← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 76/2005 van 20 april 2005 Rolnummer 3473 In zake : de
prejudiciële vraag over artikel 11, eerste lid, van de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke
inrichting in fiscale zaken en artikel 97, negende lid, Het Arbitragehof, samengesteld
uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Lavr(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 76/2005 van 20 april 2005 Rolnummer 3473 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 11, eerste lid, van de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken en artikel 97, negende lid, Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Lavr(...) | Extrait de l'arrêt n° 76/2005 du 20 avril 2005 Numéro du rôle : 3473 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 11, alinéa 1 er , de la loi du 23 mars 1999 relative à l'organisation judiciaire en matière fiscale et l La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges L. Lavrysen, (...) |
|---|---|
| ARBITRAGEHOF | COUR D'ARBITRAGE |
| Uittreksel uit arrest nr. 76/2005 van 20 april 2005 | Extrait de l'arrêt n° 76/2005 du 20 avril 2005 |
| Rolnummer 3473 | Numéro du rôle : 3473 |
| In zake : de prejudiciële vraag over artikel 11, eerste lid, van de | En cause : la question préjudicielle concernant l'article 11, alinéa 1er, |
| wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in | de la loi du 23 mars 1999 relative à l'organisation judiciaire en |
| fiscale zaken en artikel 97, negende lid, van de wet van 15 maart 1999 | matière fiscale et l'article 97, alinéa 9, de la loi du 15 mars 1999 |
| betreffende de beslechting van fiscale geschillen, gesteld door het | relative au contentieux en matière fiscale, posée par la Cour d'appel |
| Hof van Beroep te Brussel. | de Bruxelles. |
| Het Arbitragehof, | La Cour d'arbitrage, |
| samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters | composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges L. |
| L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, | Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman, E. Derycke et J. Spreutels, assistée |
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, | du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Melchior, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Objet de la question préjudicielle et procédure |
| Bij arrest van 20 september 2000 in zake A. Dedessuslemoutier en M. | Par arrêt du 20 septembre 2000 en cause de A. Dedessuslemoutier et M. |
| Jonart tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van | Jonart contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe |
| het Arbitragehof is ingekomen op 4 februari 2005, heeft het Hof van | de la Cour d'arbitrage le 4 février 2005, la Cour d'appel de Bruxelles |
| Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : | a posé la question préjudicielle suivante : |
| « Schenden de artikelen 11, eerste lid, van de wet van 23 maart 1999 | « Les articles 11, alinéa 1er, de la loi du 23 mars 1999 relative à |
| betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken en 97, zevende | l'organisation judiciaire en matière fiscale et 97, alinéa 7 [lire : |
| [lees : negende] lid, van de wet van 15 maart 1999 betreffende de | 9], de la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière |
| beslechting van fiscale geschillen de artikelen 10 en 11 van de | fiscale, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution |
| gecoördineerde Grondwet in zoverre zij een onderscheid in het leven | |
| roepen vanaf 6 april 1999 tussen, enerzijds, de belastingplichtigen | coordonnée en tant qu'ils créent une distinction, à partir du 6 avril |
| die een geschil hebben met de administratie in het kader van hoofdstuk | 1999, entre, d'une part, les contribuables qui ont un différend avec |
| VII van het W.I.B. 1992 en die hun proces vóór 1 maart 1999 hebben | l'administration dans le cadre du Chapitre VII du CIR/92 et qui ont |
| ingeleid voor het hof van beroep, alwaar zij beperkt worden door de ' | intenté leur procès avant le 1er mars 1999 devant la Cour d'appel, où |
| nieuwe grieven '-regeling van het W.I.B. 1992, en, anderzijds, de | ils sont limités par la réglementation des ' griefs nouveaux ' du |
| belastingplichtigen die een geschil hebben met de administratie in | CIR/92 et, d'autre part, les contribuables qui ont un différend avec |
| hetzelfde kader en die hun proces vanaf die datum hebben ingeleid voor | l'administration dans le même cadre et qui intentent leur procès à |
| de rechtbank van eerste aanleg, alwaar zij de mogelijkheid bezitten om | partir de cette date devant le Tribunal de première instance, où ils |
| hun vordering te wijzigen en uit te breiden overeenkomstig het gemeen | ont la possibilité de modifier et d'étendre leur demande conformément |
| recht van de artikelen 807 en 808 van het Gerechtelijk Wetboek en | au droit commun des articles 807 et 808 du Code judiciaire, et où le |
| alwaar de rechter ertoe gehouden is de regels betreffende de openbare | juge est tenu d'appliquer les règles relatives à l'ordre public sans |
| orde toe te passen zonder dat zulks hem verboden wordt bij artikel 377 | que cela ne lui soit interdit par l'article 377 du CIR/92 ? ». |
| van het W.I.B. 1992 ? ». | |
| Op 10 februari 2005 hebben de rechters-verslaggevers J. Spreutels en | Le 10 février 2005, en application de l'article 72, alinéa 1er, de la |
| L. Lavrysen, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de | |
| bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, het Hof ervan | loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, les |
| in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te | juges-rapporteurs J. Spreutels et L. Lavrysen ont informé la Cour |
| stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. | qu'ils pourraient être amenés à proposer de rendre un arrêt de réponse immédiate. |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. En droit |
| (...) | (...) |
| B.1. Artikel 11, eerste lid, van de wet van 23 maart 1999 betreffende | B.1. L'article 11, alinéa 1er, de la loi du 23 mars 1999 relative à |
| de rechterlijke inrichting in fiscale zaken bepaalt, als | l'organisation judiciaire en matière fiscale dispose, au titre de |
| overgangsmaatregel : | mesure transitoire : |
| « De gedingen die hangende zijn bij de hoven, de rechtbanken en andere | « Les procédures pendantes devant les cours, les tribunaux et les |
| instanties, met inbegrip van de rechtsmiddelen die tegen hun | autres instances, y compris les voies de recours qui peuvent être |
| beslissingen kunnen worden aangewend, worden vervolgd en afgehandeld | introduites contre leurs décisions, seront poursuivies et clôturées |
| met toepassing van de vóór 1 maart 1999 geldende regels ». | conformément aux règles en vigueur avant le 1er mars 1999 ». |
| Artikel 97, negende lid (te dezen van toepassing in tegenstelling tot | L'article 97, alinéa 9 (applicable en l'espèce au contraire de |
| het in de prejudiciële vraag beoogde zevende lid), van de wet van 15 | l'alinéa 7 visé par la question préjudicielle), de la loi du 15 mars |
| maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen, bepaalt | 1999 relative au contentieux en matière fiscale dispose : |
| : « Artikel 34 van deze wet, voor zover het de artikelen 377 tot 392 van | « L'article 34 de la présente loi, en ce qu'il abroge les articles 377 |
| het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 opheft, treedt in werking | à 392 du Code des impôts sur les revenus 1992, sortit ses effets le 1er |
| op 1 maart 1999. De artikelen 377 tot 392 van het Wetboek van de | mars 1999. Les articles 377 à 392 du Code des impôts sur les revenus |
| inkomstenbelastingen 1992, zoals ze bestonden vóór hun opheffing door | |
| artikel 34 van deze wet, blijven evenwel van toepassing op de beroepen | 1992, tels qu'ils existaient avant leur abrogation par l'article 34 de |
| la présente loi, demeurent toutefois applicables aux recours | |
| die vóór deze datum zijn ingeleid. De artikelen 462 van het Wetboek | introduits avant cette date. Les articles 462 du Code des impôts sur |
| van de inkomstenbelastingen 1992, 74, § 4, van het Wetboek van de | les revenus 1992, 74, § 4, du Code de la taxe sur la valeur ajoutée, |
| belasting over de toegevoegde waarde, 207septies, § 4, van het Wetboek | 207septies, § 4, du Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et |
| der registratie-, hypotheek- en griffierechten, 133nonies, § 4, van | de greffe, 133nonies, § 4, du Code des droits de succession, 67nonies, |
| het Wetboek der successierechten, 67nonies, § 4, van het Wetboek der | |
| zegelrechten en 207nonies, § 4, van het Wetboek der met het zegel | § 4, du Code des droits de timbre et 207nonies, § 4, du Code des taxes |
