Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Bericht van --
← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 24 maart 2004 in zake L. Brouwer tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 5 « Schendt artikel 93, § 1, 3°, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (versie aan(...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 24 maart 2004 in zake L. Brouwer tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 5 « Schendt artikel 93, § 1, 3°, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (versie aan(...) Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage Par jugement du 24 mars 2004 en cause de L. Brouwer contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 5 avril 2004 « L'article 93, § 1 er , 3°, b, du Code des impôts sur les revenus 1964 (version exer(...)
ARBITRAGEHOF COUR D'ARBITRAGE
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989
januari 1989 op het Arbitragehof sur la Cour d'arbitrage
Bij vonnis van 24 maart 2004 in zake L. Brouwer tegen de Belgische Par jugement du 24 mars 2004 en cause de L. Brouwer contre l'Etat
Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage
ingekomen op 5 april 2004, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te le 5 avril 2004, le Tribunal de première instance de Gand a posé la
Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : question préjudicielle suivante :
« Schendt artikel 93, § 1, 3°, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (versie aanslagjaar 1988) het gelijkheidsbeginsel zoals vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat conform deze bepaling vergoedingen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid waarvan de uitbetaling door toedoen van een openbare overheid of wegens het bestaan van een geschil heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbaar tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben, slechts dan afzonderlijk kunnen belast worden, meer bepaald tegen de gemiddelde aanslagvoet overeenstemmend met het geheel van de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar tijdens hetwelk de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad, als deze vergoedingen toekomen aan werknemers vallende onder de wetgeving op de arbeidsovereenkomsten of onder een soortgelijk wettelijk of reglementair statuut, terwijl vergoedingen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid die toekomen aan andere belastingplichtigen, zoals zelfstandige ondernemers of beoefenaars van vrije beroepen, in dezelfde omstandigheden, enkel tegen het progressieve tarief zoals bepaald in artikel 78 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (versie aanslagjaar 1988) kunnen belast worden ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2972 van de rol van het Hof. De griffier, « L'article 93, § 1er, 3°, b, du Code des impôts sur les revenus 1964 (version exercice d'imposition 1988) viole-t-il le principe d'égalité inscrit aux articles 10 et 11 de la Constitution en ce que, conformément à cette disposition, les indemnités pour incapacité de travail temporaire dont le paiement n'a eu lieu, par le fait d'une autorité publique ou de l'existence d'un litige, qu'après l'expiration de la période imposable à laquelle elles se rapportent effectivement ne sont alors imposables distinctement, et plus précisément au taux moyen afférent à l'ensemble des revenus imposables de la dernière année antérieure pendant laquelle le contribuable a eu une activité professionnelle normale, que si ces indemnités sont dues à des travailleurs entrant dans le champ d'application de la législation sur les contrats de travail ou d'un statut légal ou réglementaire similaire, alors que les indemnités pour incapacité de travail temporaire qui sont dues à d'autres contribuables, comme les entrepreneurs indépendants ou les titulaires d'une profession libérale, dans les mêmes circonstances, ne sont imposables qu'au taux progressif fixé à l'article 78 du Code des impôts sur les revenus 1964 (version exercice d'imposition 1988) ? » Cette affaire est inscrite sous le numéro 2972 du rôle de la Cour. Le greffier,
L. Potoms. L. Potoms.
^