Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 148/2003 van 19 november 2003 Rolnummers 2633 en 2644 In zake : de beroepen tot vernietiging - van artikel 144 van de programmawet van 2 augustus 2002, ingesteld door de v.z.w. Aktie en Vrijheid; - van sommi Het Arbitragehof, samengesteld uit rechter L. François, waarnemend voorzitter, en voorzitter A. (...)"
Uittreksel uit arrest nr. 148/2003 van 19 november 2003 Rolnummers 2633 en 2644 In zake : de beroepen tot vernietiging - van artikel 144 van de programmawet van 2 augustus 2002, ingesteld door de v.z.w. Aktie en Vrijheid; - van sommi Het Arbitragehof, samengesteld uit rechter L. François, waarnemend voorzitter, en voorzitter A. (...) Extrait de l'arrêt n° 148/2003 du 19 novembre 2003 Numéros du rôle : 2633 et 2644 En cause : les recours en annulation - de l'article 144 de la loi-programme du 2 août 2002, introduit par l'a.s.b.l. Action et Liberté; - de certaines La Cour d'arbitrage, composée du juge L. François, faisant fonction de président, et du présiden(...)
ARBITRAGEHOF COUR D'ARBITRAGE
Uittreksel uit arrest nr. 148/2003 van 19 november 2003 Extrait de l'arrêt n° 148/2003 du 19 novembre 2003
Rolnummers 2633 en 2644 Numéros du rôle : 2633 et 2644
In zake : de beroepen tot vernietiging En cause : les recours en annulation
- van artikel 144 van de programmawet van 2 augustus 2002, ingesteld - de l'article 144 de la loi-programme du 2 août 2002, introduit par
door de v.z.w. Aktie en Vrijheid; l'a.s.b.l. Action et Liberté;
- van sommige bepalingen van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van - de certaines dispositions de la loi du 11 juillet 1978 organisant
de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair les relations entre les autorités publiques et les syndicats du
personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische personnel militaire des forces terrestre, aérienne et navale et du
dienst, zoals gewijzigd bij de artikelen 144 en 145 van de service médical, telle qu'elle a été modifiée par les articles 144 et
programmawet van 2 augustus 2002 en bij de wet van 16 januari 2003, 145 de la loi-programme du 2 août 2002 et par la loi du 16 janvier
ingesteld door de v.z.w. Nationaal Syndicaat der Militairen en 2003, introduit par l'a.s.b.l. Syndicat national des militaires et
anderen. autres.
Het Arbitragehof, La Cour d'arbitrage,
samengesteld uit rechter L. François, waarnemend voorzitter, en composée du juge L. François, faisant fonction de président, et du
voorzitter A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. président A. Arts, et des juges P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt,
Bossuyt, E. De Groot en L. Lavrysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. E. De Groot et L. Lavrysen, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux,
Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter L. François, présidée par le juge L. François,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging I. Objet des recours et procédure
a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 a. Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le
februari 2003 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen
op 17 februari 2003, heeft de v.z.w. Aktie en Vrijheid, met kantoren 14 février 2003 et parvenue au greffe le 17 février 2003, l'a.s.b.l.
te 1480 Tubeke, rue de la Croix-Rouge 33, beroep tot vernietiging Action et Liberté, dont les bureaux sont établis à 1480 Tubize, rue de
la Croix-Rouge 33, a introduit un recours en annulation de l'article
ingesteld van artikel 144 van de programmawet van 2 augustus 2002 144 de la loi-programme du 2 août 2002 (représentativité des syndicats
(representativiteit van de vakbonden van het militair personeel)
(bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2002, tweede du personnel militaire) (publiée au Moniteur belge du 29 août 2002,
uitgave). deuxième édition).
Die zaak is ingeschreven onder nummer 2633 van de rol van het Hof. Cette affaire est inscrite sous le numéro 2633 du rôle de la Cour.
b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 27 b. Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le
februari 2003 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen
op 28 februari 2003, is beroep tot gedeeltelijke vernietiging 27 février 2003 et parvenue au greffe le 28 février 2003, un recours
ingesteld van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen en annulation partielle de la loi du 11 juillet 1978 organisant les
tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de relations entre les autorités publiques et les syndicats du personnel
land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, zoals militaire des forces terrestre, aérienne et navale et du service
gewijzigd bij de artikelen 144 en 145 van de programmawet van 2 médical, telle qu'elle a été modifiée par les articles 144 et 145 de
augustus 2002 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 la loi-programme du 2 août 2002 (publiée au Moniteur belge du 29 août
augustus 2002, tweede uitgave) en bij de wet van 16 januari 2003 2002, deuxième édition) et par la loi du 16 janvier 2003 (publiée au
(bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 januari 2003, derde Moniteur belge du 31 janvier 2003, troisième édition), a été introduit
uitgave), door de v.z.w. Nationaal Syndicaat der Militairen (N.S.M.), par l'a.s.b.l. Syndicat national des militaires (S.N.M.), dont le
met maatschappelijke zetel te 1030 Brussel, Milcampslaan 77, J. siège social est établi à 1030 Bruxelles, avenue Milcamps 77, J.
