gepubliceerd op 02 september 2020
Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de financiële tegemoetkomingen van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises "
16 JULI 2020. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de financiële tegemoetkomingen van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises " (Waals Instituut voor alternerende opleiding zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen)
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 17 juli 2003 tot oprichting van een "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et des petites et moyennes entreprises" (Waals Instituut voor alternerende opleiding zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen), gewijzigd bij het decreet van 30 mei 2013, en in het bijzonder de artikelen 5, § 3, 10, vierde lid, 10bis, § 4, 14, vierde lid, 16, § 3, tweede lid, en 21, § 1, leden 2 en 3;
Gelet op het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet, gewijzigd bij het decreet van 24 november 2016 en bij het decreet van 29 maart 2018 en, in het bijzonder, artikel 15bis, § 1, eerste lid;
Gelet op het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissarissen en de controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van openbaar nut voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet, gewijzigd bij het decreet van 24 november 2016, en in het bijzonder artikel 19bis, eerste lid;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 1 april 2004 tot bepaling van de vergoedingen en presentiegelden die toegekend worden aan de voorzitter, de ondervoorzitter, de commissarissen en de leden van het beheerscomité van het " Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises " (Waals Instituut voor alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen);
Gelet op het besluit van de Waalse regering van 23 oktober 2008 tot bepaling van de financiële tegemoetkomingen van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises " (Waals Instituut voor alternerende opleiding zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen);
Gelet op het advies van het beheerscomité, gegeven op 20 maart 2019;
Gelet op het rapport van 4 april 2019, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen, voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 mei 2019;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 9 mei 2019;
Gelet op advies nr. 66.286/2 van de Raad van State, gegeven op 15 juli 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van het IFAPME;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen
Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 127, § 1, van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° het decreet van 17 juli 2003 : het decreet van 17 juli 2003 tot oprichting van een "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et des petites et moyennes entreprises" (Waals Instituut voor alternerende vorming, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen);2° het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2014 : het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2014 tot bepaling van de voorwaarden betreffende de erkenning van de vormingscentra voor de zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen en van hun directeur van centra;3° de Code : het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode;4° het Instituut : het Instituut opgericht krachtens het decreet van 17 juli 2003 tot oprichting van een "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et des petites et moyennes entreprises";5° het Beheerscomité: het beheersorgaan bedoeld in het decreet van 17 juli 2003;6° het Vormingscentrum: de vereniging erkend volgens de voorwaarden bepaald door het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2014;7° de vormingswerker: elke persoon die is aangeworven met een arbeidsovereenkomst en die belast is met het geven van cursussen in de vormingscentra van het IFAPME-net;8° de vormingswerker algemene kennis aangeworven met een contract van onbepaalde duur: de belangrijkste opdracht van de vormingswerker is het verzorgen van de algemene cursussen voor de scholing en het uitvoeren van de administratieve taken in verband met de opvolging en de organisatie van de cursussen;9° de hoofdvormingswerker: de vormingswerker die voornamelijk de volgende taken vervullen: lesgeven, beheer van de begeleiding van de vormingswerkers uit de sector(en) waarvoor hij verantwoordelijk is, opvolging van de organisatie van de lessen en examens, zorgen voor de verspreiding van de leermiddelen en de didactische middelen en voor het rationeel gebruik van de lokalen en voorzieningen;10° de educatieve medewerker : het personeelslid van een Vormingscentrum dat voornamelijk de volgende taken vervullen : begeleiding van de ven, beheer van de groepsfenomenen, het afhaken van school voorkomen en toezien op de toepassing van de veiligheids- en hygiënevoorschriften; 11° de pedagogische adviseurs : het personeelslid van het Vormingscentrum dat voornamelijk de volgende taken vervullen : organisatie van de activiteiten i.v.m. de opvangklassen en de remediëring, pedagogische opvolging van de beslissingen van de klassenraden en beheer van de conflicten met de leerlingen en hun absenteïsme; 12° de pedagogische begeleider: het personeelslid van de vormingscentra van wie de hoofdopdrachten erin bestaan de leerlingen bij de opvolging van de cursussen te begeleiden, te zorgen voor een opvolging van hun absenteïsme, het volgen van de opleiding te identificeren en te vergemakkelijken, specifieke ateliers voor het volgen van de opleiding op te zetten en de opvolging ervan te verzekeren 13° de pedagogische coördinator: het personeelslid van het vormingscentrum dat tot taak heeft de directeur van het centrum bij te staan in de pedagogische vaardigheden en in het pedagogisch beheer van de vormingswerkers van het centrum; 14° satelliet vestiging: een vestiging die gescheiden is van de hoofdvestiging die hetzij: a) gevestigd is in een gemeente die gescheiden is van de hoofdvestiging en ten minste 7.000 uur prestatie van erkende leergangen organiseert, met uitzondering van activiteiten inzake voortgezette opleiding; b) ten minsten 15.000 uur prestatie erkende leergangen organiseert, met uitzondering van de activiteiten inzake voortgezette opleiding. 15° het decreet betreffende het statuut van de overheidsbestuurder: het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;16° het decreet betreffende de Regeringscommissarissen: het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissarissen en de controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van openbaar nut voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Financiële modaliteiten voor de werking van het Instituut in het kader van zijn opdrachten inzake opleiding en toezicht
Art. 3.De begroting van het Instituut voorziet in uitgaven met betrekking tot de bezoldiging van het personeel, de werkingskosten van het Instituut, subsidies aan vormingscentra, betalingen aan derden en investeringen voor de bouw van vormingscentra, voor werkzaamheden of voor IT-ontwikkelingen.
Art. 4.De regels voor de boekhoudkundige en budgettaire evaluatie van het Instituut zijn gevoegd bij bijlage 1.
Art. 5.De begroting van het Instituut voorziet in de uitgaven voor de werking en de organisatie van de diensten van het Instituut.
