Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 10 december 2020
gepubliceerd op 22 januari 2021

Besluit van de Waalse Regering betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid

bron
waalse overheidsdienst
numac
2021040015
pub.
22/01/2021
prom.
10/12/2020
ELI
eli/besluit/2020/12/10/2021040015/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 DECEMBER 2020. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, de artikelen 43/35, § 2, en § 5, 43/36, 43/37, § 2, 43/38, §§ 2 en 5, tweede lid, 43/39, 43/40, § 1, eerste lid, 43/41, 43/42, 43/43, 43/45, 43/48, § 1, tweede lid, §§ 2 en 4, 43/49, §§ 1 en 2, eerste lid, 43/50, 43/52, tweede lid, en 43/56, vijfde en zesde lid, ingevoegd bij het decreet van 8 november 2018;

Gelet op het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juli 2020;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 9 juli 2020;

Gelet op het rapport van 5 oktober 2020, opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 11 september 2020;

Gelet op het advies van Cel voor financiële informatie, gegeven op 4 mei 2020;

Gelet op het advies van het inter-Franstalig overlegorgaan, gegeven op 31 augustus 2020;

Gelet op advies nr. 68.184/4 van de Raad van State, gegeven op 18 november 2020, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 14 september 2020;

Gelet op het advies van de "Commission wallonne des Aînés" (Waalse commissie voor senioren), gegeven op 1 september 2020;

Gelet op het advies van het branchecomité "Handicap" van het Agentschap, gegeven op 17 september 2020;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie en Gezondheid, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.In het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Deel I/1, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 21 december 2018, wordt een Titel III dat de artikelen 10/17 tot 10/68 omvat, ingevoegd, luidend als volgt: "Titel III. - Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Begripsomschrijving

Art. 10/17.Voor de toepassing van deze Titel wordt verstaan onder : 1° de verzekeringsinstelling: de Waalse verzekeringsinstellingen bedoeld in artikel 43/3, § 1, van het decreetgevend deel van het Wetboek;2° de tegemoetkoming: de tegemoetkoming bedoeld in artikel 43/32, 1°, van het decreetgevend deel van het Wetboek;3° het kind ten laste: a) de persoon jonger dan 25 jaar voor wie de gerechtigde of de persoon met wie hij een huishouden vormt kinderbijslag ontvangt of een onderhoudsgeld dat bij vonnis is vastgesteld of dat bepaald is in een overeenkomst in het kader van een procedure tot echtscheiding met onderlinge toestemming;b) de persoon jonger dan 25 jaar voor wie de gerechtigde of de persoon met wie hij een huishouden vormt onderhoudsgeld betaalt dat bij vonnis is vastgesteld of dat bepaald is in een overeenkomst in het kader van een procedure tot echtscheiding met onderlinge toestemming;c) de persoon jonger dan 25 jaar die de gerechtigde of de persoon met wie hij een huishouden vormt, als co-ouder ontvangt;4° de kennisgeving: de ontvangst van de beslissing door de persoon met een handicap;5° de applicatie: de applicatie bestemd om de tegemoetkoming aan bejaarden te beheren, die beschikbaar is op het gemeenschappelijke IT-platform van de Waalse verzekeringsinstellingen;6° het verzakingscomité: het verzakingscomité bedoeld in artikel 43/52 van het decreetgevend deel van het Wetboek;7° de raad voor het beheer: de raad voor het beheer van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden bedoeld in artikel 43/52 van het decreetgevend deel van het Wetboek;8° de werkdagen: alle andere dagen dan zaterdag, zondag en feestdagen. Wat het eerste lid, 3°, betreft, wordt voor de toepassing van deze Titel een persoon die in een pleeggezin wordt geplaatst, gelijkgesteld met een kind en worden de persoon die in een pleeggezin wordt geplaatst en de personen die hem of haar opvangen, beschouwd als ouders in de eerste graad. Afdeling 2. - De regeling van de tegemoetkoming voor hulp aan

bejaarden

Art. 10/18.§ 1. Overeenkomstig artikel 43/35, § 2, van het decreetgevend deel van het Wetboek kan de in artikel 43/33 van het decreetgevend deel van het Wetboek bedoelde tegemoetkoming ook worden toegekend aan een persoon die als buitenlander is ingeschreven in het bevolkingsregister. § 2. Overeenkomstig 43/35, § 4, van het decreetgevend deel van het Wetboek stuurt een persoon die meer dan negentig opeenvolgende dagen per kalenderjaar afwezig is in België, na kennisgeving aan zijn verzekeringsinstelling, deze laatste elk jaar een levensbewijs toe in de maand die overeenkomt met de verjaardag van zijn vertrek.

Bij gebrek aan ontvangst van dit levensbewijs stuurt de verzekeringsinstelling een herinneringsbrief aan de persoon die niet aan deze verplichting heeft voldaan.

Indien de in lid 1 bedoelde persoon niet reageert binnen 30 dagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde herinneringsbrief, schort de verzekeringsinstelling de betaling van de tegemoetkoming op vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van de herinnering.

Wanneer de schorsing van de betaling in werking is getreden, wordt de hervatting van de betalingen toegestaan met ingang van de maand volgend op de ontvangst van een conform getuigschrift. Afdeling 3. - Procedure

Art. 10/19.De applicatie wordt ter beschikking gesteld van de aanvrager voor het indienen, verzenden en ontvangen van documenten bij de verzekeringsinstelling.

In overleg met de aanvrager gebruikt de verzekeringsinstelling de in het eerste lid bedoelde applicatie voor de toezending van documenten HOOFDSTUK II. - Instrument voor de beoordeling van de autonomie

Art. 10/20.§ 1. De autonomie wordt gemeten door de verzekeringsinstellingen aan de hand van de medisch-sociale schaal en de bijhorende handleiding, die zijn opgenomen in de bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming.

Het in het eerste lid bedoelde instrument houdt in dat rekening wordt gehouden met: 1° de verplaatsingsmogelijkheid;2° de mogelijkheid om zijn voedsel te nuttigen of te bereiden;3° de mogelijkheid om voor zijn persoonlijke hygiëne in te staan en zich te kleden;4° de mogelijkheid om zijn woning te onderhouden en huishoudelijk werk te verrichten;5° de mogelijkheid om te leven zonder toezicht, bewust te zijn van gevaar en gevaar te kunnen vermijden;6° de mogelijkheid tot communicatie en sociaal contact. § 2. Voor elk van de in paragraaf 1 genoemde soorten activiteiten kent de beoordelaar een aantal punten toe naar gelang van de mate van autonomie van de gerechtigde: 1° nulpunt als het type activiteit zonder problemen, zonder speciale inspanning of zonder gebruik van speciale hulpmiddelen kan worden uitgevoerd;2° één punt indien het soort activiteit kan worden uitgevoerd met beperkte moeilijkheden, beperkte extra inspanningen of beperkt gebruik van speciale hulpmiddelen;3° twee punten indien het soort activiteit kan worden uitgevoerd met grote moeilijkheden, grote extra inspanningen of groot gebruik van speciale hulpmiddelen;4° drie punten indien het onmogelijk is het soort activiteit uit te voeren zonder de hulp van een derde persoon, zonder accommodatie in een geschikte inrichting of zonder dat de omgeving volledig is aangepast. § 3. Om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming is een minimum van zeven punten vereist. § 4. De mate van autonomie wordt vastgesteld voor een periode van ten minste één jaar. Het recht op de tegemoetkoming kan echter altijd worden herzien als de mate van autonomie verandert. § 5. Gegevens met betrekking tot de beoordeling van de mate van autonomie worden bij de aanvrager en zijn arts verzameld. De aanvrager vult een zelfbeoordelingsformulier in waarin hij wordt gevraagd de impact van zijn verlies aan autonomie op zijn dagelijks leven te beschrijven. De door de aanvrager aangewezen arts verstrekt alle relevante documenten die de medische toestand van de aanvrager beschrijven en de gevolgen daarvan voor het verlies van de onafhankelijkheid. Deze gegevens en pathologieën zijn beperkt tot die welke relevant zijn in het licht van de in paragraaf 1 bedoelde criteria. § 6. De in paragraaf 2 bedoelde beoordelaar is hetzij een aan het beroepsgeheim onderworpen beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, hetzij een andere aan het beroepsgeheim onderworpen beroepsbeoefenaar in de paramedische of sociale sector. HOOFDSTUK III. - Modaliteiten m.b.t. de berekening van de inkomsten Afdeling 1. - Definitie van inkomsten

Art. 10/21.§ 1. Onverminderd de toepassing van paragraaf 2 worden alle inkomsten, ongeacht de aard of de herkomst ervan, waarover de aanvrager en in voorkomend geval de persoon met wie hij een huishouden vormt, beschikken, in aanmerking genomen voor de berekening van het in artikel 43/37, § 2, van de inkomsten van het gezin bedoeld in artikel 43/37, § 2, van het decreetgevend deel van het Wetboek. § 2. Voor de berekening van de inkomsten, wordt er geen rekening gehouden met : 1° de gezinsbijslagen;2° de uitkeringen die verband houden met openbare of private bijstand;3° de onderhoudsgelden tussen ascendenten en descendenten;4° de frontstrepen- en gevangenschapsrenten alsmede de renten verbonden aan een nationale orde op grond van een oorlogsfeit;5° de tegemoetkomingen aan personen met een handicap toegekend aan de persoon met wie de aanvrager een huishouden vormt krachtens de bepalingen van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap of de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;6° het vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld dat betaald wordt ten laste van de pensioenregeling voor de werknemers, de bijzondere bijslag die betaald wordt ten laste van de pensioenregeling der zelfstandigen evenals het vakantiegeld ten laste van de pensioenregeling van de openbare sector;7° de vergoedingen die in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen toegekend worden aan de persoon met wie de aanvrager een huishouden vormt;8° het deel van het pensioen dat overeenstemt met het bedrag van het aan de echtgenoot of ex-echtgenoot betaalde onderhoudsgeld door de van tafel en bed gescheiden, de feitelijk of uit de echt gescheiden aanvrager die een pensioen geniet, indien de verplichting tot het betalen van het onderhoudsgeld bij gerechtelijke beslissing werd vastgesteld;9° de vergoedingen die door de Duitse overheid bij wijze van schadeloosstelling worden betaald voor de gevangenhouding tijdens de tweede wereldoorlog;10° de vergoedingen die worden toegekend overeenkomstig van de artikelen 10 en 11 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers op voorwaarde dat die vergoedingen voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 10, lid 1 en 3, en artikel 11 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers;11° de vergoedingen toegekend krachtens de wet van 18 juli 2017 betreffende de oprichting van het statuut van nationale solidariteit, de toekenning van een herstelpensioen en de terugbetaling van medische zorg ingevolge daden van terrorisme. § 3. De in paragraaf 1 bedoelde inkomsten zijn de lopende inkomsten die op jaarbasis worden berekend.

Onder "lopende inkomsten" wordt verstaan de inkomsten die de aanvrager of degene met wie hij een huishouden vormt, ontvangt op de ingangsdatum van de aanvraag of op de eerste dag van de maand die volgt op de automatische heroverweging. § 4. In afwijking van paragraaf 3 wordt, wanneer een uitkering, bedoeld in artikel 43/38, § 3, van het decreetgevend deel van het Wetboek, wordt uitbetaald onder de vorm van een kapitalen of afkoopwaarden, de tegenwaarde daarvan in periodieke uitkering in aanmerking genomen ten belope van de lijfrente die verkregen wordt uit de omzetting tegen het procent dat in de tabel opgenomen in bijlage 1/2 is vermeld tegenover de volle leeftijd van de verkrijger op de datum van het feit dat heeft aanleiding gegeven tot de uitbetaling.

De verrekening gebeurt vanaf de ingangsdatum van het recht op de tegemoetkoming.

In de gevallen waarin het vonnis of de minnelijke schikking het gedeelte van het kapitaal dat voor de vergoeding van de vermindering van de zelfredzaamheid is bestemd niet nader bepaalt, geschiedt de omzetting in lijfrente op 30 pct. van het kapitaal dat als vergoeding aan de aanvrager wordt toegekend voor de vermindering van de zelfredzaamheid. Afdeling 2. - Berekeningsmodaliteiten

Art. 10/22.Indien de persoon met een handicap en de persoon met wie hij een huishouden vormt, beide recht hebben op een tegemoetkoming, wordt voor elk van beide gerechtigden rekening gehouden met de helft van het gezinsinkomen.

Art. 10/23.§ 1. Wanneer de persoon met een handicap of de persoon met wie hij een huishouden vormt een beroepsactiviteit als werknemer uitoefenen, wordt bij de berekening van het inkomen rekening gehouden met het belastbaar loon van het referentiejaar, zijnde het jaar -2.

Men verstaat onder het " het jaar -2 " het tweede kalenderjaar voorafgaand aan : 1° de uitwerkingsdatum van de aanvraag of van de nieuwe aanvraag om tegemoetkoming in de gevallen waarin de beslissing op aanvraag wordt genomen;2° de maand volgend op de in artikel 10/52 bedoelde wijziging in de situatie die aanleiding geeft tot de ambtshalve herziening. § 2. Voor een zelfstandige is het in aanmerking te nemen beroepsinkomen het bedrag van het inkomen zoals bepaald in artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende het sociaal statuut van de zelfstandigen, dat betrekking heeft op het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de administratieve beslissing uitwerking heeft. § 3. In geval van begin of hervatting van een beroepsactiviteit als zelfstandige, wordt, zolang § 2 niet kan worden toegepast, en in alle gevallen waarin er niet naar een door de FOD Financiën vastgesteld beroepsinkomen kan worden verwezen, het beroepsinkomen in rekening gebracht dat door de aanvrager of, in voorkomend geval, door de persoon met wie hij een huishouden vormt, is aangegeven; dat inkomen kan nagezien en, in voorkomend geval, verbeterd worden op grond van elementen die bij de FOD Financiën worden geïnd. § 4. Wanneer de aanvrager de beroepsactiviteit als zelfstandige van de overleden persoon met wie hij een huishouden vormde, voortzet, wordt het inkomen, dat deze laatste heeft verworven in de loop van het refertejaar dat voor de vaststelling van het inkomen in aanmerking moet worden genomen, geacht door de aanvrager verworven te zijn. § 5. Wanneer het beroepsinkomen van het jaar -2 voortkomt uit een activiteit uitgeoefend voordat de persoon met een handicap of de persoon met wie hij een huishouden vormt gepensioneerd waren, daar waar op de ingangsdatum deze persoon of deze personen een pensioen genieten en tevens een toegelaten beroepsactiviteit uitoefenen, is het bedrag van het beroepsinkomen waarmee rekening moet gehouden worden dit laatste bedrag, omgerekend op jaarbasis. § 6. Het inkomen dat voortkomt van een bedrijfsafstand wordt aangerekend in toepassing van de artikelen 10/32 tot 10/37.

Art. 10/24.In afwijking van artikel 10/21, § 3, wordt, voor de berekening van het inkomen, een bedrag gelijk aan 90 pct. van de pensioenen toegekend aan de aanvrager of aan de persoon met wie hij een huishouden vormt, in aanmerking genomen.

Worden beschouwd als pensioen, de voordelen toegekend hetzij in toepassing van een Belgische verplichte pensioenregeling, ingesteld bij of krachtens een wet, een provinciaal reglement of door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, hetzij in toepassing van een buitenlandse verplichte pensioenregeling, hetzij in toepassing van een verplichte pensioenregeling voor het personeel van een volkenrechtelijke instelling, hetzij bij wijze van vergoedingen, bijslagen of pensioenen welke tot herstel of als schadeloosstelling aan oorlogsslachtoffers of hun rechtverkrijgenden worden toegekend.

Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt in voorkomend geval vermeerderd met het bedrag dat overeenstemt met de vermindering wegens terugvordering van een onverschuldigde betaling of ten titel van sanctie.

Art. 10/25.Bij de berekening van het inkomen, wordt rekening gehouden met : 1° wat betreft de bebouwde onroerende goederen : het bedrag van het niet vrijgesteld kadastraal inkomen vermenigvuldigd met 3;2° wat betreft de onbebouwde onroerende goederen : het bedrag van het niet vrijgesteld kadastraal inkomen vermenigvuldigd met 9.

Art. 10/26.Voor de berekening van het inkomen wordt van het globaal kadastraal inkomen van de bebouwde onroerende goederen, die de aanvrager of de persoon met wie hij een huishouden vormt, in volle eigendom of in vruchtgebruik bezitten, een bedrag van 1 500 EUR afgetrokken.

Dit bedrag wordt verhoogd met 250 EUR voor elk kind ten laste.

Art. 10/27.Indien de aanvrager of de persoon met wie hij een huishouden vormt, slechts de volle eigendom of het vruchtgebruik bezitten van onbebouwde onroerende goederen, wordt voor de berekening van het inkomen, rekening gehouden met het bedrag van de kadastrale inkomens van deze goederen, verminderd met 60 EUR.

Art. 10/28.De in het buitenland gelegen onroerende goederen worden in aanmerking genomen overeenkomstig de bepalingen die toepasselijk zijn op de in België gelegen onroerende goederen.

Voor de toepassing van het eerste lid, moet onder kadastraal inkomen verstaan worden, elke gelijkaardige grondslag van belasting waarin bij de fiscale wetgeving van de plaats waar de goederen gelegen zijn is voorzien.

Art. 10/29.Het kadastraal inkomen van een gedeelte van een onroerend goed is gelijk aan het kadastraal inkomen van het onroerend goed vermenigvuldigd met de breuk die het gedeelte van dat onroerend goed vertegenwoordigt.

Wanneer de aanvrager of de persoon met wie hij een huishouden vormt, de hoedanigheid van eigenaar of van vruchtgebruiker in onverdeeldheid hebben, wordt vooraleer het eerste lid en de artikelen 10/25 tot 10/28 worden toegepast, het kadastraal inkomen vermenigvuldigd met de breuk die de belangrijkheid uitdrukt van de rechten, in volle eigendom of in vruchtgebruik, van de aanvrager of van de persoon met wie hij een huishouden vormt.

Art. 10/30.§ 1. Wanneer het onroerend goed met een hypotheek bezwaard is, mag het bedrag, in aanmerking genomen voor de vaststelling van het inkomen, verminderd worden met het jaarlijks bedrag der hypothecaire intresten, op voorwaarde : 1° dat de schuld door de aanvrager of de persoon met wie hij een huishouden vormt voor eigen behoeften werd aangegaan en de aan het ontleende kapitaal gegeven bestemming wordt bewezen;2° dat het bewijs wordt geleverd dat de hypothecaire intresten eisbaar waren en werkelijk werden betaald voor het jaar dat datgene van de ingangsdatum van de beslissing voorafgaat. Het bedrag van de vermindering mag evenwel niet hoger zijn dan de helft van het in aanmerking te nemen bedrag. § 2. Wanneer het onroerend goed werd verworven tegen betaling van een lijfrente, wordt het bedrag, in aanmerking genomen voor de vaststelling van het inkomen, verminderd met het bedrag van de lijfrente die door de aanvrager of door de persoon met wie hij een huishouden vormt, werkelijk wordt betaald. Paragraaf 1, tweede lid, is van toepassing op deze vermindering.

Art. 10/31.Voor de al dan niet belegde roerende kapitalen wordt rekening gehouden met een som gelijk aan 6 % van de kapitalen.

Art. 10/32.Er wordt een inkomen in rekening gebracht dat forfaitair vastgesteld wordt door op de verkoopwaarde van de goederen op het tijdstip van de afstand de bij artikel 10/31 beoogde berekeningsmodaliteiten toe te passen, wanneer de aanvrager of de persoon met wie hij een huishouden vormt, roerende of onroerende goederen om niet of onder bezwarende titel hebben afgestaan in de loop van de tien jaren vóór: 1° de uitwerkingsdatum van de aanvraag om tegemoetkoming, in de gevallen waarin de beslissing op aanvraag genomen wordt;2° de maand volgend op de in artikel 10/52 bedoelde wijziging in de situatie die aanleiding geeft tot de ambtshalve herziening.

Art. 10/33.Voor de toepassing van artikel 10/32 wordt de verkoopwaarde van de afgestane roerende of onroerende goederen, waarvan de aanvrager of de persoon met wie hij een huishouden vormt, eigenaar of vruchtgebruiker in onverdeeldheid waren, vermenigvuldigd met de breuk die de belangrijkheid van de rechten van de aanvrager, zijn echtgenoot of de persoon met wie hij een huishouden vormt, uitdrukt.

Voor de toepassing van het eerste lid zal de respectievelijke waarde van het vruchtgebruik en van de naakte eigendom geraamd worden zoals voorzien in het kader van de successierechten.

Art. 10/34.In geval van afstand onder bezwarende titel van roerende of onroerende goederen, worden de persoonlijke schulden van de aanvrager of de persoon met wie hij een huishouden vormt, die dateren van vóór de afstand en die werden afgelost met de opbrengst van de afstand, afgetrokken van de verkoopwaarde van de afgestane goederen, op het ogenblik van de afstand.

Art. 10/35.In geval van afstand onder bezwarende titel van roerende of onroerende goederen en onverminderd de bepalingen van artikel 10/34, wordt met het oog op de toepassing van artikel 10/32, van de verkoopwaarde der goederen een jaarlijks abattement van 1 500 EUR afgetrokken.

Het aftrekbaar abattement wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden begrepen tussen de eerste van de maand die volgt op de datum van de afstand en de datum waarop de aanvraag om tegemoetkoming uitwerking heeft.

Indien de aanvrager of de persoon met wie hij een huishouden vormt, verscheidene afstanden hebben verricht, mag het abattement slechts eenmaal voor eenzelfde periode worden toegepast.

