Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 21/2018 van 22 februari 2018 Rolnummer 6543 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank Luik, afdeling Luik. Het Grond samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul,(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 21/2018 van 22 februari 2018 Rolnummer 6543 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank Luik, afdeling Luik. Het Grond samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul,(...) Extrait de l'arrêt n° 21/2018 du 22 février 2018 Numéro du rôle : 6543 En cause : la question préjudicielle relative aux articles 848 à 850 du Code judiciaire, posée par le Tribunal correctionnel de Liège, division Liège. La Cour constitut composée des présidents J. Spreutels et A. Alen, des juges T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet e(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 21/2018 van 22 februari 2018 Extrait de l'arrêt n° 21/2018 du 22 février 2018
Rolnummer 6543 Numéro du rôle : 6543
In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 848 tot 850 En cause : la question préjudicielle relative aux articles 848 à 850
van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank du Code judiciaire, posée par le Tribunal correctionnel de Liège,
Luik, afdeling Luik. division Liège.
Het Grondwettelijk Hof, La Cour constitutionnelle,
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, de rechters composée des présidents J. Spreutels et A. Alen, des juges T.
T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, en, Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet et R. Leysen, et, conformément à
overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 l'article 60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour
op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter E. De Groot, bijgestaan constitutionnelle, du président émérite E. De Groot, assistée du
door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, greffier F. Meersschaut, présidée par le président J. Spreutels,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Objet de la question préjudicielle et procédure
Bij vonnis van 6 oktober 2016 in zake A.D. tegen de nv « Argenta », Par jugement du 6 octobre 2016 en cause de A.D. contre la SA « Argenta
waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 », dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 21 novembre
november 2016, heeft de Correctionele Rechtbank Luik, afdeling Luik, 2016, le Tribunal correctionnel de Liège, division Liège, a posé la
de volgende prejudiciële vraag gesteld : question préjudicielle suivante :
« Schenden de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek de « Les articles 848 à 850 du Code judiciaire violent-ils les articles
artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij niet van toepassing 10 et 11 de la Constitution en ce qu'ils ne sont pas applicables
zijn voor de strafgerechten, zelfs wanneer zij zich ertoe beperken
uitspraak te doen over de burgerlijke vordering, en de beklaagde dus devant les juridictions répressives, même lorsqu'elles se bornent à
niet de mogelijkheid bieden om voor het strafgerecht waarbij de statuer sur l'action civile et donc ne permettent pas au prévenu
burgerlijke vordering op regelmatige wijze aanhangig is gemaakt, een d'introduire une procédure en désaveu devant la juridiction répressive
procedure tot ontkentenis in te stellen tegen zijn vorige raadsman van régulièrement saisie de l'action civile, à l'encontre de son précédent
wie hij zegt dat hij hem niet ertoe gemachtigd heeft hem te
vertegenwoordigen, terwijl indien de burgerlijke vordering voor een conseil qu'il dit ne pas avoir mandaté pour le représenter, alors que
burgerlijk rechtscollege was ingesteld, hij een vordering tot si l'action civile avait été introduite devant une juridiction civile,
ontkentenis had kunnen instellen ? ». il aurait pu introduire une demande en désaveu ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. En droit
(...) (...)
B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 848 tot B.1. La question préjudicielle porte sur les articles 848 à 850 du
850 van het Gerechtelijk Wetboek. Code judiciaire.
Die artikelen, die hoofdstuk VI (« Ontkentenis van proceshandelingen Ces articles, qui constituent le chapitre VI (« Le désaveu ») du titre
») van titel III (« Tussengeschillen en bewijs ») van boek II (« III (« Des incidents et de la preuve ») du livre II (« L'instance »)
Geding ») van deel IV (« Burgerlijke rechtspleging ») van het de la quatrième partie (« De la procédure civile ») du Code
Gerechtelijk Wetboek vormen, bepalen : judiciaire, disposent :
«

Art. 848.Ingeval een proceshandeling wordt verricht namens een persoon, buiten iedere wettelijke vertegenwoordiging, zonder dat deze die handeling, zelfs stilzwijgend, heeft gelast, toegelaten of bekrachtigd, kan hij de rechter verzoeken die handeling van onwaarde te verklaren. Dit geldt eveneens voor de reeds gedane onderzoeksverrichtingen en voor de beslissingen gewezen ingevolge de van onwaarde verklaarde handeling. De andere partijen in het geding kunnen dezelfde vordering indienen, tenzij de persoon namens wie de handeling is verricht, deze bekrachtigt of te bekwamer tijd bevestigt.