| gelijkgestelde taksen, zoals ze bestonden voor hun opheffing bij | assimilées au timbre, tels qu'ils existaient avant d'être |
| respectievelijk de artikelen 47, 51, 65, 72, 76 en 86, van deze wet, | respectivement abrogés par les articles 47, 51, 65, 72, 76 et 86, de |
| blijven van toepassing, ingeval een rechter bij wie de strafvordering | la présente loi, restent applicables chaque fois qu'un juge saisi de |
| aanhangig is, met toepassing van een van die bepalingen besloten heeft | l'action publique a, en application de l'une de ces dispositions, |
| de uitspraak over een of meerdere tenlasteleggingen uit te stellen ». | décidé de surseoir à statuer sur des préventions ». |
| B.2. De artikelen 377, 378 en 381 van het Wetboek van de | B.2. Les articles 377, 378 et 381 du Code des impôts sur les revenus |
| inkomstenbelastingen 1992 (W.I.B. 1992), zoals ze van kracht waren | 1992 (C.I.R. 1992), tels qu'ils étaient en vigueur avant l'entrée en |
| vóór de inwerkingtreding van de voormelde wetten van 15 maart 1999 en | vigueur des lois du 15 mars 1999 et du 23 mars 1999 précitées, et tels |
| van 23 maart 1999, en zoals zij van toepassing blijven op de hangende | |
| geschillen overeenkomstig de overgangsregeling waarin die wetten | qu'ils demeurent applicables aux litiges pendants conformément au |
| voorzien, bepalen : | régime transitoire prévu par ces lois, disposent : |
| « Art. 377.Van de beslissingen van de directeurs der belastingen en |
« Art. 377.Les décisions des directeurs des contributions et des |
| van de gedelegeerde ambtenaren, getroffen krachtens de artikelen 366, 367 en 376, kan men een voorziening indienen bij het Hof van beroep van het gebied waarin het kantoor gelegen is waar de belasting is of moet worden geïnd. De eiser mag aan het Hof van beroep bezwaren onderwerpen die noch in het bezwaarschrift werden geformuleerd, noch ambtshalve door de directeur of door de door hem gedelegeerde ambtenaar werden onderzocht, voor zover zij een overtreding van de wet of een schending van de op straf van nietigheid voorgeschreven procedurevormen aanvoeren. Art. 378.De voorziening wordt ingesteld bij een in persoon of door een advocaat opgemaakt verzoekschrift dat ter griffie van het Hof van beroep wordt afgegeven en bij gerechtsdeurwaardersexploot wordt betekend aan de directeur der belastingen bedoeld in artikel 366. |
fonctionnaires délégués prises en vertu des articles 366, 367 et 376, peuvent être l'objet d'un recours devant la cour d'appel dans le ressort de laquelle est situé le bureau où la perception a été ou doit être faite. Le requérant peut soumettre à la cour d'appel des griefs qui n'ont été ni formulés dans la réclamation, ni examinés d'office par le directeur ou par le fonctionnaire délégué par lui, pour autant qu'ils invoquent une contravention à la loi ou une violation des formes de procédure prescrites à peine de nullité. Art. 378.Le recours est formé par requête, faite en personne ou par avocat, déposée au greffe de la cour d'appel et signifiée par exploit d'huissier de justice au directeur des contributions visé à l'article 366. |
| De in artikel 377 bedoelde nieuwe bezwaren mogen worden geformuleerd | Les griefs nouveaux visés à l'article 377 peuvent être formulés soit |
| ofwel in de voorziening, ofwel in een geschrift dat aan de griffie van | dans le recours, soit dans un écrit remis au greffe de la cour d'appel |
| het Hof van beroep wordt afgegeven en dit op straf van verval binnen de termijn gesteld in artikel 381 ». | et ce sous peine de déchéance dans le délai prévu à l'article 381 ». |
| « Art. 381.De eiser die gebruik wil maken van nieuwe stukken, is |
« Art. 381.Le requérant qui veut faire emploi de pièces nouvelles est |
| gehouden deze neer te leggen ter griffie van het Hof, binnen zestig | tenu de les déposer au greffe de la Cour dans les soixante jours du |
| dagen na neerlegging van de uitgifte en van de stukken, bedoeld in | dépôt par le directeur des contributions, de l'expédition et des |
| artikel 380, door de directeur der belastingen ». | pièces visées à l'article 380 ». |
| B.3. Het Hof van Beroep te Brussel stelt het Hof een vraag over de | B.3. La Cour d'appel de Bruxelles interroge la Cour sur la |
| bestaanbaarheid van artikel 11, eerste lid, van de wet van 23 maart | compatibilité de l'article 11, alinéa 1er, de la loi du 23 mars 1999 |
