← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 45/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7729 In zake : de prejudiciële
vragen over de wet van 22 december 2020 « houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten
en de registratie en verwerking van g Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 45/2023 van 16 maart 2023 Rolnummer 7729 In zake : de prejudiciële vragen over de wet van 22 december 2020 « houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten en de registratie en verwerking van g Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...) | Extrait de l'arrêt n° 45/2023 du 16 mars 2023 Numéro du rôle : 7729 En cause : les questions préjudicielles concernant la loi du 22 décembre 2020 « portant diverses mesures relatives aux tests antigéniques rapides et concernant l'enregistreme La Cour constitutionnelle, composée des présidents P. Nihoul et L. Lavrysen, et des juges T. Gie(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
| Uittreksel uit arrest nr. 45/2023 van 16 maart 2023 | Extrait de l'arrêt n° 45/2023 du 16 mars 2023 |
| Rolnummer 7729 | Numéro du rôle : 7729 |
| En cause : les questions préjudicielles concernant la loi du 22 | |
| In zake : de prejudiciële vragen over de wet van 22 december 2020 « | décembre 2020 « portant diverses mesures relatives aux tests |
| houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten | antigéniques rapides et concernant l'enregistrement et le traitement |
| en de registratie en verwerking van gegevens betreffende vaccinaties | de données relatives aux vaccinations dans le cadre de la lutte contre |
| in het kader van de strijd tegen de COVID-19-pandemie », in het | la pandémie de COVID-19 », en particulier ses articles 11 et 17, et |
| bijzonder de artikelen 11 en 17 ervan, en artikel 2 van de wet van 2 | l'article 2 de la loi du 2 avril 2021 « portant assentiment à l'accord |
| april 2021 « houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 | de coopération du 12 mars 2021 entre l'Etat fédéral, la Communauté |
| maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse | flamande, la Communauté française, la Communauté germanophone, la |
| Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke | Commission communautaire commune, la Région wallonne et la Commission |
| Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse | |
| Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met | communautaire française concernant le traitement de données relatives |
| betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 », in het bijzonder de | aux vaccinations contre la COVID-19 », en particulier les articles 2, |
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord, gesteld door een | § 2, 3, 4, 5, 6 et 10 dudit accord, posées par un juge d'instruction |
| onderzoeksrechter van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te | du Tribunal de première instance francophone de Bruxelles. |
| Brussel. Het Grondwettelijk Hof, | La Cour constitutionnelle, |
| samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de | composée des présidents P. Nihoul et L. Lavrysen, et des juges T. |
| rechters T. Giet, J. Moerman, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, | Giet, J. Moerman, E. Bribosia, W. Verrijdt et K. Jadin, assistée du |
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, | greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président P. Nihoul, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Objet des questions préjudicielles et procédure |
| Bij beschikking van 13 december 2021, waarvan de expeditie ter griffie | Par ordonnance du 13 décembre 2021, dont l'expédition est parvenue au |
| van het Hof is ingekomen op 13 januari 2022, heeft een | greffe de la Cour le 13 janvier 2022, un juge d'instruction du |
| onderzoeksrechter van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te | Tribunal de première instance francophone de Bruxelles a posé les |
| Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : | questions préjudicielles suivantes : |
| « A.1. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel | « A.1. L'article 11 de la loi du 22.12.2020 et l'article 2 de la loi |
| 2 van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | d'assentiment du 2 avril 2021 à l'accord de coopération du 12.03.2021 |
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | |
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet artikel 22 | (plus particulièrement, les articles 2 § 2, 3, 4, 5, 6 et 10 dudit |
| van de Grondwet, alsook artikel 8 van het Europees Verdrag van 4 | accord) ne violent-ils pas l'article 22 de la Constitution, ainsi que |
| november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de | l'article 8 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de |
| fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de artikelen 5, lid | l'homme et des libertés fondamentales du 04.11.1950, lus conjointement |
| 1, 6, leden 1 en 3, en 9, leden 1, 2, i), en 3, van de AVG, in zoverre | avec les articles 5.1 et 6.1 et 6.3 et 9 § 1, 2, i et 3 du RGPD, en ce |
| : | que : |
| - eerste onderdeel : noch de doeleinden van de verwerking, noch de | 1ère branche : ni les finalités du traitement, ni les destinataires |
| ontvangers van de gegevens, noch de categorieën van gegevens voldoende | des données, ni les catégories de données ne sont définis de manière |
| duidelijk en uitdrukkelijk worden omschreven, teneinde te beantwoorden | suffisamment claire et explicite, de manière à répondre à l'exigence |
| aan de vereiste van wettigheid en voorzienbaarheid van de norm ? | de légalité et prévisibilité de la norme ? |
| - tweede onderdeel : de voorwaarde van evenredigheid van de inmenging | 2ème branche : la condition de proportionnalité de l'ingérence dans la |
| in het privéleven niet kan worden beoordeeld ten aanzien van het | |
| gebrek aan precisie van de nagestreefde doeleinden zoals zij | vie privée ne peut être appréciée au regard du manque de précision des |
| voortvloeien uit de hiervoor bedoelde wet en het hiervoor bedoelde | finalités poursuivies telles qu'elles résultent de la loi et de |
| samenwerkingsakkoord ? | l'accord de coopération susvisés ? |
| A.2. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel 2 | A.2. L'article 11 de la loi du 22.12.2020 et l'article 2 de la loi |
| van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | d'assentiment du 2 avril 2021 à l'accord de coopération du 12.03.2021 |
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | |
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet artikel 22 | (plus particulièrement, les articles 2 § 2, 3, 4, 5, 6 et 10 dudit |
| van de Grondwet, alsook artikel 8 van het Europees Verdrag van 4 | accord) ne violent-ils pas l'article 22 de la Constitution, ainsi que |
| november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de | l'article 8 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de |
| fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de artikelen 5, lid | l'homme et des libertés fondamentales du 04.11.1950, lus conjointement |
| 1, 6, leden 1 en 3, 9, leden 1, 2, i), en 3, en 35 van de AVG, in | avec les articles 5.1 et 6.1 et 6.3 et 9 § 1, 2, i, 3 et 35 du RGPD, |
| zoverre de voorwaarde van evenredigheid van de inmenging in het | en ce que la condition de proportionnalité de l'ingérence dans la vie |
| privéleven niet kan worden beoordeeld wegens het niet uitvoeren van | privée ne peut être appréciée, en raison de l'absence de réalisation |
| een concrete epidemiologische analyse alsook wegens het niet uitvoeren | d'une analyse épidémiologique concrète ainsi qu'en raison de l'absence |
| van een echte effectbeoordeling ? | de réalisation d'une réelle analyse d'impact ? |
| A.3. Schenden de wet van 22 december 2020 en artikel 2 van de wet van | A.3. La loi du 22.12.2020 et l'article 2 de la loi d'assentiment du 2 |
| 2 april 2021 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 | avril 2021 à l'accord de coopération du 12.03.2021 ne violent-ils pas |
| maart 2021 niet artikel 22 van de Grondwet, alsook artikel 8 van het | l'article 22 de la Constitution, ainsi que l'article 8 de la |
| Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten | Convention européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des |
| van de mens en de fundamentele vrijheden, in samenhang gelezen met de | libertés fondamentales du 04.11.1950, lus conjointement avec les |
| artikelen 15 en 16 van de AVG, in zoverre zij niet letterlijk voorzien | articles 15 et 16 du RGPD en ce qu'ils ne prévoient pas textuellement |
| in een recht van inzage en, in voorkomend geval, een recht op | un droit d'accès, et le cas échéant de rectification, de la personne |
| rectificatie van de betrokkene wat betreft zijn persoonsgegevens die | concernée quant à ses données personnelles figurant dans la base de |
| voorkomen in de databank met betrekking tot de vaccinaties ? | données afférentes aux vaccinations ? |
| B.1. Schenden artikel 11 van de wet van 22 december 2020 en artikel 2 | B.1. L'article 11 de la loi du 22.12.2020 et l'article 2 de la loi |
| van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het | d'assentiment du 2 avril 2021 à l'accord de coopération du 12.03.2021 |
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 (meer in het bijzonder de | |
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat akkoord) niet de artikelen | (plus particulièrement, les articles 2 § 2, 3, 4, 5, 6 et 10 dudit |
| 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij, door de latere invoering van | accord) ne violent-ils pas les articles 10 et 11 de la Constitution, |
| en ce qu'ils permettent, par l'instauration ultérieure du dispositif | |
| de bepalingen van het ` COVID Safe Ticket ' (samenwerkingsakkoord van | du ` COVID Safe Ticket ' (accord de coopération des 14.07.2021 et ses |
| 14 juli 2021 en de latere uitbreidingen ervan bij de | extensions ultérieures par les accords de coopération du 23.09.2021), |
| samenwerkingsakkoorden van 23 september 2021), een discriminatie | une discrimination entre catégories de citoyens vaccinés et non |
| mogelijk maken tussen categorieën van gevaccineerde en niet-gevaccineerde burgers, die niet wordt verantwoord in termen van evenredigheid ? B.2. Schenden de wet van 22 december 2020 en artikel 2 van de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de personen die niet over een internettoegang beschikken, in de onmogelijkheid verkeren om hun recht van inzage en, in voorkomend geval, een recht op rectificatie concreet uit te oefenen, in tegenstelling tot de personen die over een internettoegang beschikken ? C.1. Schendt artikel 17 van de wet van 22 december 2020, dat strafsancties invoert, gelezen in combinatie met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021, dat het koninklijk besluit van 24 december 2020 heeft vervangen, niet het beginsel van niet-retroactiviteit van de strafwet, in zoverre de nadere regels inzake registratie, die aanleiding kunnen geven tot dergelijke strafsancties, werden gewijzigd na de invoering van de strafsanctie, hetgeen tijdens de beschouwde periode (24 december 2020 tot 2 april 2021) voor de burger de voorzienbaarheid van het aan te nemen gedrag teneinde de toepassing van de strafwet te vermijden onmogelijk zou maken ? | vaccinés, non justifiée en terme de proportionnalité ? B.2. La loi du 22.12.2020 et l'article 2 de la loi d'assentiment du 2 avril 2021 à l'accord de coopération du 12.03.2021 ne violent-ils pas les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que les personnes ne disposant pas d'un accès à l'internet sont dans l'impossibilité de mettre concrètement en oeuvre leur droit de consultation et, le cas échéant de rectification, à la différence des personnes disposant d'un accès à l'internet ? C.1. L'article 17 de la loi du 22.12.2020 qui institue des sanctions pénales, lu en conjugaison avec l'accord de coopération du 12.03.2021, qui s'est substitué à l'A.R. du 24.12.2020, ne viole-t-il pas le principe de non-rétroactivité de la loi pénale, en ce que les modalités à enregistrer, susceptibles de donner lieu à de telles sanctions pénales, ont été modifiées après l'instauration de la sanction pénale, ce qui rendrait impossible, durant lapériode considérée (24.12.2020 - 02.04.2021) pour le citoyen, la prévisibilité du comportement à adopter pour éviter l'application de la loi pénale ? |
| C.2. Schendt artikel 17 van de wet van 22 december 2020 niet artikel | C.2. L'article 17 de la loi du 22.12.2020 ne viole-t-il pas l'article |
| 12, tweede lid, van de Grondwet, in zoverre de door de wetgever | 12 alinéa 2 de la Constitution, en ce que la qualification pénale |
| aangenomen strafrechtelijke kwalificatie van het strafbaar gestelde | adoptée par le législateur du comportement incriminé n'est pas |
| gedrag niet begrijpelijk is voor de burger ? ». | compréhensible pour le citoyen ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. En droit |
| (...) | (...) |
| B.1. De zaak wordt bij de verwijzende onderzoeksrechter aanhangig | B.1. Le juge d'instruction a quo est saisi par un réquisitoire de mise |
| gemaakt door een vordering van de procureur des Konings tot het | à l'instruction du procureur du Roi portant sur d'éventuelles fausses |
| instellen van een gerechtelijk onderzoek met betrekking tot eventuele | |
| valse vaccinaties tegen COVID-19 waarvoor valse attesten zouden zijn | vaccinations contre la COVID-19 qui auraient fait l'objet de fausses |
| afgegeven en die aanleiding zouden hebben gegeven tot de registratie | attestations et qui auraient donné lieu à l'enregistrement de fausses |
| van valse gegevens in de gegevensbank met betrekking tot de | données dans la base de données relative aux vaccinations contre la |
| vaccinaties tegen COVID-19. | COVID-19. |
| Alvorens enige onderzoekshandeling te bevelen, stelt de verwijzende | Avant d'ordonner un quelconque acte d'instruction, le juge |
| onderzoeksrechter het Hof de thans onderzochte prejudiciële vragen, | d'instruction a quo pose à la Cour les questions préjudicielles |
| die betrekking hebben op verschillende bepalingen betreffende de | présentement examinées, qui portent sur plusieurs dispositions |
| registratie van de vaccinaties tegen COVID-19, namelijk de wet van 22 | relatives à l'enregistrement des vaccinations contre la COVID-19, à |
| december 2020 « houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle | savoir la loi du 22 décembre 2020 « portant diverses mesures relatives |
| antigeentesten en de registratie en verwerking van gegevens | aux tests antigéniques rapides et concernant l'enregistrement et le |
| betreffende vaccinaties in het kader van de strijd tegen de | traitement de données relatives aux vaccinations dans le cadre de la |
| COVID-19-pandemie », in het bijzonder de artikelen 11 en 17 ervan, en | lutte contre la pandémie de COVID-19 », en particulier ses articles 11 |
| artikel 2 van de wet van 2 april 2021 « houdende instemming met het | et 17, et l'article 2 de la loi du 2 avril 2021 « portant assentiment |
| samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de | à l'accord de coopération du 12 mars 2021 entre l'Etat fédéral, la |
| Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige | Communauté flamande, la Communauté française, la Communauté |
| Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse | germanophone, la Commission communautaire commune, la Région wallonne |
| Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking | et la Commission communautaire française concernant le traitement de |
| van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 », in het | données relatives aux vaccinations contre la COVID-19 », en |
| bijzonder in zoverre daarbij instemming wordt verleend met de | particulier en ce qu'il porte assentiment aux articles 2, § 2, 3, 4, |
| artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van dat samenwerkingsakkoord. | 5, 6 et 10 de cet accord de coopération. |
| B.2.1. Krachtens artikel 142, derde lid, van de Grondwet en artikel | B.2.1. En vertu de l'article 142, alinéa 3, de la Constitution et de |
| 26, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | l'article 26, § 2, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour |
| Grondwettelijk Hof kunnen enkel rechtscolleges prejudiciële vragen | constitutionnelle, seules les juridictions peuvent saisir la Cour de |
| aanhangig maken bij het Hof. Hoewel de parlementaire voorbereiding van | questions préjudicielles. Bien que les travaux préparatoires de ces |
| die bepalingen geen enkele definitie bevat van het begrip « | dispositions ne contiennent aucune définition de la notion de « |
| rechtscollege » dat ertoe is gemachtigd een prejudiciële vraag aan het | juridiction » habilitée à poser une question préjudicielle à la Cour, |
| Hof te stellen, kan uit het doel dat met de invoering van de | il peut être déduit de l'objectif poursuivi par l'instauration de la |
| prejudiciële procedure is nagestreefd, worden afgeleid dat aan dat | procédure préjudicielle qu'il convient de donner une interprétation |
| begrip een ruime interpretatie moet worden gegeven. | large à cette notion. |
| B.2.2. De onderzoeksrechter is een rechter van de rechtbank van eerste | B.2.2. Le juge d'instruction est un juge du tribunal de première |
| aanleg, hij is onafhankelijk en onpartijdig en hij dient met name | instance, il est indépendant et impartial, et il est notamment appelé |
| dwangmaatregelen toe te staan of te bevelen. Ook al hebben de | à autoriser ou à ordonner des mesures de contrainte. Même si les |
| beslissingen die hij neemt, geen gezag van gewijsde, toch vloeien zij | décisions qu'il prend ne sont pas revêtues de l'autorité de la chose |
| voort uit de uitoefening van de rechtsprekende functie en passen zij | jugée, elles participent de l'exercice de la fonction juridictionnelle |
| in het kader van een gerechtelijke procedure. De onderzoeksrechter | et s'inscrivent dans le cadre d'une procédure judiciaire. Le juge |
| dient bijgevolg in beginsel te worden beschouwd als een rechtscollege | d'instruction doit donc en principe être considéré comme une |
| in de zin van de voormelde bepalingen. | juridiction au sens des dispositions précitées. |
| B.3. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of | B.3. C'est en règle à la juridiction a quo qu'il appartient |
| het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van | d'apprécier si la réponse à la question préjudicielle est utile à la |
| het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan | solution du litige. Ce n'est que lorsque tel n'est manifestement pas |
| het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft. | le cas que la Cour peut décider que la question n'appelle pas de |
| B.4.1. Het gerechtelijk onderzoek is, luidens artikel 55, eerste lid, | réponse. B.4.1. L'instruction est, aux termes de l'article 55, alinéa 1er, du |
| van het Wetboek van strafvordering, « het geheel van de handelingen | Code d'instruction criminelle, « l'ensemble des actes qui ont pour |
| die ertoe strekken de daders van misdrijven op te sporen, de bewijzen | objet de rechercher les auteurs d'infractions, de rassembler les |
| te verzamelen en de maatregelen te nemen die de rechtscolleges in | preuves et de prendre les mesures destinées à permettre aux |
| staat moeten stellen met kennis van zaken uitspraak te doen ». Het | juridictions de statuer en connaissance de cause ». L'instruction est |
| gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd onder de leiding en het gezag van | conduite sous la direction et l'autorité du juge d'instruction. |
| de onderzoeksrechter. | |
| Overeenkomstig artikel 56, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek | Conformément à l'article 56, § 1er, alinéa 1er, du même Code, le juge |
| heeft de onderzoeksrechter de verplichting om een onderzoek à charge | d'instruction a l'obligation d'instruire à charge et à décharge. Selon |
| en à décharge in te stellen. Volgens het Hof van Cassatie « [moet] de | la Cour de cassation, « le juge d'instruction est tenu d'instruire |
| onderzoeksrechter [...] de bij hem aanhangig gemaakte feiten volledig | complètement les faits dont il est saisi et de recueillir tous les |
| onderzoeken en alle inlichtingen inwinnen die de waarheid omtrent die | |
| feiten aan het licht kunnen brengen » (Cass., 11 maart 2014, | renseignements susceptibles d'éclairer ces faits » (Cass., 11 mars |
| P.13.0878.N, ECLI:BE:CASS:2014:ARR.20140311.6). | 2014, P.13.0878.N, ECLI:BE:CASS:2014:ARR.20140311.6). |
| B.4.2. Hoewel de onderzoeksrechter, zelfs zonder enige | B.4.2. Bien que le juge d'instruction puisse, même sans effectuer |
| onderzoekshandeling te verrichten, het dossier kan overzenden aan de | aucun acte d'instruction, communiquer le dossier au procureur du Roi |
| procureur des Konings overeenkomstig artikel 127, § 1, eerste lid, van | conformément à l'article 127, § 1er, alinéa 1er, du Code d'instruction |
| het Wetboek van strafvordering wanneer hij meent dat geen enkele | |
| strafrechtelijke kwalificatie kan worden toegekend aan de feiten | criminelle lorsqu'il estime qu'aucune qualification pénale ne peut |
| waarop zijn gerechtelijk onderzoek betrekking heeft (Cass., 5 oktober | être attribuée aux faits sur lesquels porte son instruction (Cass., 5 |
| 2022, P.22.0487.F, ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20221005.2F.5; 22 maart 2016, | octobre 2022, P.22.0487.F, ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20221005.2F.5; 22 |
| P.15.1353.N, ECLI:BE:CASS:2016:ARR.20160322.6; 31 mei 2011, | mars 2016, P.15.1353.N, ECLI:BE:CASS:2016:ARR.20160322.6; 31 mai 2011, |
| P.10.1931.N, ECLI:BE:CASS:2011:ARR.20110531.16), is de | P.10.1931.N, ECLI:BE:CASS:2011:ARR.20110531.16), le juge d'instruction |
| onderzoeksrechter niet bevoegd om de vraag te beslechten of die feiten | n'est pas compétent pour trancher la question de savoir si ces faits |
| al dan niet een misdrijf uitmaken, aangezien die bevoegdheid toekomt | sont constitutifs ou non d'une infraction, cette compétence revenant à |
| aan het onderzoeksgerecht (zie met name artikel 128, eerste lid, van | la juridiction d'instruction (voy. notamment l'article 128, alinéa |
| het Wetboek van strafvordering) of aan het vonnisgerecht. | 1er, du Code d'instruction criminelle) ou à la juridiction de |
| De onderzoeksrechter is niet bevoegd om te beslissen dat het | jugement. Le juge d'instruction n'est compétent ni pour décider que |
| gerechtelijk onderzoek wordt afgesloten (Cass., 22 maart 2016, | l'instruction est clôturée (Cass., 22 mars 2016, P.15.1353.N, |
| P.15.1353.N, ECLI:BE:CASS:2016:ARR.20160322.6), noch om te beslissen | ECLI:BE:CASS:2016:ARR.20160322.6) ni pour décider des suites qu'il |
| over het gevolg dat moet worden gegeven aan het gerechtelijk | convient de réserver à l'instruction, ces prérogatives revenant à la |
| onderzoek, aangezien die prerogatieven toekomen aan de raadkamer en | chambre du conseil et à la chambre des mises en accusation, lesquelles |
| aan de kamer van inbeschuldigingstelling, die toezicht uitoefenen op | exercent un contrôle sur l'instruction et décident, lors du règlement |
| het gerechtelijk onderzoek en bij de regeling van de rechtspleging | de la procédure, de déférer ou non la cause devant les juridictions de |
| beslissen om de zaak al dan niet naar de vonnisgerechten te verwijzen (zie met name de artikelen 127 tot 131, 135 en 136 van het Wetboek van strafvordering). B.5. De prejudiciële vragen peilen in essentie naar de grondwettigheid van de bepalingen waarbij de ten laste gelegde feiten in de aan de onderzoeksrechter voorgelegde zaak strafbaar worden gesteld. Het antwoord op die vragen kan van belang zijn om te bepalen of er sprake is van een misdrijf. Uit het voorgaande blijkt evenwel dat het niet tot de bevoegdheden van de onderzoeksrechter behoort om te beslechten of bepaalde feiten al dan niet een misdrijf uitmaken. Bijgevolg is, gelet op de bevoegdheden van een onderzoeksrechter, het antwoord op de prejudiciële vragen te dezen klaarblijkelijk niet nuttig voor de | jugement (voy. notamment les articles 127 à 131, 135 et 136 du Code d'instruction criminelle). B.5. Les questions préjudicielles portent en substance sur la constitutionnalité des dispositions qui répriment les faits mis à charge dans l'affaire dont le juge d'instruction est saisi. La réponse à ces questions peut être pertinente pour déterminer s'il est question d'une infraction. Il ressort toutefois de ce qui précède que le juge d'instruction n'est pas compétent pour déterminer si certains faits constituent ou non une infraction. Par conséquent, en l'espèce, eu égard aux attributions qui sont celles d'un juge d'instruction, la réponse aux questions préjudicielles n'est manifestement pas utile au |
| verwijzende onderzoeksrechter. | juge d'instruction a quo. |
| B.6. De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. | B.6. Les questions préjudicielles n'appellent pas de réponse. |
| Om die redenen, | Par ces motifs, |
| het Hof | la Cour |
| zegt voor recht : | dit pour droit : |
| De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. | Les questions préjudicielles n'appellent pas de réponse. |
| Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
| op 16 maart 2023. | la Cour constitutionnelle, le 16 mars 2023. |
| De griffier, De voorzitter, | Le greffier, Le président, |
| P.-Y. Dutilleux P. Nihoul | P.-Y. Dutilleux P. Nihoul |