Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 Rolnummer 3739 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 413bis tot 413octies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij artikel 332 van de programmawet v Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 Rolnummer 3739 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 413bis tot 413octies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij artikel 332 van de programmawet v Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...) Extrait de l'arrêt n° 79/2006 du 17 mai 2006 Numéro du rôle : 3739 En cause : le recours en annulation des articles 413bis à 413octies du Code des impôts sur les revenus 1992, insérés par l'article 332 de la loi-programme du 27 décembre 2 La Cour d'arbitrage, composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges P. Martens, R.(...)
ARBITRAGEHOF COUR D'ARBITRAGE
Uittreksel uit arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 Extrait de l'arrêt n° 79/2006 du 17 mai 2006
Rolnummer 3739 Numéro du rôle : 3739
In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 413bis tot En cause : le recours en annulation des articles 413bis à 413octies du
413octies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd Code des impôts sur les revenus 1992, insérés par l'article 332 de la
bij artikel 332 van de programmawet van 27 december 2004, en van loi-programme du 27 décembre 2004, et de l'article 333 de la même
artikel 333 van dezelfde programmawet, ingesteld door D. Rombouts. loi-programme, introduit par D. Rombouts.
Het Arbitragehof, La Cour d'arbitrage,
samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges P.
P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en L. Lavrysen, Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot et L. Lavrysen, assistée
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. Arts,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging I. Objet du recours et procédure
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 27 juni 2005 Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 27
ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 28 juni juin 2005 et parvenue au greffe le 28 juin 2005, D. Rombouts,
2005, heeft D. Rombouts, wonende te 2020 Antwerpen, Hazelarenstraat demeurant à 2020 Anvers, Hazelarenstraat 23, a introduit un recours en
23, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 413bis tot
413octies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd annulation des articles 413bis à 413octies du Code des impôts sur les
bij artikel 332 van de programmawet van 27 december 2004, en van revenus 1992, insérés par l'article 332 de la loi-programme du 27
artikel 333 van dezelfde programmawet (bekendgemaakt in het Belgisch décembre 2004, et de l'article 333 de la même loi-programme (publiée
Staatsblad van 31 december 2004, tweede uitgave). au Moniteur belge du 31 décembre 2004, deuxième édition).
(...) (...)
II. In rechte II. En droit
(...) B.1. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging omdat de verzoeker niet zou doen blijken van het rechtens vereiste belang. B.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar. B.3. De verzoeker vordert de vernietiging van de artikelen 413bis tot 413octies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd bij de artikelen 332 en 333 van de programmawet van 27 december 2004. Op grond van de bestreden bepalingen kan de directeur der belastingen, onder de in de wet bepaalde voorwaarden, het onbeperkte uitstel van de invordering van de ten laste van de belastingschuldige gevestigde inkomstenbelastingen verlenen. De maatregel kan worden genomen op het verzoek van de belastingschuldige, natuurlijke persoon, of van zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, op voorwaarde dat de verzoeker, die niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, zich in een toestand bevindt waarin hij niet in staat is om op duurzame wijze zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen. B.4. De bestreden bepalingen gelden op algemene wijze ten aanzien van alle belastingplichtigen. Dat de verzoeker zich thans in een feitelijke situatie bevindt die met zich meebrengt dat hij geen beroep moet doen op de bestreden bepalingen, impliceert niet dat hij niet onder het toepassingsgebied van de in het geding zijnde bepaling kan vallen wanneer zijn financiële situatie verandert. De verzoeker kan daarom niet worden gevolgd, wanneer hij meent zijn belang te ontlenen aan het feit dat aan anderen een voordeel wordt toegekend, dat hem wordt ontzegd. B.5. De verzoeker kan niet rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door de bestreden bepalingen, die, enerzijds, enkel de situatie regelen van de belastingplichtigen die zich blijvend in een moeilijke financiële toestand bevinden, en, anderzijds, beogen de Staat te ondersteunen bij de inning van moeilijk invorderbare belastingschulden. B.6. Het belang dat de verzoeker aanvoert, verschilt niet van het belang dat iedere persoon erbij heeft dat de wettigheid in alle omstandigheden in acht wordt genomen. Zijn belang erkennen zou neerkomen op het aanvaarden van de actio popularis, wat de Grondwetgever niet heeft gewild. B.7. De exceptie van onontvankelijkheid is gegrond. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus uitgesproken in het Nederlands, Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 mei 2006. De griffier, P.-Y. Dutilleux. De voorzitter, (...) B.1. Le Conseil des ministres conteste la recevabilité du recours en annulation au motif que le requérant ne justifierait pas de l'intérêt requis. B.2. La Constitution et la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage imposent à toute personne physique ou morale qui introduit un recours en annulation de justifier d'un intérêt. Ne justifient de l'intérêt requis que les personnes dont la situation pourrait être affectée directement et défavorablement par la norme entreprise; il s'ensuit que l'action populaire n'est pas admissible. B.3. Le requérant demande l'annulation des articles 413bis à 413octies du Code des impôts sur les revenus 1992, tels qu'ils ont été insérés par les articles 332 et 333 de la loi-programme du 27 décembre 2004. En vertu des dispositions attaquées, le directeur des contributions peut, aux conditions fixées dans la loi, accorder la surséance indéfinie au recouvrement des impôts sur les revenus établis à charge du redevable. La mesure peut être prise à la demande du redevable, personne physique, ou de son conjoint sur les biens duquel l'imposition est mise en recouvrement, à la condition que le demandeur, qui n'a pas manifestement organisé son insolvabilité, se trouve dans une situation où il n'est pas en état, de manière durable, de payer ses dettes exigibles ou encore à échoir. B.4. Les dispositions attaquées s'appliquent de façon générale à l'égard de tous les contribuables. Le fait que le requérant se trouve actuellement dans une situation matérielle qui ne lui permet pas de faire appel aux dispositions attaquées n'implique pas qu'il ne puisse relever du champ d'application de la disposition en cause si sa situation financière change. Le requérant ne peut dès lors pas être suivi lorsqu'il estime tirer son intérêt du fait que d'autres bénéficient d'un avantage dont il est privé. B.5. Le requérant ne peut être affecté directement et défavorablement par les dispositions attaquées, qui, d'une part, règlent uniquement la situation des contribuables qui se trouvent de façon permanente dans une situation financière difficile et, d'autre part, visent à aider l'Etat à percevoir des dettes fiscales difficilement recouvrables. B.6. L'intérêt invoqué par le requérant ne diffère pas de l'intérêt qu'a toute personne au respect de la légalité en toute matière. Reconnaître son intérêt reviendrait à admettre l'action populaire, ce que le Constituant n'a pas voulu. B.7. L'exception d'irrecevabilité est fondée. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi prononcé en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 17 mai 2006. Le greffier, P.-Y. Dutilleux. Le président,
A. Arts. A. Arts.
^