«

Art. 848.Dans le cas où un acte de procédure aurait été accompli au nom d'une personne en l'absence de toute représentation légale sans qu'elle l'ait ordonné, permis ou ratifié, même tacitement, elle pourra demander au juge de le déclarer non avenu. Il en sera de même des actes d'instruction accomplis et des décisions rendues ensuite de l'acte ainsi déclaré non avenu. Les autres parties litigantes peuvent introduire les mêmes demandes à moins que la personne au nom de laquelle l'acte a été accompli ne le ratifie ou ne le confirme en temps utile.

Art. 849.Wanneer de zaak voor de rechter aanhangig is in eerste of

Art. 849.Lorsque l'affaire est pendante devant le juge, au premier ou

tweede aanleg, wordt de in artikel 848 bedoelde vordering tot ontkentenis gedaan volgens de regels van de tussenkomst. Blijft er een rechtsmiddel mogelijk, dan kan de vordering tot ontkentenis ingediend worden samen met dit rechtsmiddel. In de andere gevallen wordt de vordering tot ontkentenis ingediend samen met de herroeping van het gewijsde zoals gezegd wordt in artikel 1134. Iedere vordering tot ontkentenis wordt aan het openbaar ministerie medegedeeld. Degene tegen wie de vordering tot ontkentenis is toegewezen, kan worden veroordeeld tot schadevergoeding jegens de eiser en jegens de andere partijen.

Art. 850.De rechter kan, op verzoek van een partij, weigeren rekening te houden met de aanbieding, erkenning of toestemming die niet gewettigd is door de handtekening van degene van wie zij uitgaat of van zijn bijzondere gemachtigde ». B.2. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek « in zoverre zij niet van toepassing zijn voor de strafgerechten, zelfs wanneer zij zich ertoe beperken uitspraak te doen over de burgerlijke vordering, en de beklaagde dus niet de mogelijkheid bieden om voor het strafgerecht waarbij de burgerlijke vordering op regelmatige wijze aanhangig is gemaakt, een procedure tot ontkentenis in te stellen tegen zijn vorige raadsman van wie hij zegt dat hij hem niet ertoe gemachtigd heeft hem te vertegenwoordigen, terwijl indien de burgerlijke vordering voor een burgerlijk rechtscollege was ingesteld, hij een vordering tot ontkentenis had kunnen instellen ». In de prejudiciële vraag wordt aldus verzocht de situatie van de rechtzoekenden die bij een burgerlijk rechtscollege een vordering tot ontkentenis wensen in te stellen tegen hun raadsman, te vergelijken met de situatie van de rechtzoekenden die voor een strafgerecht, zelfs wanneer het zich ertoe beperkt uitspraak te doen over de burgerlijke vordering, een vordering tot ontkentenis wensen in te stellen tegen hun raadsman. B.3. Het geschil dat voor de verwijzende rechter hangende is, betreft een verzet tegen het vonnis van de correctionele rechtbank waarbij een beklaagde ertoe wordt veroordeeld de burgerlijke partij schadeloos te stellen, waarbij de strafvordering voor het overige vervallen is. In het kader van dat verzet betwist de beklaagde het tegensprekelijke karakter van dat vonnis, door aan te voeren dat hij zijn raadsman niet ertoe heeft gemachtigd hem tijdens de laatste terechtzittingen voor de correctionele rechtbank te vertegenwoordigen; in die context wijst hij erop dat hij bij de verwijzende rechter een procedure tot ontkentenis wenst in te stellen tegen zijn vorige raadsman. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie. B.4. Bij de in het geding zijnde bepalingen wordt de procedure geregeld die het mogelijk maakt een vordering tot ontkentenis in te stellen tegen een persoon die, zonder lastgeving of met overschrijding van de grenzen ervan, een proceshandeling zou hebben verricht. De rechter zal de aldus verrichte proceshandeling alsook, in voorkomend geval, de reeds gedane onderzoeksverrichtingen en de beslissingen gewezen ingevolge de van onwaarde verklaarde handeling, van onwaarde

au second degré de juridiction, la demande en désaveu prévue à l'article 848 est formée selon les règles des interventions. Si une voie de recours demeure ouverte, la demande en désaveu peut être introduite ensemble avec cette voie de recours. Dans les autres cas, la demande en désaveu est formée ensemble avec la requête civile, comme il est dit à l'article 1134. Toute demande en désaveu est communiquée au ministère public. Le désavoué peut être condamné aux dommages-intérêts envers le demandeur et les autres parties.

Art. 850.Le juge peut, à la demande d'une partie, refuser de faire état de l'offre, de l'aveu ou de l'acquiescement qui ne seraient pas justifiés par la signature de celui dont ils émanent ou de son fondé de pouvoir spécial ». B.2. La Cour est interrogée sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution des articles 848 à 850 du Code judiciaire « en ce qu'ils ne sont pas applicables devant les juridictions répressives, même lorsqu'elles se bornent à statuer sur l'action civile et donc ne permettent pas au prévenu d'introduire une procédure en désaveu devant la juridiction répressive régulièrement saisie de l'action civile, à l'encontre de son précédent conseil qu'il dit ne pas avoir mandaté pour le représenter, alors que si l'action civile avait été introduite devant une juridiction civile, il aurait pu introduire une demande en désaveu ». La question préjudicielle invite ainsi à comparer la situation des justiciables qui souhaitent désavouer leur conseil devant une juridiction civile avec celle des justiciables qui souhaitent désavouer leur conseil devant une juridiction répressive, même lorsqu'elle se borne à statuer sur l'action civile. B.3. Le litige pendant devant le juge a quo concerne une opposition au jugement du tribunal correctionnel condamnant un prévenu à indemniser la partie civile, l'action publique étant éteinte pour le surplus. Dans le cadre de cette opposition, le prévenu conteste le caractère contradictoire de ce jugement, en alléguant ne pas avoir mandaté son conseil pour le représenter lors des dernières audiences devant le tribunal correctionnel; dans ce contexte, il indique souhaiter introduire devant le juge a quo une procédure en désaveu de son précédent conseil. La Cour limite son examen à cette situation. B.4. Les dispositions en cause organisent la procédure permettant de désavouer une personne qui aurait accompli un acte de procédure sans mandat ou en en dépassant les limites. Le juge pourra déclarer non avenu l'acte de procédure ainsi accompli, ainsi que, le cas échéant, les actes d'instruction accomplis et les décisions rendues ensuite de

kunnen verklaren (artikel 848, eerste en tweede lid, van het l'acte ainsi déclaré non avenu (article 848, alinéas 2 et 3, du Code
Gerechtelijk Wetboek). judiciaire).
De vordering tot ontkentenis kan worden ingediend door de persoon La demande en désaveu peut être introduite par la personne au nom de
namens wie de handeling is verricht (artikel 848, eerste lid, van het laquelle l'acte a été accompli (article 848, alinéa 1er, du Code
Gerechtelijk Wetboek) of door de andere partijen in het geding judiciaire) ou par les autres parties litigantes (articles 848, alinéa
(artikelen 848, derde lid, en 850 van het Gerechtelijk Wetboek), behalve wanneer de partij namens wie de handeling is verricht, die heeft bekrachtigd of te bekwamer tijd heeft bevestigd (artikel 848, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek). De vordering tot ontkentenis kan een tussenvordering zijn en wordt gedaan volgens de regels van de tussenkomst, wanneer de zaak voor de rechter aanhangig is in eerste of tweede aanleg (artikel 849, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek). Zij kan ook worden ingediend samen met een rechtsmiddel, indien er een rechtsmiddel mogelijk blijft (artikel 849, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek), of, in de andere gevallen, samen met de herroeping van het gewijsde zoals 3, et 850 du Code judiciaire), sauf lorsque la partie au nom de laquelle l'acte a été posé l'a ratifié ou confirmé en temps utile (article 848, alinéa 3, du Code judiciaire). La demande en désaveu peut être incidente, formée selon les règles des interventions, lorsque l'affaire est pendante devant le juge, au premier ou au second degré de juridiction (article 849, alinéa 1er, du Code judiciaire). Elle peut également être introduite ensemble avec une voie de recours, si une voie de recours demeure ouverte (article 849, alinéa 2, du Code judiciaire), ou, dans les autres cas, ensemble
bepaald in artikel 1134 van het Gerechtelijk Wetboek (artikel 849, avec la requête civile, comme le prévoit l'article 1134 du Code
derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek).
Degene tegen wie de vordering tot ontkentenis is toegewezen, kan judiciaire (article 849, alinéa 3, du Code judiciaire).
worden veroordeeld tot schadevergoeding jegens de eiser en jegens de Le désavoué peut être condamné aux dommages-intérêts envers le
andere partijen (artikel 849, vijfde lid, van het Gerechtelijk demandeur et les autres parties (article 849, alinéa 5, du Code
Wetboek). De persoon tegen wie de vordering tot ontkentenis is judiciaire). La personne contre laquelle la demande en désaveu est
ingediend, moet, met inachtneming van de rechten van de verdediging, introduite doit, dans le respect des droits de la défense, être mise à
bij de zaak worden betrokken (Cass., 16 maart 2016, Arr. Cass., 2016, la cause (Cass., 16 mars 2016, Pas., 2016, n° 184).
nr. 184). B.5.1. Wat het toepassingsgebied van de in het geding zijnde B.5.1. En ce qui concerne le champ d'application des dispositions en
bepalingen betreft, heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat zij niet cause, la Cour de cassation a jugé qu'elles ne s'appliquent pas devant
van toepassing zijn voor de strafgerechten (Cass., 11 februari 1986, les juridictions répressives (Cass., 11 février 1986, Pas., 1986, I,
Arr. Cass., 1986, nr. 373; Cass., 15 december 2004, Arr. Cass., 2004, n° 373; Cass., 15 décembre 2004, Pas., 2004, n° 613; Cass., 24
nr. 613; Cass., 24 september 2014, Arr. Cass., 2014, nr. 550; Cass.,
16 maart 2016, Arr. Cass., 2016, nr. 184) aangezien « [het] Wetboek septembre 2014, Pas., 2014, n° 550; Cass., 16 mars 2016, Pas., 2016,
van strafvordering, dat de vertegenwoordiging van de beklaagde regelt, n° 184), dès lors que « [l]e Code d'instruction criminelle qui régit
[...] niet [toestaat] dat dit tussengeschillen veroorzaakt die de la représentation du prévenu ne permet pas que celle-ci suscite des
rechtspleging dreigen te vertragen » (Cass., 24 september 2014, incidents qui risqueraient de retarder la procédure » (Cass., 24
voormeld). septembre 2014, précité).
Het Hof van Cassatie heeft gepreciseerd dat de in het geding zijnde
bepalingen « niet van toepassing zijn voor de strafgerechten, zelfs La Cour de cassation a précisé que les dispositions en cause « ne sont
als deze zich ertoe beperken uitspraak te doen over de burgerlijke pas applicables devant les juridictions répressives, même lorsqu'elles
rechtsvordering » (Cass., 19 januari 2000, Arr. Cass., 2000, nr. 45). se bornent à statuer sur l'action civile » (Cass., 19 janvier 2000,
B.5.2. Wat de mogelijkheid betreft om een vordering tot ontkentenis in Pas., 2000, n° 45). B.5.2. Les catégories de personnes visées dans la question
préjudicielle sont dès lors traitées différemment en ce qui concerne
la possibilité d'introduire une demande en désaveu, telle qu'elle est
te dienen, zoals zij is geregeld bij de artikelen 848 tot 850 van het organisée par les articles 848 à 850 du Code judiciaire.
Gerechtelijk Wetboek, worden de in de prejudiciële vraag beoogde B.6. La différence de traitement entre certaines catégories de
categorieën van personen derhalve verschillend behandeld.
B.6. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van
personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende personnes qui découle de l'application de règles procédurales
procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen différentes dans des circonstances différentes n'est pas
discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het discriminatoire en soi. Il ne serait question de discrimination que si
verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die la différence de traitement qui découle de l'application de ces règles
procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de de procédure entraînait une limitation disproportionnée des droits des
daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. personnes concernées.
B.7.1. Artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van B.7.1. L'article 4 du titre préliminaire du Code d'instruction
strafvordering bepaalt : criminelle dispose :
« De burgerlijke rechtsvordering kan tezelfdertijd en voor dezelfde « L'action civile peut être poursuivie en même temps et devant les
rechters vervolgd worden als de strafvordering. Zij kan ook mêmes juges que l'action publique. Elle peut aussi l'être séparément;
afzonderlijk vervolgd worden; in dat geval is zij geschorst, zolang dans ce cas l'exercice en est suspendu tant qu'il n'a pas été prononcé
niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of définitivement sur l'action publique, intentée avant ou pendant la
gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld. poursuite de l'action civile.
[...] [...]
Onverminderd het recht om de zaak, conform de artikelen 1034bis tot Sans préjudice de son droit de saisir la juridiction civile
1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek, bij de burgerlijke rechter conformément aux articles 1034bis à 1034sexies du Code judiciaire,
aanhangig te maken, kan eenieder die door het strafbaar feit schade toute personne lésée par l'infraction peut ensuite obtenir sans frais
heeft geleden, nadien door middel van een ter griffie ingediend que la juridiction qui a statué sur l'action publique statue sur les
verzoekschrift, in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn, intérêts civils, sur requête déposée au greffe en autant d'exemplaires
kosteloos verkrijgen dat het gerecht dat uitspraak heeft gedaan over
de strafvordering, uitspraak doet over de burgerlijke belangen. qu'il y a de parties en cause.
[...] [...]
Wanneer alleen de burgerlijke belangen bij de rechter aanhangig worden Lorsque le juge est saisi uniquement des intérêts civils, la présence
gemaakt, is de aanwezigheid van het openbaar ministerie op de terechtzitting niet verplicht ». du ministère public à l'audience n'est pas obligatoire ».
B.7.2. Krachtens artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek B.7.2. En vertu de l'article 4 du titre préliminaire du Code
van strafvordering kan een burgerlijke rechtsvordering hetzij voor d'instruction criminelle, l'action civile peut soit être portée devant
dezelfde rechters als de strafvordering worden gebracht, hetzij les mêmes juges que l'action publique, soit être poursuivie
afzonderlijk worden ingesteld. séparément.
Bij die bepaling wordt het accessoire karakter van de burgerlijke Cette disposition consacre le caractère accessoire de l'action civile
rechtsvordering ten opzichte van de strafvordering vastgelegd, par rapport à l'action publique, l'exercice de l'action civile qui
waardoor een burgerlijke rechtsvordering die haar oorsprong vindt in trouve son fondement dans un comportement infractionnel étant suspendu
strafbaar gedrag wordt geschorst zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld. Die burgerlijke rechtsvordering kan ook autonoom zijn, in welk geval, wanneer alleen de burgerlijke belangen bij de rechter aanhangig worden gemaakt, de aanwezigheid van het openbaar ministerie op de terechtzitting niet verplicht is (artikel 4, laatste lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering). B.8.1. Wanneer zij voor de strafrechter wordt ingesteld, neemt de burgerlijke rechtsvordering de specifieke regels van het Wetboek van strafvordering in acht. Het feit dat dat Wetboek niet voorziet in een specifieke procedure tot tant qu'il n'a pas été statué définitivement sur l'action publique, intentée avant ou pendant la poursuite de l'action civile. Cette action civile peut également être autonome, auquel cas, lorsque le juge est saisi uniquement des intérêts civils, la présence du ministère public à l'audience n'est pas obligatoire (article 4, dernier alinéa, du titre préliminaire du Code d'instruction criminelle). B.8.1. Lorsqu'elle est portée devant le juge répressif, l'action civile obéit aux règles spécifiques prévues par le Code d'instruction criminelle. Le fait que ce Code ne prévoie pas une procédure spécifique en désaveu
ontkentenis betekent niet dat de artikelen 848 tot 850 van het ne signifie pas que les articles 848 à 850 du Code judiciaire ont
Gerechtelijk Wetboek ertoe strekken van toepassing te zijn voor de
strafgerechten. De toepassing van de in het geding zijnde bepalingen vocation à s'appliquer devant les juridictions répressives. En effet,
op de door het Wetboek van strafvordering georganiseerde l'application des dispositions en cause à la procédure pénale
strafrechtspleging zou immers klaarblijkelijk strijdig zijn met de organisée par le Code d'instruction criminelle serait manifestement
door het Wetboek van strafvordering nagestreefde algemene beginselen contraire aux principes et objectifs généraux poursuivis par le Code
en doelstellingen, namelijk de doelstellingen van snelheid en algemeen d'instruction criminelle, à savoir les objectifs de célérité et
belang die eigen zijn aan de voor de strafrechter gevoerde d'intérêt général propres à la procédure pénale menée devant le juge
strafrechtspleging, en de zorg om tussengeschillen die rechtspleging répressif, et le souci de ne pas laisser des incidents retarder cette
niet te laten vertragen (in die zin, Cass., 24 september 2014, voormeld). B.8.2. Voor het overige is het, wat betreft de toepassing van de bij de in het geding zijnde bepalingen geregelde procedure tot ontkentenis, niet mogelijk een onderscheid te maken naargelang de strafrechter zich al dan niet ertoe beperkt uitspraak te doen over de burgerlijke rechtsvordering, aangezien die burgerlijke rechtsvordering steeds aansluit op een voor de strafrechter ingestelde strafvordering. Bijgevolg zijn de in het geding zijnde bepalingen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep van toepassing, en zelfs wanneer het proces is afgelopen. Indien men zou aannemen dat de in het geding zijnde bepalingen van toepassing zijn wanneer de strafrechter zich ertoe beperkt uitspraak te doen over de burgerlijke rechtsvordering, zouden zij noodzakelijkerwijs van toepassing moeten zijn op elk stadium van de procedure, en in het bijzonder in eerste aanleg, wanneer de strafrechter ook uitspraak doet over de strafvordering, hetgeen in strijd zou zijn met de voormelde doelstellingen van het Wetboek van strafvordering. B.9. In zoverre de in het geding zijnde bepalingen niet van toepassing zijn voor de strafgerechten, leiden zij voor het overige niet tot een onevenredige aantasting van de rechten van de beklaagde die, in de in B.3 in herinnering gebrachte situatie, tegen zijn vorige raadsman een vordering tot ontkentenis zou wensen in te stellen. De beklaagde die zich in het begin van de rechtspleging laat vertegenwoordigen door een advocaat wordt geacht aan die advocaat een machtiging te geven om hem te vertegenwoordigen tot het einde van de rechtspleging, behoudens uitdrukkelijke aanwijzing van het tegendeel die uitgaat ofwel van de beklaagde, ofwel van zijn advocaat. Bovendien behoudt de beklaagde de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis dat zou zijn gewezen in aanwezigheid van een advocaat die hij niet zou hebben gemachtigd; hij kan, in het kader van dat hoger beroep, zijn juridische argumenten doen gelden via zijn nieuwe raadsman. Ten slotte kan hij ook de beroepsaansprakelijkheid van zijn advocaat in het geding brengen indien die een handeling stelt die de lastgeving die hij heeft ontvangen, overschrijdt. B.10. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. procédure (en ce sens, Cass., 24 septembre 2014, précité). B.8.2. Pour le surplus, il n'est pas possible, en ce qui concerne l'application de la procédure de désaveu organisée par les dispositions en cause, de distinguer selon que le juge répressif se borne ou non à statuer sur l'action civile, cette action civile s'inscrivant toujours dans le contexte d'une action publique portée devant le juge répressif. Ainsi, les dispositions en cause s'appliquent tant en instance qu'en appel, voire lorsque le procès est terminé. Si l'on admettait que les dispositions en cause s'appliquent lorsque le juge répressif se limite à statuer sur l'action civile, elles devraient nécessairement s'appliquer à chaque stade de la procédure, et notamment en instance lorsque le juge répressif statue également sur l'action publique, ce qui serait contraire aux objectifs précités du Code d'instruction criminelle. B.9. Les dispositions en cause, en ce qu'elles ne s'appliquent pas devant les juridictions répressives, ne créent par ailleurs pas d'atteinte disproportionnée aux droits du prévenu qui, dans la situation rappelée en B.3, souhaiterait désavouer son précédent conseil. En effet, le prévenu qui se fait représenter par un avocat en début de procédure est présumé donner mandat à celui-ci pour le représenter jusqu'au terme de la procédure, sauf indication expresse en sens contraire émanant soit du prévenu, soit de son avocat. En outre, le prévenu conserve la possibilité d'introduire un appel contre le jugement qui aurait été rendu en présence d'un avocat qu'il n'aurait pas mandaté; il peut, dans le cadre de cet appel, faire valoir ses arguments de droit par le biais de son nouveau conseil. Enfin, il peut également mettre en cause la responsabilité professionnelle de son avocat si celui-ci pose un acte qui dépasse le mandat qu'il a reçu. B.10. La question préjudicielle appelle une réponse négative.
Om die redenen, Par ces motifs,
het Hof la Cour
zegt voor recht : dit pour droit :
De artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek schenden de Les articles 848 à 850 du Code judiciaire ne violent pas les articles
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. 10 et 11 de la Constitution.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise,
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur
op 22 februari 2018. la Cour constitutionnelle, le 22 février 2018.
De griffier, Le greffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
De voorzitter, Le président,
J. Spreutels J. Spreutels
^