| 1999 en van artikel 97, negende lid, van de wet van 15 maart 1999 met | et de l'article 97, alinéa 9, de la loi du 15 mars 1999 avec les |
| de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voor zover zij aanleiding geven | articles 10 et 11 de la Constitution en tant qu'ils créent entre les |
| tot een verschil in behandeling onder de rechtsonderhorigen wat | justiciables une différence de traitement quant au droit d'invoquer |
| betreft het recht om voor het hof van beroep een nieuwe grief aan te | |
| voeren in de zin van die artikelen : de beperkingen waarin het | devant la cour d'appel un grief nouveau au sens de ces articles : les |
| voormelde artikel 377, tweede lid, voorziet, zouden alleen gelden voor | limitations prévues par l'article 377, alinéa 2, précité ne |
| diegenen die het hof van beroep hebben aangezocht vóór 1 maart 1999 en | s'imposeraient qu'à ceux qui ont saisi la cour d'appel avant le 1er |
| die bijgevolg zouden afhangen van de datum van kennisgeving van de | mars 1999 et qui, dès lors, auraient été tributaires de la date de la |
| beslissing van de directeur waartegen zij beroep zouden hebben | notification de la décision du directeur contre laquelle ils auraient |
| ingesteld. | introduit un recours. |
| B.4. Uit de formulering van de twee bepalingen die in de prejudiciële | B.4. Il appert du libellé des deux dispositions visées par la question |
| vraag worden beoogd, blijkt dat de toepassing van de nieuwe | préjudicielle que l'application des nouvelles règles de procédure est |
| procedureregels afhangt van de omstandigheid dat het beroep al dan | fonction de la circonstance que les recours ont ou non été introduits |
| niet is ingesteld vóór 1 maart 1999. Het verschil in behandeling dat, | avant la date du 1er mars 1999. La différence de traitement qui |
| volgens de motivering van het verwijzingsarrest, zou teruggaan op de | serait, suivant la motivation de l'arrêt a quo, fonction de la date à |
| datum waarop is kennisgegeven van de beslissing van de administratie | laquelle est notifiée la décision de l'administration contre laquelle |
| waartegen beroep is ingesteld, kan dus niet te wijten zijn aan de | les recours sont introduits ne peut donc être imputée aux dispositions |
| wetsbepalingen waarover het Hof wordt ondervraagd. | législatives dont la Cour est saisie. |
| B.5. Artikel 3 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : | B.5. L'article 3 du Code judiciaire énonce : |
| « De wetten op de rechterlijke organisatie, de bevoegdheid en de | « Les lois d'organisation judiciaire, de compétence et de procédure |
| rechtspleging zijn van toepassing op de hangende rechtsgedingen, | sont applicables aux procès en cours sans dessaisissement cependant de |
| zonder dat die worden onttrokken aan de instantie van het gerecht | |
| waarvoor zij op geldige wijze aanhangig zijn, en behoudens de | la juridiction qui, à son degré, en avait été valablement saisie et |
| uitzonderingen bij de wet bepaald ». | sauf les exceptions prévues par la loi ». |
| B.6. Zoals de in die bepaling gebruikte bewoordingen aangeven, staat | B.6. Comme le font apparaître les termes utilisés dans cette |
| het aan de wetgever om uit te maken of hij in een bepaald geval | disposition, il appartient au législateur de décider s'il déroge dans |
| afwijkt van de algemene regeling vervat in die bepaling, zonder dat | un cas déterminé à la règle générale contenue dans cette disposition, |
| door dat enkele feit het gelijkheidsbeginsel in het gedrang zou komen. | sans qu'il soit, par cette seule circonstance, porté atteinte au |
| De artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden indien de in het | principe d'égalité. Les articles 10 et 11 de la Constitution sont |
| geding zijnde overgangsregeling een onderscheid in behandeling doet | violés si le régime transitoire en cause établit une différence de |
| ontstaan waarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging | traitement qui n'est susceptible d'aucune justification objective et |
| bestaat. | raisonnable. |
| B.7. Het onderscheid in behandeling waarover het Hof wordt ondervraagd, vloeit voort uit twee wettelijke regelingen die elkaar opvolgen in de tijd, zij het dat beide regelingen, ingevolge de overgangsbepalingen van de nieuwe wet, nog een tijdlang naast elkaar bestaan. Rekening houdend met het omvattend en ingrijpend karakter van de hervorming van de fiscale geschillenregeling en met de verregaande reorganisatie op het vlak van de rechtscolleges die daarmee gepaard gaat, komt het niet onredelijk voor dat de wetgever die nieuwe regeling slechts laat ingaan voor de toekomstige en niet voor de hangende gedingen. B.8. In het voormalige artikel 377, tweede lid, van het W.I.B. 1992 werd de mogelijkheid van nieuwe bezwaren beperkt, in die zin dat aan het hof van beroep slechts nieuwe juridische en geen nieuwe feitelijke betwistingen konden worden voorgelegd. De beperking inzake het aanvoeren van nieuwe grieven hield verband met de specificiteit van die regeling, waarbij de bezwaarprocedure voor de gewestelijke | B.7. La différence de traitement soumise à la Cour découle de deux régimes légaux qui se succèdent dans le temps, mais qui, par suite des dispositions transitoires de la nouvelle loi, coexistent encore pendant une certaine période. Compte tenu du caractère radical et global de la réforme du contentieux en matière fiscale et de la réorganisation fondamentale qui s'ensuit sur le plan des juridictions, il n'est pas déraisonnable que le législateur n'applique les nouvelles règles qu'aux litiges à venir et non aux litiges pendants. B.8. Dans l'ancien article 377, alinéa 2, du C.I.R. 1992, la possibilité de soumettre de nouveaux griefs a été limitée en ce sens que ne pouvaient être soumises à la cour d'appel que de nouvelles contestations en droit et non en fait. La restriction relative à la formulation de griefs nouveaux tenait à la spécificité de ce régime, |
| directeur als een filterprocedure werd opgevat die haar functie | la procédure de réclamation devant le directeur régional étant conçue |
| slechts kon vervullen indien de belastingplichtige al zijn bezwaren | comme une procédure de filtrage qui ne pouvait remplir sa fonction que |
| zou laten gelden. | si le contribuable faisait valoir tous ses griefs. |
| B.9. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van | B.9. La différence de traitement entre certaines catégories de |
| personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende | personnes qui découle de l'application de règles procédurales |
| procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen | différentes dans des circonstances différentes n'est pas |
| discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake kunnen zijn | discriminatoire en soi. Il ne pourrait être question de discrimination |
| indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing | que si la différence de traitement qui découle de l'application de ces |
| van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van | règles de procédure entraînait une limitation disproportionnée des |
| de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. | droits des personnes concernées. |
| B.10. Het Hof stelt vast dat de onmogelijkheid om nieuwe grieven te | B.10. La Cour constate que l'impossibilité de formuler des griefs |
| formuleren niet absoluut is, vermits de verzoeker op grond van de in | nouveaux n'est pas absolue puisque les dispositions en cause |
| het geding zijnde bepalingen aan het hof van beroep nieuwe grieven kan | |
| voorleggen, voor zover zij een overtreding van de wet of een schending | permettent au requérant de soumettre des griefs nouveaux à la cour |
| van de op straffe van nietigheid voorgeschreven procedurevormen | d'appel, pour autant qu'ils invoquent une contravention à la loi ou |
| aanvoeren. Bovendien kan de belastingschuldige, op grond van de | une violation des formes de procédure prescrites à peine de nullité. |
| algemene beginselen die gelden voor het vestigen van de belasting en | De plus, les principes généraux qui dominent l'établissement de |
| op grond van artikel 10 van het E.G.-Verdrag, zich voor het hof van beroep te allen tijde beroepen op rechtsverval, op het gezag van gewijsde of op de strijdigheid van het interne recht met het gemeenschapsrecht. De in het geding zijnde bepaling maakt niet op onevenredige wijze inbreuk op de rechten van de verdediging van de belastingplichtigen door het feit dat zij hun mogelijkheid om nieuwe grieven aan te voeren beperkt. B.11.1. De argumenten die de verzoekers voor de verwijzende rechter in hun memorie met verantwoording hebben aangevoerd en die betrekking hebben op het feit dat de in het geding zijnde bepalingen op onevenredige wijze afbreuk zouden doen aan de rechten van de belastingplichtigen, leiden