gepubliceerd op 20 september 2004
Besluit van de Regering houdende aanwijzing van de leden van de Regering op wier instigatie de rechtsgedingen van de Duitstalige Gemeenschap gevoerd worden
22 JULI 2004. - Besluit van de Regering houdende aanwijzing van de leden van de Regering op wier instigatie de rechtsgedingen van de Duitstalige Gemeenschap gevoerd worden
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de artikelen 121, 130, 132 en 139 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 51, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat na de verkiezing van de nieuwe leden van de Regering de aanwijzing van de Ministers op wier instigatie de rechtsgedingen van de Duitstalige Gemeenschap gevoerd worden geen uitstel lijdt in het belang van de rechtszekerheid en van de continuïteit van de arbeid van de Regering;
Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Lokale Besturen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De rechtsgedingen waarin de Duitstalige Gemeenschap als klager of als verweerder optreedt, worden namens de Regering op instigatie van de Minister gevoerd, tot wiens bevoegdheid de materie behoort overeenkomstig het besluit van de Regering van 22 juli 2004 houdende verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers.
Art. 2.Elke Minister informeert regelmatig de andere leden van de Regering over het verloop van de rechtsgedingen. Een rechtsgeding mag slechts ingesteld worden na voorafgaande beslissing van de Regering.
De procedurestukken die de Minister-President ontvangt, worden onmiddellijk aan de overeenkomstig artikel 1 bevoegde Minister medegedeeld.
Art. 3.Het besluit van de Regering van 14 juli 1999 houdende aanwijzing van de leden van de Regering op wier instigatie de rechtsgedingen van de Duitstalige Gemeenschap gevoerd worden, is opgeheven.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 22 juli 2004.
Art. 5.De Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 22 juli 2004.
De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH De Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport, Mevr. I. WEYKMANS