← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 69/2020 van 14 mei 2020 Rolnummer 7099 In zake : het beroep
tot vernietiging van artikel 3 van de wet van 11 juli 2018 « tot wijziging van het Strafwetboek en de
voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering Het Grondwettelijk
Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 69/2020 van 14 mei 2020 Rolnummer 7099 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 3 van de wet van 11 juli 2018 « tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) | Extrait de l'arrêt n° 69/2020 du 14 mai 2020 Numéro du rôle : 7099 En cause : le recours en annulation de l'article 3 de la loi du 11 juillet 2018 « modifiant le Code pénal et le titre préliminaire du Code de procédure pénale en ce qui concer La Cour constitutionnelle, composée des présidents F. Daoût et A. Alen, et des juges L. Lavrysen(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
Uittreksel uit arrest nr. 69/2020 van 14 mei 2020 | Extrait de l'arrêt n° 69/2020 du 14 mai 2020 |
Rolnummer 7099 | Numéro du rôle : 7099 |
In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 3 van de wet van 11 | En cause : le recours en annulation de l'article 3 de la loi du 11 |
juli 2018 « tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande | juillet 2018 « modifiant le Code pénal et le titre préliminaire du |
titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke | Code de procédure pénale en ce qui concerne la responsabilité pénale |
verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft », ingesteld door de « | des personnes morales », introduit par le Parti libertarien et Baudoin |
Parti libertarien » en Baudoin Collard. | Collard. |
Het Grondwettelijk Hof, | La Cour constitutionnelle, |
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. | composée des présidents F. Daoût et A. Alen, et des juges L. Lavrysen, |
Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, | T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet et J. Moerman, assistée du |
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, | greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président F. Daoût, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging | I. Objet du recours et procédure |
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 21 januari | Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 21 |
2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 23 | janvier 2019 et parvenue au greffe le 23 janvier 2019, un recours en |
januari 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 3 van | |
de wet van 11 juli 2018 « tot wijziging van het Strafwetboek en de | annulation de l'article 3 de la loi du 11 juillet 2018 « modifiant le |
voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de | Code pénal et le titre préliminaire du Code de procédure pénale en ce |
strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft » | qui concerne la responsabilité pénale des personnes morales » (publiée |
(bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 juli 2018, tweede | au Moniteur belge du 20 juillet 2018, deuxième édition) a été |
editie) door de « Parti libertarien » en Baudoin Collard, bijgestaan | introduit par le Parti libertarien et Baudoin Collard, assistés et |
en vertegenwoordigd door Mr. R. Fonteyn, advocaat bij de balie te Brussel. | représentés par Me R. Fonteyn, avocat au barreau de Bruxelles. |
(...) | (...) |
II. In rechte | II. En droit |
(...) | (...) |
B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 3 | B.1.1. Les parties requérantes demandent l'annulation de l'article 3 |
van de wet van 11 juli 2018 « tot wijziging van het Strafwetboek en de | de la loi du 11 juillet 2018 « modifiant le Code pénal et le titre |
voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de | préliminaire du Code de procédure pénale en ce qui concerne la |
strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft » | |
(hierna : de wet van 11 juli 2018). De bestreden bepaling past in het | responsabilité pénale des personnes morales » (ci-après : la loi du 11 |
juillet 2018). La disposition attaquée s'insère dans le cadre plus | |
ruimere kader van de hervorming van de strafrechtelijke | large de la réforme de la responsabilité pénale des personnes morales |
verantwoordelijkheid van publiekrechtelijke rechtspersonen die de | de droit public, qui abroge l'immunité pénale dont bénéficiaient |
strafrechtelijke immuniteit van sommige van die rechtspersonen opheft. | certaines de ces personnes morales. |
De bestreden bepaling heeft betrekking op de strafrechtelijke sancties | La disposition attaquée a trait aux sanctions pénales dont est |
die verbonden zijn aan de nieuwe verantwoordelijkheid van de | assortie la nouvelle responsabilité des personnes morales de droit |
publiekrechtelijke rechtspersonen. Zij bepaalt : | public. Elle dispose : |
« In artikel 7bis van [het Strafwetboek], ingevoegd bij de wet van 4 | « A l'article 7bis du [Code pénal], inséré par la loi du 4 mai 1999, |
mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : | les modifications suivantes sont apportées : |
1° in het eerste lid wordt de inleidende zin vervangen als volgt : | 1° dans l'alinéa 1er, la phrase introductive est remplacée comme suit |
' De straffen toepasselijk op misdrijven gepleegd door rechtspersonen, | : ' Les peines applicables aux infractions commises par des personnes |
met uitsluiting van publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in het | morales, à l'exception des personnes morales de droit public visées à |
derde lid, zijn : '; | l'alinéa 3, sont : '; |
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : | 2° l'article est complété par un alinéa rédigé comme suit : |
' Ten aanzien van de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn kan enkel, met uitsluiting van elke andere straf, de eenvoudige schuldigverklaring worden uitgesproken. ' ». Artikel 7bis van het Strafwetboek, zoals gewijzigd, bepaalt voortaan : « De straffen toepasselijk op misdrijven gepleegd door rechtspersonen, met uitsluiting van publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in het | ' En ce qui concerne l'Etat fédéral, les Régions, les Communautés, les provinces, les zones de secours, les prézones, l'Agglomération bruxelloise, les communes, les zones pluricommunales, les organes territoriaux intracommunaux, la Commission communautaire française, la Commission communautaire flamande, la Commission communautaire commune et les centres publics d'aide sociale seule la simple déclaration de culpabilité peut être prononcée, à l'exclusion de toute autre peine ' ». L'article 7bis du Code pénal, tel qu'il est modifié, dispose désormais : « Les peines applicables aux infractions commises par des personnes morales, à l'exception des personnes morales de droit public visées à |
derde lid, zijn : | l'alinéa 3, sont : |
in criminele zaken, in correctionele zaken en in politiezaken : | en matière criminelle, correctionnelle et de police : |
1° geldboete; | 1° l'amende; |
2° bijzondere verbeurdverklaring; de bijzondere verbeurdverklaring, | 2° la confiscation spéciale; la confiscation spéciale prévue à |
bepaald in artikel 42, 1°, uitgesproken ten aanzien van | l'article 42, 1°, prononcée à l'égard des personnes morales de droit |
publiekrechtelijke rechtspersonen kan enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag; in criminele en correctionele zaken : 1° ontbinding; deze kan niet worden uitgesproken ten aanzien van de publiekrechtelijke rechtspersoon; 2° verbod een werkzaamheid die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel te verrichten, met uitzondering van werkzaamheden die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening; 3° sluiting van een of meer inrichtingen, met uitzondering van de inrichtingen waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening; | public, ne peut porter que sur des biens civilement saisissables; en matière criminelle et correctionnelle : 1° la dissolution; celle-ci ne peut être prononcée à l'égard des personnes morales de droit public; 2° l'interdiction d'exercer une activité relevant de l'objet social, à l'exception des activités qui relèvent d'une mission de service public; 3° la fermeture d'un ou plusieurs établissements, à l'exception d'établissements où sont exercées des activités qui relèvent d'une mission de service public; |
4° bekendmaking of verspreiding van de beslissing. | 4° la publication ou la diffusion de la décision. |
Ten aanzien van de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de | En ce qui concerne l'Etat fédéral, les Régions, les Communautés, les |
provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse | provinces, les zones de secours, les prézones, l'Agglomération |
agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de | bruxelloise, les communes, les zones pluricommunales, les organes |
binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse | territoriaux intracommunaux, la Commission communautaire française, la |
Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de | Commission communautaire flamande, la Commission communautaire commune |
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor | et les centres publics d'aide sociale seule la simple déclaration de |
maatschappelijk welzijn kan enkel, met uitsluiting van elke andere | |
straf, de eenvoudige schuldigverklaring worden uitgesproken ». | culpabilité peut être prononcée, à l'exclusion de toute autre peine ». |
B.1.2. Het amendement dat aan de bestreden bepaling ten grondslag | B.1.2. L'amendement qui est à l'origine de la disposition attaquée est |
ligt, wordt in de parlementaire voorbereiding als volgt verantwoord : | justifié comme suit, dans les travaux préparatoires : |
« Dit amendement wenst tegemoet te komen aan de opmerkingen | « Cet amendement entend répondre aux remarques formulées durant les |
geformuleerd tijdens de hoorzittingen over de wetsvoorstellen DOC | auditions relatives aux propositions de loi DOC 54 816/001 et DOC 54 |
54816/001 en DOC 54 1031/001. | 1031/001. |
Tijdens deze hoorzittingen werd de nodige steun geuit voor de | Au cours de ces auditions, la solution de la simple abrogation de |
oplossing van de simpele opheffing van het vierde lid van artikel 5 | l'alinéa 4 de l'article 5 du Code pénal a reçu le soutien nécessaire. |
Strafwetboek. Ook de Raad van State had zich hierover in haar advies | Le Conseil d'Etat s'était également déjà déclaré favorable à cet égard |
van 22 september 2015 reeds gunstig uitgedrukt. Toch werd er door | dans son avis du 22 septembre 2015. Divers orateurs ont cependant |
diverse sprekers ook terecht op een aantal risico's gewezen. | attiré l'attention à juste titre sur un certain nombre de risques. |
De wetsvoorstellen hadden voornamelijk tot doel om de lokale mandatarissen meer zekerheid te geven dat, in gevallen waarin zijzelf in feite geen strafrechtelijke inbreuk hadden begaan, niet zij maar eerder de gemeente zou worden vervolgd. De zuivere opheffing van de immuniteit, en een daaruit volgende veroordeling van de gemeente, kan echter voor lokale overheden tot ernstige budgettaire gevolgen leiden. Zo dreigt er een gevaar voor instrumentalisering van het strafrecht, als wapen in gevallen van voornamelijk politiek geïnspireerde strijd. Daarom wordt naast de opheffing van het huidige artikel 5, vierde lid, van het Strafwetboek inzake de strafrechtelijke immuniteit van ' politieke ' publiekrechtelijke rechtspersonen wordt geopteerd voor het moduleren van de sancties. De sancties voor rechtspersonen, bepaald in artikel 7bis Strafwetboek, houden nu reeds rekening met gevallen waarin een bepaalde openbare dienstverlening in het gedrang zou kunnen komen door een aan een publiekrechtelijke rechtspersoon opgelegde sanctie. Zo worden er onder meer beperkingen gesteld aan de gevallen van bijzondere verbeurdverklaring als bedoeld in artikel 42, 1° Strafwetboek, de ontbinding, het verbod om een werkzaamheid uit te oefenen en de | Le principal objectif des propositions de loi était de donner aux mandataires locaux une plus grande garantie que dans les cas où ils n'auraient en fait commis eux-mêmes aucune infraction pénale, ce soit la commune et non eux qui fasse l'objet de poursuites. Cependant, la simple levée de l'immunité et la condamnation de la commune qui s'en suit peuvent avoir des conséquences budgétaires sérieuses pour les autorités locales. Ainsi, il existe un risque d'instrumentalisation du droit pénal, qui servirait d'arme en cas de querelles d'inspiration essentiellement politique. C'est pourquoi il est opté pour une modulation des sanctions outre l'abrogation de l'actuel article 5, alinéa 4, du Code pénal relatif à l'immunité pénale des personnes morales de droit public ' politiques '. Les sanctions à l'égard de personnes morales visées à l'article 7bis du Code pénal tiennent déjà compte des cas dans lesquels un service public donné pourrait pâtir d'une sanction infligée à une personne morale de droit public. Ainsi, des limitations sont notamment fixées pour les cas de confiscation spéciale visée à l'article 42, 1°, du Code pénal, la dissolution, l'interdiction d'exercer certaines |
sluiting van een inrichting. Deze uitzonderingen bieden alvast enige | fonctions et l'exclusion d'un établissement. Ces exceptions offrent |
bescherming voor de publiekrechtelijke rechtspersonen die tot nu toe | déjà une certaine protection aux personnes morales de droit public qui |
konden genieten van immuniteit. | |
Toch rijzen er nog vragen met betrekking tot het opleggen van de | pouvaient bénéficier jusqu'ici de l'immunité. |
geldboete. Door de opheffing van de immuniteit zou men immers kunnen | Des questions demeurent néanmoins en ce qui concerne l'imposition |
komen tot situaties waarbij de staat een boete aan zichzelf moet | d'une amende. La levée de l'immunité peut en effet conduire à des |
betalen, wat onlogisch lijkt. Ook is er, zoals gezegd, een aanzienlijk | situations où l'Etat devrait se payer une amende à lui-même, ce qui |
risico op ernstige budgettaire gevolgen voor lokale overheden wanneer | semble illogique. Comme déjà évoqué, il existe également un risque |
zij zouden worden veroordeeld tot de betaling van een geldboete. Deze | considérable de conséquences budgétaires sérieuses pour les autorités |
gevolgen zouden worden vermeden wanneer men de geldboete simpelweg zou | locales si elles sont condamnées à payer une amende. Ces conséquences |
uitsluiten in geval van deze welbepaalde publiekrechtelijke | seraient évitées si l'on excluait simplement l'amende dans le cas de |
rechtspersonen die voorheen van immuniteit genoten. | ces personnes morales de droit public bien définies qui jouissaient |
In de plaats daarvan wordt ervoor geopteerd om voor de ' politieke ' | auparavant de l'immunité. |
publiekrechtelijke rechtspersonen als straf de ' eenvoudige schuldigverklaring ' te voorzien. Hierdoor worden deze publiekrechtelijke rechtspersonen alleszins alsnog op gelijke voet geplaatst met andere rechtspersonen en natuurlijke personen voor wat betreft de verantwoordelijkheid die hen strafrechtelijk gezien kan worden verweten, zonder dat dit noodzakelijk moet leiden tot een vermindering van de publieke middelen. In die mate is deze wetswijziging een belangrijk symbool. Hiermee kan ook het slachtoffer gemakkelijker een burgerrechtelijke vergoeding bekomen van de geleden schade. Deze optie vond ook steun tijdens de hoorzittingen, onder andere in het betoog van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie. Aangezien de Raad van State destijds bij het invoeren van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen geen fundamentele bezwaren heeft geuit tegen de invoering van de | Au lieu de cela, il est opté pour une peine sous la forme d'une ' simple déclaration de culpabilité ' pour les personnes morales de droit public ' politiques '. Ainsi, ces personnes morales de droit public sont mises sur un pied d'égalité avec d'autres personnes morales et personnes physiques pour ce qui concerne la responsabilité qui peut leur être imputée sur le plan pénal, sans que cela ne doive nécessairement aboutir à une diminution des moyens publics. Dans cette mesure, cette modification législative est un symbole important. Cela permet également toujours à la victime d'obtenir plus facilement une réparation civile pour les préjudices subis. Cette piste a également été appuyée lors des auditions, notamment dans l'exposé du premier président de la Cour de cassation. Etant donné qu'à l'époque de l'introduction de la responsabilité pénale des personnes morales, le Conseil d'Etat n'avait émis aucune |
strafrechtelijke immuniteit voor de publiekrechtelijke rechtspersonen | objection fondamentale à l'introduction de l'immunité pénale pour les |
die worden opgesomd in het vierde lid van huidig artikel 5 van het | personnes morales de droit public énumérées à l'article 5, alinéa 4, |
Strafwetboek, en de voornoemde strafrechtelijke immuniteit ook zonder | du Code pénal et que l'immunité pénale précitée a également passé sans |
problemen de grondwettelijkheidstoets van het Grondwettelijk Hof heeft | encombre le contrôle de constitutionnalité de la Cour |
doorstaan, zijn er geen fundamentele bezwaren tegen door dit | constitutionnelle, il n'y a aucun inconvénient fondamental à |
amendement voorgestelde aanpassing van het straffenarsenaal in artikel | l'adaptation proposée par le présent amendement de l'arsenal répressif |
7bis Strafwetboek ten overstaan van deze publiekrechtelijke | de l'article 7bis du Code pénal à l'égard des personnes morales de |
rechtspersonen wiens strafrechtelijke immuniteit wordt opgeheven » | droit public dont l'immunité pénale est levée » (Doc. parl., Chambre, |
(Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-0816/003, pp. 19-21). B.2.1. De eerste verzoekende partij is de « Parti libertarien ». De Ministerraad gaat ervan uit dat die partij niet over de bekwaamheid beschikt om voor het Hof een beroep tot vernietiging in te stellen, aangezien niet wordt betwist dat het om een feitelijke vereniging gaat. B.2.2. Naar luid van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof dient de verzoekende partij voor het Hof een natuurlijke persoon of een rechtspersoon te zijn die doet blijken van een belang. De politieke partijen die feitelijke verenigingen zijn, hebben in beginsel niet de vereiste bekwaamheid om voor het Hof een beroep in te stellen. Anders is het slechts wanneer zij optreden in aangelegenheden waarvoor zij wettelijk als afzonderlijke entiteiten worden erkend en wanneer, terwijl hun optreden bij de wet is erkend, sommige aspecten daarvan in het geding zijn. B.2.3. Zulks is te dezen niet het geval. Het beroep is onontvankelijk in zoverre het is ingesteld door de « Parti libertarien ». B.3.1. Ter staving van haar belang voert de tweede verzoekende partij aan dat zij, zoals elke burger, het slachtoffer kan worden van een misdrijf dat is gepleegd door een van de rechtspersonen vermeld in artikel 7bis, derde lid, van het Strafwetboek. In zoverre de bestreden bepaling tot gevolg zou hebben dat minder waarborgen worden geboden aan de slachtoffers van een misdrijf dat is gepleegd door een publiekrechtelijke rechtspersoon bedoeld in artikel 7bis, derde lid, van het Strafwetboek, dan aan de slachtoffers van een misdrijf dat is gepleegd door een andere publiekrechtelijke rechtspersoon, zou de tweede verzoekende partij doen blijken van een belang. B.3.2. Het door de tweede verzoekende partij aangevoerde belang verschilt niet van het belang dat iedere persoon erbij heeft dat de wettigheid in alle aangelegenheden in acht wordt genomen. De tweede verzoekende partij is op dit ogenblik geen partij in een strafprocedure waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon betrokken zou zijn, zodat de aangevoerde situatie louter hypothetisch is. De hoedanigheid van potentieel slachtoffer volstaat te dezen niet om het rechtens vereiste belang op te leveren. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt overigens dat de bestreden bepaling betrekking heeft op de straf, en niet op de vergoeding van de schade die door het strafrechtelijk misdrijf is veroorzaakt en die op burgerrechtelijk vlak aan het slachtoffer kan worden toegekend. Het slachtoffer heeft echter er in de regel geen rechtstreeks belang erbij dat de dader van een misdrijf tot een bepaalde straf veeleer dan tot een andere wordt veroordeeld, noch dat een grotere strengheid wordt geëist met betrekking tot de toepasselijke straf. B.3.3. De tweede verzoekende partij toont niet aan hoe zij rechtstreeks en ongunstig in haar situatie zou kunnen worden geraakt door artikel 3 van de wet van 11 juli 2018. Het erkennen van het door de tweede verzoekende partij aangevoerde belang zou dan ook neerkomen op het aanvaarden van de actio popularis, hetgeen de Grondwetgever niet heeft gewild. B.4. Het beroep is niet ontvankelijk. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 14 mei 2020. De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, | 2017-2018, DOC 54-0816/003, pp. 19-21). B.2.1. La première partie requérante est le « Parti libertarien ». Le Conseil des ministres considère que cette partie ne dispose pas de la capacité à agir en annulation devant la Cour, dès lors qu'il s'agit d'une association de fait, ce qui n'est pas contesté. B.2.2. Aux termes de l'article 2, 2°, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, la partie requérante devant la Cour doit être une personne physique ou morale justifiant d'un intérêt. Les partis politiques qui sont des associations de fait n'ont pas, en principe, la capacité requise pour introduire un recours devant la Cour. Il n'en va autrement que lorsqu'ils agissent dans des matières pour lesquelles ils sont légalement reconnus comme formant des entités distinctes et que, alors que leur intervention est légalement reconnue, certains aspects de celle-ci sont en cause. B.2.3. Tel n'est pas le cas en l'espèce. Le recours est irrecevable, en ce qu'il est introduit par le « Parti libertarien ». B.3.1. A l'appui de son intérêt, la seconde partie requérante fait valoir que, comme tout citoyen, elle peut être victime d'une infraction commise par l'une des personnes morales visées à l'article 7bis, alinéa 3, du Code pénal. En ce que la disposition attaquée aurait pour conséquence d'offrir moins de garanties aux victimes d'une infraction commise par une personne morale de droit public visée à l'article 7bis, alinéa 3, du Code pénal qu'aux victimes d'une infraction commise par une autre personne morale de droit public, la seconde partie requérante justifierait d'un intérêt à agir. B.3.2. L'intérêt invoqué par la seconde partie requérante ne se distingue pas de celui qu'a toute personne au respect de la légalité en toute matière. La seconde partie requérante n'est actuellement pas partie à une procédure pénale qui impliquerait une personne morale de droit public, de sorte que la situation alléguée est purement hypothétique. La qualité de victime potentielle ne suffit pas, en l'espèce, pour justifier de l'intérêt requis. Il ressort par ailleurs de l'exposé des moyens que la disposition attaquée concerne la peine et non les dommages et intérêts en réparation du préjudice causé par l'infraction pénale, qui peuvent être alloués à la victime sur le plan civil. Or, la victime ne dispose pas, en règle, d'un intérêt direct à ce que l'auteur d'une infraction soit condamné à une peine plutôt qu'à une autre, ni à réclamer une plus grande sévérité quant à la peine applicable. B.3.3. La seconde partie requérante ne démontre pas en quoi elle serait affectée directement et défavorablement dans sa situation par l'article 3 de la loi du 11 juillet 2018. Admettre l'intérêt invoqué par la seconde partie requérante reviendrait dès lors à admettre l'action populaire, ce que le Constituant n'a pas voulu. B.4. Le recours est irrecevable. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi rendu en langue française, en langue néerlandaise et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le 14 mai 2020. Le greffier, P.-Y. Dutilleux Le président, |
F. Daoût | F. Daoût |