niet tot een andere conclusie. B.11.2. De bepalingen van het W.I.B. 1992, vóór de wijziging ervan bij de wetten van 15 en 23 maart 1999, die - volgens hen - belemmeringen vormden voor de rechten van de belastingplichtige (wat onder andere de beroepstermijn betreft) en die, in combinatie met het verbod om voor het hof van beroep nieuwe grieven aan te voeren, leidden tot een discriminerende behandeling onder belastingplichtigen, waren elementen | l'impôt et l'article 10 du Traité C.E. permettent au redevable d'exciper en tout temps devant la cour d'appel de la forclusion, de l'autorité de chose jugée ou de la contrariété du droit interne avec le droit communautaire. La disposition litigieuse ne porte pas une atteinte disproportionnée aux droits de la défense des contribuables par le fait qu'elle limite leur possibilité d'invoquer des griefs nouveaux. B.11.1. Les arguments invoqués par les requérants devant le juge a quo dans leur mémoire justificatif et relatifs à l'atteinte disproportionnée que les dispositions en cause porteraient aux droits des contribuables n'amènent pas à une autre conclusion. B.11.2. En effet, les dispositions du C.I.R. 1992 avant sa modification par les lois des 15 et 23 mars 1999 qui, selon eux, constituaient autant d'entraves aux droits du contribuable (ayant trait, notamment, au délai de recours) et qui, combinées avec l'interdiction de formuler des griefs devant la cour d'appel, aboutissaient à traiter le contribuable de manière discriminatoire, |
| die het Hof in aanmerking heeft kunnen nemen bij de | étaient des éléments que la Cour a pu prendre en compte lorsqu'elle a |
| grondwettigheidstoetsing van de in het geding zijnde bepalingen in | contrôlé la constitutionnalité des dispositions en cause dans ses |
| zijn arresten nrs. 60/2001, 92/2001, 122/2001, 127/2002 en 120/2003. | arrêts nos 60/2001, 92/2001, 122/2001, 127/2002 et 120/2003. Il en va |
| Hetzelfde geldt voor de eveneens kritische overwegingen die werden | de même des considérations également critiques, formulées lors des |
| geformuleerd tijdens de parlementaire voorbereiding van de voormelde | travaux préparatoires des lois précitées, en ce compris l'avis du |
| wetten, met inbegrip van het advies van de Raad van State over de | Conseil d'Etat portant sur les projets correspondants. |
| overeenkomstige ontwerpen. | B.11.3. Les requérants font certes état de ce que la possibilité |
| B.11.3. De verzoekers beroepen zich weliswaar op het feit dat bij een | d'invoquer certains griefs nouveaux devant la cour d'appel fut donnée |
| wet van 16 maart 1976 aan de belastingplichtige de mogelijkheid werd | au contribuable par une loi du 16 mars 1976 afin de contrer la |
| gegeven om bepaalde nieuwe grieven voor het hof van beroep aan te | jurisprudence de la Cour de cassation conférant, depuis 1954, un |
| voeren, om in te gaan tegen de rechtspraak van het Hof van Cassatie, dat sinds 1954 een jurisdictioneel karakter van eerste aanleg toekende aan de bevoegdheden van de directeur der belastingen en dat de saisine van het hof van beroep, uitspraak doende in tweede aanleg, beperkte tot het onderwerp van het beroep dat bij dat hof aanhangig was gemaakt, en op het feit dat het arrest nr. 67/98 van het Hof dat evenwicht heeft aangetast door te verklaren dat de beslissing geen jurisdictioneel karakter had. Zelfs los van het feit dat het Hof dat element, waarover het zich immers in 1998 had uitgesproken, eveneens in aanmerking heeft kunnen nemen in de voormelde arresten nrs. 60/2001 en volgende, en los van het feit dat de dubbele aanleg die het Hof van Cassatie, volgens de verzoekers voor de verwijzende rechter, had willen invoeren om de belastingplichtige te beschermen, geen grondwettelijke vereiste vormt, neemt dat niet weg dat de wetgever, die de rol van de directeur der belastingen niet heeft omschreven, kon oordelen dat de filterprocedure die hem was toevertrouwd veronderstelde - om doeltreffend te zijn binnen het specifieke domein van de fiscale geschillenregeling - dat de belastingplichtige reeds vanaf dat stadium al zijn grieven zou laten gelden, zoals aangegeven in B.8. | caractère juridictionnel de premier degré aux attributions du directeur des contributions et limitant la saisine de la cour d'appel, statuant en second degré, à l'objet du recours dont elle est saisie et de ce que l'arrêt n° 67/98 de la Cour a porté atteinte à cet