← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 179/2015 van 17 december 2015 Rolnummer : 6058 In zake :
de prejudiciële vraag betreffende artikel 2262bis, § 1, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk
Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. He samengesteld
uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 179/2015 van 17 december 2015 Rolnummer : 6058 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2262bis, § 1, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. He samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...) | Extrait de l'arrêt n° 179/2015 du 17 décembre 2015 Numéro du rôle : 6058 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 2262bis, § 1 er , alinéas 1 er et 2, du Code civil, posée par la Cour d'appel de Mons. |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
Uittreksel uit arrest nr. 179/2015 van 17 december 2015 | Extrait de l'arrêt n° 179/2015 du 17 décembre 2015 |
Rolnummer : 6058 | Numéro du rôle : 6058 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2262bis, § 1, | En cause : la question préjudicielle relative à l'article 2262bis, § 1er, |
eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof | alinéas 1er et 2, du Code civil, posée par la Cour d'appel de Mons. |
van Beroep te Bergen. | |
Het Grondwettelijk Hof, | La Cour constitutionnelle, |
samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de | composée des présidents J. Spreutels et A. Alen, et des juges E. De |
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. | Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. |
Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. | Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée |
Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, | du greffier F. Meersschaut, présidée par le président J. Spreutels, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Objet de la question préjudicielle et procédure |
Bij arrest van 3 oktober 2014 in zake C.B. tegen G.D. en anderen, in | Par arrêt du 3 octobre 2014 en cause de C.B. contre G.D. et autres, en |
aanwezigheid van de nv « Generali Belgium », waarvan de expeditie ter | présence de la SA « Generali Belgium », dont l'expédition est parvenue |
griffie van het Hof is ingekomen op 10 oktober 2014, heeft het Hof van | au greffe de la Cour le 10 octobre 2014, la Cour d'appel de Mons a |
Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : | posé la question préjudicielle suivante : |
« Schenden het eerste en het tweede lid van paragraaf 1 van artikel | « Les alinéas 1er et 2 du § 1er de l'article 2262bis du Code civil |
2262bis van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de | violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'ils |
Grondwet, in zoverre zij een onverantwoorde discriminatie in het leven roepen tussen : | créent une discrimination injustifiée entre : |
- het slachtoffer dat het herstel vordert van de schade die werd | - la victime qui réclame la réparation du dommage causé par la faute |
berokkend door de fout van een geneesheer met wie het een contractuele | d'un médecin avec lequel elle est en relation contractuelle, |
relatie heeft, | |
- en het slachtoffer dat op quasidelictuele basis het herstel vordert | - et la victime qui réclame, sur une base quasi-délictuelle, la |
van de schade die werd berokkend door de fout van een geneesheer met | réparation du dommage causé par la faute d'un médecin avec lequel elle |
wie het geen contractuele relatie heeft ? ». | n'est pas en relation contractuelle ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. En droit |
(...) | (...) |
B.1.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, | B.1.1. La Cour est interrogée sur la compatibilité, avec les articles |
met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het eerste en tweede lid van artikel 2262bis, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt : « Alle persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar. In afwijking van het eerste lid verjaren alle rechtsvorderingen tot vergoeding van schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. De in het tweede lid vermelde vorderingen verjaren in ieder geval door verloop van twintig jaar vanaf de dag volgend op die waarop het feit waardoor de schade is veroorzaakt, zich heeft voorgedaan ». B.1.2. Het geschil voor de verwijzende rechter heeft betrekking op een beroepsfout die twee geneesheren wordt aangerekend in het kader van de zorg die zij aan een patiënte hebben verstrekt. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het verschil in behandeling, wat de verjaringstermijnen betreft, dat bestaat tussen het slachtoffer dat het herstel vordert van de schade die werd berokkend door de fout van een arts met wie het een contractuele relatie heeft, en het slachtoffer dat op quasidelictuele basis het herstel vordert van de schade die werd berokkend door de fout van een arts met wie het geen contractuele relatie heeft. B.2. De Ministerraad voert aan dat de prejudiciële vraag niet relevant is voor de oplossing van het aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil aangezien die laatste de kwestie van de grond van de voor hem gebrachte aansprakelijkheidsvordering niet op definitieve wijze zou hebben beslecht. De verwijzende rechter geeft immers aan dat, hoewel | 10 et 11 de la Constitution, des alinéas 1er et 2 de l'article 2262bis, § 1er, du Code civil, qui dispose : « Toutes les actions personnelles sont prescrites par dix ans. Par dérogation à l'alinéa 1er, toute action en réparation d'un dommage fondée sur une responsabilité extracontractuelle se prescrit par cinq ans à partir du jour qui suit celui où la personne lésée a eu connaissance du dommage ou de son aggravation et de l'identité de la personne responsable. Les actions visées à l'alinéa 2 se prescrivent en tout cas par vingt ans à partir du jour qui suit celui où s'est produit le fait qui a provoqué le dommage ». B.1.2. Le litige devant le juge a quo porte sur une faute professionnelle reprochée à deux médecins dans le cadre des soins qu'ils ont prodigués à une patiente. La Cour est interrogée sur la différence de traitement existant, en ce qui concerne les délais de prescription, entre la victime qui réclame la réparation du dommage causé par la faute d'un médecin avec lequel elle est en relation contractuelle et la victime qui réclame, sur une base quasi délictuelle, la réparation du dommage causé par la faute d'un médecin avec lequel elle n'est pas en relation contractuelle. B.2. Le Conseil des ministres soutient que la question préjudicielle n'est pas pertinente pour la solution du litige soumis au juge a quo dès lors que ce dernier n'aurait pas tranché de manière définitive la question du fondement de l'action en responsabilité portée devant lui. |
de keuze tussen de contractuele vordering en de aquiliaanse vordering | Le juge a quo indique, en effet, que si la jurisprudence de la Cour de |
in de rechtspraak van het Hof van Cassatie wordt toegestaan zodra de | cassation autorise le choix entre l'action contractuelle et l'action |
aan de contractant verweten tekortkoming een strafrechtelijk misdrijf | aquilienne dès l'instant où le manquement reproché au contractant est |
uitmaakt, er zou moeten worden gedebatteerd over de vraag of de aan de | constitutif d'une infraction pénale, la question de savoir si, en |
l'espèce, les manquements reprochés à l'appelante pourraient ou non | |
appellante verweten tekortkomingen te dezen al dan niet ook een | constituer également un défaut de prévoyance et de précaution |
krachtens de artikelen 418 en 420 van het Strafwetboek strafbaar gesteld gebrek aan voorzichtigheid en voorzorg zouden kunnen uitmaken. B.3. In de regel komt het het rechtscollege dat het Hof een vraag stelt, toe na te gaan of het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is om het aan dat rechtscollege voorgelegde geschil te beslechten. Alleen wanneer dit klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen de vraag niet te beantwoorden. B.4.1. Zoals de verwijzende rechter vaststelt, komt er, wanneer een patiënt ervoor kiest een arts te raadplegen opdat die zijn kwaal onderzoekt en verzorgt, tussen de arts en de patiënt in beginsel een overeenkomst tot stand, zodat rechtsvorderingen tot vergoeding van schade die voortvloeit uit een tekortkoming bij het uitvoeren van de overeenkomst in beginsel steunen op de contractuele aansprakelijkheid van de arts. B.4.2. Bij een arrest van 26 oktober 1990 heeft het Hof van Cassatie | sanctionné par les articles 418 et 420 du Code pénal devrait être débattue. B.3. C'est en règle à la juridiction qui interroge la Cour qu'il appartient d'apprécier si la réponse à la question préjudicielle est utile à la solution du litige qu'elle doit trancher. Ce n'est que lorsque tel n'est manifestement pas le cas que la Cour peut décider de ne pas répondre à la question. B.4.1. Comme le constate le juge a quo, lorsqu'un patient fait le choix de consulter un médecin pour que celui-ci examine et soigne son mal, il se forme en principe entre le médecin et le patient un contrat, de sorte que des actions en réparation d'un dommage qui découlent d'un manquement dans l'exécution du contrat se fondent en principe sur la responsabilité contractuelle du médecin. B.4.2. Par un arrêt du 26 octobre 1990, la Cour de cassation a |
evenwel geoordeeld : | toutefois jugé : |
« Overwegende dat het gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, in de | « Attendu que le défaut de prévoyance ou de précaution au sens des |
zin van de artikelen 418 en volgende van het Strafwetboek, | articles 418 et suivants du Code pénal correspond à la négligence ou |
overeenstemt met de nalatigheid of onvoorzichtigheid in de zin van de | |
artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek; | l'imprudence prévue aux articles 1382 et 1383 du Code civil; |
Dat de omstandigheid dat een strafbaar feit wordt gepleegd bij de | Que la circonstance qu'une infraction est commise lors de l'exécution |
uitvoering van een overeenkomst, aan de toepassing van de strafwet of | d'un contrat ne fait, en principe, obstacle ni à l'application de la |
van de regels van de uit een misdrijf voortvloeiende burgerrechtelijke | loi pénale ni à celle des règles relatives à la responsabilité civile |
aansprakelijkheid in beginsel niet in de weg staat; | résultant d'une infraction; |
Dat het arrest, nu het vaststelt dat door gebrek aan toezicht fouten | Que, dès lors qu'ils constatent que des fautes ont été commises par un |
zijn begaan waardoor aan de eiser sub 3 onopzettelijk letsel is | manque de surveillance et ont causé des blessures involontaires au |
veroorzaakt, en nu zulke feiten noodzakelijk overeenstemmen met het | troisième demandeur, pareils faits correspondant nécessairement à |
misdrijf van onopzettelijk veroorzaken van slagen en verwondingen, | l'infraction de coups et blessures involontaires, les juges d'appel |
niet wettig heeft kunnen beslissen dat te dezen alleen de contractuele | n'ont pu décider légalement que seule la responsabilité contractuelle |
aansprakelijkheid ter sprake kon komen; | pouvait être engagée en l'espèce; |
Wat het tweede onderdeel betreft : | Quant à la deuxième branche : |
Overwegende dat schade waarvan de veroorzaking strafbaar is gesteld, | Attendu que le dommage causé par un fait légalement punissable ne peut |
niet als alleen maar contractuele schade kan worden aangemerkt op de | être considéré comme un dommage de nature exclusivement contractuelle |
enkele grond dat zij eveneens is veroorzaakt door de gebrekkige | par le seul motif qu'il a été causé ensuite de la mauvaise exécution |
uitvoering van een bij overeenkomst aangegane verbintenis om voor de | de l'obligation contractuelle de veiller à la sécurité de la victime » |
veiligheid van de getroffene in te staan » (Cass., 26 oktober 1990, | (Cass., 26 octobre 1990, Pas., 1990-1991, I, n° 110). |
Arr. Cass., 1990-1991, nr. 110). | |
B.4.3. Daaruit blijkt - zoals de verwijzende rechter ook vaststelt - | B.4.3. Il en ressort - comme le constate également le juge a quo - que |
dat wanneer bij de uitvoering van een medische overeenkomst een | lorsque, au cours de l'exécution d'un contrat médical, un fait pénal |
strafbaar feit wordt gepleegd in de zin van de artikelen 418 en 420 | est commis au sens des articles 418 et 420 du Code pénal, le juge ne |
van het Strafwetboek, de rechter niet wettig kan beslissen dat alleen | peut pas légalement décider que seule la responsabilité contractuelle |
de contractuele aansprakelijkheid ter sprake kan komen. Dit brengt met | peut être engagée. Cela emporte que la victime d'une prétendue erreur |
zich mee dat het slachtoffer van een beweerde medische fout in die | médicale peut, dans ces circonstances, fonder son action en réparation |
omstandigheden zijn rechtsvordering tot vergoeding van de schade zowel kan baseren op de contractuele als op de buitencontractuele aansprakelijkheid van de arts. B.5.1. Aangezien het slachtoffer van een tekortkoming van een arts, met wie hij een contractuele relatie heeft, in de omstandigheden omschreven in het voormelde arrest van het Hof van Cassatie de keuze heeft om zijn vordering tot herstel van de schade te baseren op de contractuele, dan wel de buitencontractuele aansprakelijkheid van de arts, roept de in het geding zijnde bepaling, wat de verjaring van de rechtsvordering betreft, ten aanzien van het slachtoffer niet het in de prejudiciële vraag beschreven verschil in behandeling in het leven. B.5.2. Wanneer te dezen de verwijzende rechter van oordeel zou zijn dat de fout van de arts met wie de patiënt een contractuele relatie heeft, tevens een strafrechtelijk misdrijf uitmaakt, zou het antwoord op de prejudiciële vraag bijgevolg klaarblijkelijk niet nuttig kunnen zijn om het aan dat rechtscollege voorgelegde geschil te beslechten. B.5.3. Daaruit volgt dat, zolang het verwijzende rechtscollege de vraag of de aan de appellante verweten tekortkoming al dan niet een | du dommage tant sur la responsabilité contractuelle que sur la responsabilité extracontractuelle du médecin. B.5.1. Dès lors que la victime du manquement d'un médecin, avec lequel elle est en relation contractuelle, a le choix, dans les conditions définies par l'arrêt de la Cour de cassation précité, de fonder sa demande de réparation du dommage sur la responsabilité contractuelle ou bien extracontractuelle du médecin, la disposition en cause, en ce qui concerne la prescription de l'action, ne fait pas naître, à l'égard de la victime, la différence de traitement décrite dans la question préjudicielle. B.5.2. Si le juge a quo estimait en l'espèce que la faute du médecin avec lequel le patient est en relation contractuelle constitue également une infraction pénale, la réponse à la question préjudicielle ne saurait dès lors manifestement pas être utile à la solution du litige soumis à cette juridiction. B.5.3. Il s'ensuit que, tant que la juridiction a quo n'a pas tranché la question de savoir si le manquement reproché à l'appelante |
