêté entre en vigueur le 1er février 2003. |
Art. 10.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van |
Art. 10.Le Ministre de l'Environnement est chargé de l'exécution du |
| dit besluit. | présent arrêté. |
| Namen, 16 januari 2003. | Namur, le 16 janvier 2003. |
| De Minister-President, | Le Ministre-Président, |
| J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE | J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE |
| De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, | Le Ministre de l'Aménagement du Territoire, le l'Urbanisme et de |
| l'Environnement, | |
| M. FORET | M. FORET |