Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest Van Het Grondwettelijk Hof van --
← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 16 mei 2000 in zake L. Malengreaux en anderen tegen S. Cavaliere en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof « Schendt artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot regleme(...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 16 mei 2000 in zake L. Malengreaux en anderen tegen S. Cavaliere en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof « Schendt artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot regleme(...) Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage Par arrêt du 16 mai 2000 en cause de L. Malengreaux et autres contre S. Cavaliere et autres, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitr « En ce qu'il prévoit que "si une partie intervenante ou un tiers reconstituant font défaut, p(...)
ARBITRAGEHOF COUR D'ARBITRAGE
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989
januari 1989 op het Arbitragehof sur la Cour d'arbitrage
Bij arrest van 16 mei 2000 in zake L. Malengreaux en anderen tegen S. Par arrêt du 16 mai 2000 en cause de L. Malengreaux et autres contre
Cavaliere en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het S. Cavaliere et autres, dont l'expédition est parvenue au greffe de la
Arbitragehof is ingekomen op 24 mei 2000, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij het enig artikel, 75°, van de wet van 4 mei 1936, het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel zoals geponeerd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het stelt : "Wanneer (...) een tussenkomende partij of een reconstituerende derde, om welke reden ook, in gebreke blijft, is de schuldenaar ertoe gehouden aan de schuldeiser de sommen terug te betalen die deze niet heeft kunnen invorderen, doch alleen na uitputting van alle rechtsmiddelen, welke de schuldeiser zou kunnen doen gelden tegen deze tussenkomende partij of deze reconstituerende derde, zowel op grond van eigen rechten als van die waarin hij getreden is" ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1969 van de rol van het Hof. De griffier, Cour d'arbitrage le 24 mai 2000, la Cour d'appel de Mons a posé la question préjudicielle suivante : « En ce qu'il prévoit que "si une partie intervenante ou un tiers reconstituant font défaut, pour quelque raison que ce soit, l'emprunteur est tenu de rembourser au prêteur les sommes que celui-ci n'aurait pas pu recouvrer, mais seulement après épuisement de tous les recours que le prêteur pourrait faire valoir contre cette partie intervenante ou ce tiers reconstituant, tant à raison de ses droits propres que de ceux dans lesquels il se trouve subrogé ', l'article 15, alinéa 4, de l'arrêté royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires, confirmé par l'article unique, 75°, de la loi du 4 mai 1936, viole-t-il le principe d'égalité et de non-discrimination tel que défini par les articles 10 et 11 de la Constitution" ? » Cette affaire est inscrite sous le numéro 1969 du rôle de la Cour. Le greffier,
L. Potoms. L. Potoms.
^