gepubliceerd op 30 maart 1999
Voorafbetalingen - Aanslagjaar 2000 Voorwoord Algemeen In beginsel wordt de belasting betreffende de beroepsinkomsten van zelfstandigen en bedrijfsleiders, evenals de vennootschapsbelasting, de belasting van niet-inwoners/vennootschappen e Die vermeerdering kan evenwel worden vermeden door die belasting op welbepaalde tijdstippen vooraf (...)
MINISTERIE VAN FINANCIEN
Voorafbetalingen - Aanslagjaar 2000 Voorwoord Algemeen In beginsel wordt de belasting betreffende de beroepsinkomsten van zelfstandigen en bedrijfsleiders, evenals de vennootschapsbelasting, de belasting van niet-inwoners/vennootschappen en in welbepaalde gevallen, de rechtspersonenbelasting, met een bepaald percentage vermeerderd.
Die vermeerdering kan evenwel worden vermeden door die belasting op welbepaalde tijdstippen vooraf te betalen.
De andere belastingplichtigen (natuurlijke personen) die om welke reden dan ook bij de regularisatie van hun fiscale toestand nog een supplement moeten betalen, kunnen een vermindering (bonificatie) krijgen door dat supplement geheel of gedeeltelijk vooraf te betalen.
Dit geldt ook voor de zelfstandigen en bedrijfsleiders, doch enkel met betrekking tot het gedeelte van de voorafbetalingen dat niet nodig is om de in het eerste lid bedoelde vermeerdering te vermijden.
Deze materie wordt geregeld door de artikelen 157 tot 168, 175 tot 177, 218, 226, 243, laatste lid, 246, eerste lid, 1°, en tweede lid, en 463bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de artikelen 64 tot 71, 139, § 3, en 142, § 1, van het Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en artikel 36 van de wet van 28.12.1990 betreffende verscheidene fiscale en niet fiscale bepalingen.
Betalingen in euro Vanaf 1 januari 1999 kan de belastingplichtige zijn voorafbetalingen ook in euro doen.
Daarom zijn de belangrijkste bedragen (inkomsten, voorafbetalingen, te betalen belasting) zowel in BEF (Belgische frank) als in EUR (euro) uitgedrukt. De berekening van de belasting gebeurt evenwel steeds in BEF; enkel het eindresultaat (te betalen of terug te geven belasting) wordt, in voorkomend geval, omgezet in EUR. De omrekening van een bedrag in BEF naar een bedrag in EUR geschiedt door het bedrag in BEF te delen door 40,3399. Het resultaat moet op de cent worden afgerond. Gedeelten van minder dan 0,5 cent worden weggelaten; gedeelten van 0,5 cent of meer worden voor 1 cent gerekend (74,3681 EUR wordt dus afgerond naar 74,37 EUR).
De omrekening van een bedrag in EUR naar een bedrag in BEF geschiedt door het bedrag in EUR te vermenigvuldigen met 40,3399. Het resultaat moet op de frank worden afgerond. Gedeelten van minder dan 50 centiem worden weggelaten; gedeelten van 50 centiem en meer worden voor 1 frank gerekend.
DEEL I. - Voorafbetalingen die ertoe strekken een vermeerdering te vermijden HOOFDSTUK 1. - Wie is onderworpen aan de belastingvermeerdering ? I. Algemeen Het gaat om : a) natuurlijke personen, rijksinwoners en niet-inwoners, die gezamenlijk belastbare beroepsinkomsten verkrijgen uit een werkzaamheid als : - bedrijfsleider; - nijveraar, handelaar of landbouwer; - beoefenaar van een vrij beroep, ambt, post of andere (zelfstandige) winstgevende bezigheid; b) binnenlandse vennootschappen, onderworpen aan de vennootschapsbelasting (Ven.B); c) intercommunales onderworpen aan de rechtspersonenbelasting (RPB); d) buitenlandse vennootschappen onderworpen aan de belasting van niet-inwoners (BNI/ven.), die zich bezighouden met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard; e) electriciteitsproducenten onderworpen aan de bijzondere aanslag als bedoeld in artikel 35 van de wet van 28.12.1990 betreffende verscheidene fiscale en niet fiscale bepalingen.
Deze natuurlijke en rechtspersonen worden hierna respectievelijk "zelfstandigen" (zie a hiervoor), "vennootschappen" (zie b en d hiervoor) en "intercommunales" (zie c hiervoor) genoemd.
II. Uitzondering Geen vermeerdering is verschuldigd door zelfstandigen die zich, ongeacht hun leeftijd, in 1997, 1998 of 1999 voor de eerste maal als zelfstandige in een hoofdberoep hebben gevestigd.
HOOFDSTUK 2. - Waaruit bestaat de belastingvermeerdering ? I. Grondbeginselen Het gedeelte van de belasting dat betrekking heeft op de sub II hierna bedoelde belastbare inkomsten wordt in principe vermeerderd met een bepaald percentage.
II. Voor vermeerdering vatbare inkomsten A. Zelfstandigen De vermeerdering is enkel van toepassing op de belasting die overeenstemt met het nettobedrag van de bezoldigingen (van bedrijfsleider), alsmede van de winst of baten die in het kader van een zelfstandige beroepswerkzaamheid werden verkregen, met uitzondering van de inkomsten die werkelijk afzonderlijk zijn belast.
B. Vennootschappen De vermeerdering is van toepassing op de Ven.B en op de BNI/ven. die betrekking heeft op het totaal van de belastbare inkomsten (1).
Voor het aanslagjaar 2000 zijn aldus belastbaar, de inkomsten die : - in 1999 werden behaald of verkregen door vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren; - betrekking hebben op een boekjaar dat in 2000 voor 31 december is afgesloten, voor de vennootschappen die hun boekhouding anders dan per kalenderjaar voeren.
De vermeerdering is evenwel niet van toepassing op : - de bijzondere afzonderlijke aanslag op niet verantwoorde kosten; - de bijzondere aanslagen met betrekking tot verrichtingen die vóór 1.1.1990 hebben plaatsgegrepen : - verdeling van het maatschappelijk vermogen; - voordelen van alle aard door vennootschappen in vereffening.
De aandacht wordt er op gevestigd dat de bovenvermelde regels inzake vermeerdering ook van toepassing zijn op vanaf 1.1.1990 in vereffening gestelde vennootschappen.
C. Intercommunales De vermeerdering is van toepassing op de RPB verschuldigd door intercommunales als bedoeld in artikel 180, 1°, WIB 92, voor zover deze belasting betrekking heeft op het totale bedrag van de sommen toegekend door die intercommunales als dividenden (andere dan deze die voortkomen van de produktie en/of de openbare verdeling van electriciteit) aan enige vennootschap of andere rechtspersoon, met uitzondering van die toegekend aan de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsmede aan andere intercommunales als bedoeld in het voormelde artikel 180, 1°.
III. Berekening van de vermeerdering A. Grondslag van de vermeerdering Het bedrag dat als grondslag van de vermeerdering dient is gelijk aan 109 % (103 % voor vennootschappen en intercommunales) van de belasting verschuldigd op de inkomsten die vatbaar zijn voor vermeerdering, in voorkomend geval verminderd met de voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen (forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting, roerende voorheffing, belastingkrediet, enz.) met betrekking tot diezelfde inkomsten.
B. Tarief van de vermeerdering Voor het aanslagjaar 2000 bedraagt het tarief van de vermeerdering 9 %.
C. Berekening van de vermeerdering Om het bedrag van de in principe verschuldigde globale vermeerdering te bekomen, volstaat het de grondslag van de vermeerdering te vermenigvuldigen met 9 %.
Bij een natuurlijk persoon wordt de vermeerdering slechts voor 90 % in aanmerking genomen (dit geldt niet voor vennootschappen, electriciteitsproducenten en intercommunales).
D. Opmerking Geen vermeerdering is verschuldigd indien het bedrag ervan lager is dan 1 % van de belasting waarop zij is berekend, of 1.000 BEF. IV. Voorbeelden A. Voorbeeld 1 - Vermoede nettoberoepsinkomsten voor het jaar 1999 van een alleenstaande geneesheer zonder gezinslasten : 500.000 BEF (12.394,68 EUR). - Bedrag van de belasting : 102.200 BEF. - Berekeningsbasis van de vermeerdering : 102.200 x 109 % = 111.398 BEF - Berekening van de in principe verschuldigde globale vermeerdering : 111.398 x 9 % = 10.026 BEF - Vermindering van 10 % : 10.026 x 10 % = - 1.003 BEF - Werkelijk verschuldigde vermeerdering : 9.023 BEF (223,67 EUR) B. Voorbeeld 2 - Nettowinst van een vennootschap waarvan het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar 1999 en die niet is uitgesloten van de verminderde tarieven : 6.000.000 BEF (148.736,11 EUR). - Bedrag van de Ven.B (met inbegrip van de aanvullende crisisbijdrage) vóór verrekening van voorheffingen : 2.266.000 BEF. - Bedrag van de Ven.B na verrekening van 492.000 BEF voorheffingen : 1.774.000 BEF. - In principe verschuldigde globale vermeerdering : 1.774.000 BEF x 9 % = 159.660 BEF (3.957,87 EUR).
HOOFDSTUK 3. - Hoe vermeerdering vermijden ? I. Principe Om belastingvermeerdering te vermijden moeten de betrokken belastingplichtigen de belasting voorafbetalen die betrekking heeft op de inkomsten die vatbaar zijn voor vermeerdering.
II. Hoe het bedrag van de voorafbetalingen bepalen ? De zelfstandigen, de vennootschappen en de intercommunales waarvan het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar (2), kunnen de voor het jaar 1999 uit te voeren voorafbetalingen als volgt bepalen : 1° het bedrag ramen van de inkomsten waarop de belasting voor vermeerdering vatbaar is;2° bij benadering de belasting bepalen die zou verschuldigd zijn op het onder 1° bedoelde bedrag (de hierna in Deel V vermelde gegevens maken het mogelijk het bedrag van de belasting bij benadering te berekenen);3° bij zelfstandigen deze belasting vermenigvuldigen met 109/100, terwijl bij vennootschappen, intercommunales en electriciteitsproducenten deze belasting met 103/100 is te vermenigvuldigen;4° in voorkomend geval de ermede verrekenbare voorheffingen en bestanddelen aftrekken (in principe is het bekomen resultaat het bedrag dat moet worden voorafbetaald);5° het aldus bepaalde jaarbedrag van de belasting delen door vier;6° het bekomen quotiënt bij voorkeur op het duizendtal (BEF) of op het tiental (EUR) afronden;7° het bekomen bedrag ieder kwartaal storten. Het staat de belastingplichtige nochtans vrij een andere verdeling voor zijn stortingen te kiezen.
Aldus kan de belastingplichtige naar eigen goeddunken reeds voor het eerste kwartaal een hoger bedrag betalen dan één vierde van het vermoede jaarbedrag van zijn belasting, dit om onmiddellijk het hoogste voordeel - 12 % van de werkelijk betaalde som - te kunnen genieten; later kan hij nog altijd, indien dit nodig blijkt, de ene of de andere storting aanpassen.
Evenzo kan de belastingplichtige die, om een of andere reden, voor het eerste kwartaal bijvoorbeeld niet genoeg zou hebben gestort, dit nog verhelpen bij zijn eerstvolgende storting, om aldus de belastingvermeerdering te beperken die hij zou ondergaan indien hij naliet zijn stortingen aan te vullen naarmate hij vaststelt dat zijn oorspronkelijke vooruitzichten terzake worden overtroffen.
Hoe dan ook, de belastingplichtige heeft er belang bij om, volgens een nauwkeurig gekozen verdeling in driemaandelijkse stortingen, een totaal bedrag te betalen dat het bedrag van de uiteindelijk verschuldigde belasting benadert, ten einde slechts op een zo klein mogelijk bedrag een vermeerdering te moeten betalen.
III. Wanneer storten ? Voor het aanslagjaar 2000 moeten de voorafbetalingen geschieden : - voor het eerste kwartaal : uiterlijk op 12 april 1999; - voor het tweede kwartaal : uiterlijk op 12 juli 1999; - voor het derde kwartaal : uiterlijk op 11 oktober 1999; - voor het vierde kwartaal : uiterlijk op 20 december 1999.
Verkort worden deze vier stortingen respectievelijk aangeduid als VA 1, VA 2, VA 3 en VA 4.
HOOFDSTUK 4. - Berekening van de vermeerdering in geval van ontoereikende voorafbetalingen I. Algemeen De in principe verschuldigde globale vermeerdering wordt in dit geval verminderd met het totaal bedrag van de voordelen verbonden aan de gedane voorafbetalingen.
Vervolgens wordt het saldo, wat de natuurlijke personen betreft, slechts voor 90 % in aanmerking genomen.
II. Vaststelling van de voordelen verbonden aan de voorafbetalingen Voor het aanslagjaar 2000 is het bedrag van deze voordelen gelijk aan de som van de volgende producten : a) bedrag van VA 1 x 12 %;b) bedrag van VA 2 x 10 %;c) bedrag van VA 3 x 8 %;d) bedrag van VA 4 x 6 %. Men bemerkt dat het gemiddelde van die percenten overeenstemt met het tarief van de vermeerdering (9 %).
Wat vennootschappen betreft zijn de hiervoor vermelde tarieven van toepassing op alle belastingplichtigen waarvoor de voorafbetalingen over vier kwartalen zijn gespreid (zie hoofdstuk 3 hiervoor) te weten : - vennootschappen waarvoor het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar; - vennootschappen wier inkomsten blijken uit een boekhouding anders gehouden dan per kalenderjaar en waarvoor het boekjaar een periode dekt gelijk aan of groter dan twaalf maanden (zie Deel IV, hoofdstuk 2); - de vennootschappen waarvan in de loop van het laatste kwartaal van het jaar of boekjaar, de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt gewijzigd, tot ontbinding wordt overgegaan of de vereffening wordt afgesloten (zie Deel IV, hoofdstuk 3); - vennootschappen die hun beroepswerkzaamheid beginnen in de loop van het eerste kwartaal van het jaar of van het boekjaar (zie Deel IV, hoofdstuk 4).
III. Voorbeelden Voorbeeld 1 - Vermoed bedrag van de door een zelfstandige op zijn inkomsten van het jaar 1999 verschuldigde personenbelasting : 100.000 BEF (2.478,94 EUR). - Verrichte voorafbetalingen : - VA 1 : 20.000 BEF (495,79 EUR); - VA 2 : 25.000 BEF (619,73 EUR); - VA 3 : 35.000 BEF (867,63 EUR); - VA 4 : 10.000 BEF (247,89 EUR). - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering : - Grondslag van de vermeerdering : 100.000 x 109 % = 109.000 BEF - Principieel verschuldigde globale vermeerdering : 109.000 x 9 % = 9.810 BEF - Voordelen wegens gedane VA : - VA 1 : 20.000 x 12 % = 2.400 BEF - VA 2 : 25.000 x 10 % = 2.500 BEF - VA 3 : 35.000 x 8 % = 2.800 BEF - VA 4 : 10.000 x 6 % = 600 BEF - 8.300 BEF - Positief verschil : 1.510 BEF - Vermindering van 10 % : 1.510 x 10 % = - 151 BEF - Werkelijk verschuldigde vermeerdering : 1.359 BEF (33,69 EUR) Voorbeeld 2 - Vermoed bedrag van de door een zelfstandige op zijn inkomsten van het jaar 1999 verschuldigde personenbelasting : 300.000 BEF (7.436,81 EUR). - Verrichte voorafbetalingen : - VA 1 : 100.000 BEF (2.478,94 EUR); - VA 2 : 105.000 BEF (2.602,88 EUR); - VA 3 : nihil; - VA 4 : 90.000 BEF (2.231,04 EUR). - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering : - Grondslag van de vermeerdering : 300.000 x 109 % = 327.000 BEF - Principieel verschuldigde globale vermeerdering : 327.000 x 9 % = 29.430 BEF - Voordelen wegens gedane VA : - VA 1 : 100.000 x 12 % = 12.000 BEF - VA 2 : 105.000 x 10 % = 10.500 BEF - VA 3 : 0 x 8 % = 0 BEF - VA 4 : 90.000 x 6 % = 5.400 BEF - 27.900 BEF - Positief verschil : 1.530 BEF - Vermindering van 10 % : 1.530 x 10 % = - 153 BEF - Verschil : 1.377 BEF Daar dit verschil (1.377 BEF) lager is dan 1 % van de grondslag van de vermeerdering (327.000 x 1 % = 3.270 BEF), moet het tot nul worden herleid. - Werkelijk verschuldigde vermeerdering : nihil.
Voorbeeld 3 Stopzetting van de beroepswerkzaamheid op 15 mei 1999. - Netto-inkomsten als zelfstandige van 1.1.1999 tot 15.5.1999 : 250.000 BEF (6.197,34 EUR). - Ongehuwde belastingplichtige. - Personen ten laste : 0. - Belasting dienende tot grondslag voor de berekening van de vermeerdering : 10.500 x 109 % = 11.445 BEF - Verrichte voorafbetaling : - VA 1 : 4.000 BEF (99,16 EUR). - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering : - Principieel verschuldigde globale vermeerdering : 11.445 x 9 % = 1.030 BEF - Voordelen wegens gedane VA : VA 1 : 4.000 x 12 % = - 480 BEF - Positief verschil : 550 BEF - Vermindering van 10 % : 550 x 10 % = - 55 BEF - Verschil : 495 BEF - Aangezien dit verschil kleiner is dan 1.000 BEF moet het tot nul worden herleid. - Werkelijk verschuldigde vermeerdering : nihil.
Voorbeeld 4 - Vennootschap waarvan het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar 1999 en die niet is uitgesloten van de verminderde tarieven. - Nettowinst : 6.000.000 BEF (148.736,11 EUR). - Verrichte voorafbetalingen : - op 12.4.1999 (VA 1) : nihil; - op 12.7.1999 (VA 2) : 500.000 BEF (12.394,68 EUR); - op 11.10.1999 (VA 3) : 1.000.000 BEF (24.789,35 EUR); - op 20.12.1999 (VA 4) : nihil. - Bedrag van de Ven.B vóór verrekening van voorheffingen, verhoogd met de ACB : 2.200.000 BEF x 103 % = 2.266.000 BEF. - Verrekenbare voorheffingen : 492.000 BEF (12.196,36 EUR). - Bedrag van de Ven.B (na verrekening van de voorheffingen) : 1.774.000 BEF. - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering : - In principe verschuldigde globale vermeerdering : 1.774.000 BEF x 9 % = 159.660 BEF - Voordelen wegens gedane VA : VA 2 : 500.000 x 10 % = 50.000 BEF VA 3 : 1.000.000 x 8 % = 80.000 BEF - 130.000 BEF - Werkelijk verschuldigde vermeerdering : 29.660 BEF (735,25 EUR) Voorbeeld 5 - Vennootschap waarvan het boekjaar loopt over de periode van 1.7.1999 tot 30.6.2000. - Nettowinst : 19.000.000 BEF (470.997,70 EUR). - Verrichte voorafbetalingen : - op 11.10.1999 (VA 1) : 2.000.000 BEF (49.578,70 EUR); - op 10.1.2000 (VA 2) : 1.500.000 BEF (37.184,03 EUR); - op 10.4.2000 (VA 3) : 1.500.000 BEF (37.184,03 EUR); - op 20.6.2000 (VA 4) : 1.300.000 BEF (32.226,16 EUR). - Bedrag van de Ven.B (met inbegrip van de aanvullende crisisbijdrage) vóór verrekening van voorheffingen : 7.632.300 BEF. - Verrekenbare voorheffingen : 220.000 BEF (5.453,66 EUR). - Bedrag van de Ven.B (na verrekening van de voorheffingen) : 7.412.300 BEF. - Berekening van de werkelijk verschuldigde vermeerdering : - In principe verschuldigde globale vermeerdering : 7.412.300 BEF x 9 % = 667.107 BEF - Voordelen wegens gedane VA : VA 1 : 2.000.000 x 12 % = 240.000 BEF VA 2 : 1.500.000 x 10 % = 150.000 BEF VA 3 : 1.500.000 x 8 % = 120.000 BEF VA 4 : 1.300.000 x 6 % = 78.000 BEF - 588.000 BEF - Werkelijk verschuldigde vermeerdering : 79.107 BEF (1.961,01 EUR) HOOFDSTUK 5. - Bestemming van het teveel aan voorafbetalingen Voor zelfstandigen kan het gedeelte van de voorafbetalingen dat niet nodig is om belastingvermeerdering te vermijden, aanleiding geven tot een bonificatie (zie Deel II). De oudste stortingen worden bij voorrang aangewend om vermeerdering te vermijden.
In ieder geval wordt, voor alle belastingplichtigen, het overschot van de voorafbetalingen dat niet op de belasting werd aangerekend, terugbetaald.
DEEL II. - Voorafbetalingen die recht geven op een bonificatie HOOFDSTUK 1. - Wie kan van een bonificatie genieten ? Een bonificatie kan worden verleend aan alle natuurlijke personen die, na aftrek van de voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen, nog belasting op hun inkomsten verschuldigd zijn.
Opgemerkt wordt dat beginnende zelfstandigen die niet aan de in Deel I bedoelde belastingvermeerdering onderworpen zijn (zie Deel I, hoofdstuk 1, II), eveneens van die bonificatie kunnen genieten.
HOOFDSTUK 2. - Waaruit bestaat de bonificatie ? I. Regel Een belastingvermindering of bonificatie wordt verleend aan de natuurlijke personen die de tot 109 % (3) verhoogde belasting, verminderd met de voorheffingen, de andere verrekenbare bestanddelen en de voorafbetalingen die nodig zijn om de in Deel I bedoelde belastingvermeerdering te vermijden, bij wijze van voorafbetaling voldoen.
Indien hun belastbare inkomsten, inkomsten met vermeerdering omvatten, worden de voorafbetalingen (te beginnen met de oudste) bij voorrang aangewend om die vermeerdering te vermijden; slechts het saldo kan in aanmerking genomen worden voor het verlenen van een eventuele bonificatie.
II. Te storten bedrag Uiteraard staat het de belastingplichtige vrij de bedragen te bepalen die hij wenst vooraf te betalen.
Het is nochtans aangeraden ieder kwartaal één vierde van het vermoede belastingsupplement te storten.
III. Wanneer storten ? Voor het aanslagjaar 2000 moeten de voorafbetalingen geschieden : - voor het eerste kwartaal : uiterlijk op 12 april 1999; - voor het tweede kwartaal : uiterlijk op 12 juli 1999; - voor het derde kwartaal : uiterlijk op 11 oktober 1999; - voor het vierde kwartaal : uiterlijk op 20 december 1999.
Deze vier stortingen worden verder respectievelijk als VA 1, VA 2, VA 3 en VA 4 aangeduid.
HOOFDSTUK 3. - Berekening van de bonificatie I. Principe Het bedrag van de bonificatie is voor het aanslagjaar 2000 gelijk aan de som van de volgende producten : a) bedrag van VA 1 x 6 %;b) bedrag van VA 2 x 5 %;c) bedrag van VA 3 x 4 %;d) bedrag van VA 4 x 3 %. II. Voorbeelden Voorbeeld 1 - Een bediende is 100.000 BEF (2.478,94 EUR) personenbelasting verschuldigd op zijn inkomsten van 1999. - Hiermede te verrekenen bedrijfsvoorheffing : 70.000 BEF (1.735,25 EUR). - Verrichte voorafbetalingen : - VA 1 : 7.000 BEF (173,53 EUR); - VA 2 : 7.000 BEF (173,53 EUR); - VA 3 : 7.000 BEF (173,53 EUR); - VA 4 : 7.000 BEF (173,53 EUR); - totaal : 28.000 BEF. - Maximumbelasting die aanleiding kan geven tot bonificatie : - 100.000 x 109 % : 109.000 BEF - voorheffing : - 70.000 BEF - blijft : 39.000 BEF Daar het supplement groter is dan de gedane voorafbetalingen (28.000 BEF), geven deze laatste voor hun totaal bedrag recht op bonificatie. - Bonificatie : - VA 1 : 7.000 x 6 % = 420 BEF - VA 2 : 7.000 x 5 % = 350 BEF - VA 3 : 7.000 x 4 % = 280 BEF - VA 4 : 7.000 x 3 % = 210 BEF - bedrag van de bonificatie : 1.260 BEF - Te betalen belasting (4) : 39.000 - 28.000 - 1.260 = 9.740 BEF (241,45 EUR).
Voorbeeld 2 - Een ambtenaar is 150.000 BEF (3.718,40 EUR) personenbelasting verschuldigd op zijn inkomsten van 1999. - Te verrekenen bedrijfsvoorheffing : 120.000 BEF (2.974,72 EUR). - Verrichte voorafbetalingen : - VA 1 : 20.000 BEF (495,79 EUR); - VA 2 : 10.000 BEF (247,89 EUR); - VA 3 : 10.000 BEF (247,89 EUR); - VA 4 : 10.000 BEF (247,89 EUR); - totaal : 50.000 BEF. - Maximumbelasting die aanleiding kan geven tot bonificatie : - 150.000 x 109 % : 163.500 BEF - voorheffing : - 120.000 BEF - blijft : 43.500 BEF Van de 50.000 BEF gestorte VA geven er slechts 43.500 BEF (= bedrag van het supplement) recht op bonificatie. - Bonificatie : - VA 1 : 20.000 x 6 % = 1.200 BEF - VA 2 : 10.000 x 5 % = 500 BEF - VA 3 : 10.000 x 4 % = 400 BEF - VA 4 : 3.500 x 3 % = 105 BEF - bedrag van de bonificatie : 2.205 BEF - Te verlenen ontheffing (4) : 43.500 - 50.000 - 2.205 = 8.705 BEF (215,79 EUR).
Voorbeeld 3 - Een handelaar is gehuwd met een onderwijzeres. Op hun inkomsten van 1999 zijn zij 500.000 BEF (12.394,68 EUR) belasting verschuldigd. - Op hun inkomsten met vermeerdering, afzonderlijk berekend, bedraagt de belasting : 200.000 BEF (4.957,87 EUR). - Te verrekenen bedrijfsvoorheffing op lonen : 80.000 BEF (1.983,15 EUR). - Verrichte voorafbetalingen : - VA 1 : 70.000 BEF (1.735,25 EUR); - VA 2 : 70.000 BEF (1.735,25 EUR); - VA 3 : 70.000 BEF (1.735,25 EUR); - VA 4 : 70.000 BEF (1.735,25 EUR); - totaal : 280.000 BEF. 1. Berekening van de vermeerdering (zie hoofdstuk 2 van Deel I) : - belasting op inkomsten met vermeerdering : 200.000 BEF - grondslag van de vermeerdering : 200.000 x 109 % = 218.000 BEF - globale vermeerdering : 218.000 x 9 % = 19.620 BEF - voordeel VA 1 : 70.000 x 12 % = - 8.400 BEF verschil : 11.220 BEF - voordeel VA 2 : 70.000 x 10 % = - 7.000 BEF verschil : 4.220 BEF - voordeel VA 3 : (4.220 x 100) x 8 % = 8 52.750 x 8 % = - 4.220 BEF verschil : 0 - totaal van de voorafbetalingen nodig om de vermeerdering te ontgaan : 70.000 + 70.000 + 52.750 = 192.750 BEF. 2. Berekening van de bonificatie : - verschuldigde personenbelasting : 500.000 BEF. - maximumbelasting die aanleiding kan geven tot een bonificatie : - 500.000 x 109 % = 545.000 BEF - voorheffing : - 80.000 BEF - voorafbetalingen aangewend om de vermeerdering te ontgaan : - 192.750 BEF verschil : 272.250 BEF - voorafbetalingen die recht geven op bonificatie : 280.000 - 192.750 = 87.250 BEF. - berekening van de bonificatie : - VA 3 (saldo) : 17.250 x 4 % = 690 BEF - VA 4 : 70.000 x 3 % = 2.100 BEF - bedrag van de bonificatie : 2.790 BEF 3. Te betalen belasting (4) : 272.250 - 87.250 - 2.790 = 182.210 BEF (4.516,87 EUR).
DEEL III. - PROCEDURE HOOFDSTUK 1. - Wijze van voorafbetalen Rekeningnummers en termijnen De voorafbetalingen moeten op straffe van verval binnen de vastgestelde termijnen worden gedaan door storting of overschrijving op één van de volgende nieuwe postchequerekeningnummers van de Dienst der Voorafbetalingen : - wat de voorafbetalingen van de vennootschappen en de intercommunales betreft : op rekening 679-2002330-56 ten name van de "DIENST VOORAFBETALINGEN - VENNOOTSCHAPPEN"; - wat de voorafbetalingen van de natuurlijke personen betreft : op rekening 679-2002340-66 ten name van de "DIENST VOORAFBETALINGEN - NATUURLIJKE PERSONEN".
Daar er steeds een paar werkdagen kunnen verlopen tussen de betalingsopdracht en de uitvoering ervan, is het aanbevolen niet te wachten tot de laatste dag om de betaling te verrichten.
Betaalformulieren De belastingplichtige die reeds ingeschreven is in het repertorium van de Dienst der Voorafbetalingen (5), is gehouden de door deze dienst uitgereikte formulieren te gebruiken, daar deze zijn naam en zijn registratienummer vermelden, welke in geen geval gewijzigd mogen worden.
De betaalformulieren mogen alleen door de belastingplichtige of voor zijn rekening gebruikt worden, vermits alleen het registratienummer bepaalt wiens rekening moet worden gecrediteerd.
De belastingplichtige die gebruik wenst te maken van een betalingsformulier in EUR of een andere betalingswijze, zoals telefonisch bankieren, zelf-bankieren of PC-bankieren, dient de inhoud (6) van de zone mededeling van het - door de Dienst der Voorafbetalingen verzonden - betalingsformulier nauwgezet over te nemen. De belastingplichtigen die nog geen registratienummer hebben, dienen een gewoon betaalformulier, opgesteld in BEF of in EUR, te gebruiken met duidelijke vermelding van hun identiteit en hun adres. De BTW-plichtigen dienen hun BTW-nummer in de zone mededeling van dit formulier te vermelden.
Indien de belastingschuldige geen BTW-plichtige is dient hij in de zone mededeling de vermelding "NIEUW" te plaatsen gevolgd door zijn geboortedatum onder vorm JAAR in vier posities, MAAND in twee posities en DAG in twee posities telkens onderscheiden door een punt (vb. NIEUW 1951.02.23).
Belangrijke opmerking De belastingschuldige die een aanslagbiljet ontvangt dat een fiscale terugbetaling aankondigt, kan deze terugbetaling in aanmerking doen nemen als voorafbetaling voor het volgende belastbare tijdperk.
Daartoe dient hij, per brief, een verzoek te richten aan de Dienst der Voorafbetalingen (5). Het verzoek moet worden gedaan vóór de daadwerkelijke vereffening van de terugbetaling. De Dienst der Voorafbetalingen zal de belastingschuldige inlichten over het gevolg dat aan zijn verzoek wordt gegeven en over de te volgen praktische werkwijze.
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van de oorspronkelijke bestemming der voorafbetalingen Voor zover voorafbetalingen nog niet zijn verrekend met de inkomstenbelasting die verschuldigd is door de belastingplichtige op wiens naam zij door de Dienst der Voorafbetalingen werden geboekt : 1° kunnen derden vragen dat materiële vergissingen, die zij begaan hebben bij de uitvoering van de voorafbetalingen, zouden worden rechtgezet;daartoe moeten zij een aanvraag indienen bij de Dienst der Voorafbetalingen ten laatste op het einde van de tweede maand die volgt op het belastbaar tijdperk waarop de voorafbetaling betrekking heeft; 2° kunnen de belastingplichtigen vragen dat de voorafbetalingen geheel of gedeeltelijk zouden worden terugbetaald, overgeschreven naar de postchequerekening van een ontvangkantoor van de directe belastingen of overgedragen naar het volgende belastbare tijdperk;de aanvraag daartoe moet ingediend worden zoals voorzien in 1°.
De termijnen gesteld voor de wijziging van de bestemming van een voorafbetaling worden met één maand verlengd vanaf de verzending van het rekeninguittreksel VA (zie hoofdstuk 3), op voorwaarde dat dit rekeninguittreksel voor vervanging wordt teruggezonden aan de Dienst der Voorafbetalingen.
HOOFDSTUK 3. - Rekeninguittreksel VA Na verloop van de vier kwartalen zendt de Dienst der Voorafbetalingen aan de betrokken belastingplichtigen een "rekeninguittreksel VA", waarop alle verrichtingen (betalingen, terugbetalingen, telkens met de in aanmerking genomen datum) van het belastbare tijdperk worden vermeld.
DEEL IV. - Vennootschappen - bijzondere gevallen HOOFDSTUK 1. - Principe Wanneer het boekjaar waarin de inkomsten van vennootschappen worden behaald niet volledig samenvalt met het kalenderjaar is het principe van de voorafbetaling per trimester eveneens toepasselijk in de hierna volgende bijzondere gevallen, met dien verstande dat moet rekening worden gehouden met de volgende speciale beschikkingen : 1. indien het boekjaar : - niet aanvangt op de eerste dag van een maand, wordt die maand niet meegeteld; - niet eindigt op de laatste dag van een maand, wordt die maand voor een volle geteld. 2. een begonnen kwartaal wordt voor een vol kwartaal geteld. Deze beide bepalingen moeten worden samengenomen, d.w.z. dat een bepaald kwartaal slechts volledig wordt geteld indien het ten minste één vol geachte maand bevat.
HOOFDSTUK 2. - Vennootschappen die hun boekhouding anders dan per kalenderjaar voeren I. Boekjaar van twaalf maanden Er moeten vier voorafbetalingen worden gedaan, telkens ten belope van een vierde van het totale bedrag van de belasting.
De betalingen moeten worden gedaan uiterlijk de tiende dag van de vierde, de zevende en de tiende maand, en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar.
Voorbeeld Vennootschap waarvan het boekjaar loopt van 1.7.1999 tot 30.6.2000 of van 16.6.1999 tot 15.6.2000.
De vier VA betreffende het aanslagjaar 2000 moeten uiterlijk op volgende data worden gedaan : - VA 1 : op 11.10.1999; - VA 2 : op 10.1.2000; - VA 3 : op 10.4.2000; - VA 4 : op 20.6.2000.
II. Boekjaar van meer dan twaalf maanden In dit geval, moet de belasting eveneens betaald worden door middel van vier voorafbetalingen, ten bedrage van telkens een vierde van die belasting.
De uiterste data voor de betaling worden bepaald alsof de winst zou behaald zijn tijdens de laatste twaalf maanden van het boekjaar. De toe te passen regel is dus, volgens het geval, de algemene regel (zie Deel I) of de regel bedoeld in Titel I hiervoor.
Voorbeeld 1 Vennootschap waarvan het boekjaar loopt van 1.11.1998 tot 31.12.1999.
De vier VA betreffende het aanslagjaar 2000 moeten uiterlijk op de volgende data worden gedaan : - VA 1 : op 12.4.1999; - VA 2 : op 12.7.1999; - VA 3 : op 11.10.1999; - VA 4 : op 20.12.1999.
Voorbeeld 2 Vennootschap waarvan het boekjaar loopt van 12.8.1999 tot 31.10.2000.
De vier VA betreffende het aanslagjaar 2000 moeten uiterlijk op de volgende data worden gedaan : - VA 1 : op 10.2.2000; - VA 2 : op 10.5.2000; - VA 3 : op 10.8.2000; - VA 4 : op 20.10.2000.
HOOFDSTUK 3. - Boekjaar van minder dan 12 maanden wegens wijziging van de afsluitingsdatum van het boekjaar, ontbinding of afsluiting van de vereffening I. Vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren De toe te passen regel varieert volgens het kwartaal waarin de wijziging van de afsluitingsdatum van het boekjaar, de ontbinding of de afsluiting van de vereffening plaatsheeft.
Om praktische redenen worden de verschillende eventualiteiten evenals de regels die hun eigen zijn, hierna in tabelvorm weergegeven.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voorbeelden Ontbinding van een vennootschap die boekhoudt per kalenderjaar : - op 15.3.2000 : de totale belasting moet betaald worden uiterlijk op 10.4.2000 (VA 4); - op 17.5.2000 : de belasting moet per helft betaald worden uiterlijk op 10.4.2000 (VA 3) en 10.7.2000 (VA 4); - op 16.10.2000 : de belasting moet per vierden betaald worden uiterlijk op 10.4.2000 (VA 1), 10.7.2000 (VA 2), 10.10.2000 (VA 3) en 20.12.2000 (VA 4).
II. Vennootschappen die hun boekhouding niet per kalenderjaar voeren In deze veronderstelling moeten de data van 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december, vermeld in de tabel opgenomen onder bovenstaand I, vervangen worden door respectievelijk, de tiende dag van de vierde, de zevende en de tiende maand, en de twintigste dag van de laatste maand van het normale boekjaar van 12 maanden.
Voorbeeld Een vennootschap die jaarlijks afsluit op 31 mei, beslist op haar algemene vergadering van 15.10.1999 voortaan en voor de eerste maal in 1999 af te sluiten op 31 december. Het boekjaar loopt dus van 1.6.1999 tot 31.12.1999.
Die vennootschap moet de volgende voorafbetalingen doen : - het 1ste derde : 10.9.1999 (VA 2); - het 2de derde : 10.12.1999 (VA 3); - het 3de derde : 10.3.2000 (VA 4).
HOOFDSTUK 4. - Boekjaar van minder dan 12 maanden wegens aanvang van de beroepswerkzaamheid I. Vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren De toe te passen regel varieert volgens het kwartaal waarin de beroepswerkzaamheid werd aangevangen.
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de verschillende eventualiteiten alsook van de regel die er op van toepassing is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voorbeeld 1 Oprichting op 20.5.1999 van een vennootschap die boekhoudt per kalenderjaar en voor de eerste maal afsluit op 31.12.1999 : - de maand mei wordt niet meegeteld omdat ze niet volledig is; - de aanvang van de beroepswerkzaamheid wordt gesitueerd in het tweede kwartaal omdat dit minstens één volle maand bevat; - de totale belasting moet, telkens voor een derde voorafbetaald worden uiterlijk op 12 juli, op 11 oktober en op 20 december 1999.
Voorbeeld 2 Zoals in voorbeeld 1; oprichting echter op 17.6.1999 : - de maand juni wordt niet meegeteld omdat ze niet volledig is; - de aanvang van de beroepswerkzaamheid wordt derhalve geacht in de loop van het derde kwartaal plaats te vinden; - de totale belasting moet telkens voor de helft voorafbetaald worden uiterlijk op 11 oktober en op 20 december 1999.
II. Vennootschappen die hun boekhouding niet per kalenderjaar voeren In deze veronderstelling moeten de data van 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december, vermeld in de tabel opgenomen onder bovenstaand I, vervangen worden door respectievelijk de tiende dag van de vierde, de zevende en de tiende maand, en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar.
Voorbeeld Oprichting op 17.6.1999 van een vennootschap die niet boekhoudt per kalenderjaar en voor de eerste maal afsluit op 31.3.2000 : - de maand juni wordt niet meegeteld omdat ze niet volledig is; - de aanvang van de beroepswerkzaamheid wordt derhalve geacht in de loop van het tweede kwartaal plaats te vinden; - de totale belasting moet telkens voor een derde voorafbetaald worden uiterlijk op 11.10.1999, 10.1.2000 en 20.3.2000.
HOOFDSTUK 5. - Toepasselijke tarieven en percenten voor bijzondere gevallen Worden hier bedoeld : - de gevallen van wijziging van de datum van afsluiting van het boekjaar, de ontbinding of de afsluiting van de vereffening van een vennootschap, waardoor het boekjaar minder dan 12 maanden telt (zie hoofdstuk 3); - de gevallen van aanvang van de beroepswerkzaamheid van een vennootschap, waarvan het eerste boekjaar minder dan 12 maanden telt (zie hoofdstuk 4).
Voor het aanslagjaar 2000 moet rekening worden gehouden met wat hierna volgt.
De kwartalen moeten vastgesteld worden in het licht van de bijzondere beschikkingen voorzien in de hoofdstukken 3 en 4 hiervoor.
De globale vermeerdering verschuldigd ingeval geen voorafbetalingen werden gedaan wordt niet berekend tegen 9 %, maar is veranderlijk : - naargelang van de duur van het boekjaar, uitgedrukt in kwartalen; - naargelang van de rangorde die elk kwartaal inneemt of geacht wordt in te nemen.
Om praktische redenen wordt het globaal vermeerderingspercent hierna in tabelvorm weergegeven.
De berekening van de voordelen opgebracht door de voorafbetalingen gebeurt, zoals voor de gewone gevallen, tegen de rentevoeten van respectievelijk 12, 10, 8 of 6 %, naargelang de betaling betrekking heeft of geacht wordt betrekking te hebben op het eerste, tweede, derde of vierde kwartaal van het jaar, met dien verstande dat de rangorde van de kwartalen als volgt moet worden vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voorbeeld - Vennootschap die boekhoudt per kalenderjaar en die niet is uitgesloten van de verminderde tarieven en die ontbonden wordt (of afsluiting van de vereffening) op 29.9.2000. - Nettowinst : 2.600.000 BEF (64.452,32 EUR). - Verrichte voorafbetalingen : op 10.4.2000 (VA 2) : 200.000 BEF (4.957,87 EUR); op 10.7.2000 (VA 3) : 200.000 BEF (4.957,87 EUR); op 10.10.2000 (VA 4) : 200.000 BEF (4.957,87 EUR). - Verrekenbare voorheffingen : 50.000 BEF (1.239,47 EUR). - Bedrag van de Ven.B (met inbegrip van de aanvullende crisisbijdrage) vóór verrekening van voorheffingen : 881.680 BEF. - Bedrag van de Ven.B (na verrekening van de voorheffingen) : 831.680 BEF. - Berekening van de vermeerdering : - Globale vermeerdering : 831.680 BEF x 8 % = 66.534 BEF - Voordelen wegens gedane VA : VA 2 : 200.000 BEF x 10 % = 20.000 BEF VA 3 : 200.000 BEF x 8 % = 16.000 BEF VA 4 : 200.000 BEF x 6 % = 12.000 BEF - 48.000 BEF - Werkelijk verschuldigde vermeerdering : 18.534 BEF (459,45 EUR) DEEL V. - Berekening van de belasting HOOFDSTUK 1. - Personenbelasting I. Belastingstelsel A. Voorafgaande opmerking Om het voor vermeerdering vatbare gedeelte van de personenbelasting vast te stellen, moeten enkel de in hoofdstuk 2, II, van Deel I bedoelde inkomsten van zelfstandige in aanmerking worden genomen.
B. Alleenstaanden De belastbare netto-inkomsten van alleenstaanden worden aan de belasting onderworpen volgens de sub II hierna vermelde regels.
Gehuwden worden als alleenstaanden beschouwd voor het jaar van huwelijk, ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of overlijden, scheiding van tafel en bed, vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden (voor zover die scheiding niet ongedaan is gemaakt) en voor de jaren waarin één van de echtgenoten beroepsinkomsten heeft die bij overeenkomst vrijgesteld zijn en niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op de andere gezinsinkomsten, mits die beroepsinkomsten een bepaald bedrag te boven gaan (voor het jaar 1999 is dit 300.000 BEF of 7.436,81 EUR).
C. Gehuwden 1. Grondbeginselen De beroepsinkomsten van echtgenoten worden nooit samengevoegd.Indien één van hen weinig of geen eigen beroepsinkomsten heeft, wordt hem een deel van de beroepsinkomsten van de andere echtgenoot toegerekend, deel dat dan als een eigen beroepsinkomen wordt behandeld.
Opgemerkt wordt dat het deel van de beroepsinkomsten dat aan de medehelpende echtgenoot wordt toegekend, gelijkgesteld wordt met een eigen beroepsinkomen van deze laatste.
Er zijn dus steeds twee wel onderscheiden aanslagbasissen : - de eerste bestaat in het laagste persoonlijke beroepsinkomen (afgezonderd beroepsinkomen); - de tweede bestaat in de som van het hoogste persoonlijke beroepsinkomen en van alle andere (eigen of gemeenschappelijke) inkomsten van beide echtgenoten (resterend gezinsinkomen).
Beide aanslagbasissen worden los van elkaar aan het tarief onderworpen; op beide wordt een belastingvrije som toegekend (zie sub II hierna). 2. Slechts één echtgenoot heeft eigen beroepsinkomsten Wanneer slechts één echtgenoot eigen beroepsinkomsten heeft, wordt een gedeelte ervan aan de andere echtgenoot toegerekend.Dit bedraagt 30 % van dat inkomen, met een maximum evenwel van 300.000 BEF (7.436,81 EUR). Van zodra het beroepsinkomen 1.000.000 BEF (24.789,35 EUR) bereikt, is het toegerekende gedeelte dan ook steeds gelijk aan 300.000 BEF (7.436,81 EUR).
Voorbeelden 1. beroepsinkomen : 500.000 BEF (12.394,68 EUR); het toe te rekenen gedeelte bedraagt 500.000 x 30 % = 150.000 BEF (3.718,40 EUR); 2. beroepsinkomen : 1.500.000 BEF (37.184,03 EUR); het toe te rekenen gedeelte is gelijk aan 300.000 BEF (7.436,81 EUR). 3. Beide echtgenoten hebben eigen beroepsinkomsten Twee gevallen kunnen zich voordoen : 1e geval : het bedrag van de beroepsinkomsten van de echtgenoot die er het minst heeft, bereikt geen 30 % van de totale beroepsinkomsten van het gezin, noch 300.000 BEF (7.436,81 EUR).
In dit geval wordt een gedeelte van de inkomsten van de echtgenoot die er het meest heeft, aan de andere echtgenoot toegerekend, zodanig dat de inkomsten van deze laatste 30 % van de beroepsinkomsten van het gezin bedragen, zonder evenwel 300.000 BEF (7.436,81 EUR) te mogen overschrijden.
Voorbeelden 1. - Beroepsinkomen : - van de man : 600.000 BEF (14.873,61 EUR); - van de vrouw : 100.000 BEF (2.478,94 EUR). - Aan de vrouw toe te rekenen gedeelte van het beroepsinkomen van de man : (600.000 + 100.000) x 30 % - 100.000 = 210.000 -100.000 = 110.000 BEF. - De beroepsinkomsten van het gezin zijn dus als volgt verdeeld : - man : 600.000 - 110.000 = 490.000 BEF (12.146,78 EUR); - vrouw : 100.000 + 110.000 = 210.000 BEF (5.205,76 EUR). 2. - Zelfde gegevens, doch de man heeft een nettoberoepsinkomen van 1.000.000 BEF (24.789,35 EUR). - Aan de vrouw toe te rekenen gedeelte van het beroepsinkomen van de man : (1.000.000 + 100.000) x 30 % = 330.000 BEF te beperken tot 300.000 BEF en te verminderen met 100.000 BEF, hetzij 200.000 BEF (300.000 - 100.000). - De beroepsinkomsten van het gezin zijn dus als volgt verdeeld : - man : 1.000.000 - 200.000 = 800.000 BEF (19.831,48 EUR); - vrouw : 100.000 + 200.000 = 300.000 BEF (7.436,81 EUR). 2e geval : het bedrag van de beroepsinkomsten van de echtgenoot die er het minst heeft, bereikt 30 % van de totale beroepsinkomsten van het gezin of 300.000 BEF (7.436,81 EUR).
In dergelijk geval mag geen enkele toerekening van inkomsten gebeuren.
Voorbeelden Geen enkele toerekening van inkomsten mag gebeuren als de beroepsinkomsten als volgt zijn samengesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld II. Regels voor de berekening van de belasting A. Algemeen Om de belasting te berekenen moet in principe telkens als volgt worden gehandeld : - de basisbelasting berekenen volgens het hierna vermelde barema; - de belasting vaststellen die verband houdt met de onder C hierna bedoelde belastingvrije som; - de werkelijk verschuldigde belasting berekenen door het verschil te maken tussen deze twee belastingen en door van het aldus bekomen saldo de voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen af te trekken.
Voor gehuwden wordt de belasting op elke aanslagbasis afzonderlijk berekend.
De berekening van de belasting gebeurt nog steeds in BEF; enkel het eindresultaat (te betalen of terug te geven belasting) wordt, in voorkomend geval, omgezet in EUR. B. Barema Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit barema houdt geen rekening met de belastingvrije som (zie C hierna), noch met de gemeente- en agglomeratiebelasting, noch met de aanvullende crisisbijdrage van 3 %.
C. Belastingvrije som 1. Algemeen Alle belastingplichtigen hebben recht op een belastingvrije som.Het bedrag ervan verschilt evenwel naargelang de gezinstoestand van de belastingplichtige.
Deze belastingvrije som wordt aangerekend op de laagste inkomstenschijven, te beginnen met die van 25 %, dan die van 30 %, enz. 2. Basisbedragen De basisbedragen van de belastingvrije som zijn : - voor de alleenstaanden : 208.000 BEF; - voor de echtgenoten : per echtgenoot 164.000 BEF. 3. Verhoging voor kinderen ten laste De belastingvrije som wordt met de volgende toeslagen voor kinderen ten laste verhoogd : - één kind : 44.000 BEF; - twee kinderen : 113.000 BEF; - drie kinderen : 255.000 BEF; - vier kinderen : 412.000 BEF; - supplement per kind boven het vierde : 157.000 BEF. 4. Aanrekening De in nr 3 bedoelde toeslagen worden bij voorrang aangerekend op het resterend gezinsinkomen.Het eventuele saldo wordt op de andere aanslagbasis (het afgezonderd beroepsinkomen) aangerekend.
D. Vereenvoudigde berekeningsmethode van de belasting 1. Voorafgaande opmerking De hiernavolgende regels hebben niet tot doel de belasting volledig juist te berekenen, maar de mogelijkheid te bieden in de meeste gevallen snel en met voldoende nauwkeurigheid de belasting te ramen. 2. Belasting verschuldigd door alleenstaanden en gehuwden waarvan slechts één echtgenoot beroepsinkomsten behaalt Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Opmerking Wanneer één van de echtgenoten een beroepsinkomen heeft behaald dat geen 30 % van de totale beroepsinkomsten van het gezin of 300.000 BEF (7.436,81 EUR) bereikt, pas dan barema B toe op die totale beroepsinkomsten (b.v. inkomen van de man 700.000 BEF en van de vrouw 100.000 BEF; neem de belasting op 800.000 BEF). 3. Belasting verschuldigd door echtgenoten die beiden beroepsinkomsten verkrijgen Indien beide echtgenoten eigen beroepsinkomsten genieten of indien één van de echtgenoten een meewerkinkomen (gedeelte van de inkomsten als zelfstandige toegekend aan de medewerkende echtgenoot) geniet van meer dan 30 % van het inkomen van de andere echtgenoot of van meer dan 300.000 BEF (7.436,81 EUR), wordt de totaal verschuldigde belasting geraamd door op het inkomen van elke echtgenoot de belasting verschuldigd door alleenstaanden toe te passen (zie tabel A onder punt 2 hiervoor) en hieraan een belastingcomplement van 22.000 BEF (545,37 EUR) toe te voegen. 4. Vermindering voor kinderen ten laste Op de aldus berekende belasting wordt de volgende vermindering voor kinderen ten laste toegepast : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5.Voorbeeld Nettogezinsinkomen : - nettoberoepsinkomen van de man : 800.000 BEF (19.831,48 EUR); - nettoberoepsinkomen van de vrouw : 500.000 BEF (12.394,68 EUR).
Kinderen ten laste : 3.
Berekening van de vermoede belasting Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 2. - Vennootschapsbelasting (Ven.B) en belasting van niet-inwoners/ vennootschappen (BNI/ven.) I. Voorafgaande opmerking Het is niet mogelijk om, voor de raming van de Ven.B en de BNI/ven., gedetailleerde tabellen te publiceren die het juiste bedrag vermelden dat voor het aanslagjaar 2000, voor alle mogelijke gevallen verschuldigd is.
De hierna vermelde gegevens moeten nochtans toelaten het bedrag van de belasting voor het voormelde aanslagjaar bij benadering te berekenen.
II. Belastingtarieven A. Ven.B die vermeerdering kan ondergaan 1. Belastbare inkomsten : De in het artikel 179, WIB 92 bedoelde binnenlandse vennootschappen zijn belastbaar op het totaal van : - de gereserveerde winst; - de verworpen uitgaven; - en de dividenden (8), dit alles na de wettelijke aftrekkingen. 2. Tarief : Het tarief van de Ven.B is vastgesteld op 39 %.
Wanneer het belastbare inkomen niet meer dan 13.000.000 BEF bedraagt, wordt de belasting evenwel als volgt vastgesteld : - op de schijf van 0 tot 1 miljoen BEF : 28 %; - op de schijf van 1 miljoen BEF tot 3.600.000 BEF : 36 %; - op de schijf van 3.600.000 BEF tot 13.000.000 BEF : 41 %.
De verminderde tarieven zijn nochtans niet van toepassing op : 1° de in artikel 215, derde lid, 1°, WIB 92 bedoelde vennootschappen;2° de vennootschappen (die geen door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn), waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen;3° de vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13 % van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk; 4° de vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 1.000.000 BEF; 5° de vennootschappen die deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort als vermeld in het koninklijk besluit nr 187 van 30.12.1982 betreffende de oprichting van coördinatiecentra.
Artikel 216, WIB 92, tenslotte, bepaalt dat het tarief van de Ven.B wordt vastgesteld op : - 21,5 % voor de Belgische dienst voor bedrijfsleven en landbouw; - 19,5 % voor wat de belastbare bedragen betreft bij een in de artikelen 210, § 1, 5° en 211, § 1, derde lid, WIB 92, vermelde verrichting; - 5 % voor de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van die vennootschappen, die tot uitvoering van het statuut van de NV Beroepskrediet krediet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken, alsmede voor bepaalde vennootschappen voor huisvesting (zie artikel 216, 2°, b), WIB 92).
Een aanvullende crisisbijdrage van 3 opcentiemen wordt gevestigd op de Ven.B (artikel 463bis, WIB 92).
B. Belasting van niet-inwoners/vennootschappen De belasting wordt berekend zoals vermeld in artikel 246, eerste lid, WIB 92, d.w.z. zoals inzake Ven.B. Artikel 246, tweede lid, WIB 92, bepaalt eveneens dat in het geval bedoeld in artikel 231, § 2, tweede lid, van hetzelfde wetboek (fusie-, splitsing- of inbrengverrichting waaraan een erkende vennootschap met vast kapitaal voor belegging in onroerende goederen of in niet genoteerde aandelen heeft deelgenomen) het tarief wordt vastgesteld op 19,5 %.
Een aanvullende crisisbijdrage van 3 opcentiemen wordt gevestigd op de BNI/ven. (artikel 463bis, WIB 92).
HOOFDSTUK 3. - Rechtspersonenbelasting met betrekking tot intercommunales Artikel 224, WIB 92, bepaalt dat intercommunales, bedoeld in artikel 180, 1°, WIB 92, eveneens belastbaar zijn op het totale bedrag van de sommen toegekend als dividenden aan enige vennootschap of andere rechtspersoon met uitzondering van die toegekend aan de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsmede aan andere intercommunales.
De voormelde aanslag is evenwel niet van toepassing op intercommunale verenigingen wat betreft hun activiteiten onderworpen aan de bijzondere aanslag bedoeld in art. 35, W 28.12.1990 betreffende verscheidene fiscale en niet fiscale bepalingen, evenals hun activiteiten op het vlak van openbare verdeling van electriciteit.
Luidens artikel 225, tweede lid, 6°, WIB 92, wordt de belasting op deze dividenden berekend tegen het tarief van 15 % (9).
Tenslotte bepaalt artikel 226, WIB 92, dat de voormelde belasting eventueel wordt vermeerderd zoals bepaald in het artikel 218, WIB 92, ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen als bedoeld in dat artikel zijn gedaan. Die vermeerdering wordt derhalve berekend volgens de regels die van toepassing zijn inzake de Ven.B. HOOFDSTUK 4. - Forfaitaire belasting van de elektriciteitsproducenten (artikelen 34 tot 38 van de wet van 28 december 1990 betreffende verscheidene fiscale en niet fiscale bepalingen - Belgisch Staatsblad van 29.12.1990, zoals gewijzigd door artikel 33 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen - Belgisch Staatsblad van 31.12.1992 - en door artikel 25 van de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen - Belgisch Staatsblad van 23.12.1995) Artikel 34 Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet worden verstaan onder : - elektriciteitsproducenten : de vennootschappen onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting, de in artikel 94, tweede lid, a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (artikel 180, 1°, WIB 92) bedoelde intercommunale verenigingen, de gemeentelijke regieën en diensten en de in artikel 139, 2°, van hetzelfde Wetboek (artikel 227, 2°, WIB 92) bedoelde niet-verblijfhouders, die over een Belgische inrichting beschikken in de zin van artikel 141 van hetzelfde Wetboek (artikel 229, WIB 92), waarvan de activiteit hoofdzakelijk of bijkomstig bestaat uit de produktie van elektriciteit met het oog op de verkoop hiervan; - eindverbruikers van de distributie : de in België gevestigde laag- en hoogspanningsklanten die voor eigen verbruik elektriciteit aankopen bij de in artikel 94, tweede lid, a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (artikel 180, 1°, WIB 92) bedoelde intercommunale verenigingen, de concessiehouders en de gemeentelijke regieën en diensten, waarvan de activiteit hoofdzakelijk of bijkomstig bestaat uit de openbare verdeling van elektriciteit; - de verantwoordelijkheid van de producent : de verantwoordelijkheid van de producent bestaat uit het rechtstreeks of onrechtstreeks garanderen van elektrische energie aan de eindverbruikers zowel langs de opwekking van elektriciteit met eigen produktiemiddelen, met produktiemiddelen die door derden worden ter beschikking gesteld of met gemeenschappelijk gefinancierde centrales waarin de producent deelneemt zowel in België als in het buitenland, als langs de aankopen in binnen- en buitenland van elektriciteit bij niet aan de in artikel 35 bedoelde bijzondere aanslag onderworpen producenten en de verkopen van elektriciteit aan buitenlandse natuurlijke en rechtspersonen, niet onderworpen aan die bijzondere aanslag, voor zover en in de mate deze buitenlandse personen in België elektriciteit verkopen.
Voor verkopen tussen elektriciteitsproducenten binnen het kader van coördinatie-uitwisselingen draagt de koper de verantwoordelijkheid van producent.
Artikel 35 § 1. Ten aanzien van de elektriciteitsproducenten wordt een bijzondere aanslag vastgesteld. Die aanslag wordt berekend tegen een aanslagvoet van 39 % (9). De belastbare grondslag is gelijk aan 14 % van het verschil tussen enerzijds, de inkomsten, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, uit de verkoop van elektriciteit aan de eindverbruikers van de distributie en anderzijds de kostprijs van de brandstof gebruikt om de aan die eindverbruikers verkochte elektriciteit te produceren. § 2. Het gedeelte van de bedoelde belastbare grondslag, dat voor de berekening van de bijzondere aanslag per elektriciteitsproducent in aanmerking dient te worden genomen, stemt overeen met het aandeel in het totaal van de elektriciteitsverkopen van alle elektriciteitsproducenten aan eindverbruikers in het Rijk, waarvoor hij de verantwoordelijkheid van producent heeft. § 3........... § 4. De bepalingen van titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen zijn van toepassing op de bijzondere aanslag.
Artikel 36 De bijzondere aanslag zoals bedoeld in artikel 35, wordt vermeerderd op de in de artikelen 89 en 91 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (artikelen 157 tot 166 en 168, WIB 92) vastgestelde wijze in geval geen of ontoereikende voorafbetalingen als bedoeld in die artikelen werden gedaan. De bepalingen van artikel 89, §§ 6 en 10 van hetzelfde Wetboek (artikelen 160 en 165, WIB 92) zijn evenwel niet van toepassing.
De voorafbetalingen worden verrekend met de bijzondere aanslag en het saldo wordt teruggegeven indien het ten minste 100 BEF bedraagt. _______ Nota's (1) De vermeerdering is eveneens van toepassing op de bijzondere aanslag verschuldigd door electriciteitsproducenten.(2) Voor vennootschappen die een boekhouding voeren anders dan per kalenderjaar, zie Deel IV.(3) 106 % wat de afzonderlijk belaste roerende inkomsten en diverse inkomsten van roerende aard betreft.(4) Gesteld dat de gemeentebelasting 6 % bedraagt en rekening houdende met de aanvullende crisisbijdrage van 3 %.(5) Financietoren, Kruidtuinlaan 50, bus 33, 1010 Brussel.(6) Het betreft een gestructureerde mededeling.Bij phonebanking dienen enkel de 12 cijfers van deze gestructureerde mededeling ingevoerd te worden. (7) Vóór toepassing van de aanvullende crisisbijdrage, de gemeentebelasting en de eventuele agglomeratiebelasting.(8) Ingevolge tijdelijke wetsbepalingen kunnen in vennootschappen die tijdens ieder der jaren 1982 en 1983 zijn opgericht of hun kapitaal hebben verhoogd, de dividenden, uitgekeerd aan aandelen ter vertegenwoordiging van inbrengen in geld die gedaan zijn ter gelegenheid van gezegde verrichting, gedurende een aantal boekjaren uit de maatschappelijke winst worden gesloten voor zover die inkomsten niet meer bedragen dan een bepaald % van het gestorte kapitaal.Een dergelijke maatregel geldt ook voor innovatievennootschappen en vennootschappen opgericht in een reconversiezone. (9) Vóór toepassing van de aanvullende crisisbijdrage van 3 opcentiemen.