Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 18/2023 van 2 februari 2023 Rolnummer 7812 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 93, 2°, van de wet van 28 november 2021 « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken », ingesteld door de vzw « Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 18/2023 van 2 februari 2023 Rolnummer 7812 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 93, 2°, van de wet van 28 november 2021 « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken », ingesteld door de vzw « Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechter(...) Extrait de l'arrêt n° 18/2023 du 2 février 2023 Numéro du rôle : 7812 En cause : le recours en annulation de l'article 93, 2°, de la loi du 28 novembre 2021 « visant à rendre la justice plus humaine, plus rapide et plus ferme », introduit pa La Cour constitutionnelle, composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, et des juges Y. Kh(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 18/2023 van 2 februari 2023 Extrait de l'arrêt n° 18/2023 du 2 février 2023
Rolnummer 7812 Numéro du rôle : 7812
In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 93, 2°, van de wet En cause : le recours en annulation de l'article 93, 2°, de la loi du
van 28 november 2021 « om justitie menselijker, sneller en straffer te 28 novembre 2021 « visant à rendre la justice plus humaine, plus
maken », ingesteld door de vzw « Actieve Verdediging van de rapide et plus ferme », introduit par l'ASBL « Défense Active des
Wapenliefhebbers » en Joël Schreiber. Amateurs d'Armes » et Joël Schreiber.
Het Grondwettelijk Hof, La Cour constitutionnelle,
samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, et des juges Y.
rechters Y. Kherbache, T. Detienne, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Kherbache, T. Detienne, E. Bribosia, W. Verrijdt et K. Jadin, assistée
Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, du greffier F. Meersschaut, présidée par le président L. Lavrysen,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging I. Objet du recours et procédure
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 27 mei 2022 Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 27
ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 30 mei mai 2022 et parvenue au greffe le 30 mai 2022, un recours en
2022, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 93, 2°, van de
wet van 28 november 2021 « om justitie menselijker, sneller en annulation de l'article 93, 2°, de la loi du 28 novembre 2021 « visant
à rendre la justice plus humaine, plus rapide et plus ferme » (publiée
straffer te maken » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 au Moniteur belge du 30 novembre 2021, deuxième édition) a été
november 2021, tweede editie) door de vzw « Actieve Verdediging van de introduit par l'ASBL « Défense Active des Amateurs d'Armes » et Joël
Wapenliefhebbers » en Joël Schreiber, bijgestaan en vertegenwoordigd Schreiber, assistés et représentés par Me N. Demeyere, avocat au
door Mr. N. Demeyere, advocaat bij de balie van West-Vlaanderen. barreau de Flandre occidentale.
(...) (...)
II. In rechte II. En droit
(...) (...)
Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan Quant à la disposition attaquée et à son contexte
B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel B.1.1. Les parties requérantes demandent l'annulation de l'article 93,
93, 2°, van de wet van 28 november 2021 « om justitie menselijker, 2°, de la loi du 28 novembre 2021 « visant à rendre la justice plus
sneller en straffer te maken » (hierna : de wet van 28 november 2021). humaine, plus rapide et plus ferme » (ci-après : la loi du 28 novembre 2021).
Die bepaling heeft artikel 19, eerste lid, van de wet van 8 juni 2006 Cette disposition a complété l'article 19, alinéa 1er, de la loi du 8
« houdende regeling van economische en individuele activiteiten met juin 2006 « réglant des activités économiques et individuelles avec
wapens » (hierna : de Wapenwet) aangevuld met een 8°, waardoor het des armes » (ci-après : la loi du 8 juin 2006) par un 8°, en vertu
voortaan verboden is « een wapen te verwerven dat in België wordt duquel il est désormais interdit « d'acquérir une arme détenue en
voorhanden gehouden in strijd met [de Wapenwet] of met haar Belgique en violation de la [loi du 8 juin 2006] ou de ses arrêtés
uitvoeringsbesluiten ». d'exécution ».
B.1.2. De memorie van toelichting van de wet van 28 november 2021 B.1.2. L'exposé des motifs relatif à la loi du 28 novembre 2021
vermeldt daaromtrent : mentionne à cet égard :
« Personen mogen een wapen dat in België voorhanden wordt gehouden in « Il n'est pas autorisé que des personnes puissent acquérir et détenir
strijd met de wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten, niet legaal légalement une arme détenue en Belgique en violation de la loi sur les
kunnen verwerven of voorhanden hebben. armes ou de ses arrêtés d'exécution.
Het legaliseren van wapens die illegaal voorhanden worden gehouden en La légalisation d'armes qui sont détenues illégalement et qui font
dus deel uitmaken van het illegale circuit komt neer op het witwassen donc partie du circuit illégal s'apparente au blanchiment d'armes
van ' zwarte ' wapens. illégales.
Conform artikel 4 van de wapenwet moeten alle in België gefabriceerde of ingevoerde vuurwapens ingeschreven worden in een centraal wapenregister, waar deze wapens een uniek identificatienummer toegewezen krijgen. Het betreft een cruciaal element voor de opspoorbaarheid van vuurwapens. Van zodra een vuurwapen voorhanden wordt gehouden in België wordt dit geregistreerd in het centraal wapenregister, zo ook in geval van de overdracht van het wapen. In de praktijk is echter gebleken dat het bijvoorbeeld voor een houder van een sportschutterslicentie actueel mogelijk is om een illegaal voorhanden gehouden vuurwapen (dat per definitie niet geregistreerd wapenbezit inhoudt) probleemloos over te nemen. Dit werkt illegale wapenhandel in de hand : immers zwarte wapens krijgen hierdoor een legale status en het onbestraft laten van de verkrijger van dergelijke wapens is een belangrijke faciliterende factor. Het invoeren van deze verbodsbepaling is bijgevolg een belangrijk element in de strijd tegen illegale wapenhandel en in het verzekeren Conformément à l'article 4 de la loi sur les armes, toutes les armes à feu fabriquées ou importées en Belgique doivent être inscrites dans un registre central des armes, dans lequel un numéro d'identification unique leur est attribué. Il s'agit d'un élément crucial pour la traçabilité des armes à feu. Dès qu'une arme à feu est détenue en Belgique, elle est enregistrée dans le registre central des armes, y compris en cas de cession de celle-ci. Dans la pratique, il est toutefois apparu, pour prendre un exemple, qu'actuellement, le titulaire d'une licence de tireur sportif peut sans problème reprendre une arme à feu détenue illégalement (qui, par définition, implique une détention d'arme non enregistrée). Cela incite au trafic d'armes : en effet, les armes illégales se voient de ce fait attribuer un statut légal et le fait que l'acquéreur d'armes de ce type reste impuni constitue un facteur facilitateur important. L'introduction de cette interdiction est par conséquent un élément important dans la lutte contre le trafic d'armes illégal et dans la
van de opspoorbaarheid van vuurwapens » (Parl. St., Kamer, 2020-2021, garantie de la traçabilité des armes à feu » (Doc. parl., Chambre,
DOC 55-2175/001, pp. 59-60). 2020-2021, DOC 55-2175/001, pp. 59-60).
B.2. De overtreding van het aldus ingevoerde verbod kan aanleiding B.2. L'infraction à l'interdiction ainsi instaurée peut donner lieu à
geven tot strafsancties. Artikel 23 van de Wapenwet bepaalt immers : des sanctions pénales. L'article 23 de la loi du 8 juin 2006 prévoit
« Zij die de bepalingen van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten en effet : « Les contrevenants aux dispositions de la présente loi ou de ses
evenals de in artikel 47 bedoelde wet overtreden, worden gestraft met arrêtés d'exécution ainsi que de la loi visée à l'article 47 seront
gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met een geldboete van punis d'un emprisonnement d'un mois à cinq ans et d'une amende de 100
100 euro tot 25 000 euro, of met een van deze straffen alleen. euros à 25 000 euros, ou d'une de ces peines seulement.
Met dezelfde straffen worden gestraft zij die wetens onjuiste Seront punis des mêmes peines ceux qui, sciemment, auront fait des
verklaringen hebben afgelegd om de erkenningen of vergunningen bedoeld déclarations inexactes en vue d'obtenir les agréments, autorisations
door deze wet of door de besluiten tot uitvoering ervan te verkrijgen, ou permis visés par la présente loi ou les arrêtés pris pour son
alsook de personen die van deze verklaringen gebruik maken. exécution, ainsi que ceux qui auront fait usage de ces déclarations.
Indien de in het eerste lid bedoelde inbreuken worden gepleegd door Si les infractions visées à l'alinéa 1er sont commises par une
een overeenkomstig artikel 5 erkend persoon of ten aanzien van een personne agréée conformément à l'article 5 ou sont commises à l'égard
minderjarige, wordt het vastgestelde strafminimum op een d'un mineur, le minimum des peines prévues est porté à un
gevangenisstraf van een jaar gebracht. emprisonnement d'un an.
In afwijking van het eerste tot derde lid, worden de niet Par dérogation aux alinéas 1er à 3, les personnes non agréées
overeenkomstig artikel 5 erkende personen die de artikelen 12/1, conformément à l'article 5 qui contreviennent aux articles 12/1,
eerste lid, 4°, en 35, 1°, van deze wet of hun uitvoeringsbesluiten overtreden, gestraft met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro. De boete kan zo veel keer worden toegepast als er wapens zijn. Indien de feiten met kwaadwillig opzet zijn gepleegd of in geval van een tweede veroordeling wegens een van de in deze bepalingen omschreven misdrijven, gepleegd binnen een termijn van vijf jaar, te rekenen van de eerste, wordt de straf verhoogd tot een geldboete van honderdeen euro tot driehonderd euro. Poging tot het plegen van het in het eerste lid bedoelde misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijftienduizend euro, of met een van die straffen alleen. In geval van een inbreuk bedoeld in het eerste tot derde lid, in het vierde lid, derde zin, of in het vijfde lid, en onverminderd de alinéa 1er, 4°, et 35, 1°, de la présente loi ou de leurs arrêtés d'exécution seront punies d'une amende de vingt-six euros à cent euros. L'amende pourra être appliquée autant de fois qu'il y a d'armes concernées. Si les faits ont été commis avec malveillance ou en cas de seconde condamnation pour une des infractions prévues à ces dispositions, commise dans un délai de cinq ans à compter de la première, la peine est portée à une amende de cent-un euros à trois cents euros. La tentative de commettre l'infraction visée à l'alinéa 1er est punie d'un emprisonnement de huit jours à trois ans et d'une amende de vingt-six euros à quinze mille euros, ou d'une de ces peines seulement. Dans le cas d'une infraction visée aux alinéas 1er à 3, à l'alinéa 4, troisième phrase, ou à l'alinéa 5, et sans préjudice de l'application
toepassing van artikel 8, tweede lid, wordt de verbeurdverklaring de l'article 8, alinéa 2, la confiscation est prononcée conformément à
uitgesproken overeenkomstig artikel 42 van het Strafwetboek. Het staat l'article 42 du Code pénal. Toutefois, dans le cas d'une infraction
de rechter evenwel vrij ze niet uit te spreken in geval van een visée à l'alinéa 4, troisième phrase ou d'une infraction aux
inbreuk bedoeld in het vierde lid, derde zin of in geval van inbreuk dispositions réglementaires prises en vertu de l'article 35, 7°, le
op de krachtens artikel 35, 7°, genomen reglementaire bepalingen ». juge peut ne pas la prononcer ».
Ten aanzien van het belang Quant à l'intérêt
B.3.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar. Wanneer een vereniging zonder winstoogmerk die niet haar persoonlijk belang aanvoert, voor het Hof optreedt, is vereist dat haar statutair doel van bijzondere aard is en, derhalve, onderscheiden van het algemeen belang; dat zij een collectief belang verdedigt; dat haar doel door de bestreden norm kan worden geraakt; dat ten slotte niet blijkt dat dit doel niet of niet meer werkelijk wordt nagestreefd. B.3.2. Het statutair doel van de eerste verzoekende partij, de vzw « Actieve Verdediging van de Wapenliefhebbers », bestaat krachtens B.3.1. La Constitution et la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle imposent à toute personne physique ou morale qui introduit un recours en annulation de justifier d'un intérêt. Ne justifient de l'intérêt requis que les personnes dont la situation pourrait être affectée directement et défavorablement par la norme attaquée; il s'ensuit que l'action populaire n'est pas admissible. Lorsqu'une association sans but lucratif qui n'invoque pas son intérêt personnel agit devant la Cour, il est requis que son but statutaire soit d'une nature particulière et, dès lors, distinct de l'intérêt général; qu'elle défende un intérêt collectif; que la norme attaquée soit susceptible d'affecter son but; qu'il n'apparaisse pas, enfin, que ce but n'est pas ou n'est plus réellement poursuivi. B.3.2. Le but statutaire poursuivi par la première partie requérante, à savoir l'ASBL « Défense Active des Amateurs d'Armes », consiste, aux
artikel 4 van haar statuten onder meer in de verdediging en de termes de l'article 4 de ses statuts, notamment en la défense et la
behartiging van « het particuliere wapenbezit in het algemeen », gestion de « la détention d'armes à titre privé en général » ainsi que
alsook van « de belangen van de particuliere wapenbezitters, ongeacht « des intérêts des détenteurs d'armes à titre privé, quelle que soit
de activiteit die ze met hun wapens voeren (zoals sportschutters, l'activité qu'ils exercent avec leurs armes (comme les tireurs
recreatieve schutters, jagers, kleiduivenschutters, verzamelaars, sportifs, les tireurs récréatifs, les chasseurs, les tireurs au pigeon
historische en folkloristische groepen, ...) ». d'argile, les collectionneurs, les groupes historiques et folkloriques, ...) ».
Die doelstelling, die is onderscheiden van het algemeen belang, wordt La disposition attaquée affecte cet objectif, qui est distinct de
door de bestreden bepaling geraakt in zoverre particulieren die een l'intérêt général, en ce que les particuliers qui acquièrent une arme
wapen verwerven, zijn onderworpen aan het bij die bepaling ingevoerde sont soumis à l'interdiction instaurée par cette disposition et que le
verbod en de niet-naleving daarvan ertoe kan leiden dat zij non-respect de celle-ci peut avoir pour effet qu'ils soient poursuivis
strafrechtelijk worden vervolgd. pénalement.
B.3.3. Aangezien het belang van de eerste verzoekende partij B.3.3. Dès lors que l'intérêt de la première partie requérante est
vaststaat, is het beroep tot vernietiging ontvankelijk en dient niet établi, le recours en annulation est recevable et il n'y a pas lieu
te worden onderzocht of ook de tweede verzoekende partij doet blijken d'examiner si la seconde partie requérante justifie elle aussi de
van het rechtens vereiste belang. l'intérêt requis.
Ten gronde Quant au fond
Wat betreft het eerste onderdeel van het eerste middel En ce qui concerne la première branche du premier moyen
B.4. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen B.4. Le premier moyen est pris de la violation des articles 10, 11,
10, 11, 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet. Het bestaat uit twee 12, alinéa 2, et 14 de la Constitution. Il est subdivisé en deux
onderdelen. branches.
B.5. In het eerste onderdeel voeren de verzoekende partijen aan dat de B.5. Dans la première branche, les parties requérantes soutiennent que
bestreden bepaling het wettigheidsbeginsel in strafzaken schendt, la disposition attaquée viole le principe de légalité en matière
zoals gewaarborgd door de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de pénale, garanti par les articles 12, alinéa 2, et 14 de la
Grondwet. De kritiek van de verzoekende partijen komt in essentie erop Constitution. La critique formulée par les parties requérantes revient
neer dat het voor personen die een wapen verwerven onmogelijk is om en substance à alléguer qu'il est impossible pour des personnes qui
met zekerheid te weten of het wapen voorhanden wordt gehouden in acquièrent une arme de savoir avec certitude si l'arme est détenue en
strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten, waardoor violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution, de
zulke personen niet de strafrechtelijke gevolgen van die verwerving sorte que ces personnes ne peuvent pas évaluer les conséquences
kunnen inschatten. pénales de cette acquisition.
B.6.1. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt : B.6.1. L'article 12, alinéa 2, de la Constitution dispose :
« Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en « Nul ne peut être poursuivi que dans les cas prévus par la loi, et
in de vorm die zij voorschrijft ». dans la forme qu'elle prescrit ».
B.6.2. Door aan de wetgevende macht de bevoegdheid te verlenen om te bepalen in welke gevallen strafvervolging mogelijk is, waarborgt artikel 12, tweede lid, van de Grondwet aan elke rechtsonderhorige dat geen enkele gedraging strafbaar zal worden gesteld dan krachtens regels aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering. Het wettigheidsbeginsel in strafzaken dat uit de voormelde grondwetsbepaling voortvloeit, gaat bovendien uit van de idee dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is. Het vereist dat de wetgever in voldoende nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen bepaalt welke feiten strafbaar worden gesteld, zodat, enerzijds, diegene die een gedrag aanneemt, vooraf op afdoende wijze kan inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van dat gedrag zal zijn en, anderzijds, aan de rechter geen al te grote beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten. Het wettigheidsbeginsel in strafzaken staat evenwel niet eraan in de weg dat de wet aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid toekent. Er dient immers rekening te worden gehouden met het algemene karakter van de wetten, de uiteenlopende situaties waarop zij van toepassing zijn en de evolutie van de gedragingen die zij bestraffen. Aan het vereiste dat een misdrijf duidelijk moet worden omschreven in de wet is voldaan wanneer de rechtzoekende, op basis van de B.6.2. En attribuant au pouvoir législatif la compétence de déterminer dans quels cas des poursuites pénales sont possibles, l'article 12, alinéa 2, de la Constitution garantit à tout justiciable qu'aucun comportement ne sera punissable qu'en vertu de règles adoptées par une assemblée délibérante, démocratiquement élue. En outre, le principe de légalité en matière pénale qui découle de la disposition constitutionnelle précitée procède de l'idée que la loi pénale doit être formulée en des termes qui permettent à chacun de savoir, au moment où il adopte un comportement, si celui-ci est punissable ou non. Il exige que le législateur indique, en des termes suffisamment précis, clairs et offrant la sécurité juridique, quels faits sont sanctionnés, afin, d'une part, que celui qui adopte un comportement puisse évaluer préalablement, de manière satisfaisante, quelle sera la conséquence pénale de ce comportement et afin, d'autre part, que ne soit pas laissé au juge un trop grand pouvoir d'appréciation. Toutefois, le principe de légalité en matière pénale n'empêche pas que la loi attribue un pouvoir d'appréciation au juge. Il faut en effet tenir compte du caractère de généralité des lois, de la diversité des situations auxquelles elles s'appliquent et de l'évolution des comportements qu'elles répriment. La condition qu'une infraction doit être clairement définie par la loi
bewoordingen van de relevante bepaling en, indien nodig, met behulp est remplie lorsque le justiciable peut savoir, à partir du libellé de
van de interpretatie daarvan door de rechtscolleges, kan weten voor la disposition pertinente et, au besoin, à l'aide de son
welke handelingen en welke verzuimen hij strafrechtelijk aansprakelijk interprétation par les juridictions, quels actes et omissions engagent
kan worden gesteld. sa responsabilité pénale.
Enkel bij het onderzoek van een specifieke strafbepaling is het Ce n'est qu'en examinant une disposition pénale spécifique qu'il est
mogelijk om, rekening houdend met de elementen eigen aan de misdrijven possible de déterminer, en tenant compte des éléments propres aux
die zij wil bestraffen, te bepalen of de door de wetgever gehanteerde infractions qu'elle entend réprimer, si les termes généraux utilisés
algemene bewoordingen zo vaag zijn dat ze het strafrechtelijk par le législateur sont à ce point vagues qu'ils méconnaîtraient le
wettigheidsbeginsel zouden schenden. principe de légalité en matière pénale.
B.6.3. In zoverre het bij artikel 12, tweede lid, van de Grondwet B.6.3. En ce qu'il vise à permettre, comme il est dit en B.6.2, à
gewaarborgde wettigheidsbeginsel, zoals is vermeld in B.6.2, beoogt celui qui adopte un comportement d'évaluer préalablement, de manière
diegene die een gedrag aanneemt, in staat te stellen om vooraf op satisfaisante, quelle sera la conséquence pénale de ce comportement,
afdoende wijze te kunnen inschatten wat het strafrechtelijke gevolg le principe de légalité garanti par l'article 12, alinéa 2, de la
van dat gedrag zal zijn, hangt dat beginsel nauw samen met het Constitution est étroitement lié au principe de légalité, garanti par
wettigheidsbeginsel, gewaarborgd bij artikel 14 van de Grondwet, dat l'article 14 de la Constitution, qui dispose :
bepaalt : « Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet ». « Nulle peine ne peut être établie ni appliquée qu'en vertu de la loi ».
B.7. Bij zijn arrest nr. 154/2007 van 19 december 2007 B.7. Par son arrêt n° 154/2007 du 19 décembre 2007
(ECLI:BE:GHCC:2007:ARR.154) heeft het Hof geoordeeld dat het in de Wapenwet gehanteerde begrip « voorhanden hebben » van vergunningsplichtige wapens voldoende duidelijk is en bijgevolg in overeenstemming is met het wettigheidsbeginsel in strafzaken. Het Hof preciseerde dat dat begrip in de gebruikelijke betekenis ervan dient te worden begrepen en het effectieve bezit aangeeft, ongeacht de juridische titel die daaraan ten grondslag ligt. Het voorhanden hebben van een wapen onderscheidt zich overigens van het dragen ervan, in zoverre het dragen van een wapen veronderstelt dat men het onmiddellijk en zonder verplaatsing kan nemen (arrest nr. 154/2007, B.27). B.8. Zoals de Ministerraad opmerkt, steunen de grieven van de verzoekende partijen op een onjuist uitgangspunt, in zoverre zij aanvoeren dat het bestreden verbod ook geldt ten aanzien van de verwerving van een wapen dat in het verleden voorhanden werd gehouden in strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten, ook al heeft de overdrager het wapen inmiddels op rechtmatige wijze in zijn bezit. Een dergelijk uitgangspunt stemt niet overeen met de tekst van de bestreden bepaling, die voorziet in een verbod op het verwerven van een wapen dat voorhanden « wordt » gehouden in strijd met de Wapenwet (ECLI:BE:GHCC:2007:ARR.154), la Cour a jugé que la notion de « détention » d'armes soumises à autorisation qui est employée dans la loi du 8 juin 2006 est suffisamment claire et, par conséquent, conforme au principe de légalité en matière pénale. La Cour a précisé que cette notion doit s'entendre dans son sens usuel et qu'elle désigne la possession effective, quel que soit le titre juridique qui la fonde. La détention d'une arme se distingue par ailleurs de son port, en ce que le port d'une arme suppose la capacité de s'en saisir immédiatement et sans déplacement (arrêt n° 154/2007, B.27). B.8. Comme l'observe le Conseil des ministres, les griefs formulés par les parties requérantes reposent sur une prémisse erronée, en ce que les parties requérantes soutiennent que l'interdiction attaquée vaut également pour l'acquisition d'une arme qui était détenue dans le passé en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution, même si le cédant possède entre-temps légalement l'arme. Une telle prémisse ne correspond pas au texte de la disposition attaquée, qui prévoit une interdiction d'acquérir une arme qui « est »
of met haar uitvoeringsbesluiten. Daaruit volgt dat uitsluitend détenue en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés
rekening dient te worden gehouden met het al dan niet rechtmatige d'exécution. Il en résulte qu'il faut uniquement tenir compte du
karakter van het bezit van de overdrager, op het ogenblik van de caractère légitime ou non de la possession de l'arme par le cédant, au
overdracht aan de verwerver. moment de la cession de l'arme à l'acquéreur.
B.9.1. Bij de beoordeling van het bestreden verbod in het licht van B.9.1. Lorsqu'elle apprécie l'interdiction attaquée à la lumière du
het wettigheidsbeginsel in strafzaken moet het Hof voor ogen houden principe de légalité en matière pénale, la Cour doit avoir à l'esprit
dat personen die gerechtigd zijn een wapen te verwerven, in de regel qu'en règle générale, les personnes qui sont autorisées à acquérir une
kennis hebben en moeten hebben van de wapenwetgeving (zie onder meer arme connaissent et doivent connaître la législation sur les armes
de artikelen 5, § 2, derde lid, 11, § 3, eerste lid, 7°, en 12, eerste (voy. notamment les articles 5, § 2, alinéa 3, 11, § 3, alinéa 1er,
lid, 1° en 2°, van de Wapenwet). Die personen, ongeacht of het gaat om 7°, et 12, alinéa 1er, 1° et 2°, de la loi du 8 juin 2006). Ces
professionelen of particulieren, kunnen worden geacht te weten aan personnes, qu'elles soient des professionnels ou des particuliers,
welke vereisten moet zijn voldaan opdat een wapen voorhanden wordt peuvent être considérées comme connaissant les conditions qui sont
gehouden in overeenstemming met de Wapenwet en met haar requises pour détenir une arme en conformité avec la loi du 8 juin
uitvoeringsbesluiten. Daarenboven dienen zij de nodige waakzaamheid 2006 et avec ses arrêtés d'exécution. En outre, elles doivent faire
aan de dag te leggen bij al hun bezigheden inzake wapens, in het preuve de la vigilance nécessaire lors de toutes leurs activités avec
bijzonder wanneer zij een wapen verwerven. les armes, en particulier lorsqu'elles acquièrent une arme.
B.9.2.1. De persoon die een wapen voorhanden houdt in overeenstemming B.9.2.1. La personne qui détient une arme en conformité avec la loi du
met de Wapenwet en met haar uitvoeringsbesluiten, beschikt in de regel 8 juin 2006 et avec ses arrêtés d'exécution dispose, en règle, d'un
over een document waaruit dat wettige bezit kan worden afgeleid. document permettant de déduire que cette possession est légale.
Zo verplicht artikel 13 van het koninklijk besluit van 20 september
1991 « tot uitvoering van de wapenwet » (hierna : het koninklijk Ainsi, l'article 13 de l'arrêté royal du 20 septembre 1991 « exécutant
besluit van 20 september 1991) de persoon die een wapen voorhanden la loi sur les armes » (ci-après : l'arrêté royal du 20 septembre
1991) impose à la personne qui détient une arme en vertu d'une
heeft op basis van een voorafgaande vergunning in de zin van artikel autorisation préalable au sens de l'article 11 de la loi du 8 juin
11 van de Wapenwet, het voor hem bestemde deel A van die vergunning te 2006, de conserver le volet A de cette autorisation, qui lui est
bewaren. De vergunning wordt opgesteld overeenkomstig het model nr. 4 destiné. L'autorisation est conforme au modèle n° 4 qui figure en
dat als bijlage is gevoegd bij hetzelfde koninklijk besluit. Het deel annexe au même arrêté royal. Le volet A mentionne l'identité et le
A vermeldt de identiteit en het rijksregisternummer van de houder van numéro de registre national du titulaire de l'autorisation, ainsi que
de vergunning, alsook de kenmerken van het desbetreffende wapen, met les caractéristiques de l'arme concernée, y compris celles portant sur
inbegrip van de aard, het kaliber en het serienummer. Het deel B, dat la nature, le calibre et le numéro de série de l'arme. Le volet B, qui
soortgelijke gegevens bevat als het deel A, is bestemd voor de contient des données similaires au volet A, est destiné à l'autorité
overheid die de vergunning heeft uitgereikt (artikel 10 van het qui a délivré l'autorisation (article 10 de l'arrêté royal du 20
septembre 1991).
koninklijk besluit van 20 september 1991). Voorts worden, krachtens artikel 25, § 1, van het koninklijk besluit En vertu de l'article 25, § 1er, de l'arrêté royal du 20 septembre
van 20 september 1991, een bericht van overdracht en een afschrift 1991, un avis de cession et une copie de celui-ci sont, par ailleurs,
ervan opgemaakt overeenkomstig het model nr. 9, in geval van een établis conformément au modèle n° 9 et ce, dans le cas du transfert
overdracht van vergunningsplichtige vuurwapens aan en tussen de d'armes à feu soumises à autorisation aux titulaires d'un permis de
houders van een jachtverlof, de houders van een sportschutterslicentie chasse ou d'une licence de tireur sportif et aux gardes particuliers
en de bijzondere wachters bedoeld in artikel 12, 1°, 2° en 4°, van de visés à l'article 12, 1°, 2° et 4°, de la loi du 8 juin 2006, qui sont
Wapenwet, die met betrekking tot bepaalde wapens zijn vrijgesteld van exemptés de l'obligation d'autorisation en ce qui concerne certaines
de vergunningsplicht. Een afschrift van het bericht van overdracht armes, et entre ceux-ci. Une copie de l'avis de cession, pourvue du
wordt, voorzien van het registratienummer, door de gouverneur numéro d'enregistrement, est transmise à l'acquéreur par le
toegezonden aan de verkrijger. Het bericht van overdracht vermeldt de gouverneur. L'avis de cession mentionne l'identité et le numéro de
identiteit en het rijksregisternummer van de verkrijger, alsook de registre national de l'acquéreur, ainsi que les caractéristiques de
kenmerken van het overgedragen wapen. l'arme cédée.
Tot slot bevat artikel 23, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit Enfin, l'article 23, alinéa 1er, 1°, de l'arrêté royal du 20 septembre
van 20 september 1991 een verplichting voor de erkende personen, in 1991 impose aux personnes agréées, en particulier aux armuriers, de
het bijzonder de wapenhandelaars, om een register bij te houden in de tenir un registre conforme au modèle A, où elles inscrivent les armes
vorm van het model A waarin zij de vergunningsplichtige vuurwapens à feu soumises à autorisation qu'elles acquièrent, fabriquent,
inschrijven die zij verkrijgen, vervaardigen, in hun bezit houden of détiennent ou cèdent. Ce registre mentionne notamment l'origine, la
overdragen. Dat register vermeldt onder meer de oorsprong, de aard, nature, le calibre et le numéro de série de l'arme. En outre, tout
het kaliber en het serienummer van het wapen. Bovendien beschikt elke armurier dispose, en règle, d'un certificat d'agrément conforme au
wapenhandelaar in de regel over een getuigschrift van erkenning
opgemaakt overeenkomstig het model nr. 2 (artikel 3, tweede lid, van modèle n° 2 (article 3, alinéa 2, de l'arrêté royal du 20 septembre
het koninklijk besluit van 20 september 1991) en dient hij op zijn 1991) et il doit indiquer son numéro d'agrément sur ses documents et
documenten en op zijn website zijn erkenningsnummer te vermelden
(artikel 13, tweede lid, van het koninklijk besluit van 11 juni 2011 « sur son site internet (article 13, alinéa 2, de l'arrêté royal du 11
tot regeling van het statuut van de wapenhandelaar »). juin 2011 « réglant le statut de l'armurier »).
B.9.2.2. Niets belet de persoon die een wapen wenst te verwerven om B.9.2.2. Rien n'empêche la personne qui souhaite acquérir une arme de
bij de overdrager de informatie, met inbegrip van de voormelde demander au cédant les informations, y compris les documents précités,
documenten, op te vragen die hem toelaat zich ervan te vergewissen dat qui lui permettent de s'assurer que l'arme n'est pas détenue en
het wapen niet voorhanden wordt gehouden in strijd met de Wapenwet of violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution. Par
met haar uitvoeringsbesluiten. Bijgevolg kan een dergelijke persoon, conséquent, une telle personne peut évaluer de manière satisfaisante,
voordat hij het wapen verwerft, op afdoende wijze inschatten of hij avant d'acquérir l'arme, si, par cette acquisition, elle enfreindra
met die verwerving het bestreden verbod zal overtreden en dus wat l'interdiction attaquée et elle peut dès lors savoir quelle sera la
daarvan het strafrechtelijke gevolg zal zijn. conséquence pénale de cette acquisition.
B.9.3. Aan die conclusie wordt geen afbreuk gedaan doordat, zoals de B.9.3. La circonstance que, comme l'observent les parties requérantes,
verzoekende partijen opmerken, de verkrijger van het wapen in bepaalde l'acquéreur de l'arme ne puisse pas savoir dans certains cas que
gevallen niet zou kunnen weten dat de voorafgaande vergunning van de l'autorisation préalable du cédant n'est plus valable, notamment
overdrager niet langer geldig is, met name wanneer de overdrager heeft lorsque le cédant a omis de renvoyer, dans le délai applicable, le
nagelaten om het deel A van die vergunning binnen de toepasselijke volet A de cette autorisation à l'autorité qui l'a délivrée (voy.
termijn terug te zenden aan de overheid die ze heeft uitgereikt (zie
artikel 10, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 20 l'article 10, alinéas 2 et 3, de l'arrêté royal du 20 septembre 1991),
september 1991). ne change rien à cette conclusion.
Volgens het Hof van Cassatie kan dwaling immers « schulduitsluitend Selon la Cour de cassation, l'erreur peut en effet être « absolutoire
zijn als ze onoverkomelijk is, wat betekent dat uit de omstandigheden si elle est invincible, ce qui signifie qu'il peut être déduit des
kan worden afgeleid dat de persoon die zich op de dwaling beroept, circonstances que la personne qui se prévaut de l'erreur a agi comme
heeft gehandeld zoals ieder redelijk en voorzichtig persoon in l'aurait fait toute personne raisonnable et prudente dans la même
dezelfde situatie zou hebben gehandeld » (Cass., 9 november 2021, situation » (Cass., 9 novembre 2021, P.21.0962.N,
P.21.0962.N, ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20211109.2N.11). ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20211109.2N.11).
In zoverre de verkrijger van een vuurwapen onmogelijk kon weten dat Dans la mesure où l'acquéreur d'une arme à feu ne pouvait pas savoir
het voorhanden werd gehouden in strijd met de Wapenwet of met haar qu'elle était détenue en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses
uitvoeringsbesluiten omdat de overdrager hem verkeerde informatie arrêtés d'exécution parce que le cédant lui a fourni des informations
heeft verschaft, dient derhalve te worden aangenomen dat hij zich zal erronées, il faut dès lors admettre qu'il pourra se prévaloir d'une
kunnen beroepen op een dergelijke schulduitsluitingsgrond. telle cause d'excuse.
B.9.4. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, is B.9.4. Contrairement à ce que soutiennent les parties requérantes, il
het evenmin van belang dat particulieren die een wapen wensen te n'importe pas non plus que les particuliers qui souhaitent acquérir
verwerven, niet het Centraal Wapenregister kunnen raadplegen om te une arme ne puissent pas consulter le Registre central des armes pour
verifiëren of het wapen daarin is opgenomen. vérifier si l'arme y a été enregistrée.
Krachtens artikel 28, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 En vertu de l'article 28, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 20
september 1991 is het Centraal Wapenregister een databank « waarin de septembre 1991, le Registre central des armes est une base de données
in artikel 29 bedoelde gegevens worden opgeslagen ». Die gegevens « dans laquelle sont enregistrées les données visées à l'article 29 ».
hebben onder meer betrekking op het voormelde deel B van de vergunning Ces données portent notamment sur le volet B, précité, de
tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen, l'autorisation de détention d'une arme à feu soumise à autorisation,
opgesteld overeenkomstig het model nr. 4, alsook op het voormelde conforme au modèle n° 4, ainsi que sur l'avis de cession, précité,
bericht van overdracht, opgesteld overeenkomstig het model nr. 9 conforme au modèle n° 9 (article 29, alinéa 1er, 1° et 2°, de l'arrêté
(artikel 29, eerste lid, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 20 royal du 20 septembre 1991). De chaque arme à feu sont enregistrés et
september 1991). Van elk vuurwapen worden type, merk, model, kaliber conservés le type, la marque, le modèle, le calibre et le numéro de
en serienummer geregistreerd en bijgehouden, alsmede de namen en série, ainsi que les noms et adresses du fournisseur et de la personne
adressen van de leverancier en de persoon die het wapen verwerft of qui acquiert ou détient l'arme, sauf si l'arme se trouve chez un
voorhanden heeft, tenzij het wapen zich bevindt bij een erkend armurier agréé qui l'a inscrite dans son registre conformément à
wapenhandelaar die het overeenkomstig artikel 23 in zijn register l'article 23 (article 28, alinéa 5, de l'arrêté royal du 20 septembre
heeft opgenomen (artikel 28, vijfde lid, van het koninklijk besluit
van 20 september 1991). Voorts brengt de proefbank voor vuurwapens, 1991). Par ailleurs, en vue de la traçabilité des armes à feu, le banc
met het oog op de opspoorbaarheid van de vuurwapens, « een uniek d'épreuves des armes à feu encode « un numéro d'identité national
nationaal identiteitsnummer voor elk vuurwapen dat in België in omloop unique pour chaque arme à feu qui sera mise en circulation en Belgique
zal worden gebracht in het Centraal Wapenregister in » (artikel 29/1, au Registre central des armes » (article 29/1, alinéa 1er, de l'arrêté
eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 september 1991). royal du 20 septembre 1991).
Het is juist dat het Centraal Wapenregister slechts toegankelijk is Il est exact que le Registre central des armes n'est accessible qu'à
voor bepaalde personen en instanties, namelijk « voor de Minister van certaines personnes et à certaines autorités, à savoir « au Ministre
Justitie en de personeelsleden van de federale wapendienst, voor de
Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde, voor de de la Justice et [aux] membres du personnel du service fédéral des
provinciegouverneurs en hun gemachtigde, voor de procureurs-generaal armes, au Ministre de l'Intérieur ou à son délégué, aux gouverneurs de
bij de hoven van beroep, voor de onderzoeksrechters, voor de province ou à leur délégué, aux procureurs généraux près les cours
procureurs des Konings, voor de leden van de federale en de lokale d'appel, aux juges d'instruction, aux procureurs du Roi, aux membres
politie, voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en voor de de la police fédérale et de la police locale, aux services de
directeur van de proefbank voor vuurwapens, evenals voor de renseignement et de sécurité, au directeur du banc d'épreuves des
gemachtigde ambtenaren van de gewestelijke diensten bevoegd voor de armes à feu, ainsi qu'aux fonctionnaires mandatés des services
in- en uitvoer van wapens » (artikel 28, tweede lid, van het régionaux compétents pour l'importation et l'exportation d'armes »
koninklijk besluit van 20 september 1991). Daarenboven mag « de (article 28, alinéa 2, de l'arrêté royal du 20 septembre 1991). En
verkregen informatie [...] niet aan derden, particulieren of outre, « les informations obtenues [...] ne peuvent faire l'objet
rechtspersonen, noch aan andere overheden dan die vermeld in het d'aucune communication à des tiers, particuliers ou personnes morales,
tweede lid, worden medegedeeld » (artikel 28, derde lid, van het ni à des autorités autres que celles reprises à l'alinéa 2 » (article
koninklijk besluit van 20 september 1991). 28, alinéa 3, de l'arrêté royal du 20 septembre 1991).
Het staat evenwel aan de bevoegde overheden het Centraal Wapenregister Il appartient toutefois aux autorités compétentes « d'informer le
« binnen acht dagen in kennis [te] stellen van de uitreiking of van de ontvangst van de stukken bedoeld in artikel 29 » (artikel 30, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 september 1991). Dat register wordt beheerd « door een dienst van de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie van de federale politie die dezelfde naam draagt » (artikel 28, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 september 1991). Uit het bovenstaande volgt dat een gebrekkige of ontbrekende registratie in het Centraal Wapenregister met betrekking tot een wapen waarvan de overdrager de in B.9.2 bedoelde informatie kan overleggen, op zich niet volstaat om te besluiten dat de overdrager het wapen voorhanden houdt in strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten zoals bedoeld in de bestreden bepaling, en dus dat de verwerving van een dergelijk wapen aanleiding kan geven tot strafrechtelijke vervolging. In zoverre in een dergelijk geval de vereisten inzake registratie niet zijn vervuld, is dat het gevolg van een nalatigheid van de bevoegde overheden om het Centraal Wapenregister in kennis te stellen van de relevante gegevens, dan wel van de bevoegde dienst van de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie van de federale politie om dat register bij te werken. B.10. Het eerste onderdeel van het eerste middel is niet gegrond. Wat betreft het tweede onderdeel van het eerste middel en het tweede middel B.11.1. In het tweede onderdeel van het eerste middel voeren de verzoekende partijen aan dat de bestreden bepaling het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt, zoals gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Volgens hen behandelt de bestreden bepaling wezenlijk verschillende categorieën van personen gelijk, namelijk, enerzijds, verkrijgers die wetens en willens een wapen verwerven dat voorhanden wordt gehouden in strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten en het wapen hetzij registreren om het wit te wassen, hetzij in het illegale circuit houden, en, anderzijds, verkrijgers te goeder trouw, die niet weten en ook niet kunnen weten dat het wapen dat zij verwerven op onrechtmatige wijze voorhanden wordt gehouden. Het zou niet redelijk verantwoord zijn dat beide categorieën van personen aan dezelfde strafbaarstelling kunnen worden onderworpen. B.11.2. Het tweede middel is eveneens afgeleid uit de schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. De verzoekende partijen voeren aan dat de verkrijgers van een wapen dat voorhanden wordt gehouden in strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten, op een verschillende wijze worden behandeld als de verkrijgers van een vermogensvoordeel dat rechtstreeks uit een misdrijf is verkregen in de zin van artikel 42, 3°, van het Strafwetboek, wanneer dat vermogensvoordeel een wapen betreft. De eerstgenoemde verkrijgers zullen als gevolg van de bestreden bepaling steeds strafrechtelijk kunnen worden vervolgd, ongeacht of zij wisten dat het wapen op onrechtmatige wijze voorhanden werd gehouden. Daarentegen zullen de laatstgenoemde verkrijgers enkel kunnen worden vervolgd indien een specifiek moreel element wordt aangetoond overeenkomstig artikel 505, eerste lid, 2° tot 4°, van het Strafwetboek, dat bepaalt : « Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot honderdduizend euro of met een van die straffen alleen worden gestraft : [...] 2° zij die zaken bedoeld in artikel 42, 3°, kopen, ruilen of om niet ontvangen, bezitten, bewaren of beheren, ofschoon zij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen, de oorsprong van die zaken kenden of moesten kennen; 3° zij die de zaken, bedoeld in artikel 42, 3°, omzetten of overdragen met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit deze zaken voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden; 4° zij die de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van de in artikel 42, 3°, bedoelde zaken verhelen of verhullen, ofschoon zij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen de oorsprong van die zaken kenden of moesten kennen ». B.11.3. Gelet op hun samenhang, onderzoekt het Hof het tweede onderdeel van het eerste middel en het tweede middel samen. Zowel de in B.11.1 vermelde gelijke behandeling als het in B.11.2 vermelde verschil in behandeling zijn immers het gevolg van de keuze van de wetgever om inzake het morele bestanddeel van het bestreden misdrijf slechts onachtzaamheid te vereisen, in plaats van een bijzonder opzet. B.12.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.12.2. De laakbaarheid van bepaalde feiten, de vaststelling ervan als misdrijf, de ernst van dat misdrijf en de zwaarwichtigheid waarmee het kan worden bestraft, behoren tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever. Het Hof zou zich op het aan de wetgever voorbehouden domein begeven indien het bij de vraag naar de verantwoording van verschillen in bestraffing telkens een afweging zou maken op grond van een waardeoordeel over de laakbaarheid van de betrokken feiten ten opzichte van andere strafbaar gestelde feiten en zijn onderzoek niet zou beperken tot de gevallen waarin de keuze van de wetgever dermate onsamenhangend is dat ze leidt tot een kennelijk onredelijk verschil in behandeling of tot een kennelijk onevenredige straf. B.12.3. Ook inzake het voorhanden houden en overdragen van wapens beschikt de wetgever, binnen de grenzen van het recht van de Europese Unie, over een ruime beoordelingsvrijheid. Hij vermag ervan uit te gaan dat wapenbezit aanzienlijke maatschappelijke risico's met zich meebrengt en dat specifieke maatregelen noodzakelijk zijn om die risico's te beperken. Het staat aan de wetgever, in het bijzonder wanneer hij een plaag wil bestrijden die andere maatregelen tot nog toe onvoldoende hebben kunnen indijken, te beslissen of voor een strengere bestraffing van sommige vormen van delinquentie moet worden geopteerd en/of dient te worden voorzien in bijkomende maatregelen. B.13. Zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding vermeld in B.1.2, beoogde de wetgever met de bestreden bepaling in essentie de « illegale wapenhandel » tegen te gaan, dat wil zeggen de handel in wapens die voorhanden worden gehouden in strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten, door niet alleen de overdrager, maar ook de verkrijger van het wapen te bestraffen, zelfs wanneer die laatste over een vergunning zou beschikken om een dergelijk wapen voorhanden te hebben. Meer in het algemeen had de wetgever bij de invoering van de regeling betreffende de vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen en de registratie van wapens, zoals opgenomen in de Wapenwet, de bedoeling om een gesloten circuit te creëren voor de overdracht van vergunningsplichtige wapens, teneinde te verzekeren dat de vuurwapens kunnen worden opgespoord en de circulatie ervan binnen het land kan worden gecontroleerd (zie ook het voormelde arrest nr. 154/2007, B.74.2). B.14. Ten aanzien van die doelstellingen is het pertinent dat de schuld aan het misdrijf kan bestaan in onachtzaamheid, en dat er dus geen bijzonder opzet is vereist. Een dergelijke invulling van het morele bestanddeel van het misdrijf heeft als gevolg dat voortaan elke persoon die een wapen wenst te verwerven, zich actief ervan zal moeten vergewissen dat het wapen voorhanden wordt gehouden in overeenstemming met de Wapenwet en met haar uitvoeringsbesluiten, zoals is vermeld in B.9.2. Daarnaast zet de bestreden bepaling personen die door een beslissing tot weigering, schorsing of intrekking hun vergunning of het recht om een bepaald wapen voorhanden te hebben verliezen, ertoe aan het wapen tijdig in bewaring te geven bij een erkend persoon of over te dragen aan een erkend persoon dan wel aan een persoon die gemachtigd is het wapen voorhanden te hebben, zoals voorgeschreven door artikel 18 van de Wapenwet. De bestreden bepaling maakt het in de praktijk immers onmogelijk het wapen nog door te verkopen na het verstrijken van de termijn bepaald in de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking, aangezien in een dergelijke situatie ook de verkrijger een risico loopt op een strafrechtelijke vervolging. Bijgevolg draagt het bestreden verbod niet alleen bij tot de verwezenlijking van de doelstelling om illegale wapenhandel tegen te gaan, maar ook tot de doeltreffendheid en de naleving van de regels met betrekking tot het voorhanden houden van wapens in het algemeen. B.15.1. Tot slot is het niet onevenredig dat alle personen die een wapen verwerven dat voorhanden wordt gehouden in strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten aan dezelfde strafbaarstelling worden onderworpen, ongeacht de schuldvorm waarmee die verwerving heeft plaatsgevonden. B.15.2. Zoals is vermeld in B.9.1, vermag de wetgever de nodige waakzaamheid te verwachten van de personen die gerechtigd zijn een wapen te verwerven. Uit hetgeen is vermeld in B.9.2, blijkt bovendien dat de bestreden bepaling het niet onmogelijk of buitensporig moeilijk maakt voor een particulier om in de toekomst nog een wapen te verwerven, aangezien het in beginsel volstaat om bij de overdrager de informatie op te vragen die toelaat zich ervan te vergewissen dat het wapen niet voorhanden wordt gehouden in strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten. B.15.3. Krachtens artikel 23 van de Wapenwet wordt de miskenning van het bestreden verbod bestraft « met gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 25 000 euro, of met een van deze straffen alleen ». Die bepaling laat niet alleen toe om een sanctie te kiezen binnen ruime marges van straffen, maar ook om slechts een van beide straffen op te leggen. De rechter beschikt bijgevolg over een strafvork die hem toelaat maatwerk te leveren in het licht van de relevante elementen van de zaak, waardoor bij het bepalen van de straf onder meer rekening kan worden gehouden met de drijfveer van de dader om het wapen te verwerven. Aldus blijkt niet dat de rechter wordt verhinderd om een straf uit te spreken die evenredig is aan de ernst van het strafbare gedrag dat erin bestaat louter uit onachtzaamheid een wapen te verwerven dat voorhanden wordt gehouden in strijd met de Wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten. B.15.4. Voor het overige neemt het feit dat de schuld aan het misdrijf kan bestaan in onachtzaamheid, en dat er dus geen bijzonder opzet is vereist, niet weg dat de dader vrijuit gaat indien een schulduitsluitingsgrond, in het bijzonder onoverkomelijke dwaling, wordt aangetoond, zoals is vermeld in B.9.3. B.16. Het tweede onderdeel van het eerste middel en het tweede middel zijn niet gegrond. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 2 februari 2023. De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, Registre central des armes dans les huit jours suivant la délivrance ou la réception des documents visés à l'article 29 » (article 30, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 20 septembre 1991). Ce Registre est géré « par un service de la direction générale de la gestion des ressources et de l'information de la police fédérale portant le même nom » (article 28, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 20 septembre 1991). Il résulte de ce qui précède que l'enregistrement incomplet ou l'absence d'enregistrement dans le Registre central des armes d'une arme dont le cédant peut produire les informations visées au B.9.2 ne suffit pas en soi pour conclure que le cédant détient l'arme en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution, comme le prévoit la disposition attaquée, et, partant, que l'acquisition d'une telle arme peut donner lieu à des poursuites pénales. Pour autant que les obligations d'enregistrement ne soient pas remplies dans un tel cas, cette situation résulte d'un comportement négligent de la part des autorités compétentes de communiquer au Registre central des armes les informations pertinentes, ou de la part du service compétent de la direction générale de la gestion des ressources et de l'information de la police judiciaire d'actualiser ce registre. B.10. Le premier moyen, en sa première branche, n'est pas fondé. En ce qui concerne la seconde branche du premier moyen et le second moyen B.11.1. Dans la seconde branche du premier moyen, les parties requérantes soutiennent que la disposition attaquée viole le principe d'égalité et de non-discrimination, garanti par les articles 10 et 11 de la Constitution. Selon elles, la disposition attaquée traite de la même manière des catégories de personnes essentiellement différentes, à savoir, d'une part, les acquéreurs qui achètent sciemment et volontairement une arme qui est détenue en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution et qui, soit enregistrent l'arme pour procéder au blanchiment de celle-ci, soit maintiennent l'arme dans le circuit illégal et, d'autre part, les acquéreurs de bonne foi qui ignorent et sont aussi dans l'impossibilité de savoir que l'arme qu'ils achètent est détenue illégalement. Il ne serait pas raisonnablement justifié que les deux catégories de personnes puissent être soumises à la même incrimination. B.11.2. Le second moyen est également pris de la violation du principe d'égalité et de non-discrimination. Les parties requérantes allèguent que les acquéreurs d'une arme qui est détenue en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution sont traités autrement que les acquéreurs d'un avantage patrimonial qui est directement tiré d'une infraction au sens de l'article 42, 3°, du Code pénal, lorsque cet avantage patrimonial concerne une arme. Par l'effet de la disposition attaquée, les premiers acquéreurs pourront toujours être poursuivis pénalement, indépendamment du fait qu'ils aient su ou non que l'arme était détenue illégalement. En revanche, les seconds acquéreurs ne pourront être poursuivis que si un élément moral spécifique est démontré conformément à l'article 505, alinéa 1er, 2° à 4°, du Code pénal, qui dispose : « Seront punis d'un emprisonnement de quinze jours à cinq ans et d'une amende de vingt-six [euros] à cent mille [euros] ou d'une de ces peines seulement : [...] 