gepubliceerd op 22 mei 2007
Besluit van de Regering betreffende de kinderopvang
18 JANUARI 2007. - Besluit van de Regering betreffende de kinderopvang
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 9 mei 1988 tot overname van sommige personeelsleden van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn en tot regeling van het herbergen van kinderen tot twaalf jaar, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de decreten van 7 januari 2002, 3 februari 2003 en 20 februari 2006;
Gelet op het besluit van de Regering van 24 juni 1999 betreffende de kinderopvang, gewijzigd bij de besluiten van 21 december 2000, 22 juni 2001, 29 oktober 2002, 18 juni 2003 en 4 juni 2004;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 juni 2006;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 1 juni 2006;
Gelet op het advies 41.349/3 van de Raad van State, gegeven op 10 oktober 2006 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen Afdeling I. - Begripsbepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° jonge kinderen : de kinderen van 0 tot 3 jaar;2° kinderen : de kinderen van 0 tot 12 jaar;3° kinderopvang : de regelmatige opvang van kinderen, tegen betaling, buiten de woning van de personen belast met de opvoeding;4° dienst voor onthaalouders : een instelling die vooral voor de opvang van jonge kinderen door onthaalouders zorgt, tenminste 25 onthaalouders tewerkstelt en ten minste 50 kinderen regelmatig ontvangt;5° onthaalouder : een natuurlijke persoon die aangesloten is bij een dienst voor onthaalouders echter niet door hem tewerkgesteld is krachtens een arbeidsovereenkomst en die bij voorrang jonge kinderen opvangt die niet de hare zijn;6° zelfstandige onthaalouder : een natuurlijke persoon die niet aangesloten is bij een dienst voor onthaalouders en in het kader van een opvangcontract bij voorrang jonge kinderen opvangt die niet de hare zijn;7° kribbe : een opvanginrichting voor jonge kinderen met een minimale opnamecapaciteit van 18 plaatsen;8° buitenschoolse opvang : de kinderopvang buiten de schooltijd;9° GAK : de Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang;10° opvangconcept : bevat de pedagogische beginselen, de methodologie, de waarden en het aanbod inzake opvang;11° persoon belast met de opvoeding : een persoon die krachtens de burgerlijke wetgeving, een mandaat of een van overheidswege genomen beslissing bevoegd is om in het belang van het kind te handelen; 12° D.K.F. : « Dienst für Kind und Familie » (Dienst voor kind en gezin) van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap; 13° Minister : de Minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Gezinsbeleid;14° decreet : het decreet van 9 mei 1988 tot overname van sommige personeelsleden van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn en tot regeling van het herbergen van kinderen tot twaalf jaar; 15° F.C.U.C : het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten. Afdeling II. - Algemene beginselen
Art. 2.De in het kader van voorliggend besluit erkende personen of feitelijke verenigingen bieden elk kind - onafhankelijk van ras, nationaliteit, geslacht, geloof of overtuiging - optimale mogelijkheden en kansen tot ontplooiing aan in het kader van de kinderopvang. Zij houden rekening met de eigen ritme van het kind, bevordert zijn geestelijke en motorische ontwikkeling, zijn creativiteit en zijn bevoegdheid om relaties aan te knopen. Bovendien biedt de kinderopvang elk kind voldoende gestructureerde procedures alsmede bewegingsvrijheid aan.
Art. 3.Onverminderd tegenstrijdige dwingende wetsbepalingen moeten de personen die hun medewerking verlenen voor de uitvoering van voorliggend besluit de feiten vertrouwelijk behandelen die hen bij de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden.
Art. 4.Elke natuurlijke of rechtspersoon erkend in het kader van dit besluit alsmede elke feitelijke vereniging die kinderopvang aanbiedt, moet de kwaliteit van de opvang garanderen overeenkomstig de op haar toepasselijke bepalingen van dit decreet. Afdeling III. - Erkenning en controle
Art. 5.§ 1 - Elke natuurlijke of rechtspersoon alsmede elke feitelijke vereniging die kinderopvang aanbiedt, moet met toepassing van het decreet in het kader van voorliggend besluit erkend worden. § 2 - De duur van de erkenning beloopt ten hoogste zes jaar en kan worden hernieuwd.
De aanvraag om hernieuwing moet ten vroegste zes maanden en ten laatste drie maanden vóór het verstrijken van de erkenningstermijn worden ingediend. Bij deze aanvraag worden de voor de erkenning vereiste documenten gevoegd voor zover deze gegevens bevatten die sinds de laatste aanvraag om erkenning niet meer actueel zijn. § 3 - De natuurlijke of rechtspersonen vermeld in artikel 1, 4°, 6°, 7° en 8°, alsmede in de artikelen 59 en 64 worden door de Minister op advies van de D.K.F. erkend. Als er aan de voor de erkenning opgelegde voorwaarden niet meer wordt voldaan, trekt de Minister de erkenning in op advies van de D.K.F. Vooraf heeft de persoon het recht om door de D.K.F. gehoord te worden.
Indien een beheerscontract of een conventie tussen de Regering en een persoon met toepassing van het decreet wordt afgesloten, dan wordt die persoon geacht voor de duur van het contract erkend te zijn. § 4 - De onthaalouder bedoeld in artikel 1, 5°, wordt door de dienst voor onthaalouders erkend. De erkenning gebeurt door het afsluiten van een overeenkomst tussen de dienst voor onthaalouders en de onthaalouder. Als er aan de voor de erkenning opgelegde voorwaarden niet meer wordt voldaan, trekt de dienst voor onthaalouders de erkenning in door opzegging van de overeenkomst, mits inachtneming van een opzeggingstermijn of, bij ernstige tekortkoming, zonder opzeggingstermijn. Vooraf heeft de onthaalouder het recht om door de dienst voor onthaalouders gehoord te worden.
De intrekking van de erkenning doet geen afbreuk aan het opvangcontract dat met toepassing van artikel 23, § 3, afgesloten werd. De dienst voor onthaalouders is bij de intrekking van de erkenning ertoe verplicht, de personen belast met de opvoeding zo snel mogelijk een nieuw opvangaanbod voor te leggen. Indien de persoon belast met de opvoeding het opvangaanbod niet aanneemt, dan wordt er vanaf de dag van de weigering van rechtswege een einde gemaakt aan het opvangcontract. § 5 - De projecten met een beperkte geografische omvang worden geacht voor de duur van de betrokken conventie erkend te zijn.
Art. 6.§ 1 - De opvangvormen vermeld in artikel 1, 4°, 6°, 7° en 8°, alsmede in artikel 64 van voorliggend besluit zijn onderworpen aan het toezicht van de D.K.F. De met het toezicht belaste beambten hebben tijdens de gewone openings- of bezoekuren toegang tot de lokalen waar de opvang plaatsvindt en kunnen ter plaatse alle bewijsstukken inzien die betrekking hebben tot de door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerde opvangvormen. § 2 - Bij geschil tussen de inrichtende macht van een opvangvorm en de persoon belast met de opvoeding kan zich deze laatste tot de toezichtoverheid, vertegenwoordigd door de D.K.F., richten. Deze mogelijkheid moet haar bij het begin van een opvang schriftelijk worden medegedeeld. § 3 - De in artikel 5, § 1, bedoelde personen zijn ertoe verplicht, de D.K.F. alle buitengewone incidenten onmiddellijk schriftelijk mede te delen die betrekking hebben tot de opgenomen kinderen. Afdeling IV. - Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang
Art. 7.§ 1 - De GAK houdt zich bezig met alle vormen kinderopvang geregeld door voorliggend besluit.
Zij vervult volgende opdrachten : 1° beschrijving van de situatie inzake kinderopvang in de gemeente;2° berekening van de behoeften op korte en middellange termijn inzake kinderopvang in de gemeente;3° aanbevelingen om het aanbod inzake kinderopvang te verbeteren, rekening houdend met de plaatselijke gegevens;4° steun bij de omzetting van de aanbevelingen;5° mededeling van de eerste aanbevelingen aan de minister ten laatste één jaar na de oprichting van de GAK;6° opstel van een ontwikkelingsbericht inzake kinderopvang in de gemeente, met inbegrip van de om de drie jaar vanaf de oprichting herziene aanbevelingen;7° adviezen betreffende andere sectoren van het gezinsbeleid, op verzoek van de minister of op eigen initiatief. Het ontwikkelingsbericht en de aanbevelingen worden zowel aan de gemeenteraad als aan de Regering van de Duitstalige Gemeenschap gezonden. § 2 - De GAK zendt een advies aan de minister over alle nieuwe plaatselijke initiatieven inzake kinderopvang.
Het advies bevat ten minste volgende punten : 1° de behoeften aan kinderopvang;2° de adequatie en de situatie van de geplande lokalen;3° het opvangconcept;4° de geplande opnamecapaciteit;5° de kostenbijdrage van de gebruiker;6° de mate waarin de leden van de GAK met de nieuwe initiatieven instemmen. § 3 - De GAK is samengesteld uit de volgende personen van de betrokken gemeente : 1° 1 vertegenwoordiger van de gemeente;2° 1 vertegenwoordiger van het OCMW;3° vertegenwoordigers van de scholen;4° vertegenwoordigers van de ouderraden;5° 1 vertegenwoordiger per inrichtende macht van een kinderopvang in de gemeente; 6° 1 vertegenwoordiger van de D.K.F.; 7° andere plaatselijke partners die inzake kinderopvang belangrijk zijn en door de GAK tot de beraadslagingen uitgenodigd worden. De vertegenwoordiger van de gemeente leidt de zittingen en nodigt erop uit. § 4 - De D.K.F. steunt, in overeenstemming met de betrokken plaatselijke partners, de oprichting van een GAK in elke gemeente.
De D.K.F. zorgt voor de technische « follow-up », neemt de informatie-uitwisseling tussen de verschillende adviescommissies alsmede tussen de GAK en de Regering waar. HOOFDSTUK II. - Dienst voor onthaalouders Afdeling I. - Opdrachten van de erkende dienst voor onthaalouders
Opvang van de kinderen
Art. 8.§ 1 - De dienst voor onthaalouders, hierna dienst genoemd, moet van maandag tot vrijdag tijdens ten minste 10 uren per dag voor de opvang van jonge kinderen zorgen, en dit gedurende 220 werkdagen per kalenderjaar.
In specifieke situaties en noodgevallen kan de opvang van de kinderen 's nachts of op de zaterdagen, zondagen of feestdagen plaatsvinden.
De opvang vindt altijd buiten de woonplaats van het opgenomen kind plaats. Bij de opvang van zieke kinderen kan de D.K.F. op verzoek van de dienst een met redenen omklede afwijking verlenen.
De dienst zorgt voor de voortdurende psycho-sociale begeleiding van de opgenomen kinderen, wat hun ontplooiing, opvoeding en gezondheid betreft.
De plaatsing van kinderen bij de onthaalouder gebeurt door bemiddeling van de dienst. § 2 - De dienst kan ook een buitenschoolse opvang organiseren op voorwaarde dat : 1° de voorrang gegeven wordt aan de begeleidingsopdracht m.b.t. de jonge kinderen; 2° het bepaalde "opvangkapitaal" en de maximale opnamecapaciteit worden in acht genomen;3° de onthaalouders mogen vrij beslissen of ze al dan niet voor een buitenschoolse opvang zorgen;4° indien een collectieve opvang reeds in de gemeente bestaat, dan moet de dienst de ouders bij voorrang ernaar richten. § 3 - Kinderen die licht ziek zijn, kunnen opgenomen worden voor zover ze geen besmettingsrisico laten lopen aan andere kinderen die de onthaalouder zijn toevertrouwd.
In twijfelgevallen kan de dienst een medisch attest verlangen en/of de D.K.F. raadplegen.
Als een kind om gezondheidsredenen langer dan twee dagen afwezig is, kan de dienst voordat hij het kind weer opneemt, een medisch attest verlangen dat bewijst dat het betrokken kind voor de andere niet besmettelijk is.
In gerechtvaardigde gevallen en op verzoek van de dienst of van de persoon belast met de opvoeding moet de onthaalouder met de haar toevertrouwde kinderen bij het door de D.K.F. georganiseerd opsporingsonderzoek verschijnen. § 4 - Indien mogelijk, zorgt de dienst voor de continuïteit van de opvang van het kind bij tijdelijke onbeschikbaarheid van de onthaalouder. § 5 - Ten hoogste mag een onthaalouder gelijktijdig vier jonge kinderen en in het geheel zes kinderen opnemen, waarbij haar eigen kinderen in de maximale opnamecapaciteit meegerekend worden als ze aan de leeftijdsvoorwaarden beantwoorden.
De dienst kan de onthaalouders een met redenen omklede afwijking verlenen om uitzonderlijk de opnamecapaciteit te verhogen.
Verplichtingen t.o.v. de personen belast met de opvoeding
Art. 9.De dienst ontvangt de verzoeken om opvang en zorgt voor de behandeling ervan met toepassing van artikel 23.
Art. 10.De dienst informeert de personen belast met de opvoeding door deze informatiemateriaal te verstrekken over het opvangconcept, de dienst aan de gebruiker, alsmede alle verplichtingen van de dienst en van de personen belast met de opvoeding. Het informatiemateriaal moet vooraf door de D.K.F. worden goedgekeurd.
Het personeel van de dienst wisselt regelmatig gegevens uit met de personen belast met de opvoeding van de kinderen. Het roept al deze personen ten minste één keer per jaar samen om hun standpunt in het pedagogisch concept te kunnen inbouwen. De personen belast met de opvoeding verkrijgen schriftelijk alle nodige inlichtingen over de werking van de dienst.
De maatschappelijk werker/de sociaal verpleger aangewezen voor de persoon belast met de opvoeding moet ten minste één keer per week, per telefoon, ter hare beschikking staan tijdens de vooraf bepaalde tijdperken om haar inlichtingen te kunnen verstrekken en met haar over de problemen te discussiëren. Deze tijdperken moeten aan de persoon belast met de opvoeding worden medegedeeld.
Het personeel informeert zich regelmatig over de levensomstandigheden van de kinderen, hun gedrag, hun gezondheid en hun voeding in samenwerking met de onthaalouders en de personen belast met de opvoeding en zorgt ervoor dat deze laatste personen aan de begeleidingsopdracht deelnemen.
De personen belast met de opvoeding worden regelmatig over het verloop van de begeleiding en het welzijn van hun kind bij de onthaalouder geïnformeerd op de door de dienst bepaalde wijze.
Verplichtingen t.o.v. de erkende onthaalouders
Art. 11.De dienst heeft de volgende verplichtingen t.o.v. de onthaalouders : 1° met hen een contract sluiten overeenkomstig een door hem opgemaakt model;het modelcontract moet door de D.K.F. worden goedgekeurd. De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van het dossier.
Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt het model geacht goedgekeurd te zijn; 2° hen in de uitvoering van hun opdracht ondersteunen en de contacten bevorderen/vergemakkelijken met de personen belast met de opvoeding;3° de uitrusting te hunner beschikking stellen die voor de opvang van jonge kinderen noodzakelijk is;4° te hunner gunst een verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid en een arbeidsongevallenverzekering aangaan;5° voor hun begeleiding en hun voortgezette opleiding zorgen;6° voor de sociale zekerheid van de onthaalouders zorgen overeenkomstig de vereisten van de toepasselijke bepalingen houdende inrichting van het sociaal statuut van de onthaalouders; 7° hen aanbevelen hun eigen kinderen overeenkomstig de onderrichtingen van de D.K.F. te laten vaccineren; 8° ervoor zorgen dat elke onthaalouder over een "opvangkapitaal" van ten hoogste 92 dagen per maand beschikt voor alle haar toevertrouwde kinderen.Het opvangkapitaal is het maximaal aantal opvangdagen dat een onthaalouder mag tellen.
De dienst deelt de D.K.F. de thema's van de voortgezette opleiding van de onthaalouders ter goedkeuring mede. Te dien einde dient de dienst vóór het begin van elk semester een programma van de beoogde activiteiten in. Deelt de D.K.F. geen beslissing mede binnen de maand na de zending, dan wordt het programma als goedgekeurd beschouwd.
De dienst moet het programma m.b.t. bijkomende activiteiten inzake voortgezette opleiding 14 dagen vóór de bekendmaking ervan aan de D.K.F. ter informatie meedelen. Afdeling II. - Erkenning van de dienst voor onthaalouders
Aanvraag
Art. 12.§ 1 - Om erkend te worden dient de inrichtende macht van de dienst voor onthaalouders, hierna "dienst" genoemd, een aanvraag bij de D.K.F. in waarbij volgende documenten gevoegd worden : 1° de identiteit van de aanvrager;2° de statuten van de rechtspersoon;3° het bewijs dat er een behoefte aan opvang bestaat, rekening houdend met de geografische, demografische en socio-economische gegevens;4° de identiteit en de kwalificatie van de personen belast met de begeleiding van de onthaalouders alsmede die van het administratief personeel;5° de aangevraagde opnamecapaciteit en het gewenste aantal onthaalouders die moeten worden erkend;6° het financieringsconcept; 7° het omstandig concept van de dienst waarin o.a. het doel, het opvangconcept, de beschrijving van de infrastructuur, de functiebeschrijving m.b.t. het personeel en de beschrijving van de samenwerking met de persoon belast met de opvoeding en de andere instellingen alsmede het concept inzake gezondheidsbevordering nauwelijks uitgelegd worden; 8° het huishoudelijk reglement waarin de contractmodaliteiten en de werking van de dienst uitgelegd worden. Wijzigingen m.b.t. deze gegevens moeten de D.K.F. binnen de vijf dagen medegedeeld worden. § 2 - De dienst moet ten minste voor 14.840 opvangdagen ten gunste van kinderen tussen 0 en 3 jaar zorgen.
Jaarlijks in de loop van de maand februari dient de dienst bij de D.K.F. een lijst in met het aantal opvangdagen per onthaalouder.
Bepalingen inzake personeel
Art. 13.§ 1 - De dienst moet over vakpersoneel beschikken overeenkomstig volgende personeelssleutel :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Voor de berekening van de personeelssleutel worden halve opvangdagen gelijkgesteld met hele dagen. Een 1/3-opvangdag bij een onthaalouder wordt voor éénderde berekend.
Elk personeelslid moet ten minste een halftijdse betrekking hebben.
De leden van het vakpersoneel moeten houder zijn van het diploma van maatschappelijk assistent of van sociaal verpleger. De Minister kan houders van andere diploma's toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of een bijzondere opleiding kunnen bewezen. Voor de subsidiëring wordt echter slechts als maximale toelage de door de Regering voor de personeelssubsidiëring in de sectoren « Sociale Aangelegenheden » en « Gezondheid » bepaalde weddeschalen voor een maatschappelijk werker in aanmerking genomen.
De opdracht van het vakpersoneel bestaat er hoofdzakelijk in de onthaalouders te kiezen, de kinderen te plaatsen, de personen belast met de opvoeding te adviseren alsmede de onthaalouders te begeleiden en voor hun voortgezette opleiding te zorgen.
Het vakpersoneel neemt aan voortgezette opleidingen deel. Op het einde van het jaar dient de dienst een samenvattende lijst met de gevolgde opleidingsactiviteiten bij de D.K.F. in. § 2 - De dienst beschikt over een secretariaat en biedt ten minste één keer per week "open" consulten aan.
De opsteller bevoegd voor het secretariaat, die ten minste een halftijdse betrekking heeft, is ten minste houder van het diploma van het hoger secundair onderwijs. § 3 - Jaarlijks in de loop van de maand februari dient de dienst een samenvattende lijst in met het personeel dat het voorafgaande jaar effectief tewerkgesteld was. Deze lijst moet de volgende persoonsgegevens opnemen : de naam, het geboortejaar, het diploma, de functie, de indiensttreding, de dienstanciënniteit, de arbeidsregeling, de toepasselijke barema's alsmede de brutowedde.
Elke wijziging qua personeel moet binnen de maand aan de D.K.F. medegedeeld worden. Afdeling III.- Subsidiëring van de erkende dienst voor onthaalouders
Algemene bepaling
Art. 14.Slechts erkende diensten mogen binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen en in het kader van de verplichtingen opgelegd in het beheerscontract dat desgevallend met toepassing van artikel 4 van het decreet wordt afgesloten, overeenkomstig volgende bepalingen toelagen verkrijgen voor de aanneembare kosten m.b.t. het personeel, de opvang, het beheer en de voortgezette opleiding.
De in artikel 27, § 2, bedoelde retributie wordt van de totale jaarlijkse toelage afgetrokken die door de Regering voor het daaropvolgend jaar wordt toegekend; de dienst verkrijgt 20% van deze retributie als dossierkosten.
Aanneembare kosten m.b.t. het personeel
Art. 15.§ 1 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten wordt de berekeningsbasis aangewend die voor de sectoren « Sociale aangelegenheden » en « Gezondheid » door de Regering vastgelegd is.
Worden slechts in aanmerking genomen de kosten van de personeelsleden die houder zijn van de in voorliggend besluit toegestane diploma's. § 2 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten m.b.t. het vakpersoneel wordt de personeelssleutel bepaald in artikel 13, § 1, in aanmerking genomen. Toelagen die eventueel voor tewerkstellingsmaatregelen worden gekregen, worden afgetrokken.
Wat de voor het secretariaat tewerkgestelde opsteller betreft, verkrijgt de dienst een toelage voor een halve resp. een 75%-betrekking als hij ten minste 35.300 opvangdagen resp. 50.001 opvangdagen kan bewijzen. Voor de berekening van de personeelsleutel worden halve opvangdagen gelijkgesteld met hele opvangdagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor éénderde berekend.
Om de twee jaar wordt de subsidiëring van de personeelskosten aangepast op basis van het totaal aantal opvangdagen van de 2 voorafgaande kalenderjaren. In februari wordt de dienst geïnformeerd over de vanaf september subsidieerbare personeelsbezetting. § 3 - Voor het vakpersoneel met een voltijdse betrekking wordt een forfaitair bedrag van euro 72,63 per maand toegekend voor de reiskosten. Bij deeltijdse tewerkstelling wordt het bedrag naar rato verminderd.
Aanneembare kosten m.b.t. de opvang
Art. 16.§ 1 - Wat de aanneembare opvangkosten betreft, verkrijgt de dienst een toelage die overeenstemt met het verschil tussen de dagelijkse vergoeding van de onthaalouders, bepaald in artikel 22, § 1, en de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding, met inbegrip van de retributie waarin artikel 27, § 2, voorziet. § 2 - Voor de opvang van gehandicapte kinderen mag de dienst een bijkomende toelage verkrijgen ten belope van 50% van de in artikel 22, § 1, lid 1, bedoelde dagelijkse vergoeding, als deze kinderen bijzondere zorgen, een meer intensief toezicht en een grotere aandacht nodig hebben. Te dien einde dient de dienst een individuele aanvraag in bij de D.K.F., samen met een door een gespecialiseerde instelling of een geneesheer-specialist uitgebracht advies of, desgevallend, met een sociaal verslag. De D.K.F. beslist binnen de maand. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. § 3 - De werkgeversbijdragen en premies voor de arbeidsongevalverzekering van de onthaalouder worden door de Regering aan de dienst terugbetaald. § 4 - Voor de aanschaffing van pedagogische hulpmiddelen voor de onthaalouders verkrijgt de dienst op voorlegging van bewijsstukken een jaarlijkse toelage van ten hoogste euro 2.500.
Aanneembare administratieve kosten
Art. 17.Voor de technisch-administratieve kosten wordt een toelage van euro 0,71 per kind toegekend voor elke opvangdag waarvoor een retributie moet worden betaald. Voor de berekening van de toelage worden halve dagen met hele dagen gelijkgesteld. Een 1/3-opvangdag wordt voor éénderde berekend.
Aanneembare kosten m.b.t. de voortgezette opleiding
Art. 18.Voor de organisatie van de in artikel 21, 6?, bedoelde voortgezette opleiding van de onthaalouders en als de ter zake opgelegde verplichtingen nagegaan zijn, verkrijgt de dienst een jaarlijks forfaitair bedrag van ten hoogste euro 1.240 op voorlegging van bewijsstukken. Voor de deelneming van de onthaalouders aan deze voortgezette opleiding en als de ter zake opgelegde verplichtingen nagegaan zijn, verkrijgt de dienst bovendien per onthaalouder een jaarlijks forfaitair bedrag van euro 38 dat de deelnemende onthaalouders moet worden uitbetaald.
Voor de organisatie van de voortgezette opleiding van het vakpersoneel, die bepaald is in artikel 13, § 1, van voorliggend besluit, verkrijgt de dienst een jaarlijks forfaitair bedrag van euro 745, indien hij de desbetreffende verplichtingen vervult heeft.
Om deze toelagen m.b.t. de voortgezette opleiding te kunnen genieten, moet de dienst, op het einde van elk jaar, de D.K.F. een lijst voorleggen met de deelnemers aan de tijdens het afgelopen jaar georganiseerde voortgezette opleidingen.
Bepalingen m.b.t. de uitbetaling
Art. 19.De met toepassing van voorliggende afdeling toegekende toelagen worden onder volgende voorwaarden uitbetaald : 1° op het begin van de maand verkrijgt de dienst een voorschot ten belope van 90% van de gemiddelde maandelijkse toelage die jaarlijks in januari op basis van de toelagen vastgelegd wordt die voor de eerste twee trimesters van het voorafgaande jaar uitbetaald werden;2° het verschil tussen de voorschotten en de werkelijk uit te betalen toelage wordt om de drie maanden op voorlegging van de bewijsstukken betaald;3° voor de diensten die na de inwerkingtreding van dit besluit erkend worden, wordt een eerste voorschot zes maanden na het begin van de werkzaamheden betaald.Dit voorschot wordt berekend op basis van de gemiddelde aanneembare kosten van de zes afgelopen maanden.
Financieel bestuur
Art. 20.Elk jaar, ten laatste voor 31 augustus, legt de dienst een budgettair voorstel aan de D.K.F. voor.
De trimestriele bewijzen voor de subsidiëringsaanvraag dient de dienst ten laatste 6 weken na het einde van het betrokken trimester bij de D.K.F. in.
Elk jaar, ten laatste voor 31 mei, betekent de dienst de D.K.F. een afschrift van de balans en van de resultaatrekening van het voorafgaande jaar.
Worden de trimestriele bewijzen, de balans of de resultaatrekening te laat ingediend, dan wordt 5% resp. 10% van het restbedrag van de toelage bij één resp. twee maanden vertraging ingehouden. Afdeling IV. - Erkenning van de onthaalouders
Art. 21.Om als onthaalouder erkend te worden, moet de persoon : 1° ten minste 18 en ten hoogste 65 jaar oud zijn.De dienst kan afwijkingen verlenen; 2° zich aan een bevoegdheidsselectie onderwerpen.Deze procedure houdt rekening met de opvoedkundige bekwaamheid, de disponibiliteit, de hygiënische omstandigheden en de opnamemogelijkheden van de lokalen alsmede de bereidheid om samen te werken met de dienst en de personen belast met de opvoeding.
De selectieprocedure moet vooraf door de D.K.F. goedgekeurd worden; 3° voor zichzelf en voor de meerderjarige personen die tot haar gezin behoren en/of met de opgenomen kinderen regelmatige contacten zullen hebben, een voor een openbaar bestuur bestemd getuigschrift van goed zedelijk gedrag voorleggen.Bij wijziging van de samenstelling van het gezin geldt deze verplichting ook voor elk nieuw gezinslid. In gerechtvaardigde gevallen kan de dienst te allen tijde opnieuw van de onthaalouders verlangen dat zij voor deze personen een getuigschrift van goed zedelijk gedrag voorleggen; 4° het bewijs leveren dat zij en de vrouwelijke leden van haar gezin tegen rodehond ingeënt zijn, behoudens bij tegenstrijdig medisch attest;5° een medisch attest voorleggen dat bekrachtigt dat de gezondheidstoestand van de onthaalouder hem toelaat voor kinderen de zorgen;6° een voortgezette opleiding van ten minste 10 uren per jaar volgen. Deze voortgezette opleiding betreft thema's zoals de gezondheidseducatie, de psychologie en de algemede opvoeding van het kind alsmede de ontwikkeling van de opdrachten die de onthaalouders toevertrouwd worden.
Vanaf de inwerkingtreding van voorliggend besluit kunnen slechts nieuwe onthaalouders erkend worden, die zich bereid verklaren, ten minste ten belope van 34% tewerkgesteld te worden en voor zover de bestaande aanvragen om opvang een dienovereenkomstige tewerkstelling van de onthaalouders mogelijk maken. Afdeling V. - Vergoeding ten gunste van de erkende onthaalouders
Art. 22.§ 1 - Per kind verkrijgt de onthaalouder van de dienst voor onthaalouders een vergoeding van euro 11,51 per hele opvangdag en van euro 6,90 per halve opvangdag. Voor 1/3 dag buitenschoolse opvang verkrijgt de onthaalouder euro 4,60 per kind.
In het kader van een langdurige opvang, zoals gedefinieerd in artikel 24, § 2, verkrijgt de erkende onthaalouder een bijkomende kostenvergoeding van euro 2,19 voor elk uur bovenop een hele opvangdag.
Met toepassing van artikel 16, § 2, wordt de vergoeding telkens na goedkeuring met 50% verhoogd. § 2 - Indien de onthaalouder aan één van de in artikel 21, 6?, bepaalde voortgezette opleidingen deelneemt, verkrijgt hij het forfaitair bedrag bepaald in artikel 18, § 1, lid 1. Afdeling VI. - Inschrijving en kostenbijdrage van de personen belast
met de opvoeding
Art. 23.§ 1 - Voor de opvang is de indiening van een aanvraag om opvang een vereiste.
Elke aanvraag om opvang wordt in een register opgenomen dat ten minste de identiteit en de leeftijd van het kind, de datum van de aanvraag om opvang en de datum bepaald voor het begin en, desgevallend, het einde van de opvang. § 2 - De dienst zorgt ervoor dat de personen belast met de opvoeding hun aanvraag om opvang binnen drie maanden bekrachtigen door het boekingsgeld bepaald in de bijlage te betalen.
Ten laatste 8 weken vóór de gevraagde opvang is de dienst verplicht de persoon belast met de opvoeding mede te delen of een opvang op de gevraagde datum al dan niet mogelijk is.
Het boekingsgeld wordt behouden als de persoon belast met de opvoeding afstand doet van de aangeboden opvang. De onthaalouder die een plaats heeft geboekt waarop geen beroep wordt gedaan, verkrijgt van de dienst 50% van het ingehouden boekingsgeld.
Wordt de personen belast met de opvoeding geen opvang aangeboden binnen de in § 2, lid 2, van voorliggend artikel bepaalde termijn, dan betaalt hen de dienst het boekingsgeld onmiddellijk terug.
Ten laatste 3 maanden na het aflopen van het opvangcontract wordt het boekingsgeld terugbetaald op initiatief van de dienst of komt in mindering van de eventueel nog te betalen bedragen. § 3 - Ten laatste twee weken vóór het begin van de opvang sluiten de dienst en de persoon belast met de opvoeding een modelcontract af dat door de dienst opgesteld is. Het modelcontract moet door de D.K.F. worden goedgekeurd. De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van het dossier. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt het model geacht goedgekeurd te zijn.
De opvang mag pas beginnen nadat het opvangcontract door alle partijen is ondertekend.
Onverminderd artikel 5, § 4, lid 2, van voorliggend besluit kan de persoon belast met de opvoeding of de dienst met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden een einde maken aan het opvangcontract.
Bij achterstal van betaling en na twee opeenvolgende aanmaningen kan de dienst met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand een einde maken aan het opvangcontract. Vóór de opzegging moet een persoonlijk contact met de bevoegde maatschappelijk werker plaatsvinden.
Art. 24.§ 1 - De kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding wordt berekend overeenkomstig de bijlage.
Zijn niet inbegrepen de kosten voor dieetvoeding, biologische voedingsmiddelen, geneesmiddelen, luiers en de verwijdering ervan als afval, poedermelk en niet gebruikelijke merkproducten.
Om de bijkomende kosten voor de verwijdering van afval van de onthaalouders te dekken, eist de dienst een door hem vastgelegd jaarlijks forfaitair bedrag van de personen belast met de opvoeding. § 2 - Voor de berekening van de kostenbijdrage duurt een halve opvangdag van 0 tot 5 uren, een hele opvangdag meer dan 5 uren en een langdurige opvang meer dan 10 uren.
Voor een langdurige opvang betalen de personen belast met de opvoeding, naast het met toepassing van § 1 van voorliggend besluit berekende jaarlijks forfaitair bedrag, een forfaitair bedrag van euro 2,19 per uur en per kind, voor zover de berekende inkomsten van het gezin meer dan euro 1.500 bedraagt.
De overeenkomstig § 1 van dit artikel berekende dagelijkse kostenbijdrage beloopt : 100% voor een hele opvangdag (meer dan 5 uren) 60% voor een halve opvangdag (tot 5 uren) 40% voor een 1/3-opvangdag (tot drie uren buitenschoolse opvang) 100% plus elke aangevangen uur voor een langdurige opvang (meer dan 10 uren).
Worden ten minste twee kinderen van de persoon belast met de opvoeding gelijktijdig opgenomen, onder wie één ten minste 3 jaar oud is, dan beloopt de bijdrage 100% voor het kind dat in de loop van een maand de meeste opvangdagen telt en 70% voor het kind dat in de loop van dezelfde maand de minste opvangdagen telt.
Worden twee kleine kinderen gelijktijdig opgenomen dan beloopt de kostenbijdrage per kind 70% van de kostenbijdrage bepaald in § 2.
Onder « gelijktijdige opvang » verstaat men de opvang door de kribbe en/of de dienst voor onthaalouders. Die vermindering geldt eveneens voor elk kind van een gezin dat fiscaal ten minste drie kinderen ten laste heeft.
Art. 25.§ 1 - De kostenbijdrage wordt berekend op basis van de gecumuleerde maandelijkse netto-inkomsten van het gezin van de persoon belast met de opvoeding.
Worden in deze zin als "gezin" beschouwd de echtgenoten, de samenlevenden alsmede de alleenstaanden belast met de opvoeding van een kind. § 2 - Worden als inkomsten beschouwd : 1° het beroepsinkomen;2° de sociale uitkeringen zoals de uitkeringen wegens ziekte of invaliditeit, de pensioenen, de arbeidsongevallen- en -ziektenvergoedingen, de werkloosheidsuitkeringen, de gehandicaptenuitkeringen of de loopbaanonderbrekingsuitkeringen;3° het gewaarborgd inkomen, het wettelijk leefloon en de tegemoetkomingen van het OCMW;4° de verkregen uitkeringen tot levensonderhoud. Het kinderbijslag en de studietoelagen worden niet in aanmerking genomen.
Slechts de fiscaal niet-aftrekbare uitkeringen tot onderhoud kunnen van de inkomsten worden afgetrokken. § 3 - De referentiemaand voor de berekening van de kostenbijdrage is de maand november. Een jaarlijkse aanpassing van de bijdrage gebeurt in januari. § 4 - De dienst zorgt ervoor dat de persoon belast met de opvoeding bij de ondertekening van het opvangcontract de dienovereenkomstige inkomstenbewijzen indienen. Worden deze bewijzen niet voorgelegd, dan wordt de maximale kostenbijdrage gevraagd.
In plaats van die bewijzen kan de dienst ook het laatste aanslagbiljet aanvaarden. In dat geval stemmen de inkomsten overeen met het netto belastbaar inkomen verhoogd met 20%. Het inkomen opgenomen in het nieuwe aanslagbiljet wordt jaarlijks ten laatste op 1 juli in aanmerking genomen. § 5 - De dienst informeert de persoon belast met de opvoeding dat elke wijziging van het gezinsinkomen die ten minste 10% van de overeenkomstig voorliggend artikel bepaalde inkomsten beloopt hem onmiddellijk moet worden medegedeeld. De dienst past de kostenbijdrage dienovereenkomstig aan vanaf de maand volgend op de wijziging.
Wordt een verhoging met ten minste 10% van de inkomsten niet medegedeeld, dan past de dienst de maximale voet van de in de bijlage bij dit besluit bepaalde kostenbijdrage toe, en dit met terugwerkende kracht vanaf het begin van de opvang.
Art. 26.Wegens de bijzondere financiële situatie van de persoon belast met de opvoeding of als het gezinsinkomen lager is dan het wettelijk leefloon, dan kan de dienst voor een maximale duur van drie maanden de kostenbijdrage dienovereenkomstig verminderen. De dienst onderzoekt de bijzondere financiële situatie.
Voor zover de in het eerste lid bedoelde situatie voortduurt, dient de dienst bij de D.K.F. - veertien dagen vóór het verstrijken van de voorgeschreven termijn - een met redenen omklede aanvraag in om een verlaagde bijdrage verder te kunnen toepassen. De D.K.F. beslist binnen twee maanden. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn.
Art. 27.§ 1 - In het kader van het opvangplan vastgelegd in het opvangcontract beschikt de persoon belast met de opvoeding, bij een opvang van 5 hele dagen per week, over een "krediet" van 35 hele dagen per jaar opvang voor de afwezigheid van het kind. Bij deeltijdse opvang worden de kredietdagen naar rato verminderd.
Aan die kredietdagen worden gevoegd : 1° de 10 wettelijke feestdagen, de dag van de Duitstalige Gemeenschap, de tweede dag van Kerstmis en de carnavalsmaandag;2° de duur van het verblijf van het kind in een ziekenhuis en van de herstellingsperiode gestaafd door een medisch getuigschrift;3° de duur van de ziekte van de onthaalouder;4° de verlofdagen van de onthaalouder;5° de duur van de besmettelijke ziekte van een familielid van de onthaalouder. § 2 - De afwezigheden van het kind over die toegekende kredietdagen gelden als opvangdagen waarvoor de dienst van de persoon belast met de opvoeding 60 % van de overeenkomstig artikel 24 vastgelegde kostenbijdrage eist.
Bij frequente ziekte van een kind te wijten aan een chronische aandoening kan men de te betalen kostenbijdrage geheel of gedeeltelijk laten vallen. Te dien einde dient de Dienst een met redenen omklede aanvraag bij de D.K.F. in, waarbij naast het bericht van de sociaal assistent een medisch getuigschrift gevoegd is. De D.K.F. beslist binnen twee maanden. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. HOOFDSTUK III. - Kribben Afdeling I. - Opdrachten van de erkende kribben
Kinderopvang
Art. 28.§ 1 - Er moet van maandag tot vrijdag tijdens 10 uren per dag voor de opvang gezorgd worden, en dit gedurende 220 werkdagen per kalenderjaar.
Kinderen die licht ziek zijn, kunnen opgenomen worden voor zover ze geen besmettingsrisico laten lopen aan andere kinderen die de onthaalouder zijn toevertrouwd. Te dien einde kan de inrichtende macht van de kribbe een medisch attest verlangen. § 2 - De inrichtende macht eist van de personen belast met de opvoeding dat ze de kinderen overeenkomstig de onderrichtingen van de D.K.F. laten inenten.
Verplichtingen t.o.v. de personen belast met de opvoeding
Art. 29.§ 1 - Elk jaar in de loop van de maand januari wordt aan de personen belast met de opvoeding een plan betekend met de bindende gegevens m.b.t. de sluitingsdagen van de kribbe tijdens het lopende jaar. Tegelijk betekent de dienst dit plan aan de D.K.F. § 2 - Het personeel wisselt regelmatig gegevens uit met de personen belast met de opvoeding van de kinderen. De kribbe roept al deze personen ten minste één keer per jaar samen om hun standpunt in het pedagogisch concept te kunnen inbouwen. § 3 - De personen belast met de opvoeding verkrijgen schriftelijk alle nodige inlichtingen over de werking van de kribbe. § 4 - Het personeel informeert zich regelmatig over de levensomstandigheden van de kinderen, hun gedrag, hun gezondheid en hun voeding bij de personen belast met de opvoeding en zorgt ervoor dat deze laatste personen aan de begeleidingsopdracht deelnemen. § 5 - De personen belast met de opvoeding worden regelmatig over de ontwikkeling van hun kind geïnformeerd op de door de kribbe bepaalde wijze. Afdeling II. - Erkenning van de kribbe
Aanvraag
Art. 30.Om erkend te worden, stuurt de inrichtende macht van de kribbe een aanvraag met volgende documenten/gegevens aan de D.K.F. : 1° de identiteit van de aanvrager;2° de statuten van de rechtspersoon;3° het bewijs dat er een behoefte aan opvang bestaat, rekening houdend met de geografische, demografische en socio-economische gegevens;4° de identiteit en de kwalificatie van de personen belast met het toezicht op de kinderen;5° de aangevraagde opnamecapaciteit;6° het financieringsconcept; 7° het omstandig concept waarin o.a. het doel, het opvangconcept, de beschrijving van de infrastructuur, de functiebeschrijving m.b.t. het personeel en de beschrijving van de samenwerking met de persoon belast met de opvoeding en de andere instellingen nauwelijks uitgelegd worden; 8° het huishoudelijk reglement waarin de contractmodaliteiten, de werking en de door de kribbe beoogde gezondheidsbevordering uitgelegd worden;9° het advies van de GAK van de gemeente waar de kribbe gevestigd is;10° een advies inzake brandveiligheid uitgereikt door de commandant van de brandweerdienst van de gemeente waar de opvangplaats zich bevindt;11° het bewijs dat de inrichtende macht een verzekeringsovereenkomst tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de uitoefening van zijn activiteiten heeft afgesloten. Wijzigingen m.b.t. gegevens vermeld in deze documenten moeten de D.K.F. binnen de maand medegedeeld worden.
Opnamecapaciteit
Art. 31.§ 1 - De kribbe moet een minimale opnamecapaciteit van 18 plaatsen hebben. § 2 - De erkenning vermeldt de erkende opnamecapaciteit alsmede de personeelssleutel vastgelegd overeenkomstig artikel 34, § 1.
Om de opnamecapaciteit te verhogen, dient de erkende kribbe een met redenen omklede aanvraag bij de bevoegde Minister in.
Voor een verdere verhoging van de opnamecapaciteit is een bezettingsgraad van 85% van de bestaande plaatsen tijdens de openingsdagen van de kribbe vereist. De bezettingsgraad wordt berekend op de basis van de werkelijke aanwezigheden, waarbij zowel de hele als de halve dagen als volledige aanwezigheden tellen. Volgende formule wordt aangewend om de bezettingsgraad te berekenen : Theoretische maximale opnamecapaciteit : 220 T x opnamecapaciteit = X Bezettingsgraad : Werkelijke (zowel hele als halve) opvangdagen = Y = % van X § 3 - De minimale bezettingsgraad van de kribbe moet tijdens de 220 vastgelegde openingsdagen op 70% liggen.
Bepalingen m.b.t. de lokalen en de situatie
Art. 32.Het oord waar de kribbe gelegen is, moet aan volgende eisen voldoen : 1° gemakkelijke toegang voor het publiek;2° verkeersveiligheid;3° omgeving waar de kinderen zich thuis voelen;4° speelmogelijkheden in openlucht. Het gebouw moet aan de bepalingen beantwoorden die inzake brandbeveiliging van toepassing zijn.
Als de kribbe deel uitmaakt van een gebouw dat voor andere doeleinden bestemd is, dan moet ze over een gescheiden ingang beschikken.
De kribbe beschikt over haar eigen telefoonaansluiting.
Art. 33.§ 1 - De totale minimale oppervlakte van de lokalen van de kribbe beloopt 12 m2 per "plaats", waarvan 5,5 à 6 m2 voor de speel-, de rust- en de eethoeken en 2 à 3 m2 voor de opvang en de zorgen.
In de lokalen bestemd voor de opvang bedragen de openingen voor daglicht ten minste 1/6 van de oppervlakte.
Alle lokalen moeten gemakkelijk kunnen worden gereinigd, over een voldoende verlichting, een goede luchtverversing en een goede verwarming in verhouding tot de buitentemperatuur beschikken.
In alle lokalen die voor de kinderen toegankelijk zijn, moet de vloerbekleding antislip zijn. § 2 - Het rustlokaal is gescheiden van de andere lokalen. Indien zuigelingen opgenomen worden, dan moet in een gescheiden rustoppervlakte voorzien worden.
De inrichting van de keuken maakt een snelle en eenvoudige verdeling van het voedsel mogelijk.
Het lokaal bestemd voor de hygiënische zorgen is uitgerust met een voldoende aantal wastafels, babycommodes en aangepaste toiletten. § 3 - De kribbe beschikt over een isoleerkamer met visueel contact voor het vakpersoneel vanuit zijn verblijflokaal.
Bepalingen inzake personeel
Art. 34.§ 1 - De kribbe moet over vakpersoneel beschikken overeenkomstig volgende tabel waarvan de voorwaarden cumulatief zijn :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Elk personeelslid moet ten minste een halftijdse betrekking hebben. § 2 - De maatschappelijk assistent/sociaal verpleger moet houder zijn van het dienovereenkomstig diploma van het hoger onderwijs. Hij is bij voorrang belast met de organisatie en het bestuur van de kribbe, de voortgezette opleiding van de kinderenverzorgers alsmede met de samenstelling van de ploegen. Hij dient als "tussenpersoon" tussen de dienst, de ouders en de kinderenverzorgers.
De bevoegde Minister kan houders van andere diploma's toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of een bijzondere opleiding kunnen bewijzen. Voor de subsidiëring worden echter slechts als maximale toelage de door de Regering voor de personeelssubsidiëring in de sectoren « Sociale Aangelegenheden » en « Gezondheid » bepaalde weddeschalen voor een maatschappelijk werker in aanmerking genomen.
De kinderenverzorgers moeten houder zijn van het diploma van kinderenverzorger of een door de Duitstalige Gemeenschap erkende opleiding op het gebied van de opvang van jonge kinderen met vrucht hebben beëindigd.
De bevoegde Minister kan houders van andere diploma's toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of een bijzondere opleiding kunnen bewijzen. Voor de subsidiëring wordt echter slechts als maximale toelage de door de Regering voor de personeelssubsidiëring in de sectoren « Sociale Aangelegenheden » en « Gezondheid » bepaalde weddeschalen voor een kinderenverzorger in aanmerking genomen.
De kinderenverzorgers nemen deel aan de door de kribbe georganiseerde voortgezette opleidingen. De bij de voortgezette opleiding behandelde thema's moeten de D.K.F. vóór het begin ervan medegedeeld en door hem goedgekeurd worden. Te dien einde dient de kribbe vóór het begin van elk semester een programma van de beoogde activiteiten in. Deelt de D.K.F. geen beslissing mede binnen de maand na de zending, dan wordt het programma als goedgekeurd beschouwd.
Het vakpersoneel neemt aan voortgezette opleidingen deel. Op het einde van het jaar dient de dienst een overzicht van de gevolgde activiteiten bij de D.K.F. in. § 3 - Jaarlijks in de loop van de maand februari dient de dienst een samenvattende lijst in met het personeel dat het voorafgaande jaar effectief tewerkgesteld was. Deze lijst moet de volgende persoonsgegevens opnemen : het geboortejaar, het diploma, de functie, de indiensttreding, de dienstanciënniteit, het afschrift van de arbeidsovereenkomst, de toepasselijke barema's alsmede de brutowedde.
Elke wijziging qua personeel moet binnen de maand aan de D.K.F. medegedeeld worden. Afdeling III. - Subsidiëring van de erkende kribben
Algemene bepaling
Art. 35.Slechts de erkende kribben mogen binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen en in het kader van de verplichtingen opgelegd in het beheerscontract dat desgevallend met toepassing van artikel 4 van het decreet wordt afgesloten, overeenkomstig volgende bepalingen toelagen verkrijgen voor de aanneembare kosten m.b.t. het personeel, de opvang en de voortgezette opleiding.
Aanneembare kosten m.b.t. het personeel
Art. 36.§ 1 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten wordt de berekeningsbasis aangewend die voor de sectoren « Sociale aangelegenheden » en « Gezondheid » door de Regering vastgelegd is.
Worden slechts in aanmerking genomen de kosten van de personeelsleden die houder zijn van de in voorliggend besluit toegestane diploma's. § 2 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten m.b.t. het vakpersoneel wordt de personeelssleutel bepaald in artikel 34, § 1, in aanmerking genomen. Eventuele toelagen verkregen in het kader van tewerkstellingsmaatregelen worden afgetrokken.
Om de twee jaar wordt de personeelsbezetting van de dienst voor de subsidiëring aangepast op basis van het totaal aantal opvangdagen van de 2 voorafgaande jaren. In februari van het lopende jaar wordt de dienst geïnformeerd over de vanaf september subsidieerbare personeelsbezetting.
Aanneembare kosten m.b.t. de opvang
Art. 37.Voor de opvang van gehandicapte kinderen mag de kribbe een toelage ten belope van euro 5,45 voor een hele en euro 3,27 voor een halve opvangdag aanvragen, als deze kinderen bijzondere zorgen, een meer intensief toezicht en een grotere aandacht nodig hebben.
De desbetreffende aanvraag om goedkeuring wordt bij de D.K.F. ingediend, samen met een door een gespecialiseerde instelling of een geneesheer-specialist uitgebracht advies of, desgevallend, met een sociaal verslag. Deelt de D.K.F. geen beslissing mede binnen de maand na de zending, dan wordt de aanvraag als goedgekeurd beschouwd.
Aanneembare kosten m.b.t. de voortgezette opleiding
Art. 38.Voor de organisatie van de in artikel 34, § 2, bedoelde voortgezette opleiding verkrijgt de kribbe een jaarlijks forfaitair bedrag van ten hoogste euro 745 op voorlegging van bewijsstukken, als de ter zake opgelegde verplichtingen nagegaan zijn. Dit forfaitair bedrag bevat ook de kosten m.b.t. een voortgezette opleiding inzake medische vragen.
Bepalingen m.b.t. de uitbetaling
Art. 39.De in artikel 19 van voorliggend besluit vastgelegde bepalingen m.b.t. de uitbetaling gelden ook voor erkende kribben.
Financieel bestuur
Art. 40.De in artikel 20 van voorliggend besluit vastgelegde procedures gelden ook voor erkende kribben. Afdeling IV. - Inschrijving en kostenbijdrage van de personen belast
met de opvoeding
Art. 41.De in artikel 23 van voorliggend besluit vastgelegde procedures gelden ook voor kribben. HOOFDSTUK IV. - Buitenschoolse opvang Afdeling 1. - Opdrachten van de erkende buitenschoolse opvang
Art. 42.§ 1 - De buitenschoolse opvang verschilt duidelijk van het alledaagse schoolleven. Dit verschil is duidelijk zichtbaar in de organisatie, de lokalen en het opvangconcept van de opvangstructuur. § 2 - De buitenschoolse opvang moet ten minste 4 dagen per schoolweek voor een opvang vóór en/of na de school zorgen.
Art. 43.Voor elk opgevangen kind moeten volgende gegevens beschikbaar zijn : 1° naam, voornaam en adres van het kind;2° naam, adres en telefoonnummer van de contactperso(o)n(en);3° adres en telefoonnummer van de huisarts;4° bijzondere gegevens over de gezondheidstoestand van het kind, indien deze voor het dagelijks omgaan met het kind pertinent zijn. Afdeling II. - Erkenning van de buitenschoolse opvang
Aanvraag
Art. 44.§ 1 - Om erkend te worden, dient de inrichtende macht van de buitenschoolse opvang, hierna « inrichtende macht » genoemd, een aanvraag bij de D.K.F. in, waarbij volgende documenten worden gevoegd : 1° de identiteit van de aanvrager;2° het opvangconcept;3° het bewijs dat de er voldaan wordt aan de in artikel 42 bepaalde voorwaarden;4° een gunstig advies van de GAK.Indien het aanbod zich tot de bevolking van meerdere gemeenten richt, moet een advies van al de GAK's ingediend worden die territoriaal en materieel bevoegd zijn; 5° een gunstig advies inzake brandveiligheid uitgereikt door de bevoegde commandant van de brandweerdienst qua lokalen gebruikt voor de buitenschoolse opvang;6° het bewijs dat de inrichtende macht een verzekeringsovereenkomst tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de uitoefening van zijn activiteiten heeft afgesloten. Wijzigingen in de gegevens van deze documenten moeten binnen de maand aan de D.K.F. worden medegedeeld. § 2 - De D.K.F. brengt een advies uit over de lokalen, het opvangconcept, de conformiteit met de toepasselijke rechtelijke bepalingen en de opportuniteit van de buitenschoolse opvang.
Bepalingen m.b.t. de lokalen en de situatie
Art. 45.§ 1 - De lokalen gebruikt voor de buitenschoolse opvang moeten zodanig ingericht zijn dat de kinderen zich daar vrij en veilig kunnen bewegen. § 2 - Binnen een woonkader moet er in een speelruimte met een rusthoek worden voorzien. De kinderen moeten de mogelijkheid hebben om in een veilig kader buiten te spelen. Er moet in een voldoend aantal sanitaire inrichtingen voor de verschillende leeftijdsklassen alsmede in een wasbak worden voorzien. Het begeleidingspersoneel moet, binnen de lokalen van de buitenschoolse opvang, per telefoon kunnen worden bereikt. § 3 - Wat de lokalen betreft, brengt de D.K.F. een advies over de volgende punten uit : 1° hygiëne 2° lichtbronnen (natuurlijke en kunstverlichting) 3° veiligheid : buitenomgeving (straat, trottoirs, afsluiting...), veiligheidsmaatregelen in de lokalen (stopcontacten, trappen, vensters,...) 4° aanbeveling m.b.t. de grootte van de lokalen 5° toestand van de lokalen 6° verdeling binnenshuis (verschillende speelhoeken, verdeling naar leeftijdsklasse) 7° mogelijkheid om een keuken te installeren 8° buiteninfrastructuur (tuin, speelmogelijkheden,...) 9° sfeer die de kinderen in de smaak valt. Bepalingen m.b.t. het personeel
Art. 46.§ 1 - Het begeleidingspersoneel moet ten minste 18 jaar oud zijn en een EHBO-cursus hebben gevolgd of zich er contractueel toe verplichten binnen één jaar na de aanwerving zo'n cursus te volgen.
Het bewijs van de deelname aan een EHBO-cursus moet worden geleverd.
De eerste-hulp-kennis moet om de 5 jaar, overeenkomstig de vereisten, geactualiseerd worden. § 2 - Bij gemiddelde aanwezigheid van 16 kinderen moet een lid van het begeleidingspersoneel aanwezig zijn. Bij gemiddelde aanwezigheid van 17 tot 32 kinderen moeten 2 leden van het begeleidingspersoneel aanwezig zijn. De gemiddelde aanwezigheden worden berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per trimester te delen. § 3 - Aan het begeleidingspersoneel worden voortgezette opleidingen en raadgevingen gratis aangeboden door de inrichtende macht.
Veiligheidsbepalingen
Art. 47.Er moet voldaan worden aan alle veiligheidsbepalingen die van toepassing zijn. De inrichtende macht zorgt voor de veiligheid van de kinderen op de weg tussen de school en de plaats van de buitenschoolse opvang. Een verbandetui moet beschikbaar zijn.
Huishoudelijk reglement
Art. 48.Bij het begin van de opvang wordt er aan elke gebruiker een huishoudelijk reglement uitgereikt dat het opvangconcept, het concrete verloop van de opvang, de in artikel 6, § 2, bepaalde beroepsmogelijkheid en de kostenbijdrage van de ouders bevat. Afdeling III. - Subsidiëring van de erkende buitenschoolse opvang
Algemene bepalingen
Art. 49.§ 1 - Slechts de erkende structuren voor buitenschoolse opvang die aan de bepalingen van deze afdeling voldoen, kunnen binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen en in het kader van de verplichtingen opgelegd in het beheerscontract dat desgevallend met toepassing van artikel 4 van het decreet wordt afgesloten, een toelage verkrijgen voor de aanneembare inrichtingskosten en voor de dekking van het deficit. § 2 - De aanvraag om subsidiëring kan tegelijkertijd met de aanvraag om erkenning worden ingediend.
Naast de in artikel 44, § 1, vermelde documenten bevat de aanvraag om subsidiëring ook een financieringsplan met een schatting van de uitgaven en ontvangsten.
Opvang
Art. 50.§ 1 - Elke persoon belast met de opvoeding heeft toegang tot de buitenschoolse opvang. De voorrang wordt verleend aan de kinderen van werkende ouders, van stagiaires en van personen die om sociale of medische redenen niet voor de opvang van de kinderen kunnen zorgen. § 2 - De inrichtende macht bepaalt het door zijn opvangaanbod bestreken gebied, waarbij zijn aanbod zich in principe aan de kinderen van alle scholen uit het bestreken gebied richt.
Bepalingen m.b.t. het personeel
Art. 51.§ 1 - De kinderen moeten begeleid worden door een personeel met een opleiding i.v.m. het kind of de opvoeding.
Indien geen persoon met een opleiding i.v.m. het kind of de opvoeding beschikbaar is wegens een bewezen gebrek aan personeel, kan de inrichtende macht een met redenen omklede aanvraag om afwijking bij de D.K.F. indienen. De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn.
De D.K.F. keurt de aanvraag schriftelijk goed als de bekwaamheden van het lid van het begeleidingspersoneel met de door hem vastgelegde richtlijnen overeenstemmen. De aanwerving van begeleidingspersoneel zonder opleiding i.v.m. de opvang van kinderen of de opvoeding kan pas plaatsvinden nadat de D.K.F. deze goedkeuring heeft gegeven. § 2 - De inrichtende macht zorgt ervoor dat elk personeelslid een voortgezette opleiding van ten minste 10 uren per jaar volgt. Deze voortgezette opleiding betreft thema's zoals de gezondheidseducatie, de psychologie en de algemede opvoeding van het kind alsmede de ontwikkeling van de opdrachten die het begeleidingspersoneel toevertrouwd worden.
Art. 52.Voor het personeel van de buitenschoolse opvang geldt de volgende personeelssleutel :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
De gemiddelde aanwezigheden worden berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per trimester te delen.
Kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding
Art. 53.De inrichtende macht vereist van de gebruikers een persoonlijke kostenbijdrage en voorziet in een sociaal tarief voor de gezinnen met een laag inkomen.
Subsidiëring
Art. 54.§ 1 - Bij het begin van de buitenschoolse opvang wordt een eenmalige toelage van 50% aan de inrichtende macht verleend voor de inrichtingskosten van een vestiging, ten belope van ten hoogste euro 2.500 per vestiging, waarbij deze toelage tijdens twee jaar vanaf de erkenning kan worden aangevraagd. Bij de aanvraag om subsidiëring moeten een lijst met het noodzakelijk materieel en een kostenraming gevoegd worden.
De Minister beslist over het bedrag van de toelage na het advies van de D.K.F. te hebben ingewonnen. § 2 - De toelage wordt uitbetaald nadat de vereiste bewijsstukken ingediend en onderzocht zijn. De bewijzen moeten twee keer per jaar worden ingediend, ten laatste op 31 maart en 15 augustus. § 3 - Wordt er een einde gemaakt aan de buitenschoolse opvang vóór een termijn van twee jaar na de installatie, dan moet de inrichtende macht, op verzoek van de Regering, de dankzij de middelen van de Duitstalige Gemeenschap aangeworven uitrusting aan de D.K.F. teruggeven.
Art. 55.§ 1 - Indien de resultatenrekening van de buitenschoolse opvang, rekening houdend met alle ontvangsten, op het einde van het kalenderjaar met een tekort wordt afgesloten, neemt de Regering 50% van het tekort per vestiging op zich ten belope van : 1° euro 758 als 6 tot 10 kinderen, in doorsnede, tijdens het kalenderjaar opgevangen werden; 2° euro 1.137 als 11 tot 22 kinderen, in doorsnede, tijdens het kalenderjaar opgevangen werden; 3° euro 1.515 als 23 tot 36 kinderen, in doorsnede, tijdens het kalenderjaar opgevangen werden.
De gemiddelde aanwezigheden worden berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen. § 2 - Indien de opvangstructuur niet tijdens het hele kalenderjaar bestaat, dan wordt het bedrag vastgelegd in § 1 naar rato berekend.
Art. 56.Ten laatste op 30 maart van het volgende jaar dient elke inrichtende macht een resultatenrekening en een activiteitenverslag over het afgelopen jaar in.
Dit activiteitenverslag vermeldt : 1° het aantal openingsdagen en de openingsuren;2° het totaal aantal aanwezigheden;3° het totaal aantal van de gemiddelde aanwezigheden;4° het aantal leden van het begeleidingspersoneel;5° de analyse en de evaluatie van de activiteiten;6° de perspectieven wat de toekomst van de opvangstructuur betreft.
Art. 57.Indien een buitenschoolse opvang per jaar tijdens de schoolvakanties ten minste één maand kinderen opneemt, kan deze opvang met toepassing van artikel 64 als project met beperkte geografische omvang gesubsidieerd worden. HOOFDSTUK V. - Kinderopvangcentrum Afdeling I. - Opdrachten van het kinderopvangcentrum
Art. 58.Een kinderopvangcentrum moet ten minste volgende diensten aanbieden : 1° een erkende dienst voor onthaalouders;2° een erkende kribbe;3° een erkende dienst voor buitenschoolse opvang. Afdeling II. - Erkenning van het kinderopvangcentrum
Aanvraag
Art. 59.Om erkend te worden, dient de inrichtende macht, hierna centrum genoemd, een aanvraag bij de D.K.F. in, waarbij volgende documenten worden gevoegd : 1° de identiteit van de aanvrager;2° de statuten van de rechtspersoon;3° het bewijs dat er voldaan wordt aan de in artikel 58 van dit besluit opgesomde voorwaarden; 4° het concept m.b.t. de coördinatie van de verschillende diensten van het centrum.
Bepalingen m.b.t. het personeel
Art. 60.Het centrum moet over een leiding met voltijdse betrekking beschikken. Dit ambt moet door één of meerdere personen worden uitgeoefend die houders zijn van een universitair diploma dat voor de leiding van het centrum nuttig is.
Voor de personen aan wie op het ogenblik van de inwerkingtreding van voorliggend besluit reeds de leiding van een centrum is toevertrouwd, kan de bevoegde Minister andere diploma's toelaten op grond van een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of bijzondere opleiding.
Bovendien moet het centrum tenminste over een pedagoog met een halftijdse betrekking beschikken. Deze pedagoog moet ten minste houder zijn van een diploma van maatschappelijk werker met ervaring op pedagogisch vlak. De bevoegde Minister kan houders van andere diploma's toelaten, als ze een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. Afdeling III. - Subsidiëring van het kinderopvangcentrum
Algemene bepalingen
Art. 61.Het erkende centrum kan binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen een toelage verkrijgen voor de aanneembare kosten m.b.t. het personeel.
Aanneembare kosten m.b.t. het personeel
Art. 62.§ 1 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten wordt de berekeningsbasis aangewend die voor de sectoren « Sociale aangelegenheden » en « Gezondheid » door de Regering vastgelegd is.
Worden slechts in aanmerking genomen de kosten van de personeelsleden die houder zijn van de in artikel 60 vastgelegde diploma's. § 2 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten m.b.t. de pedagoog wordt voor de maximale toelage de weddeschaal van een maatschappelijk werker in aanmerking genomen, zelfs wanneer andere diploma's met toepassing van artikel 60, lid 2, toegelaten worden. HOOFDSTUK VI. - Zelfstandige onthaalouders
Art. 63.§ 1 - Om als zelfstandige onthaalouder erkend te worden, dient de persoon een aanvraag bij de D.K.F. in waarbij volgende documenten gevoegd worden : 1° de identiteit van de aanvrager;2° een uitleg van de motivatie om als zelfstandige onthaalouder te werken;3° de in § 2, 4? tot 6?, van voorliggend artikel vermelde bewijzen;4° een beschrijving van de voor de opvang bestemde lokalen; 5° een verklaring van de onthaalouder dat hij de door de D.K.F. voor de zelfstandige onthaalouders opgestelde onderrichtingen naleeft; 6° het bewijs dat de aanvrager een verzekeringsovereenkomst tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de uitoefening van zijn activiteiten heeft afgesloten;7° een medisch attest dat bekrachtigt dat de gezondheidstoestand van de onthaalouder hem toelaat voor kinderen de zorgen. § 2 - Om erkend te worden moet de aanvrager : 1° ten minste 18 en ten hoogste 65 jaar oud zijn.De D.K.F. kan op verzoek afwijkingen verlenen; 2° goed zijn in de omgang met kinderen en bereid zijn om zijn eigen opvattingen m.b.t. de kinderopvang verder te ontwikkelen; 3° over voldoende ruimte thuis beschikken;4° voor zichzelf en voor de meerderjarige personen die tot zijn gezin behoren en/of met de opgenomen kinderen regelmatige contacten zullen hebben, een voor een openbaar bestuur bestemd getuigschrift van goed zedelijk gedrag voorleggen.Bij wijziging van de samenstelling van het gezin geldt deze verplichting ook voor elk nieuw gezinslid. In gerechtvaardigde gevallen kan de dienst te allen tijde opnieuw van de onthaalouders verlangen dat zij voor deze personen een getuigschrift van goed zedelijk gedrag voorleggen; 5° het bewijs leveren dat hij en de vrouwelijke leden van haar gezin tegen rodehond ingeënt zijn;6° een medisch attest voorleggen dat bekrachtigt dat de gezondheidstoestand van de onthaalouder hem toelaat voor kinderen de zorgen;7° de opgenomen kinderen mogen niet ouder dan 12 zijn;8° er mogen ten hoogste 6 kinderen tussen 0 en 12 tegelijk opgenomen worden, onder wie ten hoogste 4 jonger dan 3 jaar.De D.K.F. kan op verzoek een afwijking verlenen; 9° voor alle opgenomen kinderen mag een onthaalouder een opvangkapitaal van 92 dagen per maand niet overschrijden.Het opvangkapitaal is het maximaal aantal opvangdagen dat een onthaalouder mag tellen; 10° over speeltuigen en over een voor de kinderen aangepaste uitrusting beschikken;11° de lokalen moeten veilig zijn;12° per telefoon kunnen worden bereikt. Wijzigingen m.b.t. de gegevens opgesomd in artikel 63, §§ 1 en 2, moeten de D.K.F. binnen de maand medegedeeld worden. § 3 - De opvang vindt altijd buiten de woonplaats van het opgenomen kind plaats. Bij de opvang van zieke kinderen kan de D.K.F. op verzoek van de onthaalouder een afwijking verlenen. § 4 - De D.K.F. stelt de erkende personen, op verzoek, uitrusting voor de opvang ter beschikking. Bij beëindiging van de activiteit beslist de D.K.F. of de uitrusting al dan niet wordt teruggevorderd. HOOFDSTUK VII. - Projecten met een beperkte geografische omvang
Art. 64.De aanvraag inzake opvang van jonge kinderen, waaraan de bestaande opvangvormen niet beantwoorden, kan door projecten met beperkte duur en geografische omvang vervuld worden.
De beschrijving van de opdrachten en de financiering van die projecten zijn dan onderworpen aan de met de Regering gesloten overeenkomst. HOOFDSTUK VIII. - Indexering van de toelagen
Art. 65.De bedragen vastgelegd in de artikelen 15, § 3, 17, 22, 37 en 55, § 1, alsmede het bedrag van euro 2,19 per uur vermeld in artikel 24, zijn gekoppeld aan de indexering van de wedden van de openbare dienst van de Duitstalige Gemeenschap. Het toepasselijk spilindex beloopt 138,01. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen Overgangsbepaling
Art. 66.De vormen van buitenschoolse opvang die met toepassing van het besluit van de Regering van 24 juni 1999 betreffende de kinderopvang erkend zijn, gelden voor 6 jaar na de inwerkingtreding van voorliggend besluit als erkend overeenkomstig artikel 5 van voorliggend besluit.
De diensten voor onthaalouders, kribben, centra voor kinderopvang en onafhankelijke onthaalouders die met toepassing van het besluit van de Regering van 24 juni 1999 betreffende de kinderopvang erkend zijn, gelden voor 3 jaar na de inwerkingtreding van voorliggend besluit als erkend overeenkomstig artikel 5 van voorliggend besluit.
Opheffing
Art. 67.Het besluit van de Regering van 24 juni 1999 betreffende de kinderopvang, gewijzigd bij de besluiten van 21 december 2000, 22 juni 2001, 29 oktober 2002, 18 juni 2003 en 4 juni 2004, wordt opgeheven.
Inwerkingtreding
Art. 68.Voorliggend besluit treedt in werking op 1 april 2007.
Uitvoering
Art. 69.De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme wordt belast met de uitvoering van voorliggend besluit.
Eupen, 18 januari 2007.
De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES
Bijlage : door de personen belast met de opvoeding gedragen dagelijkse kostenbijdrage en boekingsgeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van 18 januari 2007.
De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES