Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 18 juni 2009
gepubliceerd op 04 september 2009

Besluit van de Waalse Regering betreffende de handelingen en de werken bedoeld in artikel 84, § 2, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, de samenstelling van de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en de procedure die van toepassing is voor de energieprestatie van gebouwen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009203976
pub.
04/09/2009
prom.
18/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/18/2009203976/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JUNI 2009. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de handelingen en de werken bedoeld in artikel 84, § 2, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, de samenstelling van de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en de procedure die van toepassing is voor de energieprestatie van gebouwen


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, inzonderheid op de artikelen 84, § 2, lid 2, artikel 115, lid 2, 127, § 2, lid 2 en § 4, lid 2, 237/2, 237/16, 237/25, 237/26 en 237/27;

Gelet op Boek V van hetzelfde Wetboek;

Gelet op het advies van de "Commission régionale de l'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening), gegeven op 3 mei 2009 (09/CRAT B.3604);

Gelet op advies 46.603/4 van de Raad van State, gegeven op 10 juni 2009 overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals vervangen bij de wet van 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit strekt meer bepaald tot gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 inzake de energieprestatie van de gebouwen.

Art. 2.De artikelen 262 tot 265/1 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en de onderdelen die ze bevatten worden vervangen door hoofdstuk IV van titel I van Boek V van hetzelfde Wetboek, houdende de artikelen 262 tot en met 265, luidend als volgt : "HOOFDSTUK IV. - Lijst der handelingen en werken van gering belang" Afdeling I. - Handelingen en werken vrijgesteld van de

stedenbouwkundige vergunning

Art. 262.De volgende handelingen en werken worden vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunning : 1° de tijdelijke constructies voor de installatie van bouwplaatsen voor toegelaten handelingen en werken, met inbegrip van refters, onderkomens en sanitair evenals de ontvangstpaviljoenen, tijdens de duur van de handelingen en werken en voor zover zij onafgebroken plaatsvinden;2° voor zover dat gebeurt overeenkomstig de bestemming van het gebied, het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte met uitsluitend de zon als energiebron, waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde onroerend en waarbij tegemoet wordt gekomen aan één of meerdere van de volgende gevallen : - indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een hellend dak, is de projectie van het uitstekende deel op het verticale vlak kleiner dan of gelijk aan 0,30 meter en het verschil in hellingsgraad tussen de module en het dak van dat gebouw kleiner dan of gelijk aan 15 graden; - indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een plat dak, bedraagt het verticaal uitstekende deel maximum 1,50 meter en bedraagt de helling van de module maximum 35 graden; - indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een opgaande muur, bedraagt het horizontaal uitstekende deel tussen 1,20 meter en 1,50 meter en bedraagt de helling van de module tussen 25 en 45 graden; 3° op voorwaarde dat de stabiliteit van het gebouw niet in gevaar wordt gebracht, de werken voor de binnen- of buiteninrichting of de instandhoudings- en onderhoudswerken die geen wijziging inhouden van het gebouwde volume of van diens architectonische aspect of die er niet in bestaan een nieuwe woning op te richten of de bestemming van het geheel of een deel van het goed in de zin van artikel 84, § 1, 6° en 7°, te wijzigen;4° iedere omkeerbare inrichting die overeenstemt met een bestemming als hoven en tuinen die hetvolgende beoogt : a) het plaatsen van tuinmeubilair zoals banken, tafels, stoelen;b) de open haarden of barbecues, vuilnisemmers, compostbakken, pergola's of zuilen voor zover de totale hoogte niet 2,50 m overstijgt;c) de opbouw- of zelfdragende zwembaden;c) het plaatsen van lantaarn- en verlichtingspalen zodat de op de grond overgebrachte lichtbundel van de lampen de eigendomsbeperking niet overstelpt;e) de apparaten die strikt noodzakelijk zijn voor het spelen, waarbij deze niet hoger mogen zijn dan 3,50 m;f) de installatie van plantenbakken en sierfonteinen;g) het plaatsen van een radio-tv-antenne of een paraboolantenne voor zover : - de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,00m2; - zij ofwel verankerd is in een opgaande muur aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van het openbare domein of minstens 4,00 m achter de rooilijn staat; ofwel voor zover zij verankerd is in de grond of op een dakdeel ofwel voor zover ze gevestigd is aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van het openbare domein; - de antenne een kleurschakering vertoont die gelijk is aan die van haar draagbasis; 5° elke inrichting die uitgevoerd wordt in woongebied, in woongebied met een landelijk karakter of in een ontsloten gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is of verband houdt met een gebouw dat bestond voor de inwerkingtreding van het gewestplan of behoorlijk gemachtigd is op grond van artikel 111 of 112 en geheel of gedeeltelijk bestemd is voor het verblijf, waarbij beoogd wordt : a) de aanleg van wegen en terrassen op de bodem;b) de aanleg van een vijver met een kleinere oppervlakte dan 25,00 m2;c) per eigendom, de aanleg van een niet-overdekt zwembad voor privé-doeleinden met een maximumoppervlakte van 50,00 m2, evenals elke veiligheidsinrichting eromheen met een maximumhoogte van 2,00 m, voor zover dat zwembad gelegen is aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van het wegendomein, op minstens 3,00 m van de grenzen met de belendende percelen en voor zover de afgegraven aarde voor deze inrichtingen geen enkele gevoelige wijziging meebrengt van het natuurlijke bodemreliëf op de rest van de eigendom;die zwembaden mogen overdekt worden door een lichte, uitschuifbare telescopische zwembadoverkapping waarmee de oppervlakte bedekt wordt, voor zover ze niet hoger reikt dan 2,00 meter; d) per eigendom, het plaatsen of het verwijderen van een tuinhuisje dat niet bestemd is voor één of meerdere dieren, met een maximumoppervlakte van 20,00 m2 die niet hoger reikt dan 2,50 m aan de druipkant en 3,50 m aan de nok, berekend ten opzichte van het natuurlijke bodemniveau voor zover het gelegen is aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van het wegendomein en op minstens 2,00 m van de grenzen met de belendende percelen;e) de afsluitingen met een maximumhoogte van 2,00 m die bestaan uit heggen aangelegd met regionale soorten of met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met eventueel op de basis ervan een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,50 cm of één of twee horizontale dwarsstukken, evenals deurtjes of hekjes met een maximumhoogte van 2,00 meter waardoor een breed gezicht op de eigendom mogelijk blijft;f) per eigendom, het plaatsen of het verwijderen van een carport, voor zover : - deze opgetrokken wordt als aanbouw van een bestaand gebouw en rechtstreeks verbonden is met de weg; - een maximumoppervlakte van 30,00 m2 bedraagt; - het volume overdekt wordt door een dak dat gevestigd is op houten palen of op pijlers bestaande uit materialen die vergelijkbaar zijn met de bekleding van het bestaande gebouw; - het dak ofwel één helling, of twee hellingen met dezelfde hellingsgraad en lengte telt of plat is; - indien het een zadeldak betreft, de hoogte niet meer bedraagt dan 2,50 m aan de druipkant en 3,50 m aan de nok en de materialen voor de bedekking van het dak vergelijkbaar zijn met die van het bestaande dak; - indien het een plat dak betreft, de hoogte niet meer dan 3,20 meter bedraagt aan de acroterie; 6° het plaatsen, verplaatsen, het verbouwen of uitbreiden van ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, met inbegrip van de privé-aansluitingen, voor zover die inrichtingen betrekking hebben op de infrastructuur die noodzakelijk is voor het aanleggen van de eigendom, evenals het plaatsen van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem;7° het plaatsen van installaties met een sociaal, cultureel, sportief of recreatief karakter voor een maximumduur van zestig dagen voor zover het goed na afloop van die termijn in zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordt;8° het vervangen van deuren, ramen of openingen in de muren of in het dak, door isolerende deuren of ramen;9° het sluiten, het maken of het wijzigen van openingen die zich bevinden in het dakvlak op maximum één verdieping en met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur; het sluiten dient uitgevoerd te worden met hetzelfde materieel als dat van het dak; 10° het sluiten, openen of wijzigen van deuren of openingen in de opgaande muren met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur voor zover : a) het sluiten, het openen of het wijzigen niet plaatsvinden in een opgaande muur die de bouwlijn van de openbare weg uitmaken;b) het sluiten, het openen of het wijzigen gebeuren met dezelfde bekledingsmaterialen als die voor de opgaande muur;c) elke opening of wijziging maximum tot één verdieping beperkt blijft en vergelijkbare verhoudingen vertoont met die van de bestaande openingen;d) de gezamenlijke deuren en openingen een heersend verticaal kenmerk vertonen;11° de vervanging van de bekleding van opgaande muren en dakbedekkingen door isolerende bekledingen en bedekkingen met eenzelfde buitenaanzicht voor zover de bijkomende laag niet meer bedraagt dan 0,30 m;12° op het openbare domein : a) voor de rijwegen die niet breder zijn dan 7,00 m en voor zover de grondslag van die rijwegen noch verbreed worden noch gewijzigd worden in hun voornaamste dwarsprofielen, de hernieuwing van de funderingen en de verharding van de wegen, bermen, boorden en trottoirs, uitgezonderd de veranderingen van verhardingen bestaande uit natuursteen;b) zonder wijziging van de voornaamste kenmerken van het dwarsprofiel, de hernieuwing, de verplaatsing of de verwijdering van de bijkomende elementen zoals de relingen, de beveiligingsconstructies en de schampranden, met uitzondering van de steunmuren en de geluidsschermen;c) de installatie, de verplaatsing, de wijziging of de uitbreiding van ingebouwde, verankerde netwerken die steunen op het domein van de openbare weg of erover uitsteken;d) de voorlopige weginrichtingen met een maximumduur van twee jaar;e) de werken voor de aanleg van ruimten voor voetgangers, personen met een verminderde beweeglijkheid of fietsers en waarbij de plaatselijke verruiming van die ruimten, de verbetering van hun esthetisch aspect of de veiligheid van de gebruikers wordt beoogd;f) het plaatsen of vernieuwen van klein stadmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, vuilnisemmers, lantaarn- en verlichtingspalen, plantenbakken, fonteintjes;g) de werken voor de aanleg van ruimten voor plantsoenen;h) het plaatsen, verplaatsen of verwijderen van volgende inrichtingen of elementen : - de verkeersborden, met inbegrip van de steunstructuren en portalen, evenals van de bescherming ervan tegenover het verkeer; - de vaste of mobiele installaties waarbij het verkeer of het parkeren beperkt worden; - de installaties voor de controle op het parkeren zoals parkeermeters of parkeerautomaten; - de installaties voor het parkeren van tweewielers; - de bijkomende technische al dan niet ondergrondse installaties zoals kasten voor de elektrische bediening van verkeerslichten of van de openbare verlichting, praatpalen, brandpalen en bedieningskasten voor teledistributie; i) het plaatsen, verplaatsen of verwijderen van inrichtingen voor de openbare verlichting;j) het plaatsen, verplaatsen of verwijderen van volgende inrichtingen voor de aanplakking of bekendmaking : - de aanplakzuilen waarvan de schacht met een diameter van maximum 1,20 m beperkt blijft tot 3,50 m hoogte; - de aanplakborden op voeten waarvan de maximale hoogte en breedte respectievelijk niet meer dan 2,50 m en 1,70 m bedragen en waarvan de bruikbare oppervlakte niet meer dan 4 m2 per vlak bedraagt. k) het aanbrengen of het wijzigen van de wegmarkeringen;l) het plaatsen, verplaatsen of verwijderen van verkeersdrempels;m) het aanbrengen, verwijderen of hernieuwen van inrichtingen voor het gebruik van de wegen en de openbare vervoerslijnen zoals palen van bovenleidingen, signalen, portieken, hokjes, bedieningskasten voor verkeersborden of palen voor bus- of tramhaltes voor reizigers;n) onverminderd het voorafgaandelijk verkrijgen van een wegvergunning, het plaatsen van een seizoensgebonden openluchtterras in de horecasector, voor zover de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 50,00 m2;o) de hokjes voor reizigers bij de haltes van het openbaar vervoer;p) het plaatsen of verplaatsen van brievenbussen;13° in bosgebied, de houten uitkijkposten bedoeld in artikel 1, 1, 9°, van de jachtwet van 28 februari 1882, evenals de vogelkooien voor het herbevolken van de bossen met wildsoorten voor de jacht;14° in de niet-bebouwingsgebieden, het aanleggen of wijzigen van een drainagesysteem. Afdeling 2. - Handelingen en werken onderworpen aan een

stedenbouwkundige verklaring

Art. 263.§ 1. Voor zover ze geen afwijking inhouden van wetgevende, decreetgevende of regelgevende bepalingen en ze geen voorbereidende handelingen of werken vereisen die onderworpen zijn aan de stedenbouwkundige vergunning, is geen stedenbouwkundige vergunning, maar wel een voorafgaandelijke stedenbouwkundige verklaring nodig voor volgende handelingen en werken : 1° de inrichtingen die overeenstemmen met de normale bestemming als hoven en tuinen voor zover ze onder de handelingen en werken vallen bedoeld in artikel 262, § 1, 4°, b, d, e en g, maar er niet de voorwaarden voor vervullen;2° per eigendom, het oprichten of het verwijderen van een carport met een maximumoppervlakte van 30,00 m2 die niet tegemoet komt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 262, 5°, f ;3° de opening of de wijziging van andere openingen dan die bedoeld in artikel 262, § 1, 9° en 10°, met hetzelfde architectonische aanzicht als de bestaande openingen;4° de vervanging van de bekleding van opgaande muren en dakbedekkingen door isolerende bekledingen en bedekkingen als bedoeld in artikel 262, § 1, 11°, die er niet de voorwaarden voor vervullen;5° per eigendom, de bouw of de vervanging van een secundair bouwvolume door een secundair bouwvolume zonder verdieping : a) als het een aanbouw betreft dat op een bestaand gebouw aansluit, aan de achterkant van dat gebouw of minstens 4,00 m achter de rooilijn of als het op dat gebouw aansluit door een bouwvolume met een plat dak, voor zover : - het een maximumoppervlakte vertoont van 30,00 m2 en opgetrokken wordt op minstens 2,00 m van de grens met de belendende percelen; - het bouwvolume overdekt wordt door een dak met één helling, of twee hellingen met dezelfde hellingsgraad en lengte of door een plat dak; - indien het een zadeldak betreft, de hoogte niet meer bedraagt dan 3,00 m aan de druipkant en 5,00 m aan de nok, voor zover de hoogte van de druipkant lager is dan de hoogte van de druipkant van het voornaamste bouwvolume of als het een plat dak betreft, 3,20 m aan de acroterie; - de bekledingsmaterialen van de opgaande muren hout, glas of elk ander materiaal, vergelijkbaar met het bestaande gebouw, zijn, waarbij alle uitgevoerde openingen overheersend verticale kenmerken hebben; - als het een zadeldak betreft, de materialen voor de dakbedekking vergelijkbaar zijn met die van het bestaande gebouw; b) als het los staat en opgetrokken is aan de achterkant van een bestaand gebouw, voor zover : - het niet voor bewoning bestemd is; - het een maximumoppervlakte vertoont van 30,00 m2 en opgetrokken wordt op minstens 2,00 m van de grens met de belendende percelen; - het bouwvolume overdekt wordt door een dak met één helling, of twee hellingen met dezelfde hellingsgraad en lengte of door een plat dak; - de kroonlijsthoogte 2,50 m en de nokhoogte 3,50 m niet overschrijdt als het een zadeldak betreft en 3,20 m aan de acroterie als het een plat dak betreft; - de bekledingsmaterialen van de opgaande muren hout, glas ou elk ander materiaal, vergelijkbaar met het bestaande gebouw, zijn, waarbij alle uitgevoerde openingen overheersend verticale kenmerken hebben; - de materialen voor de dakbedekking vergelijkbaar zijn met het bestaande gebouw; 6° in de hoven en tuinen : volgende handelingen en werken : a) de hokken voor één of meerdere dieren, voor zover : - per eigendom, de maximumoppervlakte 15,00 m2 bedraagt en 25,00 m2 voor de duiventillen; - ze opgetrokken worden op minstens 3,00 van de grens met de belendende percelen; - ze opgetrokken worden op minstens 20,00 m van de grens met elke naburige woning; - de kroonlijst- en de nokhoogte respectievelijk niet meer dan 2,50 m en 3,50 m bedraagt ten opzichte van het natuurlijke niveau van de bodem; - het bekledingsmateriaal van de opgaande muren uit hout of traliewerk bestaat of vergelijkbaar is met de materialen van het bestaande hoofdgebouw; b) een bijenhuis, onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Veldwetboek;c) het plaatsen van hekken, deurtjes of hekjes ander dan die bedoeld in artikel 262, § 1, 5°, e;d) per eigendom, voor zover ze gelegen zijn aan de achterkant van de woning, de aanleg van een vijver of niet-overdekt zwembad die de 75,00 m2 niet overschrijdt voor zover de afgegraven aarde van die inrichtingen geen gevoelige wijziging van het natuurlijk bodemreliëf op de rest van de eigendom inhoudt;7° het slopen van bouwwerken zonder boven- of ondergrondse verdieping, voor zover : a) de grondoppervlakte niet meer bedraagt dan 30,00 m2;b) ze niet aangelegd zijn op de rooilijn;8° voor de landbouwbedrijven : a) de bouw van geheel of gedeeltelijk ingegraven opslagsilo's, voor zover de bovenhoogte van de steunmuren niet meer dan 1,50 m boven het niveau van het natuurlijk bodemreliëf uitstijgt;b) de aanleg van een mestvloer, voor zover : - hij aangelegd wordt op minstens 3,00 m van de grenzen van de belendende percelen en minstens 20,00 m van elke andere woning dan die van de landbouwondernemer; - de bovenhoogte van de mestvloer of van de steunmuren niet meer bedraagt dan 1,50 m boven het niveau van het natuurlijke bodemreliëf; c) het plaatsen van tanks voor de inzameling of opslag van water of dierlijke mest, geheel of gedeeltelijk ingegraven, voor zover de bovenhoogte van de steunmuur niet meer bedraagt dan 0,50 meter en de tanks gevestigd zijn op minstens 10,00 m van elke al dan niet bevaarbare waterloop, op minstens 3,00 m van het publieke domein en op minstens 20,00 m van elke andere woning dan die van de landbouwondernemer;9° de kerstbomenteelt voor een periode die de duur van twaalf jaar niet overstijgt;10° in het gebied aanpalend aan het bosgebied, de houten uitkijkposten bedoeld in artikel 1, § 1, 9° van de jachtwet van 28 februari 1882. § 2. Het gemeentecollege is bevoegd om kennis te nemen van de verklaring bedoeld in § 1.

