← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij
arresten nrs. 101.931 en 102.634 van 18 december 2001 en 18 januari 2002 in zake P. Trogu en G. Lienaux
tegen de Belgische Staat, waarvan de e « Schendt
artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uito(...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arresten nrs. 101.931 en 102.634 van 18 december 2001 en 18 januari 2002 in zake P. Trogu en G. Lienaux tegen de Belgische Staat, waarvan de e « Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uito(...) | Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage Par arrêts n os 101.931 et 102.634 des 18 décembre 2001 et 18 janvier 2002 en cause de P. Trogu et de G. Lienaux contre l'Etat belge, dont les « L'article 54bis de l'arrêté royal n° 78 du 10 novembre 1967 relatif à l'exercice de l'art de guér(...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | COUR D'ARBITRAGE |
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 | Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 |
januari 1989 op het Arbitragehof | sur la Cour d'arbitrage |
Bij arresten nrs. 101.931 en 102.634 van 18 december 2001 en 18 | Par arrêts nos 101.931 et 102.634 des 18 décembre 2001 et 18 janvier |
januari 2002 in zake P. Trogu en G. Lienaux tegen de Belgische Staat, | 2002 en cause de P. Trogu et de G. Lienaux contre l'Etat belge, dont |
waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen | les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour d'arbitrage les 16 |
op 16 en 25 januari 2002, heeft de Raad van State de volgende | et 25 janvier 2002, le Conseil d'Etat a posé la question préjudicielle |
prejudiciële vraag gesteld : | suivante : |
« Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 | « L'article 54bis de l'arrêté royal n° 78 du 10 novembre 1967 relatif |
november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de | à l'exercice de l'art de guérir, de l'art infirmier, des professions |
verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige | paramédicales et aux commissions médicales, tel qu'inséré par la loi |
commissies, ingevoegd bij de wet van 20 december 1974 en gewijzigd bij | du 20 décembre 1974 et tel que modifié par les lois des 26 décembre |
de wetten van 26 december 1985 en 22 februari 1994, de artikelen 10 en | 1985 et 22 février 1994, viole-t-il les articles 10 et 11 de la |
11 van de Grondwet afzonderlijk genomen en/of in samenhang met de | Constitution pris isolément et/ou conjointement avec les articles 12 |
artikelen 12 en 23, derde lid, 1°, van de Grondwet en artikel 6 van | et 23, alinéa 3, 1°, de la Constitution, et l'article 6 du Pacte |
het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele | international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels, en |
rechten, in zoverre de personen die niet voldoen aan de in artikel | ce qu'il exige des personnes qui ne satisfont pas aux conditions de |
21quater gestelde bekwaamheidseisen, ingevolge het voormelde artikel | qualification prévues à l'article 21quater de disposer, pour continuer |
54bis, teneinde hun werkzaamheid onder dezelfde voorwaarden als de | leur activité dans les mêmes conditions que les praticiens de l'art |
beoefenaars van de verpleegkunde te mogen blijven verrichten, drie | infirmier, d'une expérience utile de trois années à la date du 1er |
jaar nuttige ervaring moeten hebben op de datum van 1 september 1990 | septembre 1990 sans prendre en considération l'expérience utile |
zonder dat rekening wordt gehouden met nuttige ervaring opgedaan tot | |
aan de inwerkingtreding van de wet van 22 februari 1994, zelfs tot aan | acquise jusqu'à l'entrée en vigueur de la loi du 22 février 1994, |
de uiterste datum waarop zij zich bij de bevoegde geneeskundige | voire jusqu'à la date ultime où elles doivent se faire connaître |
commissie bekend moeten maken (1 april 1996), zelfs tot aan de datum waarop de bevoegde geneeskundige commissie hun verklaring onderzoekt, terwijl de wetgever in de wet van 22 februari 1994 de Koning heeft gemachtigd om zonder beperking in de tijd de termijn waarbinnen en de wijze waarop de personen die zich bij de geneeskundige commissie bekend maken, te bepalen en de termijn waarbinnen de genoemde geneeskundige commissie zich over de ingediende verklaringen moest uitspreken, niet heeft begrensd ? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2316 en 2335 van de rol van het Hof en werden samengevoegd. De griffier, | auprès de la Commission médicale compétente (le 1er avril 1996), voire même jusqu'à la date à laquelle la Commission médicale compétente examine leur déclaration, alors même que le législateur, dans la loi du 22 février 1994, a habilité le Roi, sans limitation dans le temps, à déterminer les délais et les modalités par lesquels les personnes se font connaître auprès de la Commission médicale et n'a pas limité le délai dans lequel ladite Commission médicale devait statuer sur les déclarations introduites ? » Ces affaires sont inscrites sous les numéros 2316 et 2335 du rôle de la Cour et ont été jointes. Le greffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |