Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 157/2014 van 23 oktober 2014 Rolnummer : 5970 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, ingesteld door Hans Van de Caut Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-versl(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 157/2014 van 23 oktober 2014 Rolnummer : 5970 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, ingesteld door Hans Van de Caut Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-versl(...) Extrait de l'arrêt n° 157/2014 du 23 octobre 2014 Numéro du rôle : 5970 En cause : le recours en annulation partielle de la loi spéciale du 6 janvier 2014 relative à la Sixième Réforme de l'Etat, introduit par Hans Van de Cauter et autres.
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 157/2014 van 23 oktober 2014 Extrait de l'arrêt n° 157/2014 du 23 octobre 2014
Rolnummer : 5970 Numéro du rôle : 5970
In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de bijzondere En cause : le recours en annulation partielle de la loi spéciale du 6
wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, janvier 2014 relative à la Sixième Réforme de l'Etat, introduit par
ingesteld door Hans Van de Cauter en anderen. Hans Van de Cauter et autres.
Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, La Cour constitutionnelle, chambre restreinte,
samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-verslaggevers E. composée du président A. Alen et des juges-rapporteurs E. Derycke et
Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, P. Nihoul, assistée du greffier F. Meersschaut,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging I. Objet du recours et procédure
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 september Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 3
2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 4 septembre 2014 et parvenue au greffe le 4 septembre 2014, un recours
september 2014, is beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van
de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde en annulation partielle de la loi spéciale du 6 janvier 2014 relative
Staatshervorming (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 à la Sixième Réforme de l'Etat (publiée au Moniteur belge du 31
januari 2014) door Hans Van de Cauter, Bruno Yammine, Benedict janvier 2014) a été introduit par Hans Van de Cauter, Bruno Yammine,
Verbiest, Jeremy Longheval, Al Al Mesbahi, Jérémy Charlier, Dimitri Benedict Verbiest, Jeremy Longheval, Al Al Mesbahi, Jérémy Charlier,
Parée, Vincent Massaut en Marie-Luce Lovinfosse, allen bijgestaan en Dimitri Parée, Vincent Massaut et Marie-Luce Lovinfosse, tous assistés
vertegenwoordigd door Mr. N. Delvoie, advocaat bij de balie te Brussel. et représentés par Me N. Delvoie, avocat au barreau de Bruxelles.
Op 20 augustus 2014 hebben de rechters-verslaggevers E. Derycke en P. Le 20 août 2014, en application de l'article 71, alinéa 1er, de la loi
Nihoul, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, les
in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het juges-rapporteurs E. Derycke et P. Nihoul ont informé le président
Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te qu'ils pourraient être amenés à proposer à la Cour, siégeant en
wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep tot vernietiging chambre restreinte, de rendre un arrêt constatant que le recours en
klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. annulation est manifestement irrecevable.
(...) (...)
II. In rechte II. En droit
(...) (...)
B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de gedeeltelijke vernietiging B.1.1. Les parties requérantes demandent l'annulation partielle de la
van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde loi spéciale du 6 janvier 2014 relative à la Sixième Réforme de
Staatshervorming, in zoverre zij betrekking heeft op, enerzijds, de l'Etat, en tant que celle-ci concerne, d'une part, les institutions
provinciale instellingen en, anderzijds, « de federale provinciales et, d'autre part, les « compétences fédérales exclusives
kernbevoegdheden ». ».
Wat de provinciale instellingen betreft, vorderen zij de vernietiging En ce qui concerne les institutions provinciales, elles demandent
van de artikelen 20, 2° (partim) en 4°, en 27, 1°, van de voormelde l'annulation des articles 20, 2° (partim) et 4°, et 27, 1°, de la loi
bijzondere wet. spéciale précitée.
Wat « de federale kernbevoegdheden » betreft, vorderen zij de En ce qui concerne les « compétences fédérales exclusives », elles
vernietiging van de artikelen 6 (partim), 8 (partim), 9 (partim), 10, demandent l'annulation des articles 6 (partim), 8 (partim), 9
11, 12, 14, 15 (partim), 16 (partim), 17, 18, 19, 23 tot 30, 33, 38, (partim), 10, 11, 12, 14, 15 (partim), 16 (partim), 17, 18, 19, 23 à
40, 41, 42, 43 (partim), 44, 45, 55, 56, 65 en 66 van de voormelde 30, 33, 38, 40, 41, 42, 43 (partim), 44, 45, 55, 56, 65 et 66 de la
bijzondere wet. loi spéciale précitée.
B.1.2. De verzoekende partijen voeren een schending aan van, B.1.2. Les parties requérantes allèguent la violation, d'une part, «
enerzijds, « de bevoegdheidsverdeling alsook [van de] artikelen 5, 6, de la répartition de compétence ainsi que des articles 5, 6, 7, 11bis,
7, 11bis, derde lid, 41, eerste en vijfde lid, 156, 159, 162 en 170, § alinéa 3, 41, alinéas 1er et 5, 156, 159, 162 et 170, § 3, de la
3, van de Grondwet » en, anderzijds « de bevoegdheidsverdeling alsook Constitution » et, d'autre part, « de la répartition de compétence
[de] artikelen 10, 11 en 35 van de Grondwet ». B.2. Om hun belang bij het beroep aan te tonen, wijzen de verzoekende partijen erop dat zij « Belgische burgers [zijn] die in België wonen en bovendien actief lid zijn van de pro-Belgische, unitaristische politieke partij 'Belgische Unie - Union belge' (B.U.B.) » die « streeft naar een nieuw unitair België op basis van de negen historische provincies als alternatief voor het huidige federale België, dat duidelijk geen oplossing voor de politiek-communautaire problemen biedt [...] », zodat de verzoekende partijen « dan ook belang [zouden hebben] bij het naleven van de Belgische Grondwet en bij de bescherming van de provinciale macht ». Voorts zijn zij van oordeel dat, wanneer bepaalde provinciale instellingen zouden worden afgeschaft, de verzoekende partijen, van wie de meesten eerder effectief kandidaat voor de B.U.B. op de kieslijst in hun provincie waren, niet meer aan provinciale verkiezingen zouden kunnen deelnemen en bijgevolg geen provincieraadslid of gedeputeerde meer zouden kunnen worden, zodat hun burgerlijke, minstens politieke, rechten zouden worden aangetast. Ook bij de vernietiging van de bestreden bepalingen waarin bevoegdheden naar de gewesten en de gemeenschappen worden overgedragen, zouden de verzoekende partijen een persoonlijk belang hebben, vermits zij door die bepalingen morele en materiële schade zouden ondervinden. In dat verband wijzen zij erop dat ingevolge de bestreden bevoegdheidsoverdrachten de gewesten en de gemeenschappen een eigen beleid zouden kunnen voeren dat kan verschillen naar gelang van het gewest of de gemeenschap en tevens van het federale beleid zou kunnen afwijken. B.3. Artikel 142 van de Grondwet en artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt. De actio popularis is niet toelaatbaar. B.4. Het belang dat een burger, een inwoner, een actief lid van een politieke partij, een kiezer of een kandidaat bij de verkiezingen erbij heeft om door de krachtens de Grondwet bevoegde overheid te worden bestuurd, verschilt niet van het belang dat iedere persoon erbij heeft dat de wet in alle aangelegenheden in acht wordt genomen. Zulk een belang aanvaarden om voor het Hof op te treden zou neerkomen op het aanvaarden van de actio popularis, wat de Grondwetgever niet heeft gewild. Hetzelfde geldt, wanneer, zoals te dezen, geen voldoende geïndividualiseerd verband bestaat tussen de bestreden bepalingen en de situatie van de verzoekende partijen. De verzoekende partijen tonen overigens niet aan dat zij in een situatie verkeren waarin zij door de door hen bestreden bepalingen rechtstreeks en ongunstig zouden kunnen worden geraakt. B.5.1. De verzoekende partijen voeren tevens een moreel belang bij hun beroep aan. B.5.2. Het feit dat zij de bestreden bepalingen afkeuren op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens die deze bepalingen bij hen oproepen, kan niet worden aangehouden ter verantwoording van het vereiste belang. B.6.1. Ter staving van hun belang verwijzen de verzoekende partijen ook naar de nadelige gevolgen die de bestreden bepalingen voor hen zouden hebben, doordat de gewesten of de gemeenschappen ingevolge de bevoegdheidsoverdrachten een verschillend beleid zouden kunnen voeren. B.6.2. Die zienswijze kan evenmin worden aangenomen, vermits een eventuele verschillende behandeling in aangelegenheden waar de gewesten of de gemeenschappen over eigen bevoegdheden beschikken, het mogelijke gevolg is van een onderscheiden beleid, hetgeen is toegestaan door de autonomie die hun door of krachtens de Grondwet is toegekend. B.7. Het beroep tot vernietiging is klaarblijkelijk niet ontvankelijk wegens ontstentenis van het vereiste belang. Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verwerpt het beroep. Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 23 oktober 2014. De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, ainsi que des articles 10, 11 et 35 de la Constitution ». B.2. Pour démontrer leur intérêt au recours, les parties requérantes indiquent qu'elles sont « des citoyens belges habitant en Belgique et qu'elles sont en outre des membres actifs du parti politique unitariste, pro-Belge, 'Belgische Unie - Union belge' (B.U.B) », qui « prône une nouvelle Belgique unitaire basée sur les neufs provinces historiques comme alternative à l'actuelle Belgique fédérale, qui n'offre manifestement aucune solution aux problèmes politico-communautaires [...] », de sorte que les parties requérantes auraient « donc intérêt au respect de la Constitution belge et à la protection du pouvoir provincial ». Elles estiment ensuite que si les institutions provinciales étaient supprimées, les parties requérantes, qui, pour la plupart, étaient précédemment des candidats effectifs pour le B.U.B sur la liste électorale dans leur province, ne pourront plus prendre part aux élections provinciales et ne pourront dès lors plus devenir conseiller provincial ou député, de sorte que leurs droits civils, ou tout au moins politiques, seraient affectés. Les parties requérantes auraient, de même, un intérêt personnel à l'annulation des dispositions attaquées qui transfèrent des compétences aux régions et aux communautés, puisque ces dispositions leur causent un dommage moral et matériel. A cet égard, elles soulignent qu'à la suite des transferts de compétence attaqués, les régions et les communautés pourraient mener une politique propre qui peut être différente selon la région ou la communauté et qui pourrait aussi s'écarter de la politique fédérale. B.3. L'article 142 de la Constitution et l'article 2, 2°, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle requièrent que toute personne physique qui introduit un recours en annulation justifie d'un intérêt. Ne justifient de l'intérêt requis que les personnes dont la situation pourrait être affectée directement et défavorablement par la norme attaquée. L'action populaire n'est pas admissible. B.4. L'intérêt qu'a un citoyen, un habitant, un membre actif d'un parti politique, un électeur ou un candidat aux élections à être administré par l'autorité compétente en vertu de la Constitution ne se distingue pas de l'intérêt qu'a toute personne au respect de la légalité en toute matière. Admettre un tel intérêt pour agir devant la Cour reviendrait à admettre le recours populaire, ce que le Constituant n'a pas voulu. Il en va de même lorsque, comme en l'espèce, il n'existe pas de lien suffisamment individualisé entre les dispositions attaquées et la situation des parties requérantes. Les parties requérantes ne démontrent d'ailleurs pas qu'elles se trouveraient dans une situation où les dispositions qu'elles attaquent seraient susceptibles de les affecter directement et défavorablement. B.5.1. Les parties requérantes allèguent également un intérêt moral à leur recours. B.5.2. Le fait qu'elles désapprouvent les dispositions attaquées sur la base d'une appréciation personnelle ou de sentiments que ces dispositions suscitent chez elles ne peut pas être retenu comme justification de l'intérêt requis. B.6.1. A l'appui de leur intérêt, les parties requérantes font également référence aux conséquences préjudiciables que les dispositions attaquées auraient pour elles, parce que les régions ou les communautés pourraient, à la suite des transferts de compétence, mener des politiques différentes. B.6.2. Ce point de vue ne peut pas non plus être admis, puisqu'une éventuelle différence de traitement dans des matières pour lesquelles les régions ou les communautés disposent d'une compétence propre est la conséquence possible d'une politique distincte, permise par l'autonomie qui est accordée aux régions et aux communautés par la Constitution ou en vertu de celle-ci. B.7. Le recours en annulation est manifestement irrecevable en raison de l'absence de l'intérêt requis. Par ces motifs, la Cour, chambre restreinte, statuant à l'unanimité des voix, rejette le recours. Ainsi rendu en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le 23 octobre 2014. Le greffier, F. Meersschaut Le président,
A. Alen A. Alen
^