Niemand mag de handelingen en werken bedoeld in § 1 uitvoeren zonder vooraf een verklaring tegen ontvangstbericht per zending of overgave te richten aan het gemeentecollege en zonder er tegelijkertijd een afschrift van te hebben verstuurd aan de gemachtigd ambtenaar.

De verklaring is onontvankelijk : 1° als ze verstuurd of ingediend is in strijd met dit artikel of als ze er de bepalingen van niet naleeft;2° als ze het volgende niet bevat : a) een kadastraal uittreksel betreffende het onroerend goed waarvan de geldigheidsdatum niet ouder is dan twaalf maanden te rekenen van de datum van de verklaring;b) drie genummerde foto's van de ligging van de overwogen handelingen en werken, met opgave, op het kadastraal uittreksel, van de gefotografeerde plaatsen;c) een schriftelijke of grafische omschrijving, de vestiging en een schets met opgave van afmetingen van de overwogen handelingen en werken, samen met, in voorkomend geval, een desbetreffende technische documentatie. Binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van de verklaring licht het gemeentecollege de verklaringindiener per zending in over het al dan niet ontvankelijk zijn van de verklaring.

Als de verklaring onontvankelijk is, geeft het gemeentecollege de reden voor de onontvankelijkheid op, in voorkomend geval, een lijst van de ontbrekende stukken en deelt mee dat de verklaringsprocedure herbegonnen moet worden.

Bij een verklaring die ontvankelijk wordt geacht door het gemeentecollege mag de verklaringindiener de handelingen en werken uitvoeren twintig dagen na de verklaring te hebben verstuurd.

Indien de verklaringindiener niet over de ontvankelijkheid van zijn verklaring wordt ingelicht binnen de vijftien dagen, mag de verklaringindiener per zending een herinneringsschrijven sturen aan het gemeentecollege. Als het gemeentecollege bij verstrijken van een nieuwe termijn van vijftien dagen ingaand op de datum van versturen van de rappelbrief, zich niet heeft uitgesproken over de ontvankelijkheid van de verklaring, wordt de verklaring ontvankelijk geacht en mag de verklaringindiener de handelingen en werken uitvoeren twintig dagen na de rappelbrief te hebben verstuurd.

De verklaring wordt aangeplakt op de grond tegen de grens met het publieke domein en op zichtbare wijze vanaf het publieke domein, door toedoen van de verklaringindiener, gedurende de gehele duur van de uitvoering van de handelingen en werken.

Het gemeentecollege houdt een register van de verklaringen ter beschikking van derde belangstellenden en maakt het elk kwartaal aan de gemachtigd ambtenaar over.

De Minister van Ruimtelijke Ordening kan de vorm van de verklaring vastleggen en de inhoud ervan nader bepalen. Afdeling 3. - Handelingen en werken met beperkte impact in de zin van

artikel 127, § 4, tweede lid, 1°

Art. 264.Voor zover ze geen afwijking van wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen als gevolg hebben en geen voorbereidende handelingen en werken onderworpen aan de stedenbouwkundige vergunning vereisen, hebben de volgende handelingen en werken een beperkte impact : 1° ofwel indien de uit te voeren handelingen en werken bedoeld zijn in artikel 84, § 1, 2°, 3°, 6°, 9° tot 12°;2° ofwel in volgende gevallen : a) een bestaand bouwwerk ombouwen voor zover diens grondinneming hoogstens 60 m2 bedraagt;b) een bijgebouw bouwen of herbouwen of een installatie plaatsen, zelfs in niet-duurzame materialen, niet aangrenzend aan het hoofdgebouw voor zover ze niet bestemd zijn voor bewoning en geen functionele eenheid vormen met een bestaand bouwwerk of een geheel van bestaande bouwwerken voor zover de grondinneming van het opgetrokken geheel hoogstens 60 m2 bedraagt;c) in de nabije omgeving van een bouwwerk of van een behoorlijk gemachtigde installatie, handelingen en werken uitvoeren voor de inrichting op de bodem zoals wegen, parkeerruimtes in de open lucht, waarneembare geringe wijzigingen in het bodemreliëf, vijvers, omheinings- of steunmuren evenals het plaatsen van reservoirs of omheiningen;d) één of meer modules plaatsen voor de productie van elektriciteit of warmte, waarvan de energiebron uitsluitend solair is en waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw gelegen op hetzelfde onroerend goed onmiddellijk bevoorraad worden;e) één of verschillende vaste of verplaatsbare installaties plaatsen, die geen verbinding vereisen. Afdeling 4. - Handelingen en werken vrijgesteld van de medewerking van

een architect

Art. 265.De medewerking van een architect is niet verplicht voor : 1° de handelingen en werken bedoeld in artikel 84, § 1, 2°, 3°, 8° tot 13° van het Wetboek;2° de handelingen en werken bedoeld in de artikelen 262 tot 263;3° de verbouwing van een bestaand bouwwerk, al dan niet bestemd voor bewoning, voor zover de uitbreiding niet voor bewoning zonder verdieping, noch ondergrond is bestemd en voor zover diens grondinneming niet hoger is dan 40 m2;4° de oprichting van één of verschillende woningen in een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bestemd is voor bewoning, voor zover ze geen andere wijziging van het gebouwde volume dan die bedoeld in artikel 263, 4°, a, als gevolg heeft;5° de bouw van een veranda aanliggend aan het hoofdgebouw voor zover die slechts één niveau heeft;6° de bouw van een bijgebouw niet bestemd voor bewoning, zoals vogelkooien, duiventillen, schuilplaatsen voor dieren, tuinhuizen, die niet bedoeld is in punt 2° en die niet aangrenzend is aan een bestaand bouwwerk;7° het plaatsen van één of verschillende vaste of verplaatsbare installaties die geen verbinding vereisen of het plaatsen van een antenne voor zover de vestiging op een afstand van de gemene grenzen minstens gelijk aan de totale hoogte van de installatie gelegen is;8° het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw gelegen op hetzelfde onroerend goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is, bevoorraad worden, voor zover de vestiging op een afstand van de gemene grenzen minstens gelijk aan de totale hoogte van de module gelegen is;9° onverminderd de artikelen 262 en 263, de wijziging van de bestemming van een gebouw bedoeld in artikel 84, § 1, 7°, voor zover de geplande handelingen en werken de draagstructuren van het gebouw niet veranderen of ze noch de wijziging van het opgebouwde volume, noch van het architectonische karakter vergen.10° de handelingen en werken voor de inrichting op de bodem in de nabije omgeving van een bouwwerk of van een private behoorlijk gemachtigde installatie, zoals wegen, parkeerruimtes in de open lucht, vijvers, niet-overdekte zwembaden, niet overdekte sportvelden, omheinings- of steunmuren evenals het plaatsen van huishoudelijke reservoirs of omheiningen;11° de uitvoering van een bijzonder beheersplan van een staatsnatuurreservaat, bedoeld in artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, en een beheersplan van een erkend natuurreservaat bedoeld in artikel 19 van dezelfde wet".

Art. 3.De artikelen 284 tot 306 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en de groeperingen die ze omvatten, worden vervangen door hoofdstuk VII van titel I van boek V van hetzelfde wetboek, dat de artikelen 284 tot 299 omvat, luidend als volgt : "HOOFDSTUK VII. - Samenstelling van het vergunningsaanvraagdossier bedoeld in Boek I en van het dossier betreffende de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning bedoeld in Boek IV Afdeling 1. - Vergunningsaanvraagdossiers waarvoor de medewerking van

een architect vereist is Onderafdeling 1. - Algemene inhoud van de dossiers betreffende de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning

Art. 284.Deze onderafdeling is van toepassing op de vergunningsaanvragen waarvoor de medewerking van een architect vereist is en die de volgende handelingen en werken betreffen : 1° bouwen of een grond gebruiken voor het plaatsen van één of meer vaste installaties;2° herbouwen;3° een bestaand bouwwerk ombouwen in de zin van artikel 84, § 1, 5°;4° restauratiewerken betreffende een onroerend goed dat op de beschermingslijst staat of beschermd is ondernemen of laten ondernemen.

Art. 285.Het dossier betreffende de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor de handelingen en werken bedoeld in deze onderafdeling omvat : 1° een vergunningsaanvraag in tweevoud, gesteld op een formulier dat door de gemeente is opgemaakt en door deze gratis ter beschikking van de aanvrager wordt gesteld;het formulier moet de tekst van het in bijlage (20) opgenomen model bevatten; de vergunningsaanvraag gaat vergezeld van zoveel exemplaren van plannen als er te raadplegen instellingen zijn; 2° een attest waarbij de architect of architecten die de bouwplannen hebben ontworpen en ondertekend, enerzijds, en, anderzijds, de architect of architecten die belast zullen zijn met het wettelijk voorgeschreven toezicht op het werk bij de uitvoering ervan, verklaren op welke tabel van de Orde van Architecten of op welke lijst van stagiairs zij zijn ingeschreven, op welke datum ze bij de Nationale Raad van Orde overgegaan zijn tot de verklaring, bedoeld in artikel 8, § 2, tweede en derde lid, van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van Architecten;dit attest moet de tekst bevatten van de modellen in bijlagen 21 en 22.

Het attest met de tekst van het model in bijlage (22) moet het visum dragen van de Raad van de Orde waarvan de betrokken architecten afhangen.

Dit visum heeft enkel tot doel te bevestigen dat de betrokkene gedurende een periode van die maanden het recht heeft in België het beroep van architect uit te oefenen.

Heeft de bevoegde Raad van de Orde zich over de aanvraag tot verkrijging van het visum niet uitgesproken binnen tien werkdagen na verzending van het attest, dan dient de betrokken architect het bedoelde attest zonder visum over te leggen. In dit geval dient het attest in drievoud te worden ingevuld.; 3° de documenten betreffende de geplande handelingen en werken die ondertekend zijn door de aanvrager en de architect en die hetgeen volgt omvatten : a) een verslag dat de geplande handelingen en werken voorstelt, de inrichtingsopties en de architectonische opzet van het ontwerp alsmede, wanneer het ontwerp een afwijking van de wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen als gevolg heeft, een motivering van de aangevraagde afwijkingen; het verslag wordt op grond van de volgende elementen opgemaakt : i. de ligging van het betrokken goed, uitgebeeld op een plan opgemaakt op een schaal van maximum 1/5 000 of 1/2 500, waarop hetgeen volgt binnen een straal van 500 meter van laatstgenoemd goed vermeld staat : - de oriëntatie; - de ligging van het bij het ontwerp betrokken goed ten opzichte van de centrale kern van de plaats, alsmede, in voorkomend geval, ten opzichte van een omtrek voor hoog risico bedoeld in artikel 31, van een omtrek bedoeld in artikel 136 of van een Natura 2000-gebied; - de toegangswegen met vermelding van hun juridische statuut en hun benaming; ii. de rechtstoestand die hetgeen volgt vermeldt : - de bestemming van het betrokken goed in het gewestplan; - in voorkomend geval, zijn bestemming in het gemeentelijk plan van aanleg, zijn ligging in het gemeentelijk structuurplan en de inrichtingsopties van het stedenbouwkundige en milieuverslag; - indien het goed opgenomen is in de omtrek voor toepassing van een algemeen reglement op gebouwen in landbouwgebieden, een algemeen reglement op de gebouwen in de beschermde gebieden van sommige gemeenten inzake stedenbouw of een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement; iii) de stedenbouwkundige en landschappelijke context uitgebeeld op een plan opgemaakt op een schaal 1/500 en waarin hetgeen volgt vermeld staat : - de oriëntatie; - de verbindingsweg, met ingeschreven maten, met inbegrip van zijn liggingsniveau, zijn inrichtingen en uitrustingen, alsmede in voorkomend geval, de desbetreffende geplande wijzigingen met ingeschreven maten; - de vestiging, de afmetingen, de aard of de bestemming van de op het betrokken goed bestaande bouwwerken binnen een straal van 50 m van laatstgenoemd goed; - wanneer het ontwerp de toepassing van de artikelen 110 tot 113 en 127, § 3, als gevolg heeft, de voornaamste krachtlijnen zoals de opvallende elementen van het reliëf, de hoogtelijnen, de vegetatie, de aanwezigheid van een waterloop of elk ander opvallend element van het landschap op het betrokken goed en binnen een straal van 50 meter van laatstgenoemd goed; - de genummerde aanduiding van de fotografische opnamen van de fotoreportage bedoeld in artikel 285, 3°, b ; b) een fotoreportage die de overweging van de stedenbouwkundige en landschappelijke context waarin het ontwerp kadert, mogelijk maakt, en die minstens hetgeen volgt omvat : i.twee fotografische opnamen, de ene langs de weg en die op het perceel en de daaraan aangrenzende gebouwen wijst, de andere die op de tegenover elkaar gelegen percelen aan de andere kant van de weg wijst; ii. minstens drie verschillende fotografische opnamen om de grenzen van het betrokken goed en de aangrenzende bouwwerken te visualiseren; iii. wanneer het gaat om een nieuw bouwwerk, wanneer het ontwerp de toepassing van de artikelen 110 tot 113, 127, § 3, als gevolg heeft, wanneer het gaat om een vergunning voor gegroepeerde bouwwerken of wanneer het ontwerp in een landschappelijk waardevolle omtrek gelegen is : - minstens drie verschillende fotografische breedbeeldopnamen die de visualisatie van de algemene landschappelijke context waarin het ontwerp kadert, met aanduiding op de foto van de vestigingsplaats van het ontwerp, mogelijk maken; - één of meer verschillende en representatieve fotografische opnamen in drie afmetingen van de geplande handelingen en werken en van de feitelijke toestand binnen een straal van 50 m van elke grens van het betrokken perceel of binnen de gepaste straal rekening houdende met de waarnemingsgezichtshoeken van het ontwerp ten opzichte van de aangrenzende percelen en van de al dan niet bebouwde context; c) de bezetting van het perceel, uitgebeeld op een plan opgemaakt op een schaal van 1/500 of 1/200 en waarin hetgeen volgt wordt vermeld : i.de grenzen met ingeschreven maten van het betrokken perceel en de hoogtelijnen; ii. minstens twee (lengte- en dwars-)doorsneden, met ingeschreven maten, van het reliëf alsmede, in voorkomend geval, de desbetreffende geplande wijzigingen met ingeschreven maten; iii. in voorkomend geval, de vestiging en de afmetingen, met ingeschreven maten, van de op het perceel bestaande bouwwerken die gehandhaafd of gesloopt moeten worden; iv. de vestiging en de afmetingen, met ingeschreven maten, van de geplande bouwwerken, de aanduiding van de materies van bekleding van de muren en de bedekking van de daken; v. de op het perceel opgelegde erfdienstbaarheden vanwege de mens; vi. de gehandhaafde of geplande inrichting van het restant van het betrokken perceel, met inbegrip van de achteruitbouwstroken, de omheiningen ervan, de parkeerplaatsen voor de voertuigen, de ligging, de hoogte van de bestaande vegetatie die hoogstammige bomen, de te handhaven of te slopen heggen, alsmede de waardevolle bomen, planten omvat; d) de visualisatie van het ontwerp met de te handhaven, te slopen of te bouwen bouwwerken, op een schaal 1/100, waarin hetgeen volgt wordt vermeld : i.het planzicht van elk niveau alsmede de huidige en toekomstige bestemming van de lokalen; ii. het aanzicht met het geheel van de openingen van elke opgaande muur naar het openbaar domein en, ter informatie, het aanzicht met het geheel van de openingen van de andere opgaande muren, alsmede de materie van bekleding van de muren en de bedekking van de daken iii. de dwars- en lengtedoorsneden, met ingeschreven maten, die het vestigingsniveau van de gelijkvloerse verdieping, de niveaus van het bestaande en geplande bodemreliëf en het profiel van de aangrenzende bouwwerken moeten omvatten; e) de vragenlijsten, bedoeld in het koninklijk besluit van 3 december 1962 waarbij een maandelijkse statistiek van de bouwvergunningen alsmede van de in de loop der maand begonnen gebouwen en voltooide gebouwen wordt voorgeschreven. Bij wijze van uitzondering kan het voorleggen van aanvullende documenten aangevraagd worden als ze als onontbeerlijk voor het begrijpen van het ontwerp worden beschouwd.

Art. 286.1° De tekeningen moeten gearceerd worden volgens een repertorium dat in de legenda moet vermeld staan, of donkergrijs voor beton, grijs voor nieuw metselwerk en arceringen voor bestaand metselwerk, onderbroken streepjes en punten die de ruimte tussen twee parallelle streepjes vullen, voor de te slopen gedeelten. 2° De plannen moeten genummerd en gevouwen worden tot standaardformaat 21 x 29,7 centimeter. Onderafdeling 2. - Vereenvoudigde inhoud van bepaalde dossiers betreffende de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning

Art. 287.Deze onderafdeling is van toepassing op de vergunningsaanvragen waarvoor de medewerking van een architect vereist is en die de volgende handelingen en werken betreffen : 1° een bestaand bouwwerk of gedeelte van bouwwerk aangrenzend aan een ander bouwwerk of installatie ombouwen in de zin van artikel 84, § 1, 5°;voor zover diens grondinneming hoogstens verdubbeld wordt; 2° één of verschillende nieuwe woningen oprichten in een bestaand bouwwerk;3° de bestemming van een goed in de zin van artikel 84, § 1, 7°, wijzigen.

Art. 288.Het dossier betreffende de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor de handelingen en werken bedoeld in deze onderafdeling omvat : 1° een vergunningsaanvraag in tweevoud, gesteld op een formulier dat door de gemeente is opgemaakt en door deze gratis ter beschikking van de aanvrager wordt gesteld;het formulier moet de tekst van het in bijlage (20) opgenomen model bevatten; de vergunningsaanvraag gaat vergezeld van zoveel exemplaren van plannen als er te raadplegen instellingen zijn; 2° een attest waarbij de architect of architecten die de bouwplannen hebben ontworpen en ondertekend, enerzijds, en, anderzijds, de architect of architecten die belast zullen zijn met het wettelijk voorgeschreven toezicht op het werk bij de uitvoering ervan, verklaren op welke tabel van de Orde van Architecten of op welke lijst van stagiairs zij zijn ingeschreven, op welke datum ze bij de Nationale Raad van Orde overgegaan zijn tot de verklaring, bedoeld in artikel 8, § 2, tweede en derde lid, van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van Architecten;dit attest moet de tekst bevatten van de modellen in bijlagen 21 en 22.

Het attest met de tekst van het model in bijlage (22) moet het visum dragen van de Raad van de Orde waarvan de betrokken architecten afhangen.

Dit visum heeft enkel tot doel te bevestigen dat de betrokkene gedurende een periode van die maanden het recht heeft in België het beroep van architect uit te oefenen.

Heeft de bevoegde Raad van de Orde zich over de aanvraag tot verkrijging van het visum niet uitgesproken binnen tien werkdagen na verzending van het attest, dan dient de betrokken architect het bedoelde attest zonder visum over te leggen. In dit geval dient het attest in drievoud te worden ingevuld; 3° de documenten betreffende de geplande handelingen en werken die ondertekend zijn door de aanvrager en de architect en die hetgeen volgt omvatten : a) een verslag dat de geplande handelingen en werken voorstelt, opgemaakt op grond van de volgende elementen : i.de ligging van het betrokken goed uitgebeeld op een plan opgemaakt op een schaal van 1/5 000 of 1/2 500, die binnen een straal van 500 meter van laatstgenoemd wat volgt vermeldt : - de oriëntatie; - de ligging van het bij het ontwerp betrokken goed ten opzichte van de centrale kern van de plaats, alsmede, in voorkomend geval, van een omtrek voor hoog risico bedoeld in artikel 31, van een omtrek bedoeld in artikel 136 of van een Natura 2000-gebied; - de toegangswegen met vermelding van hun juridisch statuut en hun benaming; ii. de stedenbouwkundige en landschappelijke context uitgebeeld op een plan opgemaakt op een schaal 1/500 waarin hetgeen volgt vermeld staat : - de oriëntatie; - de verbindingsweg, met ingeschreven maten, met inbegrip van zijn liggingsniveau, zijn inrichtingen en uitrustingen, alsmede in voorkomend geval, de desbetreffende geplande wijzigingen met ingeschreven maten; - de vestiging, de afmetingen, de aard of de bestemming van de op het betrokken goed bestaande bouwwerken binnen een straal van 50 m van laatstgenoemd; - wanneer het ontwerp de toepassing van de artikelen 110 tot 113 en 127, § 3 als gevolg heeft, de voornaamste krachtlijnen zoals de opvallende elementen van het reliëf, de hoogtelijnen, de vegetatie, de aanwezigheid van een waterloop of elk ander opvallend element van het landschap op het betrokken goed en binnen een straal van 50 meter van laatstgenoemd goed; - de genummerde aanduiding van de fotografische opnamen van de fotoreportage bedoeld in artikel 289, 3°, b; iii. wanneer het ontwerp een afwijking van de wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen als gevolg heeft, de bepalingen waarvan het ontwerp afwijkt en een motivering van de aangevraagde afwijkingen; b) een fotoreportage die de overweging van de stedenbouwkundige en landschappelijke context waarin het ontwerp kadert, mogelijk maakt, en die minstens hetgeen volgt omvat : i.twee fotografische opnamen, de ene langs de weg en die op het perceel en de daaraan aangrenzende gebouwen wijst, de andere die op de tegenover elkaar gelegen percelen aan de andere kant van de weg wijst; ii. minstens drie fotografische opnamen om de grenzen van het betrokken goed en de aangrenzende bouwwerken te visualiseren; c) de bezetting van het perceel, uitgebeeld op een plan opgemaakt op een schaal van 1/500 of 1/200, waarin hetgeen volgt wordt vermeld : i.de grenzen met ingeschreven maten van het betrokken perceel en de hoogtelijnen; ii. als het ontwerp een merkbare wijziging van het bodemreliëf als gevolg heeft, één of verschillende doorsneden van het bestaande en geplande reliëf; iii. in voorkomend geval, de vestiging en de afmetingen, met ingeschreven maten, van de op het perceel bestaande bouwwerken die gehandhaafd of gesloopt moeten worden; iv. de vestiging en de afmetingen, met ingeschreven maten, van de geplande bouwwerken, de aanduiding van de materies van bekleding van de muren en de bedekking van de daken; v. de op het perceel opgelegde erfdienstbaarheden vanwege de mens; vi. de gehandhaafde of geplande inrichting van het restant van het betrokken perceel, met inbegrip van de achteruitbouwstroken, de omheiningen ervan, de parkeerplaatsen voor de voertuigen, de ligging, de hoogte van de bestaande vegetatie die hoogstammige bomen, de te handhaven of te slopen heggen, alsmede de waardevolle bomen, planten omvat; d) de visualisatie van het ontwerp met de te handhaven, te slopen of te bouwen bouwwerken, op een schaal 1/100, waarin hetgeen volgt wordt vermeld : i.het planzicht van elk niveau alsmede de huidige en toekomstige bestemming van de lokalen; ii. het aanzicht met het geheel van de openingen van elke opgaande muur naar het openbaar domein en, ter informatie, het aanzicht met het geheel van de openingen van de andere opgaande muren, alsmede de materie van bekleding van de muren en de bedekking van de daken iii. de dwars- en lengtedoorsneden, met ingeschreven maten, die het vestigingsniveau van de gelijkvloerse verdieping, de niveaus van het bestaande en geplande bodemreliëf en het profiel van de aangrenzende bouwwerken moeten omvatten; e) de vragenlijsten, bedoeld in het koninklijk besluit van 3 december 1962 waarbij een maandelijkse statistiek van de bouwvergunningen alsmede van de in de loop der maand begonnen gebouwen en voltooide gebouwen wordt voorgeschreven. Bij wijze van uitzondering kan het voorleggen van aanvullende documenten aangevraagd worden als ze als onontbeerlijk voor het begrijpen van het ontwerp worden beschouwd.

Art. 289.1° De tekeningen moeten gearceerd worden volgens een repertorium dat in de legenda moet vermeld staan, of donkergrijs voor beton, grijs voor nieuw metselwerk en arceringen voor bestaand metselwerk, onderbroken streepjes en punten die de ruimte tussen twee parallelle streepjes vullen, voor de te slopen gedeelten. 2° De plannen moeten genummerd en gevouwen worden tot standaardformaat 21 x 29,7 centimeter. Afdeling 2. - Dossier van de vergunningsaanvragen waarvoor de

medewerking van een architect niet vereist is

Art. 290.Deze afdeling is van toepassing op de handelingen en werken waarvoor de medewerking van een architect niet vereist is en die betrekking hebben op de in artikel 84, § 1°, 2°, 3°, 8° tot 13° bedoelde handelingen en werken, alsook op de volgende handelingen en werken : 1° een bestaand bouwwerk ombouwen, al dan niet bestemd voor bewoning, voor zover de verbouwing niet bestemd is voor bewoning, zonder verdieping, noch kelderverdieping en met een grondinneming kleiner dan 40 m2;2° één of meer woningen bouwen in een gebouw dat geheel of gedeeltelijk voor bewoning bestemd is, voorzover ze geen wijziging van het gebouwde volume inhouden die niet bedoeld is in artikel 263, 5°, a;3° een veranda bouwen die naast het hoofdgebouw ligt voorzover ze gelijkvloers wordt aangelegd;4° een bijgebouw bouwen, dat niet voor bewoning bestemd is zoals zolières, duivenhokken, schuilplaatsen voor dieren, tuinhuiskes, dat naast een bestaand gebouw niet ligt;5° één of meerdere vaste of mobiele installaties plaatsen, die niet aaneengebouwd moeten worden, of een antenne plaatsen voor zover ze op een afstand tot de gemeenschappelijke grenzen staan die minstens gelijk is aan de totale hoogte van de installatie;6° één of meerdere modules plaatsen voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde onroerend goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is, voor zover ze op een afstand tot de gemeenschappelijke grenzen staan die minstens gelijk is aan de totale hoogte van de module;7° het wijzigen van de bestemming van een in artikel 84, § 1, 7, bedoeld gebouw, voor zover de overwogen handelingen en werken de draagstructuren van het gebouw niet veranderen of voorzover ze geen wijziging van het gebouwd volume of van het architectonische karakter inhouden;8° in de nabije omgeving van een bouwwerk of van een behoorlijk gemachtigde privé-installatie, handelingen of werken uitvoeren voor de inrichting op de bodem zoals wegen, parkeerruimtes in de open lucht, vijvers, niet-overdekte zwembaden, niet-overdekte sportvelden, omheinings- of steunmuren evenals het plaatsen van reservoirs of omheiningen;9° de tenuitvoerlegging van een bijzonder beheersplan van een domaniaal natuurreservaat, bedoeld in artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, en een beheersplan van een erkend natuurreservaat, bedoeld in artikel 19 van dezelfde wet.

Art. 291.Het dossier van milieuvergunningsaanvraag voor de in deze afdeling bedoelde handelingen en werken bevat : 1° een vergunningsaanvraag in tweevoud, gesteld op een formulier dat door de gemeente is opgemaakt en door deze gratis ter beschikking van de aanvrager wordt gesteld;het formulier moet de tekst van het in bijlage 20 opgenomen model bevatten; 2° de documenten in verband met de overwogen handelingen en werken, ondertekend door de aanvrager, die bevatten : a) een verslag met beschrijving van de handelingen en werken en, bij afbraak, de bestemming van het perceel na uitvoering van deze handelingen en werken, alsook de stedenbouwkundige en landschappelijk omgeving om het ontwerp in een straal van 200 meter van het ontwerp te situeren en waarin de volgende gegevens worden vermeld : i.de ligging; ii. de toegangswegen met aanduiding van hun rechtstoestand en van hun naam; iii. in een straal van 50 meter ervan, de vestiging, de aard of de bestemming van de bestaande gebouwen op het betrokken goed; iv. de genummerde aanduiding van de opnamen van de fotoreportage bedoeld in artikel 293, 2°, b; b) een fotoreportage die het in aanmerking nemen van de stedenbouwkundige en landschappelijke omgeving waarin het ontwerp past mogelijk maakt en die minstens bevat : i.twee opnamen, de ene langs de openbare weg, waarop het perceel en de aansluitende gebouwen zijn aangegeven, de andere waarop het perceel of de percelen tegenover elkaar aan de overkant van de weg, zijn aangegeven; ii. minstens drie opnamen om de grenzen van het betrokken goed en de naburige constructies af te beelden; c) het bezetten van het op een plan vermeld perceel, waarop de volgende gegevens worden vermeld : i.de grenzen van het betrokken perceel; ii. in voorkomend geval, de vestiging en het profiel van de op het perceel te behouden of af te breken bestaande bouwwerken; iii. in voorkomend geval, de vestiging en het profiel van de geplande bouwwerken, de aanduiding van het materiaal voor de bekleding van de opgaande muren en de bedekking van de daken; iv. de door 's mensen toedoen op het perceel gevestigde erfdienstbaarheden; v. de behouden of geplande aanleg van het saldo van het betrokken perceel, met inbegrip van de achteruitbouwstroken, de omheiningen ervan, de parkeerruimtes voor de voertuigen, de parkeerplaatsen, de hoogte van de bestaande vegetatie met inbegrip van de hoogstammige bomen, de te behouden of te vernietigen hagen, alsook de waardevolle bomen, de aanplantingen; vi. wanneer het ontwerp betrekking heeft op de in artikel 84, 13°, a) en b), van het Wetboek bedoelde handelingen en werken, moeten in het dossier de geplande voorzieningen om de opslagruimte of de mobiele installaties te bedekken, worden vermeld, alsook de gebruiksfrequentie van het terrein.

Bij wijze van uitzondering kan de overlegging van bijkomende documenten worden aangevraagd indien deze documenten noodzakelijk worden geacht voor het begrip van het ontwerp. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 292.In geval van wijziging van de bestemming van het geheel of van een deel van een goed in de zin van artikel 84, § 1, 7°, bevat het dossier daarnaast : 1° de aanduiding, op het plan van de ligging van de plaatsen van de parkeerruimten voor voertuigen binnen een straal van 100 meter van elk van de grenzen van het betrokken perceel;2° de aanleg van de gehouden of geplande omgeving van het saldo van het betrokken perceel;wanneer het ontwerp betrekking heeft op de in artikel 2°, 84, a), en b), van het Wetboek bedoelde handelingen en werken, moeten in het dossier de geplande voorzieningen om de opslagruimte of de mobiele installaties te bedekken, worden vermeld, alsook de gebruiksfrequentie van het terrein.

Art. 293.Wanner het ontwerp betrekking heeft op een waarneembare wijziging van het reliëf van de bodem in de zin van artikel 84, § 1, 8°, moet de aanvraag daarnaast een nota bevatten, houdende omschrijving van : 1° het beoogde doel;2° de aanduiding van de aard van de te verwijderen grond en in voorkomend geval, de aard en de herkomst van de aan te voeren grond;3° de maataanduiding van het bestaande reliëf om de 5 m op het vestigingsplan, met aanduiding van de huidige bestemming van het terrein, de beplantingen van de aangrenzende eigendommen, de afstand ervan ten opzichte van de grenzen van het betrokken terrein, alsook de terreinprofielen waarop het egalisatieoppervlak van het terrein is aangegeven;4° het beheer van de omgeving en de bescherming van de aangrenzende bouwwerken en beplantingen;5° de verwachte toestand na uitvoering van de wijzigingen van het reliëf van de bodem.

Art. 294.Wanneer de handelingen betrekking hebben op bebossing, ontbossing, het omhakken of de wijziging van het aanzicht van één of meerdere waardevolle bomen of hagen, met ontginning of met wijziging van de vegetatie van een gebied waarvan de Regering de bescherming noodzakelijk acht, bevat de aanvraag daarnaast een nota houdende omschrijving van : 1° het doel van de bebossing, van de ontbossing, van het omhakken of van de wijziging van het aspect van één of meerdere waardevolle bomen of hagen, van de ontginning of van de wijziging van de vegetatie van een gebied waarvan de Regering de bescherming noodzakelijk acht;2° de aanduiding op plan van de aanplantingen en van de bosbouwsoorten;3° het type aanplantingen en bosbouwsoorten;4° de aanduiding op plan van de te behouden bestaande bomen;5° bij omhakken of bij wijziging van het aspect van één of meerdre waardevolle bomen of hagen, de identificatie op plan van de boom of van de haag met de naam van het type en van het soort of de aard van de haag, haar geschatte ouderdom, haar omtrek gemeten op 1,5 meter van de grond, alsook de wijze van verdeling (alleenstaand of in groep);6° de verwachte toestand na de ontbossing, na het omhakken of de wijziging van het aspect van één of meerdere waardevolle bomen of hagen, na de ontginning of na de wijziging van de vegetatie.

Art. 295.Wanneer het gaat om handelingen en werken die onderworpen zijn aan de energieprestatie van gebouwen, bevat de aanvraag daarnaast : - voor nieuwe of gelijkgestelde gebouwen en gebouwen die het voorwerp uitmaken van belangrijke renovatiewerken, de in de artikelen 568, § 1, en 572 bedoelde EPB-verplichting alsook, in voorkomend geval, de in artikel 568, § 2 bedoelde haalbaarheidsstudie; - voor gebouwen die het voorwerp uitmaken van eenvoudige renovatiewerken of van de in artikel 549 bedoelde bestemmingswijziging, het in artikel 576 bedoeld formulier.".

Art. 4.Onder Titel IV "Uitvoeringsmaatregelen van Boek IV" van Boek V van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, wordt een vijfde hoofdstuk ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK V. - Procedure betreffende de energieprestatie van de gebouwen

Art. 565.Dit hoofdstuk is van toepassing op de in artikel 531, eerste lid, bedoelde gebouwen, die onderworpen zijn aan de EPB-eisen.

Art. 566.Op straffe van niet-ontvankelijkheid worden de EPB-verplichting, de initiële EPB-aangifte en de EPB-slotaangifte bedoeld in de eerste afdeling alsook het formulier bedoeld in de tweede afdeling, opgemaakt aan de hand van de formulieren die door de administratie ter beschikking van het publiek worden gesteld. Afdeling 1. - Nieuwe of gelijkgestelde gebouwen en gebouwen die het

voorwerp uitmaken van belangrijke renovatiewerken Onderafdeling 1. - Nieuwe of gelijkgestelde gebouwen

Art. 567.Deze afdeling bepaalt de procedure die toepasbaar is op de bouw- of heropbouwwerken van een nieuw of gelijkgesteld gebouw.

Art. 568.§ 1. Voor de gebouwen bedoeld bij deze afdeling wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, de EPB-verplichting gevoegd bij het vergunningsaanvraagdossier.

Naast de gegevens bedoeld in artikel 237/22, § 1, bevat de EPB-verplichting minstens : 1° het nummer van het EPB-dossier;2° de identiteit en de gegevens van de aangever, van de architect en van de EPB-verantwoordelijke;3° in voorkomend geval, de referentie van de erkenning van de EPB-verantwoordelijke;4° de aard van de werken en de bestemming of de bestemmingen van het goed;5° de totale nuttige oppervlakte van het betrokken gebouw en, in voorkomend geval, van het gedeelte ervan dat betrokken is bij de gedeeltelijke heropbouwwerken of dat het voorwerp uitmaakt van de uitbreiding;6° de verbintenis op erewoord van de aangever en van de EPB-verantwoordelijke dat ze kennis hebben genomen van de EPB-eisen die van toepassing zijn op hun ontwerp en van de toepasselijke sancties bij niet-inachtneming ervan;7° de datum;8° de handtekening van de aangever en van de EPB-verantwoordelijke. § 2. Bovendien wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, voor elk gebouw bedoeld in artikel 237/10, tweede lid, van het Wetboek, de technische, ecologische en economische haalbaarheidsstudie bij het vergunningsaanvraagdossier gevoegd.

Naast de gegevens bedoeld in artikel 237/16, bevat de technische, ecologische en economische haalbaarheidsstudie minstens : 1° het nummer van het EPB-dossier;2° de identiteit en de gegevens van de aangever, van de architect en van de EPB-verantwoordelijke;3° de referenties van de erkenning van de auteur van de haalbaarheidsstudie;4° de aard van de werken en de bestemming of de bestemmingen van het goed;5° de totale nuttige oppervlakte van het betrokken gebouw en, in voorkomend geval, van het gedeelte ervan dat betrokken is bij de gedeeltelijke heropbouwwerken of dat het voorwerp uitmaakt van de uitbreiding; de datum; 6° de handtekening van de aangever en van de auteur van de haalbaarheidsstudie.

Art. 569.Voor de gebouwen bedoeld bij deze afdeling, bevat de in artikel 134, eerste lid, bedoelde verzending : 1° de identiteit en de gegens van de ondernemers, als ze al gekend zijn;2° het adres en de kadastrale referenties van het betrokken terrein of van het betrokken gebouw;3° de toekenningsdatum van de vergunning en haar referentienummer;4° de datum van het begin van de handelingen en werken;5° de initiële EPB-aangifte;6° de identiteit en de gegevens van de ondernemers, als ze al gekend zijn;7° de handtekening van de houder van de vergunning. De in artikel 237/1, 11°, bedoelde initiële EPB-aangifte bevat minstens : 1° het nummer van het EPB-dossier;2° de identiteit en de gegevens van de aangever, van de architect en van de EPB-verantwoordelijke; 3° aanduiding van een eventuele wijziging van de identificatie van de tussenkomende partijen betrokken bij het ontwerp (de aangever, de architect, de EPB-verantwoordelijke enz.); 4° in voorkomend geval, de referentie van de erkenning van de EPB-verantwoordelijke;5° de aard van de werken en de bestemming of de bestemmingen van het goed en de eventuele geplande wijziging ervan;6° het beschermde volume van het gebouw of van de gedeelten van het gebouw;7° de eisen die toepasbaar zijn op elk gedeelte van het gebouw in functie van hun bestemming;8° de geplande maatregelen om de EPB-eisen te bereiken;9° een raming van het verwachte resultaat van de berekening van de EPB door de door het bestuur ter beschikking van de EPB-verantwoordelijke gestelde berekeningssoftware toe te passen;10° de datum;11° de handtekening van de aangever en van de EPB-verantwoordelijke.

Art. 570.De in artikel 237/1, 12°, bedoelde EPB-slotaangifte bevat minstens : 1° de identiteit en de gegevens van de ondernemers;2° de identiteit en de gegevens van de aangever, van de architect en van de EPB-verantwoordelijke; 3° aanduiding van een eventuele wijziging van de identificatie van de tussenkomende partijen betrokken bij het ontwerp (de aangever, de architect, de EPB-verantwoordelijke enz.); 4° de toekenningsdatum van de vergunning en haar referentienummer;5° de gebeurtenis die de termijn laat ingaan binnen dewelke de EPB-slotaangifte moet worden gericht en de datum ervan;6° de uitgevoerde maatregelen om de EPB-eisen te bereiken;7° het resultaat van de berekening van de EPB door de door het bestuur ter beschikking van de EPB-verantwoordelijke gestelde berekeningssoftware toe te passen;8° de datum;9° de handtekening van de aangever en van de EPB-verantwoordelijke. Onderafdeling 2. - Gebouwen die het voorwerp uitmaken van belangrijke renovatiewerken

Art. 571.Deze afdeling bepaalt de procedure die toepasbaar is op gebouwen die het voorwerp uitmaken van de in artikel 530, 3°, bedoelde belangrijke renovatiewerken.

Art. 572.Voor de gebouwen bedoeld bij deze afdeling wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, de EPB-verplichting gevoegd bij het vergunningsaanvraagdossier.

Naast de gegevens bedoeld in artikel 237/22, § 1, bevat de EPB-verplichting minstens : 1° het nummer van het EPB-dossier;2° de identiteit en de gegevens van de aangever, van de architect en van de EPB-verantwoordelijke;3° in voorkomend geval, de referentie van de erkenning van de EPB-verantwoordelijke;4° de totale nuttige oppervlakte van het gebouw : 5° de aard van de werken en de bestemming of de bestemmingen van het goed;6° het aandeel in de enveloppe die het voorwerp uitmaakt van werken (uitgedrukt in percentage);7° de totale kostprijs van de renovatie die betrekking heeft op de enveloppe of op de energetische installaties ten opzichte van de waarde van het gebouw, zonder rekening te houden met de waarde van het terrein;8° de verbintenis op erewoord van de aangever en van de EPB-verantwoordelijke dat ze kennis hebben genomen van de EPB-eisen die van toepassing zijn op hun ontwerp en van de toepasselijke sancties bij niet-inachtneming ervan;9° de datum;10° de handtekening van de aangever en van de EPB-verantwoordelijke.

Art. 573.Voor de gebouwen bedoeld bij deze afdeling, bevat de in artikel 134, eerste lid, bedoelde verzending : 1° de identiteit en de gegens van de ondernemers, als ze al gekend zijn;2° het adres en de kadastrale referenties van het betrokken terrein of van het betrokken gebouw;3° de toekenningsdatum van de vergunning en haar referentienummer;4° de datum van het begin van de handelingen en werken;5° de initiële EPB-aangifte;6° de handtekening van de houder van de vergunning. De in artikel 237/1, 11°, bedoelde initiële EPB-aangifte bevat minstens : 1° het nummer van het EPB-dossier;2° de identiteit en de gegevens van de aangever, van de architect en van de EPB-verantwoordelijke; 3° aanduiding van een eventuele wijziging van de identificatie van de tussenkomende partijen betrokken bij het ontwerp (de aangever, de architect, de EPB-verantwoordelijke enz.); 4° in voorkomend geval, de referentie van de erkenning van de EPB-verantwoordelijke;5° de aard van de werken en de bestemming of de bestemmingen van het goed en de eventuele geplande wijziging ervan;6° de eisen die toepasbaar zijn op elk gedeelte van het gebouw in functie van hun bestemming;7° indien nodig, het beschermde volume van het gebouw of van de gedeelten van het gebouw;8° de geplande maatregelen om de EPB-eisen te bereiken;9° een raming van het verwachte resultaat van de berekening van de EPB door de door het bestuur ter beschikking van de EPB-verantwoordelijke gestelde berekeningssoftware toe te passen;10° de datum;11° de handtekening van de aangever en van de EPB-verantwoordelijke.

Art. 574.De in artikel 237/1, 12°, bedoelde EPB-slotaangifte bevat minstens : 1° de identiteit en de gegevens van de aangever, van de architect en van de EPB-verantwoordelijke;2° de identiteit en de gegevens van de ondernemers; 3° aanduiding van een eventuele wijziging van de identificatie van de tussenkomende partijen betrokken bij het ontwerp (de aangever, de architect, de EPB-verantwoordelijke enz.); 4° de toekenningsdatum van de vergunning en haar referentienummer;5° de gebeurtenis die de termijn laat ingaan binnen dewelke de EPB-slotaangifte moet worden gericht en de datum ervan;6° de uitgevoerde maatregelen om de EPB-eisen te bereiken;7° het resultaat van de berekening van de EPB door de door het bestuur ter beschikking van de EPB-verantwoordelijke gestelde berekeningssoftware toe te passen;8° de datum;9° de handtekening van de aangever en van de EPB-verantwoordelijke. Afdeling 2. - Gebouwen die het voorwerp uitmaken van eenvoudige

renovatiewerken of van een in artikel 549 bedoelde bestemmingswijziging

Art. 575.Deze afdeling bepaalt de procedure die toepasbaar is op gebouwen die het voorwerp uitmaken van eenvoudige renovatiewerken of van een in artikel 549 bedoelde bestemmingswijziging.

Art. 576.Voor de gebouwen bedoeld in deze afdeling wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, een drievoudig formulier gevoegd bij het vergunningsaanvraagdossier.

Het in het eerste lid bedoeld formulier bevat minstens : 1° een verbintenis om de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen na te leven;2° een tabel met de U-waarden van de bouwelementen die het voorwerp uitmaken van renovatiewerken; 3° als het gaat om een bestemmingswijziging in de zin van artikel 549, een berekeningsnota van het niveau K.".

Art. 5.Er wordt in hetzelfde Wetboek een artikel 452/34bis ingevoegd, luidend als volgt : "Modules voor de productie van elektriciteit of warmte.

Enkel modules voor de productie van elektriciteit of warmte die voldoen aan de volgende voorwaarden worden toegelaten : 1° de module(s) zijn : hetzij rechtstreeks geplaatst op een bestaand gebouw, - hetzij rechtstreeks vastgeankerd op de grond of via een drager verbonden met de grond voor zover ze niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte;2° de module(s) waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw gelegen op dezelfde eigendom als de module(s) bevorraad worden, met dien verstande dat éénzelfde eigendom verschillende percelen kan omvatten;3° de module(s) zijn bestemd voor privé-gebruik;de collectieve installaties van modules voor productie en de openbare installaties van een net voor de elektriciteitsdistributie en -productie zijn dus niet toegelaten.

Art. 6.Artikel 530, 20°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 april 2008 tot vaststelling van de berekeningsmethode en de eisen, de goedkeuringen en de sancties op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, wordt vervangen als volgt : "Bestuur : het Operationele Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, Departement Energie en Duurzaam Bouwen".

Art. 7.Artikel 532 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 april 2008 tot vaststelling van de berekeningsmethode en de eisen, de goedkeuringen en de sancties op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, wordt vervangen als volgt : "Voor de toepassing van artikel 237/2, 3°, wordt verstaan onder energiezuinige gebouwen, de industriële gebouwen, werkplaatsen, of niet-residentiële landbouwgebouwen : - indien ze niet ten behoeve van de mens verwarmd of van klimaatregeling voorzien worden of, - indien het totaalvermogen van de thermische emissoren voor de verwarming van de lokalen om het warmteconfort van de personen te verzekeren, gedeeld door het verwarmde volume, lager is dan 15W/m3 en/of het totaalvermogen van de warmte-emissoren voor de klimaatregeling van de lokalen om het warmteconfort van de personen te verzekeren, gedeeld door het geklimatiseerde volume, lager is dan 15W/m3".

Art. 8.Bijlage 52 betreffende de voorafgaandelijke stedenbouwkundige aangifte bedoeld in artikel 263, § 2, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt vervangen door het formulier dat als bijlage bij dit besluit gaat.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009, met uitzondering van artikel 2, dat in werking treedt op de dag van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10.De aanvraag voor een vergunning waarvan het bericht van ontvangst aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit voorafgaat, wordt verder behandeld volgens de vóór die datum vigerende bepalingen.

Art. 11.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 18 juni 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

^