équilibre en décidant que la décision n'avait pas un caractère juridictionnel. Indépendamment même de ce que la Cour a pu également avoir égard à cet élément, sur lequel elle s'était en effet prononcée en 1998, dans les arrêts nos 60/2001 et suivants précités, et de ce que le double degré de juridiction que la Cour de cassation avait, selon les requérants devant le juge a quo, voulu instaurer pour protéger le contribuable ne constitue pas une exigence constitutionnelle, il reste que le législateur, qui n'a pas qualifié le rôle du directeur des contributions, a pu estimer que la procédure de filtrage qui lui était confiée supposait, pour être efficace dans le domaine spécifique du contentieux fiscal, que le contribuable fasse dès ce stade valoir tous ses griefs, ainsi qu'il a été dit en B.8. |
| B.11.4. De argumenten afgeleid uit artikel 6 van het Europees Verdrag | B.11.4. Enfin, les arguments tirés de l'article 6 de la Convention |
| voor de Rechten van de Mens en uit de rechtspraak van de | européenne des droits de l'homme et de la jurisprudence des |
| internationale rechtscolleges leiden, ten slotte, evenmin tot een | juridictions internationales n'amènent pas davantage à une autre |
| andere conclusie. Artikel 6.1 van het voormelde Verdrag is, wat het | conclusion. L'article 6.1 de la Convention précitée ne s'applique pas, |
| burgerrechtelijke aspect ervan betreft, niet van toepassing op de | sous son aspect civil, aux procédures fiscales (Cour européenne des |
| fiscale procedures (Europees Hof voor de Rechten van de Mens, arrest | |
| Ferrazzini t/ Italië, arrest van 12 juli 2001, Rec., 2001-VII, pp. | droits de l'homme, arrêt Ferrazzini c/ Italie, arrêt du 12 juillet |
| 329-348). Anderzijds, kan de belastingschuldige, zoals aangegeven in | 2001, Rec., 2001-VII, pp. 329-348). D'autre part, ainsi que l'indique |
| B.10, op grond van artikel 10 van het E.G.-Verdrag te allen tijde de | le B.10, l'article 10 du Traité C.E. permet en tout temps au redevable |
| strijdigheid aanvoeren van het nationale recht met het | |
| gemeenschapsrecht, zoals werd beslist in het arrest Peterbroeck | d'invoquer la contrariété du droit interne au droit communautaire, |
| (H.v.J., 14 december 1995, C-312/93, Jur., 1995, I, p. 4599), dat de | comme le décide l'arrêt Peterbroeck (C.J.C.E., 14 décembre 1995, |
| verzoekers hebben aangehaald. | C-312/93, Rec., 1995, I, p. 4599) invoqué par les requérants. |
| B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.12. La question préjudicielle appelle une réponse négative. |
| Om die redenen, | Par ces motifs, |
| het Hof | la Cour |
| zegt voor recht : | dit pour droit : |
| Artikel 11, eerste lid, van de wet van 23 maart 1999 betreffende de | L'article 11, alinéa 1er, de la loi du 23 mars 1999 relative à |
| rechterlijke inrichting in fiscale zaken en artikel 97, negende lid, | l'organisation judiciaire en matière fiscale et l'article 97, alinéa |
| van de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale | 9, de la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière |
| geschillen schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet doordat | fiscale ne violent pas les articles 10 et 11 de la Constitution en |
| zij de rechtsonderhorige slechts toestaan voor het hof van beroep een | raison du fait qu'ils ne permettent au justiciable d'invoquer devant |
| nieuwe grief in de zin van de artikelen 377, tweede lid, 378, tweede | la cour d'appel un grief nouveau au sens des articles 377, alinéa 2, |
| lid, en 381 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan te | 378, alinéa 2, et 381 du Code des impôts sur les revenus 1992 que dans |
| voeren onder de beperkende voorwaarden waarin zij voorzien. | les conditions restrictives qu'ils prévoient. |
| Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
| Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 20 april 2005, door | la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 20 avril 2005, par le |
| rechter P. Martens, ter vervanging van voorzitter M. Melchior, wettig | juge P. Martens, en remplacement du président M. Melchior, |
| verhinderd zijnde de uitspraak van dit arrest bij te wonen. | légitimement empêché d'assister au prononcé du présent arrêt. |
| De griffier, | Le greffier, |
| P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
| De wnd. voorzitter, | Le président f.f., |
| P. Martens. | P. Martens. |