gepubliceerd op 24 januari 2003
Decreet houdende instemming door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie met het Protocol tot aanpassing van de institutionele aspecten van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, en de Bijlagen I en II
21 NOVEMBER 2002. - Decreet houdende instemming door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie met het Protocol tot aanpassing van de institutionele aspecten van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, en de Bijlagen I en II
De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen :
Artikel 1.Dit decreet regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in de artikelen 127 en 128 van de Grondwet.
Art. 2.Het Protocol tot aanpassing van de institutionele aspecten van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, en de Bijlagen I en II, opgemaakt te Brussel op 30 juni 1999, zullen volkomen uitwerking hebben.
Brussel, 21 november 2002.
Het College van de Franse Gemeenschapscommissie bekrachtigt het decreet aangenomen door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie houdende instemming met het Protocol tot aanpassing van de institutionele aspecten van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, en de Bijlagen I en II. E. TOMAS, Voorzitter van het College F.-X. de DONNEA, Lid van het College D. GOSUIN, Lid van het College W. DRAPS, Lid van het College A. HUTCHINSON, Lid van het College