Etaamb.openjustice.be
Erratum van 25 april 1997
gepubliceerd op 23 juli 1997

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, § 2, derde lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. Erratum

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022484
pub.
23/07/1997
prom.
25/04/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU


25 APRIL 1997. Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, § 2, derde lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.

Erratum


In het Belgisch Staatsblad nr. 99 van 29 mei 1997, op pagina 14123, dient het Advies van de Raad van State aan het Verslag aan de Koning gehecht te worden.

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, achtste kamer, op 2 april 1997 door de Minister van Pensioenen verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van artikel 68, 2, derde lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen", heeft op 8 april 1997 het volgend advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In het voorliggend geval wordt het spoedeisend karakter gemotiveerd: "door het feit dat (het ontworpen) besluit in werking treedt op 1 juli 1997 en dat de administraties over voldoende tijd moeten kunnen beschikken om de effectieve uitvoering van dit besluit te kunnen verwezenlijken".

Gelet op de korte termijn welke hem voor het geven van zijn advies wordt toegemeten, heeft de Raad van State zich moeten beperken tot het maken van de hiernavolgende opmerkingen.

Strekking van het ontwerp Artikel 68 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 (1), bevat een regeling i.v.m. de maandelijkse afhouding ("solidariteitsafhouding") op de wettelijke pensioenen. Voor de berekening van het bedrag van die afhouding wordt rekening gehouden met o.m. het geheel van de pensioenen en andere voordelen. Zijn pensioenen of andere voordelen in de vorm van een kapitaal betaald, dan wordt terzake uitgegaan van fictieve renten.

Luidens artikel 68, 2, derde lid, geschiedt de omzetting van een kapitaal in een fictieve rente aan de hand van een coëfficiënt "die, volgens de van kracht zijnde barema's inzake de omzetting in kapitaal van arbeidsongevallenrenten in de overheidssector, overeenstemt met de leeftijd van de begunstigde op de dag van de betaling van het kapitaal". De Koning wordt evenwel gemachtigd om "op basis van de meest recente mortaliteitstabellen" andere omzettingsbarema's vast te stellen.

Het ontwerp strekt ertoe gebruik te maken van de laatstgenoemde mogelijkheid. Volgens de gemachtigde van de regering zijn de ontworpen omzettingscoëfficiënten gebaseerd op de sterftetafels bedoeld in bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.

Algemene opmerkingen 1. Indien, zoals in het voorliggende geval, de adviesaanvragende overheid zich beroept op artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, moet het spoedeisend karakter in de adviesaanvraag gemotiveerd worden, en moet die motivering overgenomen worden in de aanhef van de verordening.Die motivering zal naderhand op haar deugdelijkheid getoetst kunnen worden, zowel door de Raad van State, afdeling administratie, als door de hoven en rechtbanken..

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Te dezen wordt de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het enkele feit "dat (het ontworpen) besluit in werking treedt op 1 juli 1997 en dat de administraties over voldoende tijd moeten kunnen beschikken om de effectieve uitvoering van dit besluit te kunnen verwezenlijken". Er wordt niet uitgelegd waarom het besluit op 1 juli 1997 in werking moet treden; evenmin wordt duidelijk gemaakt waarom de voorbereiding van de uitvoering van het besluit aan een normale raadpleging van de Raad van State, afdeling wetgeving, in de weg staat.

Bij gebreke van een voldoende inzicht in de gegevens die ter verantwoording van de vraag om spoedbehandeling worden aangevoerd, is het de afdeling wetgeving niet mogelijk zich uit te spreken over het afdoende karakter van de aangehaalde motivering. Zij dient op dit punt dan ook een voorbehoud te maken ten aanzien van de wettigheid van het ontworpen besluit. 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp heeft betrekking op een afhouding op de wettelijke pensioenen.De ontworpen regeling zal aldus concrete gevolgen hebben voor de uitbetaling van het definitieve pensioenbedrag aan de betrokken begunstigden. Het ontwerp lijkt mitsdien beschouwd te moeten worden als strekkende "tot wijziging van de... reglementering in verband met het pensioen van de werknemers", in de zin van artikel 54, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers. Met toepassing van die wetskrachtige bepaling lijkt het ontwerp aldus in beginsel voor advies voorgelegd te moeten worden aan het beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen (1).

Hierop gewezen, heeft de gemachtigde van de regering verklaard dat ontwerpen slechts aan het beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen voorgelegd moeten worden, indien zij de wetgeving of de reglementering in verband met het pensioen of betreffende het personeelskader en de structuur van de instelling wijzigen. Het aanpassen van de berekening van de solidariteitsinhouding, "die op zich enkel een algemene inhouding op pensioenen is en geenszins een wijziging van de pensioenwetgeving inhoudt", zou daarentegen niet voor advies voorgelegd moeten worden (2).

De Raad van State is niet overtuigd van de juistheid van die zienswijze, die uitgaat van een zeer formele interpretatie van het begrip "wetgeving of reglementering in verband met het pensioen van de werknemers". De Raad kan dan ook niet anders dan eveneens op dit punt een voorbehoud te maken ten aanzien van de wettigheid van het ontworpen besluit.

Onderzoek van de tekst Binnen het kader van een dringend advies zijn bij de tekst van het ontwerp geen verdere opmerkingen te maken.

De kamer was samengesteld uit : De heren : W. Deroover, kamervoorzitter;

P. Lemmens en L. Hellin, Staatsraden;

A. Alen en Mevr. Y. Merchiers, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. F. Lievens, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lemmens.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. R. Thielemans, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

M.-C. Ceule, eerste referendairis.

De griffier, F. Lievens.

De voorzitter, W. Deroover..

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^