Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 Rolnummer : 5678 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie. Het Grondwettelijk Hof, sam wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging"
Uittreksel uit arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 Rolnummer : 5678 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie. Het Grondwettelijk Hof, sam wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Extrait de l'arrêt n° 108/2014 du 17 juillet 2014 Numéro du rôle : 5678 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 418, alinéa 1 er , du Code d'instruction criminelle, posée par la Cour de cassation. La Cour constit composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, et des juges E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snapp(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 Extrait de l'arrêt n° 108/2014 du 17 juillet 2014
Rolnummer : 5678 Numéro du rôle : 5678
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, En cause : la question préjudicielle relative à l'article 418, alinéa
van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie. 1er, du Code d'instruction criminelle, posée par la Cour de cassation.
Het Grondwettelijk Hof, La Cour constitutionnelle,
samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, et des juges E. De
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T.
Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée
Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. Alen,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Objet de la question préjudicielle et procédure
Bij arrest van 11 juni 2013 in zake de vzw « United Western of the Par arrêt du 11 juin 2013 en cause de l'ASBL « United Western of the
World » tegen de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur en anderen, World » contre l'inspecteur urbaniste régional et autres, dont
waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 juni l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 25 juin 2013, la
2013, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag Cour de cassation a posé la question préjudicielle suivante :
gesteld : « Schendt artikel 418, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, in « L'article 418, alinéa 1er, du Code d'instruction criminelle, combiné
samenhang gelezen met artikel 420bis Wetboek van Strafvordering, de
artikelen 10 en 11 Grondwet, in de interpretatie dat het aan de avec l'article 420bis du même Code, viole-t-il les articles 10 et 11
derdenverzetdoende partij de verplichting oplegt, binnen de termijn de la Constitution, dans l'interprétation selon laquelle il impose au
bedoeld in artikel 420bis, over te gaan tot de betekening van het tiers opposant l'obligation de procéder, dans le délai visé à
cassatieberoep aan de partij tegen wie het gericht is en tot l'article 420bis, à la notification du pourvoi en cassation à la
neerlegging van de stukken waaruit deze betekening blijkt, en dit op partie contre laquelle celui-ci est dirigé et au dépôt des pièces d'où
straffe van niet ontvankelijkheid van het cassatieberoep, terwijl geen appert cette notification, et ce, à peine d'irrecevabilité du pourvoi,
gelijkaardige verplichting bestaat voor de inverdenkinggestelde noch alors qu'il n'existe d'obligation analogue ni pour l'inculpé ni pour
voor de burgerlijke partij die een cassatieberoep instelt ? ». la partie civile qui se pourvoient en cassation ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. En droit
(...) (...)
B.1. Artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, vóór B.1. L'article 418, alinéa 1er, du Code d'instruction criminelle,
de wijziging van dat Wetboek bij de wet van 14 februari 2014 met avant la modification de ce Code par la loi du 14 février 2014
betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in relative à la procédure devant la Cour de cassation en matière pénale,
strafzaken, bepaalt : dispose :
« Wanneer het beroep in cassatie tegen een arrest of een vonnis in « Lorsque le recours en cassation contre un arrêt ou jugement en
laatste aanleg gewezen in criminele, correctionele of politiezaken,
ingesteld wordt, hetzij door de burgerlijke partij, indien er een is, dernier ressort, rendu en matière criminelle, correctionnelle ou de
hetzij door het openbaar ministerie, wordt dit beroep niet alleen police, sera exercé soit par la partie civile, s'il y en a une, soit
ingeschreven zoals bepaald in het vorige artikel, maar tevens binnen par le ministère public, ce recours, outre l'inscription énoncée dans
een termijn van drie dagen betekend aan de partij tegen wie het l'article précédent, sera notifié à la partie contre laquelle il sera
gericht is ». dirigé, dans le délai de trois jours ».
B.2. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met B.2. La Cour est interrogée sur la compatibilité, avec les articles 10
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 418, eerste lid, et 11 de la Constitution, de l'article 418, alinéa 1er, du Code
van het Wetboek van strafvordering, in samenhang gelezen met artikel
420bis van hetzelfde Wetboek, in de interpretatie dat het aan de d'instruction criminelle, combiné avec l'article 420bis du même Code,
derdenverzetdoende partij de verplichting oplegt, binnen de termijn dans l'interprétation selon laquelle il impose au tiers opposant
bedoeld in artikel 420bis, over te gaan tot de betekening van het l'obligation de procéder, dans le délai visé à l'article 420bis, à la
cassatieberoep aan de partij tegen wie het gericht is en tot de notification du pourvoi en cassation à la partie contre laquelle
neerlegging van de stukken waaruit die betekening blijkt, en dit op celui-ci est dirigé et au dépôt des pièces d'où appert cette
straffe van niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, terwijl geen notification, et ce, à peine d'irrecevabilité du pourvoi, alors qu'il
soortgelijke verplichting bestaat voor de inverdenkinggestelde noch n'existe d'obligation analogue ni pour l'inculpé ni pour la partie
voor de burgerlijke partij die een cassatieberoep instellen. civile qui se pourvoient en cassation.
B.3. Het cassatieberoep is een buitengewoon rechtsmiddel waardoor een B.3. Le pourvoi en cassation est une voie de recours extraordinaire
partij in de mogelijkheid wordt gesteld om, wegens schending van de permettant à une partie de demander l'annulation, pour contravention à
wet of wegens verzuim van substantiële of op straffe van nietigheid la loi ou pour violation des formes, soit substantielles, soit
voorgeschreven vormen, de vernietiging te vragen van een beslissing prescrites à peine de nullité, de décisions rendues en dernier
gewezen in laatste aanleg. ressort.
Het recht op een eerlijk proces, meer bepaald het beginsel van de Le droit à un procès équitable, en particulier le principe de
wapengelijkheid, houdt in dat de wetgever, wanneer hij in buitengewone l'égalité des armes, implique que le législateur, lorsqu'il prévoit
rechtsmiddelen voorziet, bij de nadere uitwerking ervan het l'usage de voies de recours extraordinaires, respecte le principe
gelijkheidsbeginsel moet respecteren. Het gelijkheidsbeginsel d'égalité dans l'élaboration détaillée de celles-ci. Le principe
impliceert evenwel niet dat de wetgever bij het bepalen van de d'égalité ne postule toutefois pas que le législateur, lorsqu'il
modaliteiten de verschillende bij een strafzaak betrokken partijen, définit les modalités, doive traiter sur le même pied les diverses
mede gelet op de onderscheiden belangen die zij behartigen, op parties concernées par une affaire pénale, compte tenu notamment des
dezelfde voet moet behandelen. Er is enkel vereist dat die intérêts distincts que ces parties défendent. Il est seulement requis
modaliteiten niet leiden tot een discriminerende beperking van de bij que ces modalités n'aient pas pour effet que la possibilité de se
de wet aan de partijen toegekende mogelijkheid om cassatieberoep in te pourvoir en cassation, que la loi donne aux parties, soit limitée de
stellen. manière discriminatoire.
B.4. Het vormvoorschrift van de betekening, vervat in artikel 418 van het Wetboek van strafvordering, is voor het Hof van Cassatie een ontvankelijkheidsvoorwaarde, die ambtshalve wordt onderzocht en waarvan het bewijs van naleving binnen de termijn bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van strafvordering moet worden neergelegd. Het Hof van Cassatie gaat uit van de interpretatie dat dat vormvoorschrift ook van toepassing is op de derdenverzetdoende partij die een cassatieberoep instelt. De betekening strekt ertoe het cassatieberoep ter kennis te brengen van de partij tegen wie het is gericht, teneinde die partij toe te staan haar verdediging voor te bereiden. B.4. La formalité de la signification, inscrite à l'article 418 du Code d'instruction criminelle, est, pour la Cour de cassation, une condition de recevabilité qui est examinée d'office; la preuve de son respect doit être déposée dans le délai visé à l'article 420bis du Code d'instruction criminelle. La Cour de cassation se fonde sur l'interprétation selon laquelle cette formalité est également applicable au tiers opposant qui se pourvoit en cassation. La signification vise à informer du pourvoi en cassation la partie contre laquelle il est dirigé, afin de permettre à cette partie de préparer sa défense.
Weliswaar zou die kennisgeving ook op andere wijzen kunnen geschieden, Il est vrai que cette information pourrait également se faire par
maar wanneer de wetgever in de betekening van het cassatieberoep d'autres moyens, mais, lorsque le législateur prévoit la signification
voorziet, vermag hij niet, zonder objectieve en redelijke du pourvoi en cassation, il ne peut, sans justification objective et
verantwoording, bepaalde partijen de waarborg van dat vormvoorschrift raisonnable, priver certaines parties de la garantie de cette
te ontzeggen. Het beginsel van de wapengelijkheid houdt immers de formalité. Le principe de l'égalité des armes implique en effet
verplichting in om aan elke partij de mogelijkheid te bieden haar l'obligation d'offrir à chaque partie la possibilité de faire valoir
argumenten te doen gelden in omstandigheden die haar niet kennelijk ses arguments dans des conditions qui ne la désavantagent pas d'une
benadelen ten aanzien van de tegenpartij. manière manifeste par rapport à la partie adverse.
B.5. Bij zijn arrest nr. 120/2004 van 30 juni 2004 heeft het Hof geoordeeld dat er geen reden was om, enerzijds, de burgerlijke partij en, anderzijds, de inverdenkinggestelde, de beklaagde of de beschuldigde verschillend te behandelen ten aanzien van hun recht om in kennis te worden gesteld van de hen betreffende voorzieningen. Tussen beide categorieën van partijen in een strafproces bestaan geen verschillen die voldoende groot zijn opdat hun rechten van verdediging verschillend worden behandeld wat die kennisgeving betreft. B.6. Bij zijn arrest nr. 139/2005 van 13 september 2005 heeft het Hof geoordeeld dat een dergelijke redenering niet kan worden toegepast op de door het openbaar ministerie ingestelde voorziening. De wetgever vermocht redelijkerwijs ervan uit te gaan dat de rechten van verdediging van de inverdenkinggestelde, de beklaagde of de beschuldigde vereisten dat die partij in het strafproces op zekere wijze in kennis zou worden gesteld van de voorziening die is ingesteld tegen de strafbepalingen van een haar betreffende beslissing, zonder dat zij dezelfde verplichting tot betekening zou hebben ten aanzien van het openbaar ministerie, dat zich in een wezenlijk verschillende situatie bevindt. B.7. Dezelfde redenering als die welke het Hof bij zijn arrest nr. 120/2004 heeft gevolgd, is van toepassing op de derdenverzetdoende partij die een cassatieberoep instelt. Er is immers geen reden om de derdenverzetdoende partij in dat verband anders te behandelen dan de burgerlijke partij, de beklaagde, de inverdenkinggestelde of de beschuldigde. B.8. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof B.5. Par son arrêt n° 120/2004 du 30 juin 2014, la Cour a jugé qu'il n'y avait pas de raison de traiter différemment, d'une part, la partie civile, d'autre part, l'inculpé, le prévenu ou l'accusé, quant à leur droit d'être informés des pourvois qui les concernent. Il n'existe pas, entre ces deux catégories de parties à un procès pénal, des différences suffisantes pour que leurs droits de défense soient traités différemment en ce qui concerne cette information. B.6. Par son arrêt n° 139/2005, du 13 septembre 2005, la Cour a jugé qu'un tel raisonnement ne peut pas s'appliquer au pourvoi introduit par le ministère public. Le législateur a pu raisonnablement considérer que les droits de la défense de l'inculpé, du prévenu ou de l'accusé exigeaient que cette partie au procès pénal soit informée de manière certaine du pourvoi introduit contre les dispositions pénales d'une décision qui la concerne, sans qu'elle ait une obligation identique de signification à l'égard du ministère public qui se trouve dans une situation fondamentalement différente. B.7. Le même raisonnement que celui que la Cour a tenu dans son arrêt n° 120/2004 s'applique au tiers opposant qui se pourvoit en cassation. En effet, il n'y a aucune raison de traiter à cet égard le tiers opposant autrement que la partie civile, le prévenu, l'inculpé ou l'accusé. B.8. La question préjudicielle appelle une réponse affirmative. Par ces motifs, la Cour
zegt voor recht : dit pour droit :
Artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering schendt de L'article 418, alinéa 1er, du Code d'instruction criminelle viole les
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat de articles 10 et 11 de la Constitution dans l'interprétation selon
derdenverzetdoende partij verplicht is om op straffe van laquelle le tiers opposant est obligé de notifier son pourvoi en
niet-ontvankelijkheid haar cassatieberoep te doen betekenen aan alle cassation, sous peine d'irrecevabilité, à toutes les parties contre
partijen tegen wie het is gericht, terwijl die verplichting niet lesquelles il est dirigé, alors que cette obligation n'existe ni pour
bestaat voor de inverdenkinggestelde, noch voor de burgerlijke partij. l'inculpé, ni pour la partie civile.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française,
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur
op 17 juli 2014. la Cour constitutionnelle, le 17 juillet 2014.
De griffier, Le greffier,
P.-Y. Dutilleux, P.-Y. Dutilleux
De voorzitter, Le président,
A. Alen A. Alen
^