gepubliceerd op 21 september 2004
Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de vergunningsprocedure voor de archeologische peilingen of opgravingen
17 JUNI 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de vergunningsprocedure voor de archeologische peilingen of opgravingen
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 237 tot 241;
Gelet op het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen, gegeven op 1 april 2004;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 juni 2004;
Op de voordracht van de Minister-President;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In titel III van Boek IV van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt een hoofdstuk IV met de artikelen 515 tot 521 ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK IV. - Vergunningsprocedure voor archeologische peilingen of opgravingen Afdeling 1. - Regeringsafgevaardigde
Art. 515.De in artikel 237 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium bedoelde Regeringsafgevaardigde is de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium. Bij diens afwezigheid of verhindering is de inspecteur-generaal van de Afdeling Patrimonium bekleed met de opdracht. Afdeling 2. - Toekenning van de vergunning om over te gaan tot
archeologische peilingen of opgravingen
Art. 516.De vergunningsaanvraag voor peilingen of opgravingen wordt in zes origineel ondertekende exemplaren bij aangetekend schrijven tegen postontvangstbewijs aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium gericht of bij hem tegen ontvangstbewijs afgegeven.
Art. 517.De aanvraag omvat de volgende documenten : 1° de naam en het adres van de aanvrager(s);2° de lokalisatie van de geplande werken met uittreksels van kaarten op schaal 1/10 000 en kadastraal plan;3° de voor de werken bepaalde data (begin en einde);4° de motivering van het belang van de opgravingen of peilingen;5° de lijst van de bevoegdheden van de verantwoordelijken en de beschrijving van de beschikbare menselijke en technische middelen;6° een beschrijving van de modaliteiten voor de organisatie van de werf met name het veiligheidsplan;7° een beschrijving van de maatregelen voorzien voor het herstel van het terrein en de eventuele instandhouding van de overblijfsels;8° het bewijs van een akkoord met de eigenaar van de site betreffende het verloop van de werken en het herstel van het terrein;9° het bewijs van een akkoord met de eigenaar van de site betreffende de devolutie van de archeologische goederen en de inbewaargeving ervan;10° de verbintenis de archeologische goederen in erkende bewaarplaatsen te verzamelen die toegankelijk zijn voor de vorsers;11° de verplichting regelmatige verslagen op te maken over de vorderingstaat van de werken en een eindverslag in te leveren binnen een bepaalde termijn;12° in voorkomend geval, een afschrift van het besluit tot bescherming van het monument, de site, het architectuurgeheel of de archeologische site met lokalisatie op het kadasteruittreksel.
Art. 518.Binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de aanvraag richt het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, als de aanvraag onvolledig is, een lijst van de ontbrekende stukken bij ter post aangetekende brief aan de aanvrager en bepaalt het dat de procedure na ontvangst ervan opnieuw begint.
Art. 519.§ 1. Als de aanvraag volledig is, richt het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium de aanvrager binnen dezelfde termijn een ontvangstbericht dat bepaalt dat de aanvraag volledig is. Een afschrift van de volledige aanvraag wordt door het directoraat-generaal voor informatie gestuurd aan het gemeentebestuur, aan de eigenaar en, in voorkomend geval, aan de gebruiker van het goed. § 2. Binnen dezelfde termijn vraagt de Regeringsafgevaardigde het advies van de Commissie en van de buitendirectie van het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium die bevoegd is voor de aangevraagde vergunning. § 3. De Commissie en de buitendirectie van het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium brengen advies uit binnen een termijn van vijfenveertig dagen. In voorkomend geval wordt aan hun advies voorbijgegaan. Wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een goed opgenomen in de lijst van het buitengewoon patrimonium van het Waalse Gewest, beschikt de Commissie over zestig dagen om advies uit te brengen. § 4. De Regeringsafgevaardigde beslist over de vergunningsaanvraag die in voorkomend geval bijzondere voorwaarden omvat, binnen negentig dagen te rekenen van het ontvangstbericht dat bepaalt dat de aanvraag volledig is. De met redenen omklede beslissing wordt aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht medegedeeld. Een afschrift van de beslissing wordt bij aangetekend schrijven voor informatie gestuurd aan het gemeentebestuur, de Commissie, de eigenaar en in voorkomend geval aan de gebruiker van het goed.
Wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een goed opgenomen in de lijst van het buitengewoon patrimonium van het Waalse Gewest, beslist de Regeringsafgevaardigde over de vergunningsaanvraag die in voorkomend geval bijzondere voorwaarden omvat, binnen een termijn van honderd en vijf dagen te rekenen van de datum van het ontvangstbericht dat bepaalt dat de aanvraag volledig is. § 5. De aanvrager, de eigenaar of de gebruiker van het goed kunnen een beroep instellen bij de Minister bevoegd voor Patrimonium. Het beroep wordt bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht gericht aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de beslissing.
Het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium stelt er de andere partijen bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht in kennis van. De aanvrager, de eigenaar en de gebruiker worden door het Directoraat-generaal voor een hoorzitting opgeroepen, waarop de Commissie vertegenwoordigd moet zijn. De Minister betekent zijn beslissing aan de aanvrager en aan de andere partijen binnen een termijn van honderd twintig dagen na ontvangst van het beroep. Een afschrift van de beslissing wordt voor informatie gestuurd aan het gemeentebestuur en aan de Commissie.
Art. 520.De houder van een opgravingsvergunning moet binnen vijftien dagen elke belangrijke wijziging van de opgravingsvoorwaarden mededelen aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, met name elke verandering van verantwoordelijke voor de werf, de vermindering van de beschikbare menselijke en technische middelen, de verlenging van de werken, de ontdekking van overblijfsels van een andere aard dan welke die voorgelegd was in de vergunningsaanvraag voor opgravingen, de wijziging van de projecten betreffende het herstel van het terrein of de instandhouding van de overblijfsels. Afdeling 3. - Schorsing of intrekking van de opgravingsvergunning
Art. 521.§ 1. De met redenen omklede beslissing tot schorsing van de opgravingsvergunning wordt bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht medegedeeld aan de houder ervan door de regeringsafgevaardigde. Een afschrift van de kennisgeving wordt voor informatie gestuurd aan het gemeentebestuur, de eigenaar en, in voorkomend geval, aan de gebruiker van het goed.
Tegelijkertijd vraagt de regeringsafgevaardigde het advies van de Commissie over de eventuele intrekking van de opgravingsvergunning. De Commissie brengt advies uit binnen een termijn van vijfenveertig dagen. In voorkomend geval wordt aan haar advies voorbijgegaan.
Wanneer het bij de beslissing tot schorsing van de opgravingsvergunning betrokken goed opgenomen is in de lijst van het buitengewoon patrimonium van het Waalse Gewest, beschikt de Commissie over zestig dagen om advies uit te brengen. § 2. Na ontvangst van de beslissing tot schorsing mogen de houder, zijn personeelsleden en aangestelden geen archeologische werken meer uitvoeren op het goed. De onderhoudsverrichtingen die onontbeerlijk zijn om de veiligheid en de bescherming van de overblijfsels te waarborgen, mogen wel voortgezet worden. § 3. Binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot schorsing kunnen de houder van de vergunning, de eigenaar en de gebruiker van het goed een beroep instellen bij de Minister bevoegd voor Patrimonium. Het beroep wordt bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht gericht aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium.
Het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium stelt er de andere partijen bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht in kennis van. De aanvrager, de eigenaar en de gebruiker van het goed worden door het Directoraat-generaal voor een hoorzitting opgeroepen, waarop de Commissie moet vertegenwoordigd zijn. De Minister deelt zijn beslissing over de handhaving of de intrekking van de vergunning of over de wijziging van de vergunningsvoorwaarden bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht mede aan de aanvrager en aan de andere partijen binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van het beroep.
Wanneer het goed op de lijst van het buitengewoon patrimonium van het Waalse Gewest opgenomen is, betekent de Minister zijn beslissing over de handhaving of de intrekking van de vergunning of over de wijziging van de vergunningsvoorwaarden bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht aan de aanvrager en aan de andere partijen binnen een termijn van honderd en vijf dagen na ontvangst van het beroep.
In geval van intrekking van de opgravingsvergunning bepaalt de beslissing de modaliteiten voor het herstel van het terrein. Een afschrift van de beslissing wordt voor informatie gestuurd aan het gemeentebestuur en aan de Commissie. § 4. Bij gebrek aan beroep binnen de in § 3 bedoelde termijn betekent de Minister zijn beslissing over de handhaving of de intrekking van de vergunning of over de wijziging van de vergunningsvoorwaarden bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht aan de houder van de vergunning binnen een termijn van negentig dagen te rekenen van de kennisgeving door de Regeringsafgevaardigde van de beslissing tot schorsing van de opgravingsvergunning. Een afschrift van de kennisgeving wordt voor informatie gestuurd aan het gemeentebestuur, de eigenaar en in voorkomend geval aan de gebruiker van het goed.
Wanneer het goed op de lijst van het buitengewoon patrimonium van het Waalse Gewest opgenomen is, bedraagt de in het vorige lid bedoelde termijn honderd en vijf dagen te rekenen van de kennisgeving door de Regeringsafgevaardigde van de beslissing tot schorsing van de opgravingsvergunning.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.De Minister-President is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 17 juni 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE