← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 169/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2565 In zake
: de prejudiciële vragen betreffende artikel 321 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank
van eerste aanleg te Mechelen. Het Arbitragehof, I. Onderwerp van de prejudiciële
vragen en rechtspleging"
Uittreksel uit arrest nr. 169/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2565 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 321 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen. Het Arbitragehof, I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | Extrait de l'arrêt n° 169/2003 du 17 décembre 2003 Numéro du rôle : 2565 En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 321 du Code civil, posées par le Tribunal de première instance de Malines. La Cour d'arbitrage, c après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet des questions préjudicielles et procédu(...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | COUR D'ARBITRAGE |
Uittreksel uit arrest nr. 169/2003 van 17 december 2003 | Extrait de l'arrêt n° 169/2003 du 17 décembre 2003 |
Rolnummer 2565 | Numéro du rôle : 2565 |
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 321 van het | En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 321 du |
Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen. | Code civil, posées par le Tribunal de première instance de Malines. |
Het Arbitragehof, | La Cour d'arbitrage, |
samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters | composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges L. |
L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. | François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. |
Lavrysen, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier | Lavrysen, J.-P. Moerman et E. Derycke, assistée du greffier P.-Y. |
P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, | Dutilleux, présidée par le président A. Arts, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Objet des questions préjudicielles et procédure |
Bij vonnis van 31 oktober 2002 in zake het openbaar ministerie tegen | Par jugement du 31 octobre 2002 en cause du ministère public contre T. |
T. Schouppe en I. Fransen, waarvan de expeditie ter griffie van het | Schouppe et I. Fransen, dont l'expédition est parvenue au greffe de la |
Arbitragehof is ingekomen op 12 november 2002, heeft de Rechtbank van | Cour d'arbitrage le 12 novembre 2002, le Tribunal de première instance |
eerste aanleg te Mechelen de volgende prejudiciële vragen gesteld : | de Malines a posé les questions préjudicielles suivantes : |
« 1. Schendt artikel 321 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en | « 1. L'article 321 du Code civil viole-t-il les articles 10 et 11 de |
11 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 7, § 1, van het | la Constitution combinés avec l'article 7.1 de la Convention |
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, in zoverre | internationale des droits de l'enfant, en tant que l'article précité |
voornoemd artikel een kind, dat geboren wordt uit een relatie waaruit | |
een huwelijksbeletsel blijkt waarvoor de Koning geen ontheffing kan | prive de la possibilité de faire établir sa filiation paternelle un |
verlenen, de mogelijkheid ontneemt om de afstamming ten aanzien van | enfant né d'une relation faisant apparaître un empêchement à mariage |
zijn vader te laten vaststellen, zodat dit kind bijgevolg slechts één | dont le Roi ne peut dispenser, de sorte que cet enfant ne peut donc |
afstammingsband kan hebben, namelijk de moederlijke, terwijl een kind | avoir qu'un seul lien de filiation, à savoir le lien maternel, alors |
geboren uit een huwelijk of concubinaat, of uit een overspelige | qu'un enfant né d'un mariage, d'un concubinage ou d'une relation |
relatie a matre of a patre waaruit geen huwelijksbeletsel blijkt, de | extra-conjugale a matre ou a patre ne faisant pas apparaître |
mogelijkheid heeft om ook de afstamming ten aanzien van de vader te | d'empêchement à mariage a la possibilité de faire établir aussi sa |
laten vaststellen en dus twee afstammingsbanden kan bezitten ? | filiation paternelle et peut donc avoir deux liens de filiation ? |
2. Schendt artikel 321 van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang | 2. L'article 321 du Code civil, combiné avec les articles 312 et 313 |
gelezen met de artikelen 312 en 313 van het Burgerlijk Wetboek, | |
enerzijds, en de artikelen 315, 317 en 319 van het Burgerlijk Wetboek, | du même Code, d'une part, et avec les articles 315, 317 et 319 du même |
anderzijds, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet | Code, d'autre part, viole-t-il les articles 10 et 11 de la |
toelaat aan de vader van een kind dat geboren is uit een relatie | |
waaruit een huwelijksbeletsel blijkt waarvoor de Koning geen | Constitution en tant qu'il n'autorise pas à faire établir la filiation |
ontheffing kan verlenen, om de afstammingsband langs vaderszijde te | paternelle le père d'un enfant né d'une relation faisant apparaître un |
laten vaststellen, terwijl de afstammingsband van de moeder van een | empêchement à mariage dont le Roi ne peut dispenser, alors que la |
kind, geboren uit een relatie waaruit een huwelijksbeletsel blijkt | filiation maternelle d'un enfant né d'une relation faisant apparaître |
waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen, wel steeds zal | un empêchement à mariage dont le Roi ne peut dispenser sera toujours |
vaststaan ? » | établie ? » |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. En droit |
(...) | (...) |
Betreffende de eerste prejudiciële vraag | Concernant la première question préjudicielle |
B.1.1. Artikel 321 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : | B.1.1. L'article 321 du Code civil dispose : |
« De vader kan het kind niet erkennen, wanneer uit die erkenning een | « Le père ne peut reconnaître l'enfant, lorsque la reconnaissance |
huwelijksbeletsel zou blijken tussen hem en de moeder waarvoor de | ferait apparaître entre la mère et lui un empêchement à mariage dont |
Koning geen ontheffing kan verlenen. » | le Roi ne peut dispenser. » |
B.1.2. De bepalingen in verband met de huwelijksbeletsels zijn vervat | B.1.2. Les dispositions concernant les empêchements au mariage sont |
in de artikelen 161 tot 164 van het Burgerlijk Wetboek. Die bepalingen | prévues aux articles 161 à 164 du Code civil. Ces dispositions |
stellen : | prévoient : |
« Art. 161.Het huwelijk is verboden tussen alle bloedverwanten in de |
« Art. 161.En ligne directe, le mariage est prohibé entre tous les |
rechte opgaande en nederdalende lijn en de aanverwanten in dezelfde | ascendants et descendants et les alliés dans la même ligne. |
lijn. Art. 162.In de zijlijn is het huwelijk verboden tussen broers, tussen |
Art. 162.En ligne collatérale, le mariage est prohibé entre frères, |
zusters of tussen broer en zuster. | entre soeurs ou entre frère et soeur. |
Art. 163.Het huwelijk is ook verboden tussen oom en nicht of neef, of |
Art. 163.Le mariage est encore prohibé entre l'oncle et la nièce ou |
tussen tante en nicht of neef. | le neveu, ou entre la tante et la nièce ou le neveu. |
Art. 164.Echter kan de Koning, om gewichtige redenen, het in het |
Art. 164.Néanmoins, il est loisible au Roi de lever, pour des causes |
graves, la prohibition portée au précédent article, y compris | |
vorige artikel bevatte verbod opheffen, evenals het in artikel 162 | l'interdiction prévue à l'article 162 relativement aux mariages entre |
bevatte verbod betreffende huwelijken tussen schoonbroeder en | |
schoonzuster, schoonbroeder en schoonbroeder of schoonzuster en | beau-frère et belle-soeur, beau-frère et beau-frère ou belle-soeur et |
schoonzuster. » | belle-soeur. » |
B.1.3. Aangezien artikel 321 van het Burgerlijk Wetboek enkel de | B.1.3. L'article 321 du Code civil ne visant que les reconnaissances |
erkenningen beoogt die zouden doen blijken dat er tussen de moeder en | qui feraient apparaître entre la mère et le père un empêchement à |
de vader een huwelijksbeletsel is waarvoor de Koning geen ontheffing | |
kan verlenen, gaat het enkel om de huwelijksbeletsels bedoeld in de | mariage dont le Roi ne peut dispenser, il ne concerne que les |
artikelen 161 en 162 van het Burgerlijk Wetboek. | empêchements prévus par les articles 161 et 162. |
B.2.1. In de eerste prejudiciële vraag wordt aan het Hof gevraagd of | B.2.1. La première question préjudicielle interroge la Cour sur la |
artikel 321 van het Burgerlijk Wetboek bestaanbaar is met de artikelen | |
10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 7.1 van het | compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution combinés |
Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre die | |
bepaling kinderen de mogelijkheid ontneemt de afstamming ten aanzien | avec l'article 7.1 de la Convention internationale des droits de |
van hun vader te laten vaststellen en dus een dubbele afstammingsband te hebben terwijl de andere kinderen die mogelijkheid wel hebben. B.2.2. De vraag is in algemene bewoordingen gesteld en de vaststelling van de afstamming van vaderszijde is veelal niet mogelijk zowel voor het kind dat voortkomt uit een relatie tussen personen in verboden graad van bloedverwantschap als voor het kind dat voortkomt uit een relatie tussen personen in verboden graad van aanverwantschap. Het probleem is in zekere mate verschillend naargelang de zogenaamde incestueuze relatie die zou blijken, heeft plaatsgevonden tussen aanverwanten of tussen bloedverwanten, de enigen die door het bloed verbonden zijn. De vraag dient zo te worden begrepen dat ze betrekking heeft op de enkele probleemgevallen waarin de aanverwantschap in het geding is, vermits de zaak die bij de verwijzende rechter is aanhangig gemaakt het geval betreft van een kind wiens afstamming van moederszijde vaststaat en wiens verwekkers aanverwanten (in de rechte lijn) waren, en het huwelijk dat de aanverwantschap heeft doen ontstaan, ontbonden is. | l'enfant, de l'article 321 du Code civil en tant que cette disposition prive des enfants de la possibilité de faire établir leur filiation paternelle et donc d'avoir une double filiation alors que les autres enfants ont cette possibilité. B.2.2. La question est formulée en termes généraux et l'établissement de la filiation paternelle n'est d'ordinaire pas possible, tant pour l'enfant né d'une relation entre des personnes qui sont parentes à un degré prohibé que pour l'enfant né d'une relation entre des personnes alliées à un degré interdit. Le problème est dans une certaine mesure différent selon que la relation dite incestueuse qui pourrait apparaître a eu lieu entre alliés ou entre parents, seuls liés par le sang. Il faut entendre la question comme relative aux seuls problèmes où c'est l'alliance qui est en cause, puisque le cas dont le juge a quo est saisi est celui d'un enfant dont la filiation maternelle est établie et dont les auteurs étaient alliés (en ligne directe), le mariage dont résulte cette alliance étant dissous. |
B.2.3. Bovendien moet worden gepreciseerd dat, hoewel artikel 321 het | B.2.3. Il importe en outre de préciser que, bien que l'article 321 |
huwelijksbeletsel vermeldt teneinde via die omweg te wijzen op de | mentionne l'empêchement à mariage afin de désigner par ce détour la |
zogenaamde incestueuze relatie die niet kan blijken uit een erkenning, | relation dite incestueuse qu'une reconnaissance ne peut faire |
heeft de vraag geenszins betrekking op de toelaatbaarheid van | apparaître, la question ne porte nullement sur l'admissibilité de tels |
dergelijke beletsels maar op het totaal andere probleem van de erkenning. B.3. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dezelfde regels verzetten er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de aangevochten maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. | empêchements, mais sur le problème tout différent de la reconnaissance. B.3. Les règles constitutionnelles de l'égalité et de la non-discrimination n'excluent pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. Les mêmes règles s'opposent, par ailleurs, à ce que soient traitées de manière identique, sans qu'apparaisse une justification raisonnable, des catégories de personnes se trouvant dans des situations qui, au regard de la mesure considérée, sont essentiellement différentes. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. |
B.4. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 38 van de wet van | B.4. Il ressort des travaux préparatoires de l'article 38 de la loi du |
31 maart 1987 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de | 31 mars 1987 modifiant diverses dispositions légales relatives à la |
afstamming, waarbij artikel 321 in het Burgerlijk Wetboek is | filiation, qui a inséré l'article 321 dans le Code civil, que, |
ingevoegd, blijkt dat, niettegenstaande de basisdoelstellingen van die | nonobstant les objectifs prioritaires de cette loi, assurer l'égalité |
wet, de gelijkheid van de afstammingsbanden verzekeren en de waarheid | des filiations et cerner d'aussi près que possible la vérité en |
inzake biologische afstamming zoveel mogelijk benaderen, de wetgever | matière de filiation biologique, le législateur a estimé que dans le |
van oordeel was dat in geval van zogenaamde bloedschennige afstamming | cas d'une filiation dite incestueuse, « les intérêts de l'enfant |
« de belangen van het kind alle andere belangen moeten primeren » en | doivent l'emporter sur tous les autres intérêts » et qu'en ce qui |
dat, wat de kinderen betreft die in dat artikel worden bedoeld, « mag | concerne les enfants visés à cet article, « on peut partir de |
worden uitgegaan van de hypothese dat een erkenning zelden de belangen | l'hypothèse qu'une reconnaissance servira rarement les intérêts de cet |
van [het] kind dient » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 904/2, p. | enfant » (Doc. parl., Sénat, 1984-1985, no 904/2, p. 88). |
88). B.5. Zonder dat het te dezen noodzakelijk is te onderzoeken of het | B.5. Sans qu'il soit nécessaire en l'espèce d'examiner si l'intérêt de |
belang van het kind of de maatschappelijke orde kunnen lijden onder | l'enfant ou l'ordre social peuvent pâtir de ce que le caractère « |
het feit dat het incestueuze karakter van de relatie waaruit dat kind | incestueux » de la relation dont cet enfant est issu apparaisse, même |
geboren is aan het licht komt, zelfs wanneer de belemmering voor die | quand l'obstacle à cette relation était un lien d'alliance et non de |
relatie een band van aanverwantschap en niet van bloedverwantschap | parenté, la prohibition en cause est disproportionnée quand le lien |
was, is het in het geding zijnde verbod niettemin onevenredig, wanneer | |
de band van aanverwantschap is ontbonden. Ofschoon sommigen kunnen | d'alliance est dissous. Si certains peuvent souffrir de ce qu'une |
lijden onder het feit dat een erkenning op dat moment retrospectief | reconnaissance survenant à ce moment révèle rétrospectivement qu'ils |
aan het licht brengt dat ze geboren zijn uit een relatie die | sont issus d'une relation jugée scandaleuse, il ne s'ensuit pas |
schandelijk wordt geacht, volgt daaruit niet noodzakelijkerwijs dat, | |
voor hen, elk belang verdwijnt om het fundamentele recht te laten | nécessairement que disparaisse dans leur chef tout intérêt à faire |
gelden dat aan het kind wordt erkend in het Internationaal Verdrag | valoir le droit fondamental, que la Convention internationale relative |
inzake de rechten van het kind, namelijk te worden opgevoed door zijn | aux droits de l'enfant reconnaît à celui-ci, d'être élevé par ses |
ouders, dit wil zeggen door zijn verwekkers (artikel 7.1). | parents, c'est-à-dire par ses auteurs (article 7.1). |
B.6. De eerste prejudiciële vraag dient bevestigend te worden | B.6. La première question préjudicielle appelle une réponse |
beantwoord. | affirmative. |
Betreffende de tweede prejudiciële vraag | Concernant la seconde question préjudicielle |
B.7. Wat de tweede prejudiciële vraag betreft wordt uitgegaan van de | B.7. La seconde question préjudicielle se place dans l'hypothèse où la |
veronderstelling dat de afstamming van moederszijde vaststaat (wat | filiation maternelle est établie (ce qui se produit le plus souvent et |
meestal, maar niet « steeds », zoals in de vraag wordt verondersteld, het geval is). | non pas « toujours », comme la question le suppose). |
B.8. Het probleem lijkt verband te houden met het feit dat het verbod | B.8. Le problème semble tenir à ce que l'interdiction de faire |
om een « bloedschennige » relatie aan het licht te brengen door de | apparaître une relation « incestueuse » par l'établissement d'une |
vaststelling van een afstamming geldt ten aanzien van de vaders en | filiation est opposée aux pères et non aux mères, puisque la filiation |
niet van de moeders, vermits de afstamming van moederszijde doorgaans | de celles-ci est généralement établie en premier lieu. |
eerst vaststaat. Het verschil in de regels betreffende de vaststelling van de | La différence des règles relatives à l'établissement de la filiation |
afstamming van moederszijde en de afstamming van vaderszijde ligt | maternelle et de la filiation paternelle tient en grande partie à la |
grotendeels in de aard zelf der dingen. | nature même des choses. |
B.9. De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. | B.9. La seconde question préjudicielle n'appelle pas de réponse. |
Om die redenen, | Par ces motifs, |
het Hof | la Cour |
zegt voor recht : | dit pour droit : |
- In zoverre het de vader niet toestaat het kind te erkennen wanneer | - En ce qu'il ne permet pas au père de reconnaître l'enfant, lorsque |
uit de erkenning tussen de moeder en hemzelf een huwelijksbeletsel zou | |
blijken waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen, en dat te | la reconnaissance ferait apparaître entre la mère et lui un |
wijten is aan aanverwantschap, wanneer die band van aanverwantschap is | empêchement à mariage, dû à l'alliance, dont le Roi ne peut dispenser, |
verdwenen, schendt artikel 321 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen | lorsque ce lien d'alliance a disparu, l'article 321 du Code civil |
10 en 11 van de Grondwet. | viole les articles 10 et 11 de la Constitution. |
- De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. | - La seconde question préjudicielle n'appelle pas de réponse. |
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 december 2003. | la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 17 décembre 2003. |
De griffier, | Le greffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
De voorzitter, | Le président, |
A. Arts. | A. Arts. |