Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Bericht van --
← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 20 april 2017 in zake Suzanne Goffart en Vincenzo Bastianelli tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 « Schendt artikel 15, § 3, van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting, ondert(...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 20 april 2017 in zake Suzanne Goffart en Vincenzo Bastianelli tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 « Schendt artikel 15, § 3, van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting, ondert(...) Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 20 avril 2017 en cause de Suzanne Goffart et Vincenzo Bastianelli contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 2 mai 2017, le Trib « L'article 15, § 3, de la Convention préventive de double imposition signée entre la Belgique(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989
januari 1989 Bij vonnis van 20 april 2017 in zake Suzanne Goffart en Vincenzo Par jugement du 20 avril 2017 en cause de Suzanne Goffart et Vincenzo
Bastianelli tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie Bastianelli contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au
van het Hof is ingekomen op 2 mei 2017, heeft de Rechtbank van eerste greffe de la Cour le 2 mai 2017, le Tribunal de première instance de
aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : Liège, division Liège, a posé les questions préjudicielles suivantes :
« Schendt artikel 15, § 3, van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting, ondertekend tussen België en Zwitserland op 28 augustus 1978 te Bern en goedgekeurd bij de wet van 2 september 1980 (B.S. 14 oktober 1980) de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet en het algemeen beginsel van rechtszekerheid in zoverre het niet voorziet in dezelfde stabiele en beveiligde regeling van vrijstelling van de aan internationaal verkeer verbonden beloningen van een internationaal vrachtwagenbestuurder, Belgische inwoner, met een arbeidsovereenkomst met een werkgever wiens plaats van werkelijke leiding zich in het Groothertogdom Luxemburg bevindt, en de internationaal vrachtwagenbestuurder, Belgische inwoner, met een arbeidsovereenkomst met een werkgever wiens plaats van werkelijke leiding zich in Zwitserland bevindt, blootstelt aan een risico van dubbele belasting op het geheel of een gedeelte van zijn inkomsten en aan een regeling die onvoorzienbaar is en geen enkele rechtszekerheid biedt ? Schendt artikel 15, § 3, van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting, ondertekend tussen België en Zwitserland op 28 augustus 1978 te Bern en goedgekeurd bij de wet van 2 september 1980 (B.S. 14 oktober 1980), de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre het een discriminatie teweegbrengt naargelang het internationaal vervoer plaatsvindt over zee, in de lucht of te land en in zoverre het in België leidt tot een vrijstelling van de beloningen van Zwitserse oorsprong die zijn uitbetaald door een werkgever wiens plaats van werkelijke leiding zich in Zwitserland bevindt, voor prestaties als werknemer aan boord van een luchtvaartuig of een schip terwijl het in België leidt tot een belasting van de beloningen van Zwitserse oorsprong die zijn uitbetaald door een werkgever wiens plaats van werkelijke leiding zich in Zwitserland bevindt, voor prestaties als werknemer aan boord van een trein of een vrachtwagen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 6654 van de rol van het Hof. De griffier, « L'article 15, § 3, de la Convention préventive de double imposition signée entre la Belgique et la Suisse le 28 août 1978, signée à Berne et approuvée par la loi du 2 septembre 1980 (M.B. 14 octobre 1980) viole-t-il les articles 10, 11 et 172 de la Constitution et le principe général de sécurité juridique en ce qu'il ne prévoit pas le même régime stable et sécurisé d'exonération des rémunérations liées au trafic international d'un chauffeur routier international résident belge sous contrat avec un employeur dont le siège de direction effective se trouve au Grand-Duché de Luxembourg et expose le chauffeur routier international résident belge sous contrat avec un employeur dont le siège de direction effective se trouve en Suisse à un risque de double imposition sur tout ou partie de ses revenus et à un régime imprévisible et dépourvu de toute sécurité juridique ? L'article 15, § 3, de la Convention préventive de double imposition signée entre la Belgique et la Suisse le 28 août 1978, signée à Berne et approuvée par la loi du 2 septembre 1980 (M.B. 14 octobre 1980) viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il crée une discrimination selon que le transport international a lieu par mer, air ou terre et en ce qu'il entraine une exonération en Belgique des rémunérations d'origine suisse versées par un employeur dont le siège de direction effective se trouve en Suisse en contrepartie de prestations de salarié à bord d'un aéronef ou d'un bateau alors qu'il entraine une imposition en Belgique des rémunérations d'origine suisse versées par un employeur dont le siège de direction effective se trouve en Suisse en contrepartie de prestations de salarié à bord d'un train ou d'un camion ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 6654 du rôle de la Cour. Le greffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
^