2° ceux qui auront acheté, reçu en échange ou à titre gratuit, possédé, gardé ou géré des choses visées à l'article 42, 3°, alors qu'ils connaissaient ou devaient connaître l'origine de ces choses au début de ces opérations; 3° ceux qui auront converti ou transféré des choses visées à l'article 42, 3°, dans le but de dissimuler ou de déguiser leur origine illicite ou d'aider toute personne qui est impliquée dans la réalisation de l'infraction d'où proviennent ces choses, à échapper aux conséquences juridiques de ses actes; 4° ceux qui auront dissimulé ou déguisé la nature, l'origine, l'emplacement, la disposition, le mouvement ou la propriété des choses visées à l'article 42, 3°, alors qu'ils connaissaient ou devaient connaître l'origine de ces choses au début de ces opérations ». B.11.3. Compte tenu de leur connexité, la Cour examine conjointement la seconde branche du premier moyen et le second moyen. Tant l'identité de traitement mentionnée en B.11.1 que la différence de traitement mentionnée en B.11.2 sont en effet la conséquence du choix du législateur de n'exiger qu'un comportement négligent plutôt qu'une intention particulière en ce qui concerne l'élément moral de l'infraction attaquée. B.12.1. Le principe d'égalité et de non-discrimination n'exclut pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. Ce principe s'oppose, par ailleurs, à ce que soient traitées de manière identique, sans qu'apparaisse une justification raisonnable, des catégories de personnes se trouvant dans des situations qui, au regard de la mesure critiquée, sont essentiellement différentes. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité et de non-discrimination est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.12.2. Le caractère répréhensible de certains faits, la décision d'ériger ceux-ci en infraction, la gravité de cette infraction et la sévérité avec laquelle elle peut être punie relèvent du pouvoir d'appréciation du législateur. La Cour empiéterait sur le domaine réservé au législateur si, en s'interrogeant sur la justification des différences entre des sanctions, elle procédait chaque fois à une mise en balance fondée sur un jugement de valeur quant au caractère répréhensible des faits en cause par rapport à d'autres faits punissables commis et ne limitait pas son examen aux cas dans lesquels le choix du législateur est à ce point incohérent qu'il aboutit à une différence de traitement manifestement déraisonnable ou à une sanction manifestement disproportionnée. B.12.3. Pour ce qui est de détenir et de céder des armes aussi, le législateur dispose, dans les limites du droit de l'Union européenne, d'une large marge d'appréciation. Il peut considérer que la détention d'armes comporte des risques importants pour la société et que des mesures spécifiques sont nécessaires pour limiter ces risques. Il appartient au législateur, spécialement lorsqu'il entend lutter contre un fléau que d'autres mesures n'ont pu suffisamment endiguer jusqu'ici, de décider s'il convient d'opter pour une répression plus stricte à l'égard de certaines formes de délinquance, et/ou s'il y a lieu de prévoir des mesures supplémentaires. B.13. Ainsi qu'il ressort des travaux préparatoires mentionnés en B.1.2, le législateur entendait en substance, par la disposition attaquée, lutter contre le « trafic d'armes illégal », c'est-à-dire le trafic des armes qui sont détenues en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution, en punissant non seulement le cédant, mais aussi l'acquéreur de l'arme, même lorsque ce dernier dispose d'une autorisation de détention d'une telle arme. Plus généralement, par l'instauration du système d'autorisation de détention et d'enregistrement des armes, prévu par la loi du 8 juin 2006, le législateur avait l'intention de créer un circuit fermé pour le transfert des armes soumises à autorisation, afin d'assurer la traçabilité des armes à feu et de contrôler leur circulation à l'intérieur du pays (voy. l'arrêt n° 154/2007, précité, B.74.2). B.14. Au regard de ces objectifs, il est pertinent que la faute à l'origine de l'infraction puisse consister en une négligence et qu'aucune intention particulière ne soit donc requise. Une telle interprétation de l'élément moral de l'infraction a pour effet que toute personne qui souhaite désormais acquérir une arme devra s'assurer activement que l'arme est détenue en conformité avec la loi du 8 juin 2006 et avec ses arrêtés d'exécution, comme il est dit en B.9.2. En outre, la disposition attaquée incite les personnes qui perdent leur autorisation ou le droit de détenir une arme déterminée à la suite d'une décision de refus, de suspension ou de retrait à déposer l'arme dans les délais chez une personne agréée ou à céder l'arme à une personne agréée ou à une personne autorisée à la détenir, ainsi que le prévoit l'article 18 de la loi du 8 juin 2006. La disposition attaquée rend en effet impossible dans la pratique la revente de l'arme après l'expiration du délai prévu dans la décision de refus, de suspension ou de retrait, dès lors que, dans une telle situation, l'acquéreur s'expose lui aussi à des poursuites pénales. Par conséquent, l'interdiction attaquée contribue non seulement à la réalisation de l'objectif consistant à lutter contre le trafic d'armes illégal, mais aussi à l'efficacité et au respect des règles relatives à la détention d'armes en général. B.15.1. Enfin, il n'est pas disproportionné que toutes les personnes qui acquièrent une arme qui est détenue en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution soient soumises à la même incrimination, quel que soit l'acte délictueux par lequel cette acquisition a été effectuée. B.15.2. Comme il est dit en B.9.1, le législateur peut attendre des personnes qui sont habilitées à acquérir une arme qu'elles fassent preuve de la vigilance nécessaire. Il ressort en outre de ce qui est dit en B.9.2 que la disposition attaquée ne rend pas impossible ou extrêmement difficile pour un particulier d'acquérir encore une arme à l'avenir, étant donné qu'il suffit, en principe, de demander au cédant les informations qui lui permettent de s'assurer que l'arme n'est pas détenue en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution. B.15.3. Aux termes de l'article 23 de la loi du 8 juin 2006, la méconnaissance de l'interdiction attaquée est punie « d'un emprisonnement d'un mois à cinq ans et d'une amende de 100 euros à 25 000 euros, ou d'une de ces peines seulement ». Cette disposition permet non seulement de choisir une sanction dans de larges fourchettes de peines, mais aussi de n'infliger que l'une de ces deux peines seulement. Le juge dispose par conséquent d'une fourchette qui lui permet de fixer une peine sur mesure à la lumière des éléments pertinents de l'affaire, de sorte que, lors de la fixation de la peine, il peut notamment être tenu compte de ce qui a incité l'auteur à acquérir l'arme. Ainsi, il n'apparaît pas que le juge soit empêché de prononcer une peine proportionnée à la gravité du comportement punissable, qui consiste uniquement en l'acquisition par négligence d'une arme qui est détenue en violation de la loi du 8 juin 2006 ou de ses arrêtés d'exécution. B.15.4. Pour le surplus, le fait que la faute à l'origine de l'infraction peut consister en une négligence et, partant, qu'aucune intention particulière n'est requise, n'empêche pas que l'auteur soit mis hors de cause si une cause d'excuse est démontrée, en particulier l'erreur invincible, comme il est dit en B.9.3. B.16. Le premier moyen, en sa seconde branche, et le second moyen ne sont pas fondés. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi rendu en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le 2 février 2023. Le greffier, F. Meersschaut Le président,
L. Lavrysen L. Lavrysen
^