Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Bericht van --
← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij twee vonnissen van 23 mei 2007 in zake de VZW « Nationale Patroonskas voor het Betaald Verlof in de Bouwbedrijven en Openbare Werken » tegen respectievelijk Jose « Schendt artikel 46bis van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie, gecoördineerd op 28 juni(...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij twee vonnissen van 23 mei 2007 in zake de VZW « Nationale Patroonskas voor het Betaald Verlof in de Bouwbedrijven en Openbare Werken » tegen respectievelijk Jose « Schendt artikel 46bis van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie, gecoördineerd op 28 juni(...) Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par deux jugements du 23 mai 2007 en cause de l'ASBL « Caisse nationale patronale pour les Congés payés dans l'Industrie du Bâtiment et des Travaux publics » contre respectivem « L'article 46bis des lois relatives aux vacances annuelles des travailleurs salariés, coordonnées(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989
Bij twee vonnissen van 23 mei 2007 in zake de VZW « Nationale Par deux jugements du 23 mai 2007 en cause de l'ASBL « Caisse
Patroonskas voor het Betaald Verlof in de Bouwbedrijven en Openbare nationale patronale pour les Congés payés dans l'Industrie du Bâtiment
Werken » tegen respectievelijk Josephus Vaes en Theodorus Jaenen, et des Travaux publics » contre respectivement Josephus Vaes et
Theodorus Jaenen, dont les expéditions sont parvenues au greffe de la
waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 31 mei Cour le 31 mai 2007, le Tribunal du travail de Hasselt a posé la
2007, heeft de Arbeidsrechtbank te Hasselt de volgende prejudiciële vraag gesteld : question préjudicielle suivante :
« Schendt artikel 46bis van de wetten betreffende de jaarlijkse « L'article 46bis des lois relatives aux vacances annuelles des
vakantie, gecoördineerd op 28 juni 1971, door de discriminatie waartoe travailleurs salariés, coordonnées le 28 juin 1971, par la
het aanleiding geeft onder sociaal verzekerden naar gelang van het discrimination qu'il entraîne entre les assurés sociaux en fonction du
stelsel waaronder de sociale prestaties die zij ontvangen, vallen, de régime dont relèvent les prestations sociales qu'ils perçoivent,
artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het niet verwijst naar de termijnen die zijn vastgelegd bij artikel 30, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (wetsartikel dat nooit in werking is getreden) wat betreft de verjaringstermijnen voor het recht op terugvordering van ten onrechte uitbetaald vakantiegeld : - enerzijds, door de gewone verjaringstermijn, zonder dat er sprake is van bedrieglijke intentie, vast te stellen op 5 jaar, terwijl artikel 30, § 1, van de voormelde wet deze vaststelt op 3 jaar of op 6 maanden indien de betaling enkel het gevolg is van een vergissing van de instelling of de dienst waarvan de betrokkene zich normaalgesproken geen rekenschap kon geven; - anderzijds, doordat het geen verjaringstermijn bepaalt voor de terugvordering van vakantiegeld dat ten onrechte werd verkregen door bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen, terwijl artikel 30, § 1, van voormelde wet de verjaringstermijn voor sociale prestaties die onder die voorwaarden onterecht werden verkregen, tot 5 jaar beperkt ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4211 en 4212 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. De griffier, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il ne fait pas référence aux délais fixés par l'article 30, § 1er, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés (article de loi qui n'est jamais entré en vigueur) en ce qui concerne les délais de prescription applicables pour le droit à la répétition d'un pécule de vacances versé indûment : - d'une part, en fixant à cinq ans le délai normal de prescription, sans qu'il soit question d'intention frauduleuse, alors que l'article 30, § 1er, de la loi précitée fixe celui-ci à trois ans ou à six mois lorsque le paiement résulte uniquement d'une erreur de l'organisme ou du service, dont l'intéressé ne pouvait normalement se rendre compte; - d'autre part, en ce qu'il ne fixe pas de délai de prescription pour la répétition d'un pécule de vacances obtenu indûment par fraude, dol ou manoeuvres frauduleuses, alors que l'article 30, § 1er, de la loi précitée limite à cinq ans le délai de prescription pour les prestations sociales indûment obtenues dans ces conditions ? ». Ces affaires, inscrites sous les numéros 4211 et 4212 du rôle de la Cour, ont été jointes. Le greffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
^