Dolfeyn, wonende te 5140 Sombreffe, rue Agnelée 26, en J.-M. Carion en Dolfeyn, demeurant à 5140 Sombreffe, rue Agnelée 26, et J.-M. Carion
D. Geerts, die keuze van woonplaats hebben gedaan te 1180 Brussel, et D. Geerts, qui ont fait élection de domicile à 1180 Bruxelles,
Vossendreef 4, bus 29. Drève des Renards 4, boîte 29.
De vordering tot gedeeltelijke schorsing van de voormelde wet van 11 La demande de suspension partielle de la loi du 11 juillet 1978
juli 1978, ingesteld door dezelfde verzoekende partijen, is verworpen précitée, introduite par les mêmes parties requérantes, a été rejetée
bij het arrest nr. 72/2003 van 21 mei 2003, bekendgemaakt in het par l'arrêt no 72/2003 du 21 mai 2003, publié au Moniteur belge du 21
Belgisch Staatsblad van 21 oktober 2003. octobre 2003.
Die zaak is ingeschreven onder nummer 2644 van de rol van het Hof. Cette affaire est inscrite sous le numéro 2644 du rôle de la Cour.
Bij beschikking van 21 mei 2003 heeft het Hof de zaken samengevoegd. Par ordonnance du 21 mai 2003, la Cour a joint les affaires.
(...) (...)
II. In rechte II. En droit
(...) (...)
Ten aanzien van de middelen gericht tegen de nieuwe artikelen 5 en 11 Quant aux moyens dirigés contre les articles 5 et 11 nouveaux de la
van de wet van 11 juli 1978 loi du 11 juillet 1978
B.1.1. Bij artikel 144 van de programmawet van 2 augustus 2002 is B.1.1. L'article 144 de la loi-programme du 2 août 2002 a remplacé
artikel 5 van de wet van 11 juli 1978 « tot regeling van de l'article 5 de la loi du 11 juillet 1978 « organisant les relations
betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair entre les autorités publiques et les syndicats du personnel militaire
personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische des forces terrestre, aérienne et navale et du service médical » par
dienst » vervangen door de volgende bepaling : la disposition suivante :
« Wordt geacht representatief te zijn : « Est considéré comme représentatif :
1o elke vakorganisatie erkend in de zin van artikel 12 die aangesloten 1o tout syndicat, agréé au sens de l'article 12, qui est affilié à un
is bij een vakorganisatie die in de Nationale Arbeidsraad syndicat représenté au Conseil national du Travail;
vertegenwoordigd is;
2o de in de zin van artikel 12 erkende vakorganisatie, andere dan die 2o le syndicat agréé, au sens de l'article 12, autre que ceux visés au
bedoeld in 1o, waarvan het aantal bijdrageplichtige leden in actieve 1o, dont le nombre d'affiliés cotisants en service actif s'élève au
dienst ten minste 5 % bedraagt van het aantal militairen in actieve moins à 5 % du nombre de militaires en service actif au sein des
dienst in de krijgsmacht. » forces armées. »
Hierdoor blijft artikel 5, 1o, onveranderd, maar wordt artikel 5, 2o, Le 1o de l'article 5 est inchangé mais le 2o est modifié sur deux
op twee punten gewijzigd : terwijl vroeger, naast de in het 1o points : alors qu'antérieurement était considérée comme
bedoelde vakorganisaties, enkel de vakorganisatie met het grootste représentative, outre les syndicats visés au 1o, la seule organisation
aantal aangesloten leden als representatief werd beschouwd, kan syndicale comptant le plus grand nombre d'affiliés, peut désormais
voortaan elke erkende vakorganisatie die de representativiteitsdrempel être considéré comme représentatif tout syndicat agréé pour autant
van vijf procent van het aantal militairen in actieve dienst bereikt, qu'il atteigne le seuil de représentativité de cinq pour cent du
als representatief worden beschouwd. nombre des militaires en service actif.
