Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 52/2013 van 18 april 2013 Rolnummer : 5377 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 20 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwe samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen,(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 52/2013 van 18 april 2013 Rolnummer : 5377 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 20 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwe samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen,(...) Extrait de l'arrêt n° 52/2013 du 18 avril 2013 Numéro du rôle : 5377 En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 20 du titre préliminaire du Code de procédure pénale, posées par la Cour d'appel de Liège. La Cour constitut composée des présidents R. Henneuse et M. Bossuyt, et des juges E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, (...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 52/2013 van 18 april 2013 Extrait de l'arrêt n° 52/2013 du 18 avril 2013
Rolnummer : 5377 Numéro du rôle : 5377
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 20 van de En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 20 du
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door titre préliminaire du Code de procédure pénale, posées par la Cour
het Hof van Beroep te Luik. d'appel de Liège.
Het Grondwettelijk Hof, La Cour constitutionnelle,
samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de composée des présidents R. Henneuse et M. Bossuyt, et des juges E. De
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke,
Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul et F. Daoût, assistée du
Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse, greffier F. Meersschaut, présidée par le président R. Henneuse,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Objet des questions préjudicielles et procédure
Bij arrest van 8 maart 2012 in zake het openbaar ministerie en Annick Par arrêt du 8 mars 2012 en cause du ministère public et de Annick
Alardot en anderen tegen de nv « Entreprises Ferrari », waarvan de Alardot et autres contre la SA « Entreprises Ferrari », dont
expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 april 2012, heeft l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 12 avril 2012, la
het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : Cour d'appel de Liège a posé les questions préjudicielles suivantes :
« A. Schendt artikel 20 van de voorafgaande titel van het Wetboek van « A. L'article 20 du titre préliminaire du Code de procédure pénale,
strafvordering, in die zin geïnterpreteerd dat de strafvordering interprété en ce sens que l'action publique est éteinte par la
vervalt door ontbinding zonder vereffening van een rechtspersoon die dissolution sans liquidation d'une personne morale citée devant le
vóór de ontbinding voor de correctionele rechtbank wordt gedagvaard, tribunal correctionnel avant la dissolution, viole-t-il les articles
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? 10 et 11 de la Constitution ?
B. Is, in geval van ontbinding zonder vereffening, artikel 20 van de B. En cas de dissolution sans liquidation, l'article 20 du titre
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering bestaanbaar met préliminaire du Code de procédure pénale est-il compatible avec le
het wettigheidsbeginsel in strafzaken, zoals het is gewaarborgd bij de principe de légalité en matière pénale, tel qu'il est garanti par les
artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, bij artikel 7.1 van articles 12, alinéa 2, et 14 de la Constitution, par l'article 7.1 de
het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bij artikel 15, la Convention européenne des droits de l'homme et par l'article 15.1
lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten ? du Pacte international relatif aux droits civils et politiques ?
C. Schendt, in geval van ontbinding zonder vereffening, artikel 20 van C. En cas de dissolution sans liquidation, l'article 20 du titre
de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering de artikelen préliminaire du Code de procédure pénale viole-t-il les articles 10 et
10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 11 de la Constitution combinés ou non avec l'article 6 de la
6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, aangezien de Convention européenne des droits de l'Homme, dès lors que l'action
strafvordering uitgeoefend tegen een overleden natuurlijke persoon publique exercée contre une personne physique décédée est toujours
steeds vervalt, terwijl ten aanzien van een persoon die geen vermogen éteinte, alors que la disposition discutée maintient les poursuites
meer heeft, de betwiste bepaling de vervolging handhaaft in de dans les hypothèses qu'elle prévoit à l'égard d'une personne qui n'a
gevallen die zij bepaalt ? ». plus de patrimoine ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. En droit
(...) (...)
B.1. Artikel 20 van de voorafgaande titel van het Wetboek van B.1. L'article 20 du titre préliminaire du Code de procédure pénale,
strafvordering, vervangen bij artikel 13 van de wet van 4 mei 1999 « remplacé par l'article 13 de la loi du 4 mai 1999 « instaurant la
tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen », bepaalt : responsabilité pénale des personnes morales », dispose :
« De strafvordering vervalt door de dood van de verdachte of door afsluiting van vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening wanneer het om een rechtspersoon gaat. De strafvordering kan daarna nog worden uitgeoefend, indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de ontbinding zonder vereffening tot doel hebben te ontsnappen aan de vervolging, of indien de rechtspersoon overeenkomstig artikel 61bis door de onderzoeksrechter in verdenking gesteld is voor het verlies van de rechtspersoonlijkheid. De burgerlijke rechtsvordering kan uitgeoefend worden tegen de verdachte en tegen zijn rechtsopvolgers ». Ten aanzien van de eerste twee prejudiciële vragen « L'action publique s'éteint par la mort de l'inculpé ou par la clôture de la liquidation, la dissolution judiciaire ou la dissolution sans liquidation lorsqu'il s'agit d'une personne morale. L'action publique pourra encore être exercée ultérieurement, si la mise en liquidation, la dissolution judiciaire ou la dissolution sans liquidation a eu pour but d'échapper aux poursuites ou si la personne morale a été inculpée par le juge d'instruction conformément à l'article 61bis avant la perte de la personnalité juridique. L'action civile peut être exercée contre l'inculpé et contre ses ayants droit ». Quant aux deux premières questions préjudicielles
Wat de ontvankelijkheid van de eerste vraag betreft En ce qui concerne la recevabilité de la première question
B.2.1. In de eerste vraag wordt het Hof verzocht uitspraak te doen B.2.1. La première question invite la Cour à statuer sur la
over de bestaanbaarheid van artikel 20 van de voorafgaande titel van compatibilité de l'article 20 du titre préliminaire du Code de
het Wetboek van strafvordering met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. procédure pénale avec les articles 10 et 11 de la Constitution.
B.2.2. De bewoordingen van de eerste prejudiciële vraag geven niet aan B.2.2. Le libellé de la première question préjudicielle n'indique pas
of het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de grondwettigheid si la Cour est invitée à statuer sur la constitutionnalité d'un
van een verschil in behandeling dan wel over de grondwettigheid van traitement différent ou sur celle d'un traitement identique.
een gelijke behandeling.
Zij geven evenmin aan welke twee categorieën van personen worden Il n'indique pas davantage quelles sont les catégories de personnes
beoogd. visées.
Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt niettemin dat Il ressort néanmoins des motifs de la décision de renvoi que la Cour
aan het Hof een vraag wordt gesteld over de grondwettigheid van een est interrogée sur la constitutionnalité d'une différence de
verschil in behandeling dat de in het geding zijnde bepaling zou maken traitement que ferait la disposition en cause entre deux catégories de
tussen twee categorieën van naamloze vennootschappen die zonder
vereffening zijn ontbonden in het kader van de in artikel 676, 1°, van sociétés anonymes dissoutes sans liquidation dans le cadre de
het Wetboek van vennootschappen beschreven verrichting : enerzijds, l'opération décrite par l'article 676, 1°, du Code des sociétés :
diegene die vóór hun ontbinding in verdenking zijn gesteld door een d'une part, celles qui, avant leur dissolution, ont été inculpées par
onderzoeksrechter met toepassing van artikel 61bis, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering en, anderzijds, diegene die vóór hun ontbinding rechtstreeks voor de correctionele rechtbank zijn gedagvaard door het openbaar ministerie, met toepassing van artikel 182, eerste lid, van hetzelfde Wetboek. B.2.3. De eerste prejudiciële vraag is ontvankelijk. Wat de relevantie van de vragen betreft B.3.1. De Ministerraad betwist de relevantie van de vragen, waarbij hij doet opmerken dat de erin beoogde situaties niet overeenstemmen met de feiten die zijn voorgelegd aan het rechtscollege dat de vragen stelt. B.3.2. In de regel komt het het rechtscollege dat het Hof een vraag stelt, toe na te gaan of het antwoord op een prejudiciële vraag nuttig is om het aan het rechtscollege voorgelegde geschil te beslechten. Alleen wanneer dat klaarblijkelijk niet het geval is, vermag het Hof te beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft. B.3.3. Zoals in B.2.2 is vermeld, wordt het Hof in de eerste prejudiciële vraag verzocht de situatie van een naamloze vennootschap die, vóór het verlies van haar rechtspersoonlijkheid, door een un juge d'instruction en application de l'article 61bis, alinéa 1er, du Code d'instruction criminelle et, d'autre part, celles qui, avant leur dissolution, ont été citées directement devant le tribunal correctionnel par le ministère public en application de l'article 182, alinéa 1er, du même Code. B.2.3. La première question préjudicielle est recevable. En ce qui concerne la pertinence des questions B.3.1. Le Conseil des ministres conteste la pertinence des questions en relevant que les situations qu'elles visent ne correspondent pas aux faits dont est saisie la juridiction qui les pose. B.3.2. C'est en règle à la juridiction qui interroge la Cour qu'il appartient d'apprécier si la réponse à une question préjudicielle est utile à la solution du litige qu'elle doit trancher. C'est uniquement lorsque ce n'est manifestement pas le cas que la Cour peut décider que la question n'appelle pas de réponse. B.3.3. Comme il a été dit en B.2.2, la première question préjudicielle invite la Cour à comparer la situation d'une société anonyme qui, avant la perte de sa personnalité juridique, a été inculpée par un
onderzoeksrechter in verdenking is gesteld - situatie beoogd in juge d'instruction - situation visée par l'article 20, alinéa 2, du
artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van titre préliminaire du Code de procédure pénale - avec la situation
strafvordering - te vergelijken met de situatie van een naamloze d'une société anonyme qui, avant la perte de sa personnalité
vennootschap die, vóór het verlies van haar rechtspersoonlijkheid, juridique, a été citée directement devant le tribunal correctionnel
rechtstreeks door het openbaar ministerie voor de correctionele
rechtbank is gedagvaard. par le ministère public.
Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt echter duidelijk Or, il ressort clairement des motifs de la décision de renvoi que les
dat de feiten die zijn voorgelegd aan het verwijzende rechtscollege faits soumis à la juridiction qui interroge la Cour ne concernent
geen enkele van die twee situaties betreffen. De nv « Entreprises aucune de ces deux situations. La SA « Entreprises Ferrari » n'a pas
Ferrari » is niet door een onderzoeksrechter in verdenking gesteld, été inculpée par un juge d'instruction, mais a été citée directement
maar is op 2 juli 2009 rechtstreeks voor de Correctionele Rechtbank te devant le Tribunal correctionnel de Liège le 2 juillet 2009. Mais
Luik gedagvaard. Maar die dagvaarding dateert van na de ontbinding van cette citation est postérieure à la dissolution de cette société -
die vennootschap - waartoe op 29 juni 2009 door haar algemene vergadering is beslist - en dus van na het verlies van haar rechtspersoonlijkheid. B.3.4. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de tweede prejudiciële vraag aan het Hof wordt gesteld in het geval van een ontbinding zonder vereffening waartoe door de organen van een naamloze vennootschap is beslist na het op gang brengen van de tegen haar ingestelde strafvordering. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt echter ook duidelijk dat de feiten die zijn voorgelegd aan het verwijzende décidée par son assemblée générale le 29 juin 2009 - et donc à la perte de sa personnalité juridique. B.3.4. Il ressort des motifs de la décision de renvoi que la deuxième question préjudicielle est posée à la Cour dans l'hypothèse d'une dissolution sans liquidation décidée par les organes d'une société anonyme après la mise en mouvement de l'action publique dirigée contre elle. Or, il ressort aussi clairement des motifs de la décision de renvoi que les faits soumis à la juridiction qui interroge la Cour ne concernent pas une telle situation. L'action publique contre la SA «
rechtscollege niet een dergelijke situatie betreffen. De Entreprises Ferrari » n'a été mise en mouvement par citation directe
strafvordering tegen de nv « Entreprises Ferrari » is pas op 2 juli devant le Tribunal correctionnel de Liège que le 2 juillet 2009, soit
2009, dat wil zeggen na 29 juni 2009, de dag waarop de beslissing van de algemene vergadering van die vennootschap is genomen om over te gaan tot de fusie die onmiddellijk leidde tot haar ontbinding, op gang gebracht bij rechtstreekse dagvaarding voor de Correctionele Rechtbank te Luik. B.3.5. Het antwoord op de eerste twee prejudiciële vragen, die een andere situatie betreffen dan die van de partijen bij het geschil dat voor het verwijzende rechtscollege hangende is, kan niet nuttig zijn voor de oplossing van dat geschil. B.3.6. De eerste en de tweede prejudiciële vraag behoeven geen antwoord. Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag après le 29 juin 2009, jour de la décision prise par l'assemblée générale de cette société de procéder à la fusion entraînant immédiatement sa dissolution. B.3.5. La réponse aux deux premières questions préjudicielles, qui concernent une autre situation que celle des parties au litige pendant devant la juridiction qui interroge la Cour, ne peut être utile à la solution de ce litige. B.3.6. Les première et deuxième questions préjudicielles n'appellent pas de réponse. Quant à la troisième question préjudicielle
B.4. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat in de B.4. Il ressort des motifs de la décision de renvoi que la troisième
derde vraag het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de question invite la Cour à statuer sur la compatibilité de l'article
bestaanbaarheid van artikel 20, eerste en tweede lid, van de 20, alinéas 1er et 2, du titre préliminaire du Code de procédure
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering met de artikelen
10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel pénale avec les articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou
6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die en combinaison avec l'article 6 de la Convention européenne des droits
wetsbepaling een verschil in behandeling zou instellen tussen, de l'homme, en ce que cette disposition législative instaurerait une
enerzijds, een overleden natuurlijke persoon en, anderzijds, een différence de traitement entre, d'une part, une personne physique
naamloze vennootschap die zonder vereffening is ontbonden in het kader décédée et, d'autre part, une société anonyme dissoute sans
van de in artikel 676, 1°, van het Wetboek van vennootschappen liquidation dans le cadre de l'opération décrite à l'article 676, 1°,
beschreven verrichting. du Code des sociétés.
B.5.1. De strafvordering vervalt steeds door de dood van de « B.5.1. L'action publique s'éteint toujours par la mort de l'« inculpé
verdachte », zodat een overleden natuurlijke persoon nooit meer kan », de sorte qu'une personne physique décédée ne peut plus jamais être
worden vervolgd (artikel 20, eerste lid, van de voorafgaande titel van poursuivie (article 20, alinéa 1er, du titre préliminaire du Code de
het Wetboek van strafvordering). procédure pénale).
Daarentegen vervalt de strafvordering niet altijd door de ontbinding En revanche, l'action publique ne s'éteint pas toujours par la
zonder vereffening van een naamloze vennootschap in het kader van de dissolution sans liquidation d'une société anonyme dans le cadre de
in artikel 676, 1°, van het Wetboek van vennootschappen beschreven l'opération décrite à l'article 676, 1°, du Code des sociétés. Une
verrichting. Een dergelijke vennootschap kan nog worden vervolgd telle société peut encore être poursuivie si la dissolution sans
indien de ontbinding zonder vereffening tot doel had te ontsnappen aan liquidation a eu pour but d'échapper aux poursuites, ou si la société
de vervolging, of indien de vennootschap overeenkomstig artikel 61bis
door de onderzoeksrechter in verdenking is gesteld vóór het verlies a été inculpée par le juge d'instruction conformément à l'article
van haar rechtspersoonlijkheid (artikel 20, tweede lid, van de 61bis avant la perte de sa personnalité juridique (article 20, alinéa
voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering). 2, du titre préliminaire du Code de procédure pénale).
B.5.2. Bij de invoering van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van B.5.2. Lors de l'instauration de la responsabilité pénale des
rechtspersonen wou de federale wetgever dat « in de mate van het personnes morales, le législateur fédéral entendait « assimiler, dans
mogelijke rechtspersonen worden geassimileerd met natuurlijke personen la plus large mesure possible, les personnes morales aux personnes
» (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-1217/1, p. 1). physiques » (Doc. parl., Sénat, 1998-1999, n° 1-1217/1, p. 1).
Het beginsel van het verval van de strafvordering in geval van Le principe de l'extinction de l'action publique en cas de dissolution
ontbinding zonder vereffening van een rechtspersoon is het gevolg van
een wil om aan die ontbinding een behandeling voor te behouden die sans liquidation d'une personne morale résulte d'une volonté de
analoog is met die van het overlijden van een natuurlijke persoon réserver à cette dissolution un traitement analogue à celui du décès
(Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-1217/1, p. 11). De wil om « d'une personne physique (Doc. parl., Sénat, 1998-1999, n° 1-1217/1, p.
misbruiken te voorkomen » heeft de wetgever niettemin ertoe aangezet 11). La volonté d'« éviter des abus » a néanmoins incité le
te voorzien in de voortzetting van de strafvordering in de twee in législateur à prévoir la poursuite de l'action publique dans les deux
artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van « cas spécifiques » distingués à l'article 20, alinéa 2, du titre
strafvordering onderscheiden « specifieke gevallen » (ibid., p. 12; préliminaire du Code de procédure pénale (ibid., p. 12; Doc. parl.,
Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 2093/5, p. 38). Chambre, 1998-1999, n° 2093/5, p. 38).
B.5.3. De ontbinding van een naamloze vennootschap in het kader van de B.5.3. La dissolution d'une société anonyme dans le cadre de
in artikel 676, 1°, van het Wetboek van vennootschappen beschreven verrichting is het gevolg van een beslissing genomen door ten minste één natuurlijke persoon, die niet samen met de vennootschap verdwijnt. Ten aanzien van de mogelijkheid om de strafvordering voort te zetten, bevindt de rechtspersoon die het voorwerp van een dergelijke ontbinding uitmaakt, zich in een situatie die wezenlijk verschillend is van die van een overleden natuurlijke persoon. Rekening houdend met de in artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering nagestreefde doelstelling, is het in B.5.1 beschreven verschil in behandeling dus redelijk verantwoord. l'opération décrite à l'article 676, 1°, du Code des sociétés résulte d'une décision prise par au moins une personne physique qui ne disparaît pas avec la société. Au regard de la possibilité de poursuivre l'action publique, la personne morale qui fait l'objet d'une telle dissolution se trouve dans une situation essentiellement différente de celle d'une personne physique décédée. Compte tenu de l'objectif poursuivi par l'article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de procédure pénale, la différence de traitement décrite en B.5.1 est donc raisonnablement justifiée.
B.6. De toetsing van de in het geding zijnde bepaling aan de artikelen B.6. Le contrôle de la disposition en cause au regard des articles 10
10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 6 de la
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, leidt niet tot een Convention européenne des droits de l'homme, ne conduit pas à une
andere conclusie. autre conclusion.
B.7. De derde prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. B.7. La troisième question préjudicielle appelle une réponse négative.
Om die redenen, Par ces motifs,
het Hof la Cour
zegt voor recht : dit pour droit :
- De eerste twee prejudiciële vragen behoeven geen antwoord. - Les deux premières questions préjudicielles n'appellent pas de
- Artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek réponse. - L'article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de procédure
van strafvordering schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, pénale ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution lus
al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees isolément ou en combinaison avec l'article 6 de la Convention
Verdrag voor de rechten van de mens. européenne des droits de l'homme.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise,
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 18 april 2013. la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 18 avril 2013.
De griffier, Le greffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
De voorzitter, Le président,
R. Henneuse R. Henneuse
^