bij de artikelen 418 en 420 van het Strafwetboek bestraft misdrijf | constitue ou non une infraction réprimée par les articles 418 et 420 |
uitmaakt, niet heeft beslecht, het Hof niet in staat is te beoordelen | du Code pénal, la Cour n'est pas en mesure d'apprécier si la réponse à |
of het antwoord op die prejudiciële vraag klaarblijkelijk nuttig is om | la question préjudicielle est manifestement utile à la solution du |
het geschil dat hangende is voor het verwijzende rechtscollege te | litige qui est pendant devant la juridiction ayant posé cette question |
beslechten. | préjudicielle. |
B.6.1. Zoals de prejudiciële vraag is gesteld, behoeft zij ook nadere | B.6.1. Telle qu'elle a été posée, la question préjudicielle nécessite |
precisering. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over het | aussi d'être précisée. Le juge a quo interroge la Cour sur les alinéas |
eerste en het tweede lid van artikel 2262bis, § 1, van het Burgerlijk | 1er et 2 de l'article 2262bis, § 1er, du Code civil en ce qu'ils |
Wetboek in zoverre zij een verschil in behandeling in het leven roepen | |
tussen het slachtoffer dat het herstel vordert van de schade die werd | créent une différence de traitement entre la victime qui réclame la |
berokkend door de fout van een arts met wie het een contractuele | réparation du dommage causé par la faute d'un médecin avec lequel elle |
relatie heeft, en het slachtoffer dat op quasidelictuele basis het | est en relation contractuelle, et la victime qui réclame, sur une base |
herstel vordert van een dergelijke schade. | quasi délictuelle, la réparation d'un tel dommage. |
B.6.2. De verjaring van de vordering wegens buitencontractuele | B.6.2. La prescription de l'action en responsabilité |
aansprakelijkheid wordt evenwel niet uitsluitend geregeld in het | extracontractuelle n'est toutefois pas exclusivement réglée par |
tweede lid, maar eveneens in het derde lid van artikel 2262bis van het | l'alinéa 2 mais également par l'alinéa 3 de l'article 2262bis, § 1er, |
Burgerlijk Wetboek, dat er onlosmakelijk mee is verbonden. | du Code civil, qui y est indissociablement lié. |
B.6.3. Tussen de verjaringstermijn bij contractuele aansprakelijkheid | B.6.3. Il existe dès lors des différences à plusieurs niveaux entre le |
en die bij buitencontractuele aansprakelijkheid bestaan er in meerdere | délai de prescription de la responsabilité contractuelle et celui en |
opzichten verschillen. In de eerste plaats verschilt de absolute | cas de responsabilité extracontractuelle. En premier lieu, le délai de |
verjaringstermijn, die in het eerste geval tien jaar bedraagt en in | prescription absolu, qui s'élève dans le premier cas à 10 ans et, dans |
het tweede geval twintig jaar. Bovendien bestaat enkel bij een | le second, à 20 ans, est différent. En outre, il n'existe un délai de |
vordering wegens quasidelictuele aansprakelijkheid een relatieve | prescription relatif qu'en cas de demande fondée sur la responsabilité |
verjaringstermijn, die korter is dan de absolute verjaringstermijn, | quasi délictuelle, lequel est plus court que le délai de prescription |
doch die pas aanvangt wanneer het slachtoffer kennis heeft van de | absolu mais qui ne prend cours que lorsque la victime a connaissance |
schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. | du dommage et de l'identité de la personne responsable. |
B.6.4. Opdat het Hof de prejudiciële vraag kan beantwoorden, dient de | B.6.4. Pour que la Cour puisse répondre à la question préjudicielle, |
verwijzende rechter derhalve nader te preciseren in welk opzicht het | le juge a quo doit dès lors préciser en quoi la différence de |
verschil in behandeling waarover hij het Hof ondervraagt volgens hem | traitement sur laquelle il l'interroge pourrait, à son avis, ne pas |
niet bestaanbaar zou zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | être compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution. |
Om die redenen, | Par ces motifs, |
het Hof | la Cour |
zegt voor recht : | dit pour droit : |
De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. | La question préjudicielle n'appelle pas de réponse. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
op 17 december 2015. | la Cour constitutionnelle, le 17 décembre 2015. |
De griffier, | Le greffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
De voorzitter, | Le président, |
J. Spreutels | J. Spreutels |