B.1.2. Bij artikel 7 van de wet van 16 januari 2003 « tot wijziging B.1.2. L'article 7 de la loi du 16 janvier 2003 « modifiant la loi du
van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de 11 juillet 1978 organisant les relations entre les autorités publiques
overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de et les syndicats du personnel militaire des forces terrestre, aérienne
lucht- en de zeemacht en de medische dienst » is artikel 11 van die et navale et du service médical » a remplacé l'article 11 de cette
wet vervangen. Paragraaf 1 van die bepaling luidt voortaan als volgt : loi. Le paragraphe 1er de cette disposition est désormais ainsi rédigé
« De Koning stelt de datum vast waarop de leden in werkelijke dienst : « Le Roi fixe la date à laquelle a lieu le premier comptage des
van de verschillende erkende professionele vakorganisaties voor het affiliés en service actif des divers syndicats professionnels agréés.
eerst worden geteld. Om de vier jaar vanaf de datum van de eerste Tous les quatre ans à partir de la date du premier comptage, il est
telling wordt nagegaan of de erkende professionele vakorganisaties vérifié si les syndicats professionnels agréés remplissent la
voldoen aan de voorwaarde voor representativiteit, bepaald in artikel condition de représentativité, prévue à l'article 5, 2o. Le contrôle
5, 2o. De controle wordt uitgevoerd door een commissie. » est effectué par une commission. »
Over de beide middelen samen van het beroep nr. 2633 en over het Sur les deux moyens réunis du recours no 2633 et sur les deuxième et
tweede en derde middel van het beroep nr. 2644 B.2. De bekritiseerde wetswijziging heeft tot doel een einde te maken aan een door het Hof in zijn arrest nr. 70/2002 vastgestelde ongrondwettigheid. Zoals het Hof in dat arrest heeft vastgesteld, had de wetgever tot doel te onderhandelen met vakorganisaties die in staat zijn op nationaal vlak verantwoordelijkheid te dragen en een versnippering van de vakorganisaties, die de onderhandelingen zou schaden, te vermijden. Het is in overeenstemming met een dergelijke doelstelling, als representatief te beschouwen, enerzijds, de erkende vakorganisaties die zijn aangesloten bij een vakorganisatie die in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd is, voor zover daaraan een voldoende aantal organisaties wordt toegevoegd die aantonen dat zij feitelijk representatief zijn. In zijn voormeld arrest nr. 70/2002 heeft het Hof het onevenredig geoordeeld in die tweede categorie enkel de organisatie toe te laten die het grootste aantal aangesloten leden telt en, met de aangevochten bepaling, heeft de wetgever dat onevenwicht gecorrigeerd door het mogelijk te maken dat elke erkende vakorganisatie representatief kan worden geacht. Hij zou evenwel een maatregel in strijd met zijn wil om de versnippering van de vakorganisaties te vermijden, hebben genomen indien hij elke organisatie had toegelaten, zelfs als zij geen werkelijke representativiteit aantoonde. B.3. Door de representativiteitsdrempel op 5 pct. vast te stellen, heeft de wetgever een maatregel genomen die in overeenstemming is met het voormelde doel. Er kan niet worden ingezien hoe een dergelijke vereiste, die een identiek criterium vaststelt voor elke organisatie die zich feitelijk representatief acht, discriminerend zou kunnen zijn. Men ziet evenmin in hoe die maatregel enige verplichting tot standstill zou schenden, terwijl hij tot doel heeft een einde te maken aan een door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid. B.4. De vroegere bepaling bevatte weliswaar geen enkele representativiteitsdrempel maar zij liet slechts één enkele organisatie, namelijk die met de meeste leden, toe tot de representatieve vakorganisaties. Het spreekt voor zich dat, nu de wetgever het aantal van die vakorganisaties niet meer wil beperken, die beperking moet worden vervangen door representativiteitscriteria, zo niet zal moeten worden onderhandeld met een onbeperkt aantal organisaties zonder reële representativiteit. Uit de parlementaire voorbereiding van de aangevochten norm kan worden afgeleid dat elke erkende vakorganisatie die de drempel van 5 pct. bereikt, representatief zal worden geacht, in tegenstelling met de lezing die de verzoekende partijen in de zaak nr. 2644 daaraan geven. De omstandigheid dat de nieuwe bepaling niet zou toestaan andere verenigingen dan die welke reeds representatief zijn, als dusdanig te accepteren, toont niet aan dat die bepaling discriminerend zou zijn. Ten slotte komt het de wetgever toe te beslissen of het aantal aangesloten leden moet worden berekend aan de hand van verkiezingen of via een systeem van telling. Gesteld dat de keuze voor het laatstvermelde systeem niet opportuun zou zijn, dan wil zulks nog niet zeggen dat het daarom discriminerend zou zijn, vermits het alle erkende vakorganisaties op dezelfde manier behandelt. troisième moyens du recours no 2644 B.2. La modification législative critiquée vise à mettre fin à une inconstitutionnalité constatée par la Cour dans son arrêt no 70/2002. Ainsi que la Cour l'a constaté dans cet arrêt, le législateur a eu pour objectif de négocier avec des syndicats capables de porter des responsabilités sur le plan national et d'éviter un émiettement syndical qui nuirait aux négociations. Il est conforme à un tel objectif de considérer comme représentatifs, d'une part, les syndicats agréés affiliés à un syndicat représenté au Conseil national du travail, pour autant qu'y soit ajouté un nombre suffisant d'organisations qui justifient d'une réelle représentativité en fait. Par son arrêt précité no 70/2002, la Cour a jugé disproportionné de n'admettre, dans cette seconde catégorie, que la seule organisation qui compte le plus grand nombre d'affiliés et, par la disposition attaquée, le législateur a corrigé ce déséquilibre en permettant à tout syndicat agréé d'être considéré comme représentatif. Il eût toutefois pris une mesure contraire à sa volonté d'éviter l'émiettement syndical s'il avait admis toute organisation, même si elle ne justifie pas d'une réelle représentativité. B.3. En fixant le seuil de représentativité à cinq pour cent, le législateur a pris une mesure qui est conforme à l'objectif précité. On n'aperçoit pas comment une telle exigence, qui établit un critère identique pour toute organisation qui se dit représentative en fait, pourrait être discriminatoire. On n'aperçoit pas davantage en quoi cette mesure violerait une quelconque obligation de standstill , alors qu'elle vise à mettre fin à une inconstitutionnalité constatée par la Cour. B.4. Il est vrai que la disposition ancienne ne contenait aucun seuil de représentativité mais elle ne permettait qu'à une seule organisation, la plus nombreuse, d'être admise parmi les syndicats représentatifs. Il va de soi que, dès lors que le législateur renonce à limiter le nombre de ces syndicats, il se doit de remplacer cette limite par des critères de représentativité, sous peine de devoir négocier avec un nombre illimité d'organisations sans représentativité réelle. Il se déduit des travaux préparatoires du texte attaqué que c'est chaque syndicat agréé atteignant le seuil des cinq pour cent qui sera considéré comme représentatif, contrairement à la lecture qu'en font les parties requérantes dans l'affaire no 2644. La circonstance que la disposition nouvelle ne permettrait pas d'accueillir comme représentatives d'autres associations que celles qui le sont déjà n'établit pas que cette disposition serait discriminatoire. Enfin, c'est au législateur qu'il appartient de décider si le nombre d'affiliés doit se calculer en organisant des élections ou en prévoyant un système de comptage. A supposer que le choix qu'il a fait de ce dernier système soit inopportun, il n'en serait pas pour autant discriminatoire puisqu'il traite de la même manière tous les syndicats agréés.
B.5. De toetsing aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de in de middelen aangevoerde bepalingen van internationaal recht, leidt niet tot een andere conclusie. Overigens, hoewel die bepalingen de vrijheid van vereniging en de vakbondsvrijheid van de werknemers verzekeren, waarborgt geen enkele ervan aan een organisatie dat zij zal worden opgenomen in de categorie van representatieve vakverenigingen, ongeacht haar feitelijke representativiteit. De syndicale vrijheid en de vrijheid van vereniging waarborgen aan elke werknemer het recht zich vrij bij een vakbond aan te sluiten maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de vakbonden zelf een onaantastbaar recht zouden genieten op het behoud van representativiteitscriteria die voor hen gunstig zouden zijn. B.6. De middelen zijn niet gegrond. B.5. Le contrôle au regard des articles 10 et 11 de la Constitution combinés avec les dispositions du droit international invoquées aux moyens n'aboutit pas à une autre conclusion. Au demeurant, si ces dispositions consacrent la liberté d'association et la liberté syndicale des travailleurs, aucune d'entre elles ne garantit à une organisation d'être reçue dans la catégorie des syndicats représentatifs, quelle que soit sa représentativité de fait. La liberté syndicale et la liberté d'association garantissent à tout travailleur le droit de se syndiquer librement mais il ne pourrait en être déduit que les associations syndicales elles-mêmes bénéficieraient d'un droit intangible au maintien de critères de représentativité qui leur seraient favorables. B.6. Les moyens ne sont pas fondés.
Ten aanzien van het middel gericht tegen het nieuwe artikel 15, § 1, Quant au moyen dirigé contre l'article 15, § 1er, alinéa 2, nouveau,
tweede lid, van de wet van 11 juli 1978 (eerste middel van het beroep nr. 2644) de la loi du 11 juillet 1978 (premier moyen du recours no 2644)
B.7. Artikel 145 van de programmawet van 2 augustus 2002 vervangt B.7. L'article 145 de la loi-programme du 2 août 2002 remplace
artikel 15, § 1, van de wet van 11 juli 1978 door de volgende bepaling l'article 15, § 1er, de la loi du 11 juillet 1978 par la disposition
: suivante :
« De syndicale afgevaardigde wordt door de Minister van « Le délégué syndical est agréé par le Ministre de la Défense sur la
Landsverdediging erkend op voordracht van zijn vakorganisatie. proposition de son syndicat. L'agrément peut, selon les règles fixées
De erkenning kan bij een met redenen omklede beslissing van de par le Roi, être refusé ou retiré.
Minister van Landsverdediging worden geweigerd wanneer dit in het L'agrément peut être refusé par une décision motivée du ministre de la
belang is van Landsverdediging.
De erkenning kan worden ingetrokken bij een met redenen omklede en op Défense lorsqu'il en est de l'intérêt de la Défense.
gewichtige redenen gesteunde beslissing van de Minister van L'agrément peut être retiré par une décision motivée du ministre de la
Landsverdediging. In hoogst dringende gevallen kan de minister van Défense, fondée sur des raisons graves. Dans des cas d'extrême
Landsverdediging, mits motivering van zijn beslissing, de erkenning urgence, le ministre de la Défense peut moyennant motivation de sa
van een syndicale afgevaardigde schorsen voor de duur van de procedure décision, suspendre l'agrément d'un délégué syndical pour la durée de
van intrekking van de erkenning. la procédure de retrait de l'agrément.
De minister van landsverdediging beslist tot de weigering of de Le ministre de la Défense décide du refus ou du retrait de l'agrément
intrekking van de erkenning nadat hij het advies van het après avoir pris l'avis du comité du contentieux, qui doit entendre
geschillencomité, dat betrokkene moet horen, heeft ingewonnen. » l'intéressé. »
B.8.1. De Ministerraad is van mening dat het middel niet ontvankelijk B.8.1. Le Conseil des ministres considère que le moyen n'est pas
is vermits de weigering van de minister, waarvan sprake is in het recevable puisque le refus du ministre qui fait l'objet de l'alinéa 2
tweede lid van artikel 15, § 1, ook is voorgeschreven in het vierde de l'article 15, § 1er, est également prévu par l'alinéa 4, qui n'est
lid, dat niet wordt aangevochten. pas attaqué.
B.8.2. De verzoekende partijen bekritiseren de mogelijkheid om de erkenning van een vakbondsafgevaardigde te weigeren « wanneer dit in het belang is van Landsverdediging ». Die mogelijkheid is voorgeschreven in de aangevochten bepaling, waaraan het vierde lid slechts een procedureregel toevoegt. B.8.3. De exceptie van onontvankelijkheid wordt verworpen. B.9. Aangezien de opdrachten die aan het leger worden toevertrouwd, bijdragen tot de verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang, kunnen aan diegenen die voor de militaire loopbaan hebben gekozen bepaalde verplichtingen worden opgelegd. Tussen de vakbondsafgevaardigden van de militairen en de vakbondsafgevaardigden van de andere departementen of sectoren bestaan er dus verschillen op grond waarvan het bekritiseerde verschil in behandeling kan worden verantwoord door de noodzaak om het belang van Landsverdediging te vrijwaren, wat de doelstelling is die door de in het geding zijnde bepaling wordt nagestreefd. B.10. Bovendien biedt het vierde lid van die bepaling, dat voorschrijft dat de minister slechts tot weigering van de erkenning kan beslissen na het advies van het geschillencomité, dat de B.8.2. Les requérants critiquent la possibilité de refuser l'agrément d'un délégué syndical « lorsqu'il en est de l'intérêt de la Défense ». Cette possibilité est prévue par la disposition attaquée, à laquelle l'alinéa 4 n'ajoute qu'une règle de procédure. B.8.3. L'exception d'irrecevabilité est rejetée. B.9. Les missions spécifiques confiées à l'armée participant à la réalisation d'objectifs d'intérêt général, certaines contraintes peuvent être imposées à ceux qui ont choisi une carrière militaire. Il existe donc, entre les délégués syndicaux militaires et les délégués syndicaux des autres départements ou secteurs, des différences qui permettent de justifier la distinction de traitement critiquée par la nécessité de sauvegarder l'intérêt de la Défense nationale, qui est l'objectif poursuivi par la disposition en cause. B.10. En outre, l'alinéa 4 de cette disposition, qui prévoit que le ministre ne peut décider du refus de l'agrément qu'après avoir pris l'avis du comité du contentieux, lequel doit entendre l'intéressé,
betrokkene moet horen, te hebben ingewonnen, voldoende waarborg tegen prévoit une garantie suffisante contre les décisions arbitraires.
de willekeurige beslissingen.
B.11. Het middel is niet gegrond. B.11. Le moyen n'est pas fondé.
Ten aanzien van het middel gericht tegen de nieuwe artikelen 12, Quant au moyen dirigé contre les articles 12, alinéa 1er, 5o, et 14, 5o,
eerste lid, 5o, en 14, 5o, van de wet van 11 juli 1978 (vierde middel nouveaux, de la loi du 11 juillet 1978 (quatrième moyen du recours no
van het beroep nr. 2644) 2644)
B.12.1. Artikel 12, eerste lid, van de wet van 11 juli 1978 stelt de B.12.1. L'article 12, alinéa 1er, de la loi du 11 juillet 1978 établit
voorwaarden vast voor erkenning van de vakorganisaties. Artikel 9 van les conditions d'agrément des organisations syndicales. L'article 9 de
de wet van 16 januari 2003 vervangt artikel 12, eerste lid, 5o, door la loi du 16 janvier 2003 remplace l'article 12, alinéa 1er, 5o, par
een bepaling volgens welke de organisaties kunnen worden erkend : une disposition selon laquelle peuvent être agréées les organisations
« 5o die, met uitzondering van de vakorganisaties aangesloten bij een : « 5o qui, à l'exception des syndicats affiliés à un syndicat
vakorganisatie die vertegenwoordigd is in de Nationale Arbeidsraad : représenté au Conseil national du Travail :
a) uitsluitend de in artikel 1 bedoelde militairen en gewezen a) groupent exclusivement comme membres les militaires visés à
militairen als leden tellen; l'article 1er et les anciens militaires;
b) op geen enkele wijze verbonden zijn met organisaties die andere b) ne sont liés, sous aucune forme, à des organisations qui défendent
belangen verdedigen dan die van de militairen of gewezen militairen, d'autres intérêts que ceux des militaires ou des anciens militaires,
of van hun rechthebbenden, met uitzondering van de vakorganisaties van ou de leurs ayants droit, à l'exception des syndicats des services de
de Belgische politiediensten en van de openbare hulp- en police belges et des services publics de secours et de sécurité et à
veiligheidsdiensten en van de internationale verenigingen van l'exception des associations internationales de syndicats défendant
vakorganisaties die de belangen verdedigen van de buitenlandse les intérêts de militaires étrangers ou d'anciens militaires
militairen of gewezen militairen; de organisaties waarmee een band étrangers; les organisations avec lesquelles il existe un lien ne
bestaat mogen door hun statuten, handelingen of programma geen inbreuk peuvent pas, par leurs statuts, actions ou programme, aller à
plegen op de principes van het Europees Verdrag tot bescherming van de l'encontre des principes de la Convention européenne de sauvegarde des
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; voornoemde droits de l'homme et des libertés fondamentales; les organisations
organisaties worden geacht alle noodzakelijke documentatie ter précitées sont censées mettre toute la documentation nécessaire à la
beschikking te stellen van de Minister van Landsverdediging; disposition du Ministre de la Défense;
c) hun statuten en de lijst van hun verantwoordelijke leiders c) ont publié leurs statuts et la liste de leurs dirigeants
gepubliceerd hebben in het Belgisch Staatsblad . » responsables au Moniteur belge . »
B.12.2. Artikel 14 van de wet van 11 juli 1978 stelt de prerogatieven B.12.2. L'article 14 de la loi du 11 juillet 1978 fixe les
van de representatieve vakorganisaties vast. Artikel 10, 3o, van de prérogatives des syndicats représentatifs. L'article 10, 3o, de la loi
wet van 16 januari 2003 vult dat artikel aan door het volgende du 16 janvier 2003 complète cet article en y ajoutant la prérogative
prerogatief eraan toe te voegen : suivante :
« 5o beschikken over een redactionele ruimte in de periodieke interne « 5o disposer d'un espace rédactionnel dans les organes périodiques
informatieorganen die de Minister van Landsverdediging bepaalt, d'information interne que le Ministre de la Défense détermine,
overeenkomstig de technische voorschriften die hij bepaalt. De
voorgestelde tekst mag alleen worden geweigerd indien hij een misdrijf conformément aux prescriptions techniques qu'il fixe. Le texte proposé
of een tuchtvergrijp uitmaakt of daartoe aanzet, indien hij de ne peut être refusé que s'il constitue une infraction pénale ou
waardigheid van personen, instellingen of andere erkende disciplinaire ou incite à la commettre, s'il met en cause la dignité
vakorganisaties in het gedrang brengt of indien hij feiten bevat des personnes, des institutions ou des autres syndicats agréés ou s'il
waaraan de bevoegde overheid vooraf een geheim karakter heeft contient des faits auxquels l'autorité compétente a préalablement
toegekend. » attribué un caractère secret. »
Over het eerste onderdeel van het middel Sur la première branche du moyen
B.13.1. De Ministerraad is in de eerste plaats van mening dat de B.13.1. Le Conseil des ministres estime, en ordre principal, que les
verzoekende partijen geen belang hebben bij de vernietiging van requérants n'ont pas d'intérêt à l'annulation de l'article 12, alinéa
artikel 12, eerste lid, 5o, a) of b), want die bepaling doet niets 1er, 5o, a) ou b), car cette disposition ne fait que reprendre des
anders dan bestaande bepalingen overnemen. dispositions existantes.
B.13.2. De omstandigheid dat de verzoekende partijen, als gevolg van de vernietiging, opnieuw een kans zouden krijgen dat hun situatie gunstiger zou worden geregeld, is voldoende om hun belang om die bepaling aan te vechten, te verantwoorden. B.13.3. De exceptie wordt verworpen. B.14. Wanneer de wetgever de voorwaarden voor erkenning van de professionele vakorganisaties van militairen vaststelt, kan hij redelijkerwijze enkel de organisaties toelaten die aan die definitie beantwoorden en enkel militairen of gewezen militairen als leden tellen. B.15. De voorwaarde die aan die vakorganisaties wordt opgelegd niet verbonden te zijn met organisaties die andere belangen dan die van de militairen verdedigen, werd gemotiveerd door de volgende overweging : « Een binding tussen een professionele vakorganisatie en een politieke partij wordt evenwel in het kader van deze bepaling niet als geoorloofd beschouwd want door het bestaan van een dergelijke band riskeert men, bijvoorbeeld tijdens een onderhandeling, enkel ' politieke ' vakorganisaties tegenover zich te hebben » (Parl. St ., B.13.2. La circonstance que, par l'effet de l'annulation, les requérants recouvreraient une chance de voir régler plus favorablement leur situation suffit à justifier leur intérêt à attaquer cette disposition. B.13.3. L'exception est rejetée. B.14. Lorsque le législateur établit les conditions d'agrément des syndicats professionnels de militaires, il peut raisonnablement n'admettre parmi ceux-ci que les organisations qui, répondant à cette définition, ne groupent que des militaires ou anciens militaires. B.15. Quant à la condition imposée à ces syndicats de n'être pas liés à des organisations qui défendent d'autres intérêts que ceux des militaires, elle a été motivée par la considération qu'« un lien entre un syndicat professionnel et un parti politique n'est toutefois pas considéré comme tolérable dans le cadre de cette disposition, parce que de par l'existence d'un tel lien, on risque de se retrouver, par exemple lors d'une négociation, uniquement face à des syndicats
Kamer, DOC 50 2046/001, p. 7). De voorwaarde dat de professionele politiques » (Doc. parl ., Chambre, DOC 50 2046/001, p. 7). La
vakorganisatie geen binding mag hebben met een organisatie die niet op condition selon laquelle le syndicat professionnel ne peut être lié à
exclusieve wijze de belangen van de militairen verdedigt, is een une organisation qui ne défend pas exclusivement les intérêts des
pertinente en evenredige maatregel om die doelstelling te bereiken. militaires est une mesure pertinente et proportionnée pour atteindre
B.16. Ten slotte kan de verplichting om de documentatie betreffende de cet objectif. B.16. Enfin, l'obligation de mettre à la disposition du ministre la
verbonden organisaties ter beschikking te stellen van de minister, documentation relative aux organisations liées ne peut être considérée
niet als een overdreven zware formaliteit worden beschouwd ten
opzichte van de doelstelling te waarborgen dat de met de erkende comme une formalité excessivement lourde par rapport à l'objectif de
vakorganisaties verbonden organisaties de beginselen van het Europees garantir que les organisations liées aux syndicats agréés ne violent
Verdrag voor de Rechten van de Mens niet schenden. pas les principes de la Convention européenne des droits de l'homme.
Over het tweede onderdeel van het middel Sur la deuxième branche du moyen
B.17. Rekening houdend met de verantwoordelijkheden die de B.17. Compte tenu des responsabilités qu'assument les organisations
representatieve vakorganisaties op zich nemen is het niet syndicales représentatives, il n'est pas injustifié de leur réserver,
onverantwoord hun, met uitsluiting van de erkende organisaties, een à l'exclusion des organisations agréées, un espace rédactionnel dans
redactionele ruimte in de periodieke interne informatieorganen van het Ministerie van Landsverdediging voor te behouden. In tegenstelling met de representatieve organisaties die een zekere feitelijke representativiteit genieten en dus daardoor beperkt in aantal zijn, kunnen de erkende vakorganisaties onbeperkt in aantal zijn en niet werkelijk representatief zijn voor het personeel van de strijdkrachten. Hun hetzelfde recht toekennen om gebruik te maken van een redactionele ruimte in de interne informatieorganen van het ministerie zou niet alleen ertoe kunnen leiden dat het volume van die informatieorganen onnodig wordt verhoogd, maar ook dat het publiek in verwarring wordt gebracht over hun werkelijke representativiteit. B.18. In geen enkel van zijn onderdelen is het middel gegrond. Ten aanzien van het middel gericht tegen het nieuwe artikel 10, § les organes périodiques d'information interne du ministère de la Défense. Contrairement aux organisations représentatives qui jouissent d'une certaine représentativité de fait, et sont donc, par là-même, en nombre limité, les organisations syndicales agréées peuvent exister en nombre illimité et n'être pas réellement représentatives du personnel des forces armées. Leur reconnaître le même droit d'user d'un espace rédactionnel dans les organes internes du ministère pourrait non seulement conduire à augmenter indûment le volume de ceux-ci, mais aussi induire le public en erreur sur leur réelle représentativité. B.18. Le moyen n'est fondé en aucune de ses branches. Quant au moyen dirigé contre l'article 10, § 3bis, nouveau, de la loi
3bis, van de wet van 11 juli 1978 (vijfde middel van het beroep nr. 2644) B.19. Artikel 6 van de wet van 16 januari 2003 voegt in artikel 10 van de wet van 11 juli 1978 een paragraaf 3bis in, die als volgt is geformuleerd : « Een vakorganisatie kan inzake een administratieve beslissing voortvloeiend uit de toepassing van deze wet slechts op ontvankelijke wijze een beroep bij de Raad van State indienen nadat het geschillencomité een advies heeft uitgebracht over dit geschil en de Minister van Landsverdediging zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Een vakorganisatie moet het geschil op straffe van verval bij de Minister van Landsverdediging aanhangig maken binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de kennisgeving van de administratieve beslissing. Indien binnen een termijn van zestig dagen na de aanhangigmaking bedoeld in het tweede lid, de Minister van Landsverdediging zijn standpunt niet heeft kenbaar gemaakt, begint de normale termijn te lopen voor het indienen van een beroep bij de Raad van State. » Over het eerste onderdeel van het middel B.20. Volgens de parlementaire voorbereiding is de bestreden bepaling « ingegeven door het feit dat het, met toepassing van de thans geldende bepalingen, niet uitgesloten is dat twee verschillende procedures gelijktijdig worden opgestart », wat tot gevolg heeft dat « de procedure voor het geschillencomité in sommige gevallen onwerkdadig » wordt gemaakt (ibid., pp. 5-6). B.21. Vermits de wetgever een geschillencomité opricht dat specifiek belast is met het regelen van het type van geschillen dat hij bepaalt, kan hij voorschrijven dat die geschillen aan dat comité moeten worden voorgelegd en dat zulks een ontvankelijkheidsvoorwaarde vormt voor het beroep bij de Raad van State. Die maatregel is immers van die aard dat daardoor de interne en snelle regeling van een deel van die geschillen wordt bevorderd en dat het aantal geschillen dat aan de Raad van State wordt voorgelegd, evenzeer wordt verminderd. De termijnen die zijn voorgeschreven in de in het geding zijnde bepaling, waarborgen trouwens de doeltreffendheid van de procedure en het vrijwaren, binnen een redelijke termijn, van de rechten van de betrokken vakorganisaties. Over het tweede onderdeel van het middel B.22. Aangezien de in het geding zijnde bepaling geen wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State inhoudt, kan het middel niet worden aangenomen. B.23. In geen enkel van zijn onderdelen is het middel gegrond. Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen. Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 19 november 2003. De griffier, P.-Y. Dutilleux. De wnd. voorzitter, du 11 juillet 1978 (cinquième moyen du recours no 2644) B.19. L'article 6 de la loi du 16 janvier 2003 insère dans l'article 10 de la loi du 11 juillet 1978, un paragraphe 3bis , rédigé comme suit : « Un syndicat ne peut introduire d'une manière recevable, un recours auprès du Conseil d'Etat relatif à une décision administrative qui découle de l'application de la présente loi que si le comité du contentieux a émis un avis concernant ce différend et si le Ministre de la Défense a communiqué sa position. Un syndicat doit saisir le Ministre de la Défense du différend dans un délai de quinze jours suivant la notification de la décision administrative, sous peine de forclusion. Si dans un délai de soixante jours suivant la saisine visée à l'alinéa 2, le Ministre de la Défense n'a pas communiqué sa position, le délai normal pour introduire un recours auprès du Conseil d'Etat commence à courir. » Sur la première branche du moyen B.20. La disposition entreprise est, d'après les travaux préparatoires, « inspirée par le fait que, en application des dispositions actuellement en vigueur, il n'est pas exclu que deux procédures différentes soient entamées simultanément », ce qui a pour effet de rendre, « dans certains cas, inopérante la procédure devant le comité du contentieux » (ibid. , pp. 5 et 6). B.21. Dès lors qu'il crée un comité du contentieux chargé spécifiquement de régler le type de différends qu'il définit, le législateur peut prévoir que, pour ces différends, le passage par ce comité est une condition de recevabilité du recours au Conseil d'Etat. Cette mesure est en effet de nature à favoriser le règlement interne et rapide d'une partie de ces différends et à alléger d'autant le contentieux soumis au Conseil d'Etat. Par ailleurs, les délais prévus dans la disposition en cause garantissent l'efficacité de la procédure et la sauvegarde, dans un délai raisonnable, des droits des organisations syndicales concernées. Sur la deuxième branche du moyen B.22. La disposition en cause n'apportant pas de modification aux lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, le moyen ne peut être retenu. B.23. Le moyen n'est fondé en aucune de ses branches. Par ces motifs, la Cour rejette les recours. Ainsi prononcé en langue française, en langue néerlandaise et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 19 novembre 2003. Le greffier, P.-Y. Dutilleux. Le président f.f.,
L. François. L. François.
^