De tegemoetkoming van het Instituut omvat : 1° de werkingskosten die voortvloeien uit de in artikel 5 van het decreet van 17 juli 2003 bedoelde opdrachten;2° de reis- en verblijfvergoedingen van het personeel, overeenkomstig de bepalingen van de Code;3° voor de technische beroepscommissies en de beroepscommissies voor de vorming: a) een presentiegeld van 19,35 euro per zitting aan de ledend van de technische beroepscommissies en de beroepscommissies voor de vorming b) de treinreiskosten volgens het tarief van toepassing voor de 1ste klasse;4° voor de vergaderingen van de vormingswerkers georganiseerd op initiatief van het Instituut: a) de bezoldigingen van de vormingswerkers of de presentiegelden in het geval van vergaderingen die op initiatief van het Instituut voor de deelnemers worden georganiseerd, onder de volgende voorwaarden : (1) Indien de hoofdvormingswerker een overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur heeft gesloten, stemt zijn bezoldiging overeen met de onder b) bedoelde tegemoetkoming in de reiskosten;(2) Indien de vormingswerker algemene kennis een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur heeft gesloten, stemt zijn bezoldiging overeen met de onder b) bedoelde tegemoetkoming in de reiskosten;(3) indien de vormingswerker een arbeidsovereenkomst heeft gesloten voor een duidelijk omschreven functie, is zijn bezoldiging de betaling van een presentiegeld overeenkomstig de in 3°, a), vermelde tarieven en modaliteiten;b) de tegemoetkoming in de treinreiskosten volgens het tarief van toepassing voor de 1ste klasse. Met betrekking tot het tweede lid, 3°, a), wordt dit bedrag verlaagd tot 13,10 euro voor een tweede zitting op dezelfde dag. De presentiegelden worden toegekend voor zittingen die minstens twee en een half uur duren. Boven een duur van vijf uur worden er twee zittingen geacht te zijn gehouden. Het presentiegeld dekt de verblijf- en vertegenwoordigingskosten ten belope van veertig procent van het totale toegekende bedrag. Het aantal zittingen per jaar dat aanleiding geeft tot een vergoeding wordt beperkt tot twaalf voor de technische beroepscommissies en de beroepscommissies voor de vorming.
Art. 6.De begroting van het Instituut dekt de kosten van de examencommissies die zijn samengesteld voor de indienstneming, de aanwerving of de bevordering van het personeel van het Instituut.
De tegemoetkoming van het Instituut omvat : 1° aan de leden van de examencommissies wordt een presentiegeld van 75 euro per halve dag toegekend, alsmede reiskosten volgens de modaliteiten die in de Code zijn vastgelegd;2° onverminderd artikel 511, lid 2, van de Code worden deze subsidies niet aan de personeelsleden van het Instituut toegekend. Wat het tweede lid betreft, dekt het presentiegeld de verblijf- en vertegenwoordigingskosten ten belope van veertig procent van het totale toegekende bedrag. HOOFDSTUK III. - Financiële modaliteiten voor de subsidiëring van de vormingscentra Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 7.Binnen de perken van de in de begroting van het Instituut opgenomen kredieten worden de subsidies tegen overlegging van bewijsstukken toegekend aan een vormingscentrum dat voldoet aan de voorwaarden vermeld in dit hoofdstuk.
Art. 8.De in dit hoofdstuk bedoelde subsidies worden toegekend op voorwaarde dat : 1° het vormingscentrum wordt erkend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2014;2° de directeur van het vormingscentrum wordt erkend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2014;3° een bilaterale overeenkomst zoals bedoeld in artikel 21, § 2, van het decreet van 17 juli 2003, wordt gesloten tussen het vormingscentrum en het Instituut. Wanneer niet meer aan een van de in lid 1 genoemde voorwaarden wordt voldaan, kan het Instituut de subsidies handhaven gedurende een overgangsperiode die het vaststelt en die niet langer dan zes maanden mag duren.
Art. 9.De boeken van de vormingscentra worden gehouden overeenkomstig het model van boekhoudplan opgenomen in bijlage 2 en met inachtneming van de modaliteiten vastgelegd door het Instituut.
Art. 10.De modaliteiten voor de indiening van de dossiers tot uitbetaling van de subsidies betreffende de erkende of goedgekeurde activiteiten worden door het Instituut bepaald. Afdeling 2. - Subsidie voor de bezoldigingen van de vormingswerkers
Art. 11.§ 1. Opdat de arbeidsovereenkomsten gesloten tussen de vormingscentra en de vormingswerkers aanleiding zouden kunnen geven tot de subsidies bedoeld in dit besluit, moeten de vormingswerkers de volgende bezoldigingen ontvangen voor zover zij hun werk hebben verricht in het kader van cursussen erkend krachtens het besluit van de Waalse Regering van 31 augustus 2000 betreffende de vormingscursussen in de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen of elk ander besluit waarbij dit besluit vervangen zou worden of het besluit van de Waalse Regering van 31 augustus 2000 betreffende de pedagogische vervolmaking in de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, of elk ander besluit waarbij dit besluit vervangen zou worden: 1° de hoofvormingswerkers, de educatieve medewerkers, de pedagogische adviseurs en de pedagogische begeleiders die bij een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur in dienst genomen worden en de vormingswerkers algemene kennis die bij een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst genomen worden, genieten een jaarlijkse wedde die berekend wordt volgens de in bijlage 3 vermelde weddeschalen;2° de vormingswerkers die bij een arbeidsovereenkomst voor een welbepaald werk in dienst genomen worden genieten per lesuur of examen dat betrekking heeft op de praktische beroepsbekwaamheden de volgende bezoldigingen: a) voor de scholing: 18,2259 euro;b) voor de vorming van bedrijfsleider: 20,1574 euro;c) voor de coördinatie- en begeleidingsvorming: 20,1574 euro;d) voor de voortgezette vorming, bedoeld in het decreet: 24,4246 euro;e) voor de pedagogische vervolmaking: 24,4246 euro. Behalve de eigenlijke uiteenzetting van de cursussen en de deelname aan de examens die betrekking hebben op de praktische beroepsbekwaamheden, dekken deze bedragen de voorbereiding van de cursussen, de voorbereiding en de verbetering van de schriftelijke en mondelinge proeven van de examens betreffende de algemene kennis, de beroepskennis of de praktische beroepsbekwaamheden die tijdens of aan het einde van de scholing en de vorming van bedrijfsleider georganiseerd worden.
De lesuren die niet effectief konden gegeven worden wegens omstandigheden waarbij het recht op bezoldiging behouden blijft, krachtens de beschikkingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, worden gelijkgesteld met lesuren die recht geven op subsidie. § 2. De reiskosten van de vormingswerkers bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, worden gesubsidieerd overeenkomstig de bepalingen die in de Code voor het gebruik van het openbaar vervoer op weg naar het werk zijn vastgesteld.
De reiskosten van de bij paragraaf 1, 2°, bedoelde vormingswerkers kunnen gesubsidieerd worden volgens de voor de eerste klasse geldende spoorwegtarieven voor zover de heen- en terugreis 20 km overschrijdt.
Behalve afwijking toegestaan door het Instituut op verzoek van het Vormingscentrum mag het gesubsidieerde bedrag evenwel niet hoger zijn dan het bedrag van de kosten van een heen en terugreis van 70 km.
Deze subsidie bedoeld in het tweede lid kan niet toegekend worden, als de cursussen die de reis noodzakelijk maken cursussen algemene kennis in het stadium scholing zijn. § 3. Wat betreft de door de Vormingscentra in dienst genomen personen bedoeld in paragraaf 1, treedt het Instituut als derde betalende op, zowel voor de netto bezoldigingen en de reiskosten die het rechtstreeks aan de vormingswerkers betaalt als voor de lasten i.v.m. de sociale en fiscale verplichtingen van de Vormingscentra die het rechtstreeks aan de betrokken instellingen betaalt.
Art. 12.Binnen de perken van de daartoe in de begroting van het Instituut opgenomen kredieten kan het Instituut, bij gebreke van een reeds bestaande pedagogische drager, bijdragen in de kosten voor de uitwerking van een dergelijke drager door een vormingswerker, in ruil voor de overdracht door deze laatste van de auteursrechten op de betrokken drager. De aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten voor de uitwerking van de betrokken drager moet vóór elke vastlegging van uitgaven worden ingediend.
Een overeenkomst gesloten tussen het Instituut en de vormingswerker bepaalt de modaliteiten en het bedrag van deze tegemoetkoming in de kosten voor de uitwerking van de betrokken drager.
De tegemoetkoming in de kosten voor de uitwerking van de betrokken drager, beperkt tot het vooraf goedgekeurde bedrag, wordt uitbetaald na ontvangst en goedkeuring van de pedagogische drager.
Art. 13.§ 1. Het Instituut subsidieert de leden van de examencommissies samengesteld voor de bestendige evaluatie en de examens in de Vormingscentra, voor de zittingen gewijd aan: 1° de voorbereiding, de mondelinge proeven en de verbetering van de examens inzake beroepskennis waarvoor geen enkele cursus werd ingericht;2° de voorbereiding en het verloop van de examens die betrekking hebben op de praktische beroepsbekwaamheden. § 2. De tegemoetkoming van het Instituut omvat: 1° een presentiegeld van 19,35 euro per zitting en per commissielid;2° de treinreiskosten van de commissieleden volgens de tarieven van toepassing voor de 1ste klasse. De bepalingen van dit artikel gelden voor de eerste en de tweede zittijd van de examens.
Met betrekking tot het eerste lid, 1°, wordt dit bedrag verlaagd tot 13,10 euro voor een tweede zitting op dezelfde dag. Het presentiegeld wordt toegekend voor zittingen die minstens tweeëneenhalf uur duren.
Een zitting die meer dan vijf uur duurt staat gelijk met twee zittingen. Het presentiegeld dekt de verblijfs- en vertegenwoordigingskosten ten belope van veertig procent van het toegekende totaalbedrag. § 3. Wat betreft de vormingswerkers die bij een arbeidsovereenkomst in dienst genomen worden voor een welbepaald werk, mogen de subsidies en reiskosten bedoeld in paragraaf 2 niet gecumuleerd worden met de bezoldigingen bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 2°, en met de reiskosten bedoeld in artikel 11, § 2, als ze deelnemen aan een examencommissie. § 4. De bepalingen van paragraaf 2 zijn niet van toepassing op de vormingswerkers die bij een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur in dienst genomen worden zoals bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 1°, als ze deelnemen aan een examencommissie. Afdeling 3. - Subsidies voor de werking van de Vormingscentra
Art. 14.§ 1. Binnen de perken van de daartoe in de begroting van het Instituut opgenomen kredieten worden subsidies verleend ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de huur van onroerend goed wanneer activiteiten worden georganiseerd die onder het toepassingsgebied van het decreet van 17 juli 2003 vallen.
Die subsidie wordt toegekend na overlegging van een bezettingstitel waarvan de bepalingen vooraf goedgekeurd moeten worden door het Instituut.
Het subsidiebedrag is gelijk aan vijftig procent van het huurgeld, met inbegrip van de eventuele belastingen.
Het directiecomité kan echter op basis van een gemotiveerd verzoek van het vormingscentrum in het kader van een door het directiecomité goedgekeurd innovatief pedagogisch project besluiten de subsidie te verhogen tot tachtig procent van het huurgeld.
Een verhuizing van de activiteiten van het opleidingscentrum naar een andere gemeente wordt niet beschouwd als een innoverend project in de zin van dit artikel. § 2. Binnen de perken van de daartoe in de begroting van het Instituut opgenomen kredieten wordt een subsidie toegekend aan een vormingscentrum: 1° om de kosten te dekken van de aankoop, de bouw, de uitbreiding of de verbouwing van een onroerend goed dat bestemd is voor activiteiten die onder het toepassingsgebied van het decreet van 17 juli 2003 vallen;2° ter dekking van de kosten van grote herstellingen aan bestaande gebouwen, met name voor structurele herstellingen, zonder dat deze herstellingen wijzigingen van het gebouw met zich meebrengen. Het Instituut neemt regelmatig deel aan het toezicht en aan het vlotte verloop van de werken die het voorwerp van deze subsidie uitmaken.
De in deze paragraaf bedoelde subsidie wordt toegekend voor zover het Vormingscentrum twintig procent van de totale investering inbrengt. § 3. In geval van ontbinding of herstructurering van de vereniging zonder winstoogmerk die het erkend Vormingscentrum uitmaakt: - ontvangt het Instituut een bedrag dat overeenkomst met de subsidies betreffende de onroerende goederen en uitrustingen die worden uitbetaald krachtens de paragraaf 2 van dit artikel en de subsidies betreffende de uitrustingen die worden uitbetaald krachtens artikel 15 of met elke andere vorige subsidie van het Instituut of het Waalse Gewest die dezelfde bestemming heeft; Voor onroerend goed komt het bedrag overeen met de geactualiseerde waarde van de subsidie. Voor uitrustingen komt het bedrag overeen met de economische residuele waarde van de uitrustingen; - hetzij worden de onroerende goederen en de uitrustingen die het voorwerp zijn geweest van de in paragraaf 2 of in artikel 15 bedoelde subsidies, kosteloos aan het Instituut overgedragen; deze goederen en uitrustingen worden bestemd voor de uitvoering van de in artikel 5, § 1, van het decreet van 17 juli 2003 bedoelde taken of worden ter beschikking gesteld van een ander erkend vormingscentrum. § 4. In afwijking van paragraaf 3 van dit artikel kan in geval van een herstructurering van de vereniging zonder winstoogmerk die het erkende vormingscentrum vormt en die leidt tot de overdracht van de activiteit van het centrum naar een ander erkend vormingscentrum, de eigendom van de uitrusting en de onroerende goederen waarvoor subsidies zijn verleend, worden overgedragen aan het erkende overnemende vormingscentrum, mits het beheerscomité van het Instituut hiermee instemt na voorafgaand overleg met het erkende overnemende vormingscentrum.
Indien het beheerscomité weigert de eigendom van de uitrustingen en de onroerende goederen waarvoor een subsidie is verleend, over te dragen aan het erkende overnemende vormingscentrum, zijn de modaliteiten van paragraaf 3 van dit artikel van toepassing. § 5. Binnen de perken van de daartoe in de begroting van het Instituut opgenomen kredieten worden subsidies verleend ter dekking van de kosten van de brandverzekering voor onroerende goederen wanneer vormingsactiviteiten worden georganiseerd die onder het toepassingsgebied van het decreet vallen. Die subsidie wordt toegekend na overlegging van een verzekeringscontract waarvan de bepalingen goedgekeurd moeten worden door het Instituut.
Art. 15.Binnen de perken van de daartoe op de begroting van het Instituut uitgetrokken kredieten worden aan de Vormingscentra subsidies verleend voor de aankoop en het onderhoud van meubilair, didactisch materiaal, machines, gereedschap, toestellen en instrumenten voor pedagogische werkplaatsen en laboratoria waarvan de eenheidswaarde 500 EUR (excl. BTW.) overschrijdt.
De subsidie bedoeld in dit artikel wordt toegekend voor zover het Vormingscentrum vijfentwintig percent van de totale investering inbrengt.
Reeksen kleine apparatuur en gereedschappen die nodig zijn voor de organisatie van vormingen en waarvan de waarde per eenheid minder dan 500 EUR exclusief BTW bedraagt, komen in aanmerking voor een subsidie als het gaat om : 1° een nieuw gebouw;2° de opening van een nieuwe afdeling, waarbij een onderscheid tussen de vormingsniveaus wordt gemaakt (scholing, vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming). Het meubilair en het materieel, aangekocht met deze subsidies, zijn eigendom van het Vormingscentrum en worden in een omstandig inventarisboek ingeschreven volgens de modaliteiten die door het Instituut worden bepaald.
Zij mogen slechts met toestemming van het Instituut afgestaan worden.
De opbrengst bij een eventuele verkoop wordt afgetrokken van de subsidie bedoeld in artikel 16.
Bij gebrek aan gebruik of bij herhaald ondoelmatig gebruik van dergelijk meubilair of dergelijke apparatuur: - ofwel eist het Instituut zijn overplaatsing naar een ander erkend vormingscentrum; - of het erkende opleidingscentrum verbindt zich ertoe de subsidie terug te betalen naar rato van de op het ogenblik van het besluit vastgestelde residuele economische waarde.
Art. 16.§ 1. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van het Instituut uitgetrokken kredieten worden aan de Vormingscentra forfaitaire subsidies toegekend van 5,70 EUR per activiteitseenheid van voortdurende vorming erkend door het Instituut en georganiseerd door de Vormingscentra. Een activiteitseenheid stemt overeen met een uur prestatie van mondelinge leergangen van algemene kennis in de scholing. Voor de hiernavermelde activiteiten van de voortdurende vorming wordt deze activiteitseenheid aangepast door een coëfficiënt bepaald als volgt: 1. Vorming en scholing algemene kennis: 1;2. Vorming en scholing beroepskennis: 1,6;3. Vorming en scholing geïntegreerde cursussen: 1,3;4. Vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming algemene kennis: 1;5. Vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming beroepskennis: 1,6;6. Vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming geïntegreerde cursussen: 1,3;7. Snelcursus inzake beheer: 1. § 2. Binnen de perken van de daartoe in de begroting van het Instituut uitgetrokken kredieten wordt aan elk vormingscentrum een forfaitaire subsidie toegekend van 6 460 EUR voor het eerste halfjaar van januari tot juni en 4 300 EUR voor het halfjaar van september tot december.
Deze bedragen worden vermenigvuldigd met de volgende coëfficiënten : 1° coëfficiënt 3 voor de hoofdvestiging van het vormingscentrum;2° coëfficiënt 1 voor elke de satelliet vestiging van het vormingscentrum; § 3. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van het Instituut uitgetrokken kredieten worden forfaitaire subsidies toegekend per leerling die deelneemt aan de basisvormingsactiviteiten van het Instituut. Onder leerling die in aanmerking komt voor de subsidie wordt verstaan een leerling die voldoet aan de volgende aanwezigheidsvereisten Een gerechtvaardigde afwezigheid en een vrijstelling wordt beschouwd als een aanwezigheid:
1e semester (januari-juni)
2e semester september-december)
Cursussen scholing - algemene kennis
Ten minste 36 uur aanwezigheid of iets gelijkwaardig
Ten minste 24 uur aanwezigheid of iets gelijkwaardig
Andere vormingsactiviteiten
2/3 werkelijke aanwezigheid of gelijkwaardig
2/3 werkelijke aanwezigheid of gelijkwaardig
Snelcursus inzake beheer
2/3 aanwezigheid gedurende minimaal 90 uur
Er wordt rekening gehouden met de werkelijke of gelijkgestelde aanwezigheden en het minimumaantal uren tussen de eerste en de laatste datum van werkelijke aanwezigheid in het centrum van de leerling tijdens het betreffende semester.
De forfaitaire subsidies per leerling voor het eerste semester, januari tot juni, bedragen : 1° vorming en scholing algemene kennis: 30 euro;2° vorming en scholing beroepskennis: 45 euro;3° vorming en scholing geïntegreerde cursussen: 75 euro;4° vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming algemene kennis: 30 euro;5° vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming beroepskennis: 45 euro;6° vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming geïntegreerde cursussen en voorbereidende vormingen: 75 euro. De forfaitaire subsidies per leerling voor het tweede semester, september tot december, bedragen : 1° vorming en scholing algemene kennis: 20 euro;2° vorming en scholing beroepskennis: 30 euro;3° vorming en scholing geïntegreerde cursussen: 50 euro;4° vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming algemene kennis: 20 euro;5° vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming beroepskennis: 30 euro;6° vorming bedrijfsleider of coördinatie- en begeleidingsvorming geïntegreerde cursussen en voorbereidende vormingen: 50 euro. De forfaitaire subsidies per leerling bedragen 50 euro voor de snelcursus inzake beheer. Ze worden aan het einde van de opleiding uitbetaald.
Ze worden in twee schijven uitbetaald: 1° een voorschot dat in de eerste maand van het semester wordt betaald en dat overeenkomt met vijfenzeventig procent van de in het voorgaande jaar toegezegde subsidie, per semester;2° het saldo betaald uiterlijk op de 30e van de maand die volgt op het semester. § 4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde subsidies worden gebruikt ter betaling van de kosten die met name verband houden met de organisatie van erkende cursussen en andere door het Instituut goedgekeurde activiteiten, de werking en de bezoldiging van het leidinggevend, toezichthoudend en uitvoerend personeel van het opleidingscentrum, alsmede van de personeelsbelastingen en de socialezekerheidsbijdragen. § 5. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van het Instituut uitgetrokken kredieten kan een forfaitaire subsidie van 62 euro aan het centrum worden toegekend per leerling die in aanmerking komt voor een stage-overeenkomst in het kader van een opleiding tot bedrijfsleider. Om in aanmerking te komen voor de toekenning van de subsidie moet de stage het voorwerp uitmaken van een begeleiding door een afgevaardigde van het Instituut die tewerkgesteld is in de dienst waarvan het centrum afhangt en gedurende minimum 6 maanden effectief geweest zijn.
Deze subsidie wordt bestemd voor pedagogische uitgaven. Ze kunnen betrekking hebben op investeringen in uitrustingen en gebouwen.
Deze subsidie wordt toegekend na indiening door het centrum van een voorstel tot bestemming van de subsidie en na goedkeuring van het voorstel door het Instituut.
Ze wordt aan het centrum uitbetaald op grond van de bewijsstukken betreffende de uitgaven die door het centrum worden gemaakt en afbetaald, overeenkomstig het bestemmingsplan.
Art. 17.Binnen de perken van de daartoe op de begroting van het Instituut uitgetrokken kredieten worden na overlegging van de bewijsstukken subsidies aan de Vormingscentra toegekend voor de kosten van grondstoffen en leveringen die nodig zijn voor de organisatie van de evaluaties en examens van de basisopleiding. Deze subsidies worden beperkt tot de evaluaties en examens van beroepskennis waarvoor geen enkele cursus georganiseerd is en tot de examens die betrekking hebben op de praktische beroepsbekwaamheden. Zij worden berekend op basis van de bedragen die in de vormings- en evaluatiereferentiëlen zijn vermeld wanneer deze bedragen daarin zijn aangegeven.
Art. 18.Binnen de perken van de begrotingen toegekend door het Europees sociaal fonds of door andere Europese fondsen en programma's, waarvan het Vormingscentrum op de hoogte gebracht wordt door het Instituut, kan het Vormingscentrum bijkomende subsidies aanvragen op grond van bewijsdossiers.
De voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning van de bijkomende subsidies worden bepaald door wettelijke of reglementaire bepalingen die deze financieringen regelen, alsook door de modaliteiten bepaald in de bilaterale overeenkomst bedoeld in artikel 2, § 2, van het decreet van 17 juli 2003 of in een aparte overeenkomst tussen het Instituut en het Vormingscentrum.
Een percentage van het bedrag van de bijkomende subsidies bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan aan het vormingscentrum worden voorgeschoten voor effectieve uitgaven na indiening van een gerechtvaardigd verzoek om voorschot. Dit percentage wordt door het Beheerscomité van het Instituut vastgelegd.
De saldi van de bijkomende subsidies worden na aftrek van de gestorte voorschotten aan het vormingscentrum uitbetaald wanneer de bedragen aan het Instituut worden uitbetaald.
De als bijkomende subsidies uitbetaalde bedragen worden aan het Instituut terugbetaald wanneer de betrokken uitgaven later niet worden goedgekeurd door de inspectie- en controle-instanties die door de subsidiërende overheid worden gemachtigd.
Art. 19.Binnen de perken van de daartoe op de begroting van het Instituut uitgetrokken kredieten worden subsidies aan de Vormingscentra toegekend om de kosten te dekken van hun deelname aan projecten of activiteiten die geen rechtstreekse organisatie van cursussen inhouden.
Deze projecten of activiteiten passen in het kader van de opdrachten van de opleidingscentra bedoeld in de artikelen 22 tot en met 24 van het samenwerkingsakkoord gesloten op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest i.v.m. de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en de voogdij over het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.
De voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning van de bijkomende subsidies worden bepaald door wettelijke of reglementaire bepalingen die deze financieringen regelen, alsook door de modaliteiten bepaald in de bilaterale overeenkomst bedoeld in artikel 2, § 2, van het decreet van 17 juli 2003 of in een aparte overeenkomst tussen het Instituut en het Vormingscentrum.
Art. 20.Binnen de perken van de daartoe in de begroting van het Instituut uitgetrokken kredieten subsidieert het Instituut de vormingscentra voor de uitvoering van specifieke projecten op initiatief van de Regering, overeenkomstig de subsidiëringsvoorwaarden die in een specifiek susbsidiëringsbesluit voor elk van deze projecten zijn vermeld. Afdeling 4. - Subsidies voor de deelnemers aan de erkende activiteiten
Art. 21.Mits overlegging van de nodige bewijsstukken komt het Instituut tegemoet in de reiskosten van de leerlingen die tijdens de scholing regelmatig cursussen van algemene, beroeps- of geïntegreerde kennis volgen en die gebruik maken van een openbaar gemeenschappelijk vervoermiddel voor hun dagelijkse verplaatsingen (heen en terug) tussen hun gebruikelijke woonplaats en het Vormingscentrum.
De voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning van deze subsidies worden door het Instituut vastgelegd. HOOFDSTUK IV. - Financiële modaliteiten voor de toekenning van de vergoedingen en de presentiegelden aan de voorzitter, de vice-voorzitter, de commissaris, de leden van het Beheerscomité en het auditcomité van het Instituut
Art. 22.De voorzitter van het Beheerscomité ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 12.500 euro.
De vice-voorzitter van het Beheerscomité ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 3.750 euro.
Deze vergoeding dekt de verblijfs- en vertegenwoordigingskosten ten belope van veertig procent van het toegekende totaalbedrag.
De berekening en de betalingsvoorwaarden worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het statuut van de overheidsbestuurder.
Art. 23.§ 1. De leden van het Beheerscomité of van het bureau van het Beheerscomité, indien dit is samengesteld, ontvangen een presentiegeld van 75 euro per zitting. § 2. Het presentiegeld dekt ook de verblijfs- en vertegenwoordigingskosten ten belope van veertig procent van het toegekende bedrag.
De berekening en de betalingsvoorwaarden worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het statuut van de overheidsbestuurder.
Art. 24.§ 1. De leden van het Auditcomité ontvangen een presentiegeld van 75 euro per zitting. § 2. Het presentiegeld dekt ook de verblijfskosten die veertig procent van het toegekende bedrag vertegenwoordigen.
De berekening en de betalingsvoorwaarden worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het statuut van de overheidsbestuurder.
Art. 25.De Regeringscommissarissen bij het Beheerscomité ontvangen elk een presentiegeld van 75 euro per zitting.
Het presentiegeld dekt de verblijfs- en vertegenwoordigingskosten ten belope van veertig procent van het toegekende totaalbedrag.
De berekening en de betalingsvoorwaarden worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende de Regeringscommissarissen. HOOFDSTUK V. - Indexering
Art. 26.§ 1. De bedragen bedoeld in artikel 5, tweede lid, 3°, en in de artikelen 6, 11, 13, 22, 23, 24 et 25 worden gekoppeld aan het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen en stemmen overeen met de spilindex 138,01 van januari 1990. Ze schommelen volgens de modaliteiten van artikel 247 van de Code. § 2. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Waalse Regering besluiten de in artikel 16 bedoelde bedragen met ingang van 1 januari of 1 juli van elk jaar te indexeren. Deze bedragen moeten met ingang van 1 januari 2019 worden vermenigvuldigd met het indexcijfer 1,5769. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 27.Opgeheven worden: 1° het besluit van de Waalse Regering van 1 april 2004 tot bepaling van de vergoedingen en presentiegelden die toegekend worden aan de voorzitter, de ondervoorzitter, de commissarissen en de leden van het Beheerscomité van het " Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises " (Waals Instituut voor alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen);2° het besluit van de Waalse Regering van 23 oktober 2008 tot bepaling van de financiële tegemoetkomingen van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" (Waals Instituut voor alternerende opleiding zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen), gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 11 juli 2013, 24 april 2014 en 17 januari 2019.
Art. 28.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2020.
Art. 29.De Minister van het IFAPME is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 16 juli 2020.
De Minister-President, E. DI RUPO De Vice-Minister-President en Minister van Economie, Buitenlandse Handel, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Ruimtelijke Ordening, Landbouw, het "IFAPME", en de Vaardigheidscentra, W. BORSUS
Bijlage 1. Boekhoudkundige waarderingsregels bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 2020 tot bepaling van de financiële tegemoetkomingen van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises " (Waals Instituut voor alternerende opleiding zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen) 1 VOORWOORD Aangezien IFAPME niet Btw-plichtig is, worden de in de balans opgenomen waarden inclusief BTW geboekt. 2 METHODOLOGIE 2.1 Boekhoudplan Het boekhoudplan is in wezen in overeenstemming met het MGR van de grote Vzw's.
Het meervoudige analyseschema laat toe om de lasten en opbrengsten uit te splitsen volgens : 1. de financieringsbronnen (identificatie van de begroting waarmee de uitgaven worden gefinancierd) 2.het kostencentrum (betrokken diensten van het IFAPME of vormingscentrum) 3. één identificatie per project 4.identificatie aan de hand van hulpbronnen of vaste activa.
De analysecriteria 1 en 2, financieringsbronnen en kostencentra, zijn verplicht voor alle boekhoudingen.
Een alternatief boekhoudplan maakt het ook mogelijk om verrichtingen uit te splitsen naar economische classificatie (ESR 2010). 2.2 Begrotingsboekhouding In de tabellen van de uitvoeringsrekening van de begroting wordt overeenkomstig de bepalingen van de algemene boekhouding onderscheid gemaakt tussen het boekhoudkundig resultaat en het begrotingsresultaat, overeenkomstig de bepalingen die gelden voor instellingen van openbaar nut;
Het economisch (of boekhoudkundig) resultaat is onderworpen aan de traditionele algemene boekhoudkundige bepalingen die aan ondernemingen of grote Vzw's worden opgelegd. Dit resultaat geeft een waardering van de "economische" waarde van IFAPME en haar resultaat.
Het begrotingsresultaat geeft de daadwerkelijk vastgestelde (niet noodzakelijkerwijs geïnde) ontvangsten gedurende het begrotingsjaar en de daadwerkelijk gedane (niet noodzakelijkerwijs betaalde) uitgaven gedurende het begrotingsjaar weer, met inbegrip van de uitgaven voor investeringen of voor de kapitaalaflossingen van leningen, die in de algemene boekhouding geen lasten vormen.
Het gebruik van overdrachten uit voorgaande jaren voor de financiering van operaties, acties of investeringen draagt bij tot een verslechtering van het ESR-saldo. Het vereist de instemming van de functionele minister.
De boeking in de begroting wordt gedaan overeenkomstig de definitie van een vastgesteld recht als "een recht dat aan de volgende voorwaarden voldoet": a) Het bedrag wordt precies bepaald;b) De identiteit van de schuldenaar of de schuldeiser is vast te stellen;c) De verplichting om te betalen bestaat; d) Een bewijsstuk is in het bezit van de entiteit." Bijzonder geval: boekhoudkundige verwerking van de ontvangsten en uitgaven Europees Sociaal Fonds en EFRO 1. De aanvragen voor ESF-saldi worden op 31 augustus van het jaar N+1 afgerond, 2.De ontvangsten uit de ESF-begroting (en sommige ontvangsten uit het EFRO) worden niet vastgesteld in het jaar N waarin de gefinancierde uitgaven worden gedaan. 3. Voor hetzelfde begrotingsjaar is er geen overeenstemming tussen de uitgaven (jaar N) en de ontvangsten (vanaf jaar N+1). 4. Economisch gezien worden de Europese acties (ESF, EFRO, enz.) geneutraliseerd vanuit het oogpunt van het ESR 2010. 3 POSTEN VAN DE ACTIEFZIJDE VAN DE BALANS 3.1 IMMATERIELE VASTE ACTIVA De immateriële vaste activa (licenties, software, enz.) worden geboekt tegen hun nominale waarde.
Lineaire afschrijving over 36 maanden vanaf de maand van aankoop. 3.2 MATERIELE VASTE ACTIVA 3.2.1 IN HET ALGEMEEN Voor een nieuwe woning ? Boekhouding tegen koopprijs, inclusief de bijkomende kosten. ? Eenheidsprijs van ten minste 1.000 euro excl. BTW ? Lineaire afschrijving per volledig annuïteit.
Voor tweedehands materiaal ? Percentage twee keer zo snel als het percentage dat normaal gesproken wordt toegepast voor een nieuwe investering van hetzelfde type. 3.2.2 TERREINEN ? Aankoopwaarde, eventueel geherwaardeerd. ? Waarde van de aangekochte grond in zijn geheel "grond + gebouw" ? Niet het voorwerp van de afschrijving. 3.2.3 GEBOUWEN Aankoopwaarde (funderingen, installaties voor elektriciteit, water, gas, verwarming en sanitair, liften en omgeving, honoraria van architecten, ingenieurs, belastingen, administratieve kosten (productie van plannen, advertenties, bestek, enz.) en registratiekosten en -rechten) ? Solide constructies: 5% afschrijvingspercentage. ? Andere constructies: afhankelijk van leeftijd en gebruik 3.2.4 GROND- EN BOUWKUNDIGE HERINRICHTINGEN Aanzienlijke verbeteringen of verbouwingen aan gebouwen worden als investering geboekt als ze waarde toevoegen aan de intrinsieke waarde van de activa. ? Werken in verband met de ruwbouw: 5% afschrijvingspercentage, ? Andere aanpassingen: 10% afschrijvingspercentage 3.2.5 ADMINISTRATIEF EN PEDAGOGISCH MATERIAAL, UITRUSTING EN MEUBILAIR Administratieve en pedagogische goederen met een waarde van meer dan 1.000 euro exclusief BTW ? Afschrijvingspercentage: 20 % 3.2.6 ROLLEND MATERIEEL ? Nieuw voertuig: afschrijvingspercentage van 20% ? Tweedehands voertuig: afschrijvingspercentage van 33% 3.2.7 MATERIEEL EN SOFTWARE VOOR INFORMATIEVERWERKING Informaticamateriaal (computers, printers, schermen) en software die op dit materiaal wordt gebruikt. ? Afschrijvingspercentage: 33% 3.2.8 VASTE ACTIVA GEHOUDEN ONDER FINANCIELE LEASING ? Op de actiefzijde van de balans worden de rechten die IFAPME uit hoofde van dergelijke contracten heeft, geboekt tegen de waarde van het actief zoals voorzien in het contract (100% reconstitutie) ? Aan de passiefzijde wordt het bedrag dat de reconstitutie van het kapitaal van de waarde van het actief vertegenwoordigt, geboekt. 3.2.9 OVERIGE MATERIELE VASTE ACTIVA Inrichtingskosten voor een in huur genomen pand. ? Installaties: 10% afschrijvingspercentage of afhankelijk van de resterende looptijd van het huurcontract. ? Voorzieningen: 20% afschrijvingspercentage of afhankelijk van de resterende looptijd van het huurcontract. 3.2.10 SAMENVATTING VAN DE AFSCHRIJVINGSPERCENTAGES De afschrijvingen worden aan het einde van het boekjaar op jaarbasis toegepast: ? Gebouwen: 5% ? Inrichting van terreinen en gebouwen: 5% en 10% ? Uitrustingen: 10% ? Administratief en pedagogisch materiaal, uitrusting en meubilair : 20% ? Rollend materiaal: 20 tot 33% ? Materieel en software voor informatieverwerking: 33% ? Leaseapparatuur naar type ? Overige materiele vaste activa 10% en 20 % of volgens huurcontract 3.2.11 VORDERINGEN OP MEER DAN EEN JAAR ? Vorderingen op meer dan één jaar worden geboekt tegen hun nominale waarde. ? Vorderingen in vreemde valuta's worden gewaardeerd in euro's tegen de koers op de sluitingsdatum van het maatschappelijk boekjaar. ? Waardeverminderingen op vorderingen op meer dan één jaar worden geboekt wanneer de realisatiewaarde op de sluitingsdatum van het boekjaar lager is dan de boekwaarde. 3.2.12 VORDERINGEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR ? Vorderingen op ten hoogste één jaar worden geboekt tegen hun nominale waarde. ? De waarderingsregels zijn dezelfde als voor vorderingen op meer dan één jaar. ? Dubieuze vorderingen maken het voorwerp uit van waardevermindering op basis van het risico van verlies. ? Subsidies en andere overlopende posten worden als vorderingen in de balans opgenomen voor zover ze zeker (gemeld) zijn en betrekking hebben op de afgesloten periode of een voorgaande periode. 3.3 LIQUIDE MIDDELEN ? Liquide middelen worden opgenomen tegen hun nominale waarde. ? Waarden in vreemde valuta worden geboekt tegen de wisselkoers op de sluitingsdatum van de balans. 3.4 OVERLOPENDE REKENINGEN (ACTIVA) De overlopende rekeningen bevatten de over te dragen kosten en de verworven inkomsten. Ze worden geboekt: ? Ofwel op de nominale pro rata bedragen van de reeds betaalde of gefactureerde lasten die betrekking hebben op de volgende boekjaren; ? Hetzij tegen het nominale bedrag van het pro rata deel van de inkomsten dat betrekking heeft op het boekjaar maar nog niet is ontvangen. 4 POSTEN VAN DE PASSIEFZIJDE VAN DE BALANS 4.1 SOCIAAL FONDS Het sociaal fonds wordt vertegenwoordigd door de initiële activa van IFAPME. 4.2 HERWAARDERINGSRESERVE In geval van herwaardering van immateriële en materiële activa worden herwaarderingswinsten geboekt volgens de eerder toegelichte regels. 4.3 RESERVES EN OVERGEDRAGEN RESULTATEN Deze twee posten zijn samengesteld uit de economische resultaten van de voorgaande jaren. 4.4 KAPITAALSUBSIDIES De verkregen investeringssubsidies worden geboekt tegen hun nominale waarde.
Zij worden in de winst- en verliesrekening elk jaar in hetzelfde tempo als de afschrijving van de desbetreffende investeringen overgeheveld naar subsidies die als inkomsten worden verbruikt. 4.5 VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN LASTEN Deze voorzieningen kunnen met name betrekking hebben op : ? Grote herstellingen en groot onderhoud: dit zijn grote, niet-periodieke herstellingen aan daken, buitenmuren, kozijnen, verwarming, enz. ? Geschillen. ? Geïdentificeerde en precieze risico's : - Voorziening voor pensioenfondsen; - Voorziening voor sociaal passief in geval van een risico in verband met het verlies van externe financiering.
De voorzieningen worden teruggenomen voor zover zij op het einde van het boekjaar een actuele beoordeling van de risico's en kosten waarvoor zij zijn gevormd, te boven gaan. 4.6 SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR Leningen en schulden worden geboekt tegen hun nominale waarde. 4.7 SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR ? Deze schulden worden geboekt tegen hun nominale waarde. ? Elk jaar worden, onafhankelijk van het resultaat, sociale voorzieningen voor het jaar aangelegd. Ze worden jaarlijks bij het afsluiten van de balans bedeeld. De voorziening heeft betrekking op enkelvoudig en dubbel vakantiegeld en wordt berekend op basis van de bruto vergoeding over het boekjaar, in overeenstemming met de relevante wettelijke verplichtingen. 4.8 OVERLOPENDE REKENINGEN (PASSIVA) De overlopende rekeningen bevatten de toe te rekenen kosten en de over te dragen opbrengsten.
Ze worden geboekt: ? hetzij tegen het nominale bedrag van het pro rata deel van de lasten dat betrekking heeft op het boekjaar maar waarvan de boekhoudkundige stukken nog niet zijn ontvangen. ? ofwel op de nominale pro rata bedragen van de reeds gefactureerde of geïnde opbrengsten, maar die betrekking hebben op het volgende boekjaar.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 2020 tot bepaling van de financiële tegemoetkomingen van het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises.
Namen, 16 juli 2020.
De Minister-President, E. DI RUPO De Vice-Minister-President en Minister van Economie, Buitenlandse Handel, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Ruimtelijke Ordening, Landbouw, het "IFAPME", en de Vaardigheidscentra, W. BORSUS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld