← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 110/2002 van 26 juni 2002 Rolnummer 2220 In zake : de prejudiciële
vraag over artikel 56bis , § 1, van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 samengeordende
wetten betreffende de kinderbijslag voor loon Het
Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 110/2002 van 26 juni 2002 Rolnummer 2220 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 56bis , § 1, van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loon Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...) | Extrait de l'arrêt n° 110/2002 du 26 juin 2002 Numéro du rôle : 2220 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 56bis , § 1 er , des lois relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés, coordonné La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. Martens, L.(...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | COUR D'ARBITRAGE |
Uittreksel uit arrest nr. 110/2002 van 26 juni 2002 | Extrait de l'arrêt n° 110/2002 du 26 juin 2002 |
Rolnummer 2220 | Numéro du rôle : 2220 |
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 56bis , § 1, van de bij | En cause : la question préjudicielle concernant l'article 56bis , § 1er, |
koninklijk besluit van 19 december 1939 samengeordende wetten | des lois relatives aux allocations familiales pour travailleurs |
betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gesteld door de | salariés, coordonnées par arrêté royal du 19 décembre 1939, posée par |
Arbeidsrechtbank te Luik. | le Tribunal du travail de Liège. |
Het Arbitragehof, | La Cour d'arbitrage, |
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters | composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. |
P. Martens, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman en E. Derycke, | Martens, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman et E. Derycke, assistée |
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, | du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Melchior, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag | I. Objet de la question préjudicielle |
Bij vonnis van 29 juni 2001 in zake P. Deltour tegen de Rijksdienst | Par jugement du 29 juin 2001 en cause de P. Deltour contre l'Office |
voor Kinderbijslag voor Werknemers en de v.z.w. H.D.P. Sociaal | national d'allocations familiales pour travailleurs salariés et |
Verzekeringsfonds, waarvan de expeditie ter griffie van het | l'a.s.b.l. H.D.P. Caisse d'assurances sociales, dont l'expédition est |
Arbitragehof is ingekomen op 6 juli 2001, heeft de Arbeidsrechtbank te | parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 6 juillet 2001, le |
Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Tribunal du travail de Liège a posé la question préjudicielle suivante : |
« Schendt artikel 56bis , § 1, van de samengeordende wetten | « L'article 56bis , § 1er, des lois coordonnées relatives aux |
allocations familiales pour travailleurs salariés viole-t-il les | |
betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders de artikelen 10 en 11 | articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que l'enfant orphelin d'un |
van de Grondwet doordat het kind wiens overleden ouder | |
bijslagtrekkende was, dat rechtgevend was op kinderbijslag en wiens | parent allocataire, qui était bénéficiaire d'allocations familiales |
overlevende ouder rechthebbende was, na het overlijden, voor zichzelf | dont l'auteur survivant était attributaire, devient, après le décès, |
rechthebbende wordt op kinderbijslag tegen het tarief voor wezen, | attributaire pour lui-même des allocations au taux orphelin, tandis |
terwijl het kind wiens overleden ouder bijslagtrekkende was en dat | que l'enfant orphelin d'un parent allocataire, qui était bénéficiaire |
rechtgevend was op kinderbijslag, waarvan de rechthebbende de persoon | d'allocations familiales dont l'attributaire était la personne de |
van het andere geslacht was met wie de overledene een huishouden had | l'autre sexe avec laquelle le défunt était établi en ménage, reste, |
gevormd, na het overlijden rechtgevend blijft op bijslag tegen het | après le décès, bénéficiaire d'allocations familiales au taux |
gewone tarief ? » | ordinaire ? » |
(...) | (...) |
IV. In rechte | IV. En droit |
(...) | (...) |
B.1.1. De prejudiciële vraag betreft artikel 56bis , § 1, van de | B.1.1. La question préjudicielle porte sur l'article 56bis , § 1er, |
samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders. | des lois coordonnées relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés. |
De Ministerraad is van oordeel dat de vraag niet dienend is voor de | Le Conseil des ministres estime que la question n'est pas pertinente |
beslechting van het geschil dat voor de verwijzende rechter hangende | pour résoudre le litige pendant devant le juge a quo , du fait que ce |
is vermits niet de in de vraag geciteerde bepaling maar wel artikel | ne serait pas la disposition citée dans la question qui serait |
60, § 3, 1°, van dezelfde samengeordende wetten van toepassing zou | applicable, mais bien l'article 60, § 3, 1°, des mêmes lois |
zijn. | coordonnées. |
B.1.2. In beginsel komt het de verwijzende rechter toe de normen vast | B.1.2. Il appartient en principe au juge a quo de déterminer les |
te stellen die toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil. | normes applicables au litige qui lui est soumis. Toutefois, |
Wanneer aan het Hof evenwel bepalingen worden voorgelegd die kennelijk | lorsqu'elle est confrontée à des dispositions manifestement |
niet op het bodemgeschil kunnen worden toegepast, staat het niet aan | inapplicables au litige pendant devant le juge a quo , la Cour n'a pas |
het Hof de grondwettigheid van zulke bepalingen te onderzoeken. | à examiner la constitutionnalité de pareilles dispositions. |
B.1.3. In de veronderstelling dat, zoals de Ministerraad aangeeft, de | B.1.3. A supposer que, comme l'indique le Conseil des ministres, |
uitzondering bepaald in artikel 60, § 3, 1° van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders van toepassing zou zijn, zodat er ten gevolge van het overlijden van de « andere ouder », die geen recht doet ontstaan op kinderbijslag in de werknemersregeling, bijgevolg recht op verhoogde wezenbijslag bestaat in de zelfstandigenregeling en dit laatste recht, overeenkomstig die bepaling, primeert en ieder ander gelijktijdig of later recht krachtens de werknemersregeling uitsluit, kan het antwoord op de vraag niet dienstig zijn voor het beslechten van het geschil dat voor de verwijzende rechter hangende is. In die hypothese, die blijkbaar niet aan de verwijzende rechter is voorgelegd en derhalve niet in aanmerking is genomen, dient de | l'exception visée à l'article 60, § 3, 1°, des lois coordonnées relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés soit applicable, de sorte qu'ensuite du décès de l' « autre parent », qui ne donne pas droit aux allocations familiales en régime salarié, il existe un droit aux allocations familiales majorées d'orphelin dans le régime indépendant et que ce dernier droit, conformément à cette disposition, prime et exclut tout autre droit simultané ou postérieur en régime salarié, la réponse à la question ne peut être pertinente pour trancher le litige pendant devant le juge a quo . Dans cette hypothèse, qui paraît ne pas avoir été présentée devant le juge a quo , et dès lors que celui-ci ne l'a pas pris en |
prejudiciële vraag niet te worden onderzocht. | considération, la question préjudicielle ne doit pas être examinée. |
B.1.4. Uit de feiten van het geding en uit het dossier van de | B.1.4. Toutefois, les faits de la cause et le dossier de la procédure |
rechtspleging kan evenwel niet op afdoende wijze worden afgeleid dat | ne permettent pas d'en déduire de manière concluante que la |
de in het geding zijnde bepaling kennelijk niet van toepassing zou | disposition en cause ne serait manifestement pas applicable à |
zijn op het bodemgeschil. | l'instance principale. |
Het Hof antwoordt dus op de prejudiciële vraag zoals die is gesteld | La Cour répond donc à la question préjudicielle telle qu'elle est |
door de verwijzende rechter. | posée par le juge a quo . |
B.2. Artikel 56bis , § 1, van de samengeordende wetten betreffende de | B.2. L'article 56bis , § 1er, des lois coordonnées relatives aux |
kinderbijslag voor loonarbeiders bepaalt : | allocations familiales pour travailleurs salariés dispose : |
« Is rechthebbende op kinderbijslag tegen de bedragen bepaald in | « Est attributaire des allocations familiales aux taux prévus à |
artikel 50bis , de wees indien op het ogenblik van het overlijden van | l'article 50bis , l'orphelin, si au moment du décès de l'un de ses |
één van de ouders, de vader of de moeder in de loop van de twaalf | parents, le père ou la mère a satisfait aux conditions pour prétendre |
maanden die onmiddellijk het overlijden voorafgaan de voorwaarden | à au moins six allocations forfaitaires mensuelles en vertu des |
heeft vervuld om aanspraak te maken op ten minste zes maandelijkse | présentes lois, au cours des douze mois précédant immédiatement le |
forfaitaire bijslagen. » | décès. » |
B.3. Het door de verwijzende rechter aan het Hof voorgelegde verschil | B.3. La différence de traitement soumise à la Cour par le juge a quo |
in behandeling is het verschil dat wordt gemaakt tussen de wezen van | est celle faite entre les orphelins d'un parent allocataire qui |
een ouder, bijslagtrekkende, die rechtgevend waren op kinderbijslag | étaient bénéficiaires d'allocations familiales selon que, lors du |
naargelang, bij het overlijden van een van hun ouders, de rechthebbende de overlevende ouder was of de persoon van het andere geslacht met wie de overledene een huishouden vormde. In het eerste geval wordt het kind, na het overlijden, zelf rechthebbende en aldus rechtgevend op kinderbijslag tegen het verhoogde tarief voor wezen; in het tweede geval blijft het kind, na het overlijden, rechtgevend op kinderbijslag tegen het gewone tarief. B.4. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. | décès d'un de leurs parents, l'attributaire était l'auteur survivant ou la personne de l'autre sexe avec laquelle le défunt était établi en ménage. Dans le premier cas, l'enfant devient, après le décès, attributaire lui-même et ainsi bénéficie des allocations au taux majoré pour orphelin; dans le second cas, l'enfant reste, après le décès, bénéficiaire d'allocations familiales au taux ordinaire. B.4. Les règles constitutionnelles de l'égalité et de la non-discrimination n'excluent pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. |
B.5. Artikel 56bis , § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders geeft recht op een bijzondere toelage, ongeacht de economische situatie waarin het overlijden de wees plaatst. Doordat artikel 56bis , § 1, het toekennen van die verhoogde wezentoelage afhankelijk heeft gemaakt van het feit dat, bij het overlijden van één van zijn ouders, één van hen de erin vastgestelde loopbaanvoorwaarde heeft vervuld, heeft het tot gevolg dat geen rekening wordt gehouden met het feit dat, op het ogenblik van het overlijden, een derde persoon de rechthebbende kan zijn van de kinderbijslag die het kind geniet. B.6. Het staat niet aan het Hof na te gaan of een stelsel van sociale zekerheid al dan niet billijk is. Het staat enkel aan het Hof te | B.5. L'article 56bis , § 1er, des lois coordonnées relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés ouvre le droit à une allocation spéciale, quelle que soit la situation économique dans laquelle le décès place l'orphelin. En subordonnant l'octroi de cette allocation majorée d'orphelin à ce que, lors du décès de l'un de ses parents, l'un de ceux-ci ait satisfait à la condition de carrière qu'il définit, l'article 56bis , § 1er, a pour effet que n'est pas pris en considération le fait qu'une tierce personne puisse être, au moment du décès, l'attributaire des allocations familiales dont bénéficie l'enfant. B.6. Il n'appartient pas à la Cour d'apprécier si un système de sécurité sociale est ou non équitable. Il revient seulement à la Cour |
beoordelen of de wetgever vergelijkbare categorieën van personen al dan niet op een discriminatoire wijze heeft behandeld. B.7. In het stelsel van de loontrekkenden is de hoedanigheid van rechthebbende, naar gelang van het geval, verbonden met de uitoefening van een huidige of vroegere beroepsactiviteit of met een bijzondere sociale situatie. Het Hof stelt vast dat de rechthebbende, die beantwoordt aan een van de voormelde hoedanigheden en voor wie een kind kinderbijslag geniet, algemeen genomen, zijn vader of zijn moeder is; hoewel de wetgever aldus de diversiteit aan situaties in zekere zin slechts bij benadering heeft gevat, vermocht hij, zonder een klaarblijkelijke beoordelingsfout te begaan, te vermoeden dat, in het kader van de te dezen in het geding zijnde wetgeving, zulks in het algemeen het geval is. Rekening houdend met die elementen - en in het bijzonder met het | d'examiner si le législateur a traité de manière discriminatoire ou non des catégories de personnes comparables. B.7. Dans le régime des travailleurs salariés, la qualité d'attributaire est liée, selon le cas, à l'exercice d'une activité professionnelle présente ou passée ou à une situation sociale particulière. La Cour constate que l'attributaire, répondant à l'une des qualités précitées et du chef duquel un enfant bénéficie d'allocations familiales, est, généralement, le père ou la mère; bien qu'il n'ait appréhendé ainsi la diversité des situations qu'avec un certain degré d'approximation, le législateur a pu présumer, sans commettre d'erreur manifeste d'appréciation, que, dans le cadre de la législation en cause en l'espèce, tel est en général le cas. En considération de ces éléments - et en particulier du lien entre |
verband tussen de wezentoelage en het overlijden van de vader of de | l'allocation d'orphelin et le décès du père ou de la mère, d'une part, |
moeder, enerzijds, en hun hoedanigheid van gebruikelijke | et de leur qualité d'attributaires habituels des allocations |
rechthebbenden van de kinderbijslag, anderzijds -, is het pertinent | familiales, d'autre part -, il est pertinent que l'article 56bis , § 1er, |
dat artikel 56bis , § 1, het genot van het verhoogde wezengeld heeft | ait limité le bénéfice des allocations majorées d'orphelin à |
beperkt tot het geval waarin, op het ogenblik van het overlijden, één | l'hypothèse dans laquelle, au moment du décès, l'un ou l'autre des |
van beide ouders rechthebbende was. | parents était attributaire. |
B.8. Te dezen wordt het Hof gevraagd de gezinssituatie van een kind | B.8. En l'espèce, la Cour est invitée à comparer la situation |
dat samenleeft met zijn ouders, te vergelijken met die van een kind | familiale d'un enfant qui vit avec ses parents et celle d'un enfant |
dat samenleeft met zijn moeder en een persoon van het andere geslacht | qui vit avec sa mère et une personne de l'autre sexe établie en ménage |
waarmee zij een huishouden vormt, vergelijking die verschilt van die | avec elle, comparaison qui est différente de celle examinée dans |
welke het Hof heeft onderzocht in zijn arrest nr. 99/2001. | l'arrêt n° 99/2001. |
Doordat de betwiste bepaling het kind het genot van de kinderbijslag | En privant l'enfant du bénéfice des allocations familiales au taux |
tegen het verhoogde tarief voor wezen ontzegt na het overlijden van | majoré pour orphelin après le décès de sa mère dans cette seconde |
zijn moeder in dat tweede geval, heeft zij onevenredige gevolgen voor | hypothèse, la disposition litigieuse a des effets disproportionnés |
dat kind, aan wie het genot van kinderbijslag tegen het verhoogde | pour cet enfant privé du bénéfice d'allocations familiales au taux |
tarief voor wezen wordt ontzegd vanwege de wijze waarop zijn ouders | majoré pour orphelin en raison du mode de vie de ses parents, alors |
samenleven, terwijl de gevolgen van het overlijden in beide situaties | que les conséquences du décès sont, dans les deux situations, les |
voor het kind dezelfde zijn. | mêmes pour l'enfant. |
B.9. De prejudiciële vraag dient, onder voorbehoud van hetgeen is | B.9. Sous réserve de ce qui a été exposé en B.1, la question |
uiteengezet in B.1, bevestigend te worden beantwoord. | préjudicielle appelle une réponse positive. |
Om die redenen, | Par ces motifs, |
het Hof | la Cour |
zegt voor recht : | dit pour droit : |
Artikel 56bis , § 1, van de samengeordende wetten betreffende de | L'article 56bis , § 1er, des lois coordonnées relatives aux |
allocations familiales pour travailleurs salariés viole les articles | |
kinderbijslag voor loonarbeiders schendt de artikelen 10 en 11 van de | 10 et 11 de la Constitution, en ce que l'enfant orphelin d'un parent |
Grondwet, in zoverre het kind wiens overleden ouder bijslagtrekkende | |
was en dat rechtgevend was op kinderbijslag, waarvan de rechthebbende | allocataire, qui était bénéficiaire d'allocations familiales dont |
de persoon van het andere geslacht was met wie de overledene een | l'attributaire était la personne de l'autre sexe avec laquelle le |
huishouden had gevormd, na het overlijden rechtgevend blijft op | défunt était établi en ménage, reste, après le décès, bénéficiaire |
bijslag tegen het gewone tarief. | d'allocations familiales au taux ordinaire. |
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 26 juni 2002. | la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 26 juin 2002. |
De griffier, P.-Y. Dutilleux | Le greffier, Le président, |
De voorzitter, M. Melchior | P.-Y. Dutilleux M. Melchior |