Art. 10/36.Het bepaalde in de artikelen 10/32 tot 10/35 is niet van toepassing op de opbrengst van de afstand in zoverre die opbrengst geheel of gedeeltelijk nog in het in aanmerking te nemen vermogen wordt teruggevonden. Op die opbrengst zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikelen 10/25 tot 10/31 van toepassing.

Art. 10/37.Wanneer een roerend of onroerend goed tegen lijfrente is afgestaan, wordt een bedrag in rekening gebracht dat, gedurende de eerste tien jaren die volgen op de afstand, berekend wordt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10/32 tot 10/36. Dit bedrag mag nochtans niet lager zijn dan het bedrag van de lijfrente.

Na de in het eerste lid bedoelde periode van tien jaar, is dit bedrag gelijk aan het bedrag van de lijfrente.

Wanneer de lijfrente bij een erkende verzekeringsinstelling gevestigd is tegen betaling van een enige premie of van periodieke premies, wordt een bedrag in rekening gebracht dat, gedurende de eerste tien jaren die volgen op de ingangsdatum van de lijfrente, forfaitair berekend wordt door de in artikel 10/31 beoogde coëfficiënt toe te passen op het kapitaal dat overeenstemt met de prijs van de rente op die datum. Dit bedrag mag evenwel niet lager zijn dan het bedrag van de lijfrente.

Na de voornoemde periode van tien jaar, wordt dit bedrag gelijk aan het bedrag van de lijfrente.

Art. 10/38.In geval van toepassing van artikel 43/38 van het decreetgevend deel van het Wetboek moet de aanvrager van het voorschot aanduiden op welke uitkeringen of vergoedingen hij een voorschot wenst te verkrijgen, door wie deze naar zijn mening verschuldigd zijn en voor welke periode.

De gerechtigde moet eveneens mededelen of de instanties welke deze uitkeringen of vergoedingen verschuldigd zijn, voorschotten hebben toegekend.

De aanvrager moet de verzekeringsinstelling verwittigen van zodra hij deze uitkeringen of vergoedingen verkrijgt.

Het voorschot wordt niet toegekend voor perioden voorafgaand aan de aanvraag.

Het wordt verleend ten belope van de bedragen van de tegemoetkoming waarop de gerechtigde aanspraak kan maken.

Art. 10/39.§ 1. Voor de berekening van de tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de inkomsten in de zin van artikel 43/38 van het decreetgevend deel van het Wetboek, afhankelijk van de categorie A, B of C waartoe de gerechtigde behoort.

Tot categorie A behoort, de gerechtigde die noch tot categorie B, noch tot categorie C behoort.

Tot categorie B behoort, de gerechtigde die: 1° alleen woont;2° sedert ten minste 3 maanden dag en nacht in een verzorgingsinstelling verblijft en voorheen niet tot categorie C behoorde; Tot categorie B behoort, de gerechtigde die: 1° een huishouden vormt;2° één of meerdere kinderen ten laste heeft. Voor de berekening van de inkomsten wordt geen rekening gehouden met een jaarlijks bedrag van : 1° 14.214,53 euro voor categorie A; 2° 14.214,53 euro voor categorie B; 3° 17.762,27 euro voor categorie C;

Deze bedragen zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen bedoeld in paragraaf 2.

Er kan per huishouden slechts één persoon zijn die de vrijstelling geniet die overeenstemt met de categorie C. Indien twee personen in een huishouden tot de categorie C behoren, dan zal elk van hen een vrijstelling genieten gelijk aan de helft van de vrijstelling die overeenstemt met categorie C. Voor de toepassing van paragraaf 1 zijn de bedragen gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen 107,20 (basis 2013=100) overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale tegemoetkomingen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

De in aanmerking genomen bedragen zijn de geldende bedragen op de datum van uitwerking van de aanvraag of nieuwe aanvraag om tegemoetkoming of op de eerste dag van de maand volgend op de ambtshalve herziening. HOOFDSTUK IV. - Procedure Afdeling 1. - Indiening van de aanvraag

Art. 10/40.§ 1. De aanvrager dient een aanvraag voor een tegemoetkoming in bij zijn verzekeringsinstelling of bij de verzekeringsinstelling waarmee een overeenkomst voor het beheer van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden is gesloten, met behulp van de applicatie die hem ter beschikking wordt gesteld.

Hij kan zich laten vertegenwoordigen door zijn vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 43/32, 6°, van het decreetgevend deel van het Wetboek. Deze derde is meerderjarig en in het bezit van zijn identiteitskaart.

De verzekeringsinstelling bezorgt de aanvrager een ontvangstbewijs en de in artikel 10/41, § 1, van het decreetgevend deel van het Wetboek bedoelde informatieformulieren. § 2. Beroepsbeoefenaren en ambtenaren die zijn aangesteld binnen de gemeenten, OCMW'S. en ziekenfondsen, alsmede maatschappelijk werkers van verenigingen die personen met een handicap vertegenwoordigen, kunnen de tegemoetkoming aanvragen met behulp van de applicatie die hun ter beschikking wordt gesteld.

De Minister kan de toepassing van het eerste lid uitbreiden tot andere dan de in het eerste lid genoemde categorieën van beroepsbeoefenaren en ambtenaren.

De in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsbeoefenaren en ambtenaren downloaden op verzoek van de betrokkene de ontvangstbevestiging en de informatieformulieren. Afdeling 2. - Behandeling van de aanvraag

Art. 10/41.§ 1. De verzekeringsinstelling onderzoekt de aanvraag aan de hand van de door de aanvrager verstrekte informatie en de informatie die ze rechtstreeks verzamelt bij de instellingen die over de informatie beschikken, die beperkt is tot de analyse van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de tegemoetkoming te ontvangen.

De in lid 1 bedoelde informatie, die rechtstreeks bij de in dat lid bedoelde diensten of instellingen wordt verzameld, is de volgende: 1° uit het Rijksregister : de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;2° bij de FOD Financiën, de gegevens met betrekking tot : - beroepsinkomen; - vervangingsinkomen; - het kadastrale inkomen van onroerende goederen waarop de aanvrager of zijn partner zakelijke rechten heeft; - de overdracht, onder bezwarende titel of om niet, van onroerende goederen die eigendom zijn van de aanvrager of zijn partner in de tien jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag voor een tegemoetkoming en, in voorkomend geval, de verkoopprijs, de marktwaarde van het onroerend goed en, in het geval van mede-eigendom, het aandeel; - roerende goederen zoals schuldvorderingen, lijfrenten, effecten in portefeuille, roerend kapitaal, verkregen door erfopvolging, door een akte van verdeling of vereffening of door een akte die in de tien jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag voor een tegemoetkoming in het register van de vennootschapsakten is gepubliceerd; - de overdracht, onder bezwarende titel of om niet, van roerende goederen zoals schuldvorderingen, lijfrenten, effecten in portefeuille, roerend kapitaal, binnen de 10 jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag voor een tegemoetkoming. 3° aan de federale Pensioendienst, de gegevens met betrekking tot : - buitenlandse pensioenen; - de pensioen en het gewaarborgd inkomen voor bejaarde personen; - ouderdomspensioenen; - de verwarmingstoelage; - het Fonds voor bestaanszekerheid; - oorlogspensioen en de pensioenen van oorlogsslachtoffers; - pensioenverzekering; - Overzeese Sociale Zekerheid. 4° bij de gevangenis of de instelling voor sociale bescherming : gegevens met betrekking tot de detentie;5° bij het Federaal Agentschap voor beroepsrisico's: gegevens met betrekking tot arbeidsongevallen, beroepsziekten en het asbestfonds;6° bij de instelling waartoe de gehandicapte wordt toegelaten: gegevens betreffende het verblijf in de instelling;7° bij de instellingen die uitkeringen aan gehandicapten toekennen: gegevens betreffende de verificatie van de cumulatie van de tegemoetkoming met andere tegemoetkomingen;8° bij de gemeenten: identificatie van de gerechtigden en de gezinssituatie als de persoon op hetzelfde adres woont met meerdere niet-verwante personen, eventueel door middel van een onderzoek door de lokale politie;9° bij de wettelijke vertegenwoordiger: beschermingsstatus. De in lid 1 bedoelde gegevens die bij de aanvrager worden verzameld, indien zij niet bij de in lid 2 bedoelde instellingen kunnen worden verkregen, zijn de gegevens met betrekking tot : 1° het bestaan en het aantal kinderen ten laste;2° gezinstoelagen en onderhoudsuitkeringen;3° bestaansmiddelen;4° spaar- en beleggingsrekeningen;5° alimentatie-uitkeringen bij vonnis of bij wijze van betaling;6° de gezinssituatie als de persoon op hetzelfde adres woont met meerdere niet-verwante personen, eventueel door middel van een onderzoek door de lokale politie;7° de compensatie in de vorm van forfaitaire bedragen;8° het bewijs van terugbetaling van schulden zoals belastingen, hypothecaire leningen, RSZ;9° aftrekbare uitgaven zoals facturen voor werk;10° buitenlandse pensioenen;11° het beroepsinkomen;12° het vervangingsinkomen;13° buitenlandse beroeps- en vervangingsinkomsten;14° beroepsziekten, arbeidsongevallen en asbestfondsen;15° oorlogspensioen en de pensioenen van oorlogsslachtoffers;16° de bankrekening;17° contactgegevens;18° de overdracht, onder bezwarende titel of om niet, van onroerende goederen die eigendom zijn van de aanvrager of zijn partner in de tien jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag voor een tegemoetkoming en, in voorkomend geval, de verkoopprijs, de marktwaarde van het onroerend goed en, in het geval van mede-eigendom, het aandeel;19° de detentie in de gevangenis of in een inrichting voor sociale bescherming. Verzekeringsinstellingen kunnen de aanvrager om andere dan de in lid 3 bedoelde gegevens vragen die hen in staat stellen de voorwaarden van de artikelen 43/33 tot en met 43/38 van het decreetgevend deel van het Wetboek te controleren en de inkomsten te berekenen volgens de in de artikelen 10/21 tot en met 10/39 beschreven methoden. § 2. De aanvrager verstrekt de in paragraaf 1 bedoelde informatie die door de verzekeringsinstelling wordt aangevraagd, binnen 30 dagen.

De verzekeringsinstelling zendt een herinnering aan de aanvrager die niet binnen de in lid 1 gestelde termijn op het verzoek om inlichtingen heeft gereageerd.

Na 30 dagen na ontvangst door de aanvrager van de in lid 2 bedoelde herinnering neemt de verzekeringsinstelling een beslissing op basis van de informatie waarover zij beschikt, indien zij de van de aanvrager gevraagde informatie nog steeds niet heeft ontvangen, tenzij de aanvrager een reden opgeeft die een langere antwoordtermijn rechtvaardigt. Indien de verzekeringsinstelling de verlenging van de termijn accepteert, wordt deze met ten minste 30 dagen verlengd. § 3. Indien voor de aanvraag de tussenkomst van een in paragraaf 1 bedoeld instelling vereist is, wordt deze instelling door de verzekeringsinstelling ondervraagd.

De instelling verstrekt de in paragraaf 1 bedoelde informatie waarom de verzekeringsinstelling verzoekt binnen 30 dagen na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek.

De verzekeringsinstelling zendt een herinnering aan de instelling die niet binnen de in lid 2 gestelde termijn op het verzoek om inlichtingen heeft gereageerd.

Art. 10/42.§ 1. In het kader van de in artikel 10/20 bedoelde beoordeling van de autonomie wordt de aanvrager of de door de aanvrager gemachtigde persoon zo nodig om aanvullende informatie verzocht. Deze informatie blijft beperkt tot de informatie die relevant is in het licht van de in artikel 10/20 bedoelde criteria.

Indien de aanvullende informatie niet binnen 30 dagen na de aanvraag wordt verstrekt, wordt de aanvrager daarvan op de hoogte gesteld.

Indien de aanvullende informatie na het verstrijken van een termijn van 30 dagen na ontvangst van het verzoek om deze informatie nog steeds ontbreekt, neemt de beoordelaar een beslissing op basis van de beschikbare elementen, tenzij de aanvrager een reden opgeeft die een langere antwoordtermijn rechtvaardigt. Indien de verzekeringsinstelling de verlenging van de termijn accepteert, wordt deze met ten minste 30 dagen verlengd. § 2. De beoordeling van het verlies van de autonomie wordt uitgevoerd op basis van de door de aanvrager en de door hem aangewezen arts verstrekte documenten. Indien het niet mogelijk is om deze beoordeling op basis van documenten uit te voeren, wordt de aanvrager opgeroepen voor een onderzoek.

Indien de aanvrager zich niet kan verplaatsen, wordt het onderzoek bij hem thuis uitgevoerd.

Het onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, wat met name inhoudt dat de aanvrager het recht heeft om zich te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.

Indien de aanvrager niet aanwezig is bij het onderzoek, ontvangt hij of zij een tweede oproep.

Indien de aanvrager ondanks de tweede oproeping niet verschijnt voor het onderzoek, wordt een beslissing genomen door de beoordelaar op basis van de beschikbare elementen. § 3. De documenten worden aan de aanvrager thuis of langs elektronische weg toegezonden.

Van deze verplichting kan echter worden afgeweken op verzoek van de aanvrager of van een van de personen bedoeld in artikel 43/32, 6°, van het decreetgevend deel van het Wetboek. Afdeling 3. - Besluitvorming

Art. 10/43.De tegemoetkoming kan worden geweigerd indien uit de gegevens waarover de verzekeringsinstelling beschikt blijkt dat de aanvrager niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de tegemoetkoming voldoet.

Art. 10/44.De periode tussen de datum van de aanvraag of de kennisgeving van het feit dat aanleiding geeft tot de herziening, en de eerste dag van de maand waarin de eerste maandelijkse termijn van de tegemoetkoming wordt betaald, mag niet langer zijn dan zes maanden, overeenkomstig artikel 43/39, § 2, van het decreetgevend deel van het Wetboek.

Indien de verzekeringsinstelling niet binnen de gestelde termijn een beslissing kan nemen, stelt zij de aanvrager hiervan schriftelijk en met opgave van redenen op de hoogte.

Art. 10/45.§ 1. Overeenkomstig artikel 43/39, § 2, lid 2, van het decreetgevend deel van het Wetboek zijn de moratoire interesten van toepassing op de maandelijkse termijnen en de eventuele achterstallige betalingen.

Onder achterstallige betalingen wordt verstaan de bedragen die na het verstrijken van de in artikel 43/39, § 2, van het decreetgevend deel van het Wetboek bedoelde termijn in maandelijkse termijnen aan de gerechtigde hadden moeten worden betaald.

Deze moratoire interesten komen ten laste van de verzekeringsinstellingen. § 2. De in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde termijn wordt geschorst vanaf het verstrijken van de in de artikelen 10/41, § 2, eerste lid, en § 3, tweede lid, en 10/42, § 1, tweede lid, bedoelde termijn van dertig dagen, zolang de aanvrager of een derde instelling de door de verzekeringsinstelling gevraagde informatie niet heeft verstrekt.

De in paragraaf 1 bedoelde moratoire interesten worden niet betaald gedurende de periode waarin de gerechtelijke interesten moeten worden betaald.

Art. 10/46.Het recht op de vergoeding gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de gerechtigde voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 43/32 tot en met 43/38 van het decreetgevend deel van het Wetboek en ten vroegste op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van indiening van de aanvraag.

Art. 10/47.Wanneer de verzekeringsinstelling een beslissing na de datum van inwerkingtreding ervan meldt, houdt zij automatisch rekening met de feiten en informatie die tussen de datum van inwerkingtreding van de beslissing en de datum van kennisgeving ervan zijn verstrekt, mits deze feiten en informatie vóór de datum van kennisgeving van de beslissing ter kennis van de verzekeringsinstelling zijn gebracht. Afdeling 4. - Nieuwe aanvraag

Art. 10/48.§ 1. Er kan een nieuwe aanvraag worden ingediend wanneer er naar het oordeel van de gerechtigde wijzigingen zijn opgetreden die de toekenning of verhoging van de tegemoetkoming rechtvaardigen. § 2. De beslissing die naar aanleiding van de nieuwe aanvraag wordt genomen, wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de aanvraag is ingediend.

Wanneer de nieuwe aanvraag echter wordt ingediend binnen drie maanden na de datum waarop zich een feit heeft voorgedaan dat de toekenning of verhoging van de tegemoetkoming rechtvaardigt of na de datum waarop de gerechtigde kennis heeft gekregen van dat feit, kan de nieuwe beslissing in werking treden op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop dit feit zich heeft voorgedaan of zich bewust is geworden van dit feit en op zijn vroegst op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de beslissing die moet worden gewijzigd

Art. 10/49.De nieuwe aanvraag wordt ingediend overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 10/40.

De nieuwe aanvraag wordt behandeld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10/41 tot 40/45.

Wanneer de nieuwe aanvraag geen betrekking heeft op de beoordeling van de mate van autonomie, wordt geen nieuwe beoordeling van de mate van autonomie uitgevoerd.

Art. 10/50.§ 1. Het recht op de tegemoetkoming wordt herzien wanneer een wijziging in de persoonlijke en materiële omstandigheden van de gerechtigde leidt tot een verlaging van het bedrag van de tegemoetkoming of de intrekking ervan rechtvaardigt.

De gerechtigde verklaart de in lid 1 bedoelde wijziging binnen drie maanden na de wijziging per gewone brief aan de verzekerinstelling of langs elektronische weg. § 2. De gerechtigde wordt vrijgesteld van kennisgeving aan de verzekeringsinstelling van de in paragraaf 1 bedoelde wijziging in het geval van : 1° wijzigingen in de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, op voorwaarde dat hij deze wijzigingen aan het bevoegde gemeentebestuur heeft meegedeeld;2° een wijziging die reeds aan een andere openbare instelling van de sociale zekerheid is meegedeeld in het kader van de geldende regelgeving en op voorwaarde dat de Minister deze wijziging heeft opgenomen in een daartoe opgestelde lijst.

Art. 10/51.De verzekeringsinstelling kan haar beslissing herroepen en een nieuwe beslissing nemen binnen de termijn voor het instellen van een beroep bij de bevoegde arbeidsrechtbank of, indien er een beroep is ingesteld, tot de beëindiging van de procedure wanneer : 1° op de ingangsdatum van de tegemoetkoming, het recht bij een wettelijke of reglementaire bepaling gewijzigd wordt;2° een nieuw feit of nieuwe bewijselementen met een gevolg op de rechten van de gerechtigde tijdens de zitting aangevoerd worden;3° er wordt vastgesteld dat de administratieve beslissing gebrekkig is wegens een onregelmatigheid of een materiële fout. Afdeling 5. - Ambtshalve herziening

Art. 10/52.§ 1. Er wordt ambtshalve overgegaan tot een herziening van het recht op de tegemoetkoming : 1° wanneer de gerechtigde niet meer voldoet aan de in artikel 43/35 van het decreetgevend deel van het Wetboek bedoelde voorwaarden van nationaliteit;2° wanneer de gerechtigde of de persoon met wie hij een huishouden vormt, kinderen ten laste heeft of niet meer heeft en dit van invloed is op de in artikel 10/39, lid 1, bedoelde categorie;3° wanneer de burgerlijke staat of de samenstelling van het huishouden van de gerechtigde wordt gewijzigd en dit een invloed heeft op het recht op de tegemoetkoming;4° wanneer de gerechtigde de voorwaarden vervult opdat de betaling van de tegemoetkomingen geheel of gedeeltelijk al of niet meer wordt opgeschort in de zin van artikel 43/42 van het decreetgevend deel van het Wetboek;5° op de datum bepaald door een vorige beslissing wanneer die werd getroffen op grond van voorlopige of evoluerende elementen;6° wanneer de gerechtigde niet langer voldoet aan de voorwaarde inzake de mate van autonomie;7° op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de inkomsten bedoeld in artikel 43/38, § 2, van het decreetgevend deel van het Wetboek met ten minste tien procent zijn gestegen;8° op 31 december van het kalenderjaar waarin de inkomsten uit werkelijk verrichte werken met ten minste tien procent zijn gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. § 2. De nieuwe beslissing wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin een van de in paragraaf 1 bedoelde situaties zich voordoet.

In afwijking van het eerste lid treedt de nieuwe beslissing in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van kennisgeving van de beslissing, indien de nieuwe beslissing tot een vermindering van het recht op de tegemoetkoming leidt en indien de in het § 1, 1°, 2°, 3°, 7° of 8° bedoelde gebeurtenis is aangegeven of vastgesteld binnen drie maanden na het optreden ervan, of binnen drie maanden na de datum waarop de gerechtigde op de hoogte is gebracht van de gebeurtenis.

De nieuwe beslissing die wordt genomen naar aanleiding van de in lid 1, 4°, bedoelde gebeurtenis wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de gerechtigde zich in die situatie bevond.

In afwijking van het eerste lid en het in het geval bedoeld in paragraaf 1, 5°, treedt de nieuwe beslissing in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van kennisgeving van de beslissing, indien ze tot een vermindering van het recht op de tegemoetkoming leidt.

In de gevallen bedoeld in paragraaf 1, 6°, wordt de nieuwe beslissing van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van kennisgeving van de beslissing. § 3. De nieuwe beslissing kan niet in werking treden vóór de datum waarop de beslissing tot toekenning van een tegemoetkoming voor het eerst in werking treedt. Afdeling 6. - Betalingsmodaliteiten

Art. 10/53.§ 1. De tegemoetkomingen worden per maand en per twaalfden uitbetaald. § 2. De uitbetaling van de tegemoetkomingen wordt uitgevoerd door overschrijving op een Belgische zichtrekening die door de gerechtigde of zijn vertegenwoordiger bedoeld in artikel 43/32, 6°, van het decreetgevend deel van het Wetboek heeft meegedeeld aan zijn verzekeringsinstelling of aan de verzekeringsinstelling waarmee een overeenkomst voor het beheer van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden is opgesteld.

De persoon aan wie een tegemoetkoming wordt betaald, gaat er mee akkoord dat bedragen die ten onrechte betaald werden ten gevolge van overlijden of vertrek naar het buitenland, teruggevorderd kunnen worden via de instelling die de financiële rekening beheert. § 3. In afwijking van paragraaf 2 en op verzoek van de gerechtigde kan de betaling ook geschieden door middel van Belgische circulaire cheques.

Art. 10/54.In afwijking van artikel 10/53, § 1, wordt de betaling via Belgische circulaire cheques jaarlijks in december verricht voor de in de loop van het jaar vervallen achterstallen wanneer het per maand te betalen globale bedrag lager is dan 25 euro.

Het bovenvermeld bedrag is gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen 107,20 (basis 2013=100) overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale tegemoetkomingen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

Art. 10/55.Het bedrag van de uit te betalen tegemoetkomingen wordt vastgesteld zonder rekening te houden met de eurogedeelten beneden de vijftig honderdsten van een cent. De eurogedeelten van vijftig honderdsten van een cent en meer worden voor één eurocent gerekend. De afronding op de euro geschiedt op het uit te betalen maandelijks bedrag.

Art. 10/56.De tegemoetkomingen worden niet uitgekeerd aan de gerechtigde tijdens de periode van detentie in een strafinrichting, semi-vrijheid met het oog op herindeling, gevangenisverlof, langdurig niet-officieel verlof indien de persoon in een sociale beschermingsinstelling was gevestigd, of internering in een sociale beschermingsinstelling.

De gerechtigde kan echter aanspraak maken op de tegemoetkoming voor de periode m.b.t. zijn voorwaardelijke vrijlating, zijn elektronisch toezicht, zijn voorwaardelijke invrijheidstelling indien de betrokkene in een sociale beschermingsinstelling was, zijn voorlopige hechtenis, op voorwaarde dat hij kan bewijzen dat hij is vrijgesproken door een definitieve rechterlijke beslissing over het delict dat aan de basis ligt van de hechtenis. Hetzelfde geldt voor de gevallen van buitenvervolgingstelling of van buitenzaakstelling.

Art. 10/57.In geval van overlijden van de gerechtigde op een tegemoetkoming, worden de vervallen en niet uitbetaalde termijnen van ambtswege uitbetaald aan de echtgenoot of de persoon met wie de gerechtigde een huishouden vormde in de zin van artikel 43/38 van het decreetgevend deel van het Wetboek.

Bij ontstentenis van de in het eerste lid bedoelde echtgenoot of persoon worden de vervallen en niet uitbetaalde termijnen, met inbegrip van de uitkering voor de maand van overlijden voor zover de gerechtigde niet overleden was op de in het nationaal compensatiesysteem geldende uitvoeringsdatum of, bij betaling via Belgische circulaire cheques, op de uitgiftedatum ervan, uitbetaald aan de volgende personen in volgende orde en de ene in gebreke gebleven van de andere : 1° de kinderen met wie de gerechtigde op het ogenblik van zijn overlijden samenleefde;2° de vader en de moeder met wie de gerechtigde leefde op het ogenblik van zijn overlijden;3° ieder persoon met wie de gerechtigde op het ogenblik van zijn overlijden samenleefde;4° de persoon die in de verplegingskosten tussenbeide kwam;5° de persoon die de begrafeniskosten betaalde. De vervallen en aan de overleden gerechtigde niet uitbetaalde termijnen worden van ambtswege uitbetaald aan de in het eerste lid beoogde rechthebbenden en bij ontstentenis van deze, aan de in het tweede lid, 1° beoogde rechthebbenden, en bij ontstentenis van deze aan de in het tweede lid, 2°, beoogde rechthebbenden.

De in het tweede lid bedoelde overige rechthebbenden, die de betaling van de vervallen en aan een overleden gerechtigde niet uitgekeerde termijnen in hun voordeel verlangen, moeten een aanvraag aan de verzekeringsinstelling richten.

De gedagtekende en ondertekende aanvraag wordt ingediend door middel van een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door de verzekeringsinstelling.

De burgemeester van de gemeente waar de overledene zijn hoofdverblijfplaats had of de burgemeester van de gemeente waar de overledene samenleefde met één van de in het tweede lid, 3°, bedoelde personen bevestigt de juistheid van de op dit formulier vermelde gegevens en ondertekent dit mede. De personen bedoeld in het tweede lid, 4° en 5°, kunnen de aanvraag laten ondertekenen door de burgemeester van hun hoofdverblijfplaats.

Op straffe van verval moeten de aanvragen tot uitbetaling van achterstallen ingediend worden binnen een termijn van zes maanden.

Die termijn gaat in op de dag van het overlijden van de gerechtigde of op de dag van de verzending van de kennisgeving van de beslissing, indien deze na het overlijden verzonden werd.

Wanneer deze kennisgeving aan de afzender teruggezonden wordt wegens het overlijden van de gerechtigde, wordt een nieuwe kennisgeving gezonden aan de burgemeester van de gemeente waar de overledene zijn hoofdverblijfplaats had. De burgemeester bezorgt deze kennisgeving aan de persoon, die krachtens het eerste of tweede lid, voor de uitbetaling van de termijnen in aanmerking komt. HOOFDSTUK V. - Modaliteiten voor de uitvoering van de verzaking

Art. 10/58.§ 1. De verzekeringsinstellingen gaan niet over tot de terugvordering van de onverschuldigd betaalde tegemoetkomingen : 1° wanneer het onverschuldigd betaalde bedrag lager is dan 469 euro; 2° wanneer het maandelijkse inkomen van de gerechtigde niet hoger is dan de volgende bedragen : g) als hij geïsoleerd is: 1.333,56 euro h) als hij een huishouden vormt: 1.837,81 euro; i) als hij samenwoont met een kind jonger dan 25 jaar: 1.837,81 euro; j) als hij samenwoont met een kind ouder dan 25 jaar: 889,05 euro; k) als hij een huishouden vormt met een kind: 2.042,32 euro; l) als hij met een bloedverwant woont: 889,05 euro;3° bij het overlijden van de gehandicapte persoon. Met betrekking tot het eerste lid, 1° en 2°, wordt, indien vervallen en nog niet uitbetaalde achterstallen van tegemoetkomingen voorhanden zijn, in dit geval een schuldvergelijking toegepast. § 2. Er wordt evenwel niet ambtshalve verzaakt : 1° in geval van bedrog of arglist;2° indien er bij het overlijden van de betrokkene vervallen en nog niet uitgekeerde tegemoetkomingen bestaan. Met betrekking tot het eerste lid, 2°, geschiedt de terugvordering, in dit geval, op de vervallen tegemoetkomingen die nog niet betaald werden aan de betrokkene of aan de in artikel 10/57 bedoelde personen, zelfs indien de betrokkene toen hij nog in leven was een aanvraag om verzaking had ingediend waarover het verzakingscomité nog geen beslissing zou hebben genomen; § 3. De in paragraaf 1 bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen 107,20 (basis 2013=100) overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale tegemoetkomingen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

Art. 10/59.§ 1. Het verzakingscomité kan, in behartigenswaardige gevallen, en op basis van een dossier ingediend door de gerechtigde bij zijn verzekeringsinstelling geheel of gedeeltelijk afzien van de terugvordering van de onverschuldigd betaalde tegemoetkomingen op voorwaarde dat de schuldenaar geen bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen heeft begaan . De aanvraag tot verzaking gebeurt per aangetekende brief of door middel van het ter beschikking gestelde verzoek of, door middel van een ontvangstbevestiging, door indiening of eenvoudige verzending. § 2. De datum die bepaalt dat de gerechtigde zijn verzoek tot verzaking heeft ingediend binnen de termijn bedoeld in artikel 43/46, § 6 van het decreetgevend deel van het Wetboek, is de datum van ontvangst van het verzoek tot verzaking door de verzekeringsinstelling.

Art. 10/60.§ 1. De verzekeringsinstellingen laten de bedragen van de oninvorderbare betalingen of waarvoor van terugvordering wordt afgezien, ten laste van het Waalse Gewest in de volgende gevallen : 1° wanneer afgezien wordt van terugvordering omdat die uit sociaal oogpunt niet raadzaam is, en dit, overeenkomstig artikel 43/45, tweede lid, van het decreetgevend deel van het Wetboek;2° bij toepassing van artikelartikel 43/45, eerste lid, van het decreetgevend deel van het Wetboek. § 2. Bedragen van onverschuldigde betalingen die niet onder een van de in paragraaf 1 genoemde hypothesen vallen en die niet binnen twee jaar na de datum van vaststelling van de onverschuldigde betaling zijn teruggevorderd, komen ten laste van de administratieve kosten van de verzekeringsinstellingen.

In afwijking van het eerste lid zijn de verzekeringsinstellingen vrijgesteld van de aanrekening van deze bedragen op hun administratieve kosten door een aanvraag in te dienen bij het Agentschap en te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de onverschuldigde betaling mag niet het gevolg zijn van een fout, vergissing of nalatigheid van de verzekeringsinstelling;2° de verzekeringsinstelling moet met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van gerechtelijke procedures, tot terugvordering zijn overgegaan, met dien verstande dat de verzekeringsinstelling niet verplicht is rechtsmiddelen te gebruiken waarvan de kosten hoger zouden zijn dan het terug te vorderen bedrag.Deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld wanneer de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen onzeker wordt geacht of wanneer de kosten in verband met de tenuitvoerlegging van de definitieve rechterlijke beslissing hoger zijn dan het terug te vorderen bedrag; 3° de vordering moet ten minste 600 EUR bedragen.Dit bedrag is niet van toepassing in geval van onmogelijkheid tot terugvordering die niet aan de verzekeringsinstelling is toe te rekenen. HOOFDSTUK VI. - Verzakingscomité

Art. 10/61.§ 1. Het verzakingscomité bestaat uit zes leden van organisaties die geïnteresseerd zijn in gehandicapten of bejaarden of vanwege hun sociale activiteiten en zes vertegenwoordigers van verzekeringsinstellingen.

De in het eerste lid bedoelde leden worden na een oproep tot de kandidaten door de Minister benoemd voor een periode van zes jaar.

Het secretariaat van het comité wordt waargenomen door het Agentschap.

De leden van het comité hebben recht op de terugbetaling van hun reiskosten overeenkomstig het besluit van de Waalse regering van 18 februari 2016 betreffende de reiskosten verleend aan de leden van de organen van het " Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles " (Waals Agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen).

De voorzitter van het comité wordt onder de leden aangewezen.

De voorzitter die uit de leden wordt aangewezen of het lid dat door de Minister wordt aangewezen ter vervanging van een voorzitter of een lid dat is overleden of afgetreden, voltooit het mandaat van de voorzitter of het lid. § 2. Het comité: 1° kan voor behartigenswaardige gevallen geheel of gedeeltelijk afzien van de terugvordering van ten onrechte betaalde tegemoetkomingen op grond van het samengestelde dossier;2° eenmaal per kwartaal aan de Raad voor het beheer van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden verslag uitbrengen over de bedragen waarvan wordt afgezien of over teruggevorderde bedragen;3° doet aanbevelingen aan de Raad voor het beheer van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden . § 3. Het comité komt geldig bijeen indien een derde van de leden van elke bank aanwezig is. Het besluitvormingsquorum van het verzakingscomité wordt vastgesteld op de absolute meerderheid van de aanwezige leden. § 4. Het comité brengt advies uit binnen 30 dagen nadat de zaken door het secretariaat aan hem zijn voorgelegd. § 5. Het comité stelt zijn huishoudelijk reglement op. HOOFDSTUK VII. - Raad voor het beheer van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden

Art. 10/62.§ 1. De Raad voor het beheer van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden bestaat uit een vertegenwoordiger van elke verzekeringsinstelling die verantwoordelijk is voor de uitkering van de tegemoetkoming voor bejaarden, een vertegenwoordiger van de Minister en drie vertegenwoordigers van het Agentschap.

Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door het Agentschap.

De leden van de Raad hebben recht op de terugbetaling van hun reiskosten overeenkomstig het besluit van de Waalse regering van 18 februari 2016 betreffende de reiskosten verleend aan de leden van de organen van het " Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles " (Waals Agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen).

De voorzitter van de Raad wordt onder de leden aangewezen.

De voorzitter die uit de leden wordt aangewezen of het lid dat door de Minister wordt aangewezen ter vervanging van een voorzitter of een lid dat is overleden of afgetreden, voltooit het mandaat van de voorzitter of het lid. § 2. De Raad vervult de volgende opdrachten : 1° advies uitbrengen over de toepassing van de wetgeving inzake de in het kader van deze titel toegepaste tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden met het oog op de ontwikkeling van de wetgevingsteksten en de harmonisatie van de praktijk;2° het verslag van het verzakingscomité over de bedragen waaraan wordt verzaakt of teruggevorderde bedragen en de gedane aanbevelingen onderzoeken;3° het jaarverslag van het Agentschap over klachten onderzoeken;4° het jaarverslag van het college van de beoordelende artsen onderzoeken;5° toezicht houden op de begroting met betrekking tot de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en aanbevelingen doen aan het branchecomité "handicap" en het branchecomité "welzijn en gezondheid";6° een jaarlijks activiteitenverslag voorleggen aan het branchecomité "handicap" en het branchecomité "welzijn en gezondheid";7° bij twijfel over het frauduleuze karakter van een onverschuldigde betaling en op basis van de door de verzekeringsinstellingen verstrekte informatie een uitspraak doen over de doeltreffendheid van de fraude. § 3. De Raad komt geldig bijeen indien een derde van de leden van elke bank aanwezig is. Het besluitvormingsquorum van de Raad wordt vastgesteld op de absolute meerderheid van de aanwezige leden. § 4. De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. HOOFDSTUK VIII. - Begrotingsbepalingen en financiële controle

Art. 10/63.§ 1. Het Agentschap stort een bedrag aan de verzekeringsinstellingen om de uitgaven gebonden aan de betaling van de tegemoetkomingen bedoeld in Boek IIIquater van het decreetgevend deel van het Wetboek te dekken via: 1° de uitbetaling van vier driemaandelijkse voorschotten tijdens het jaar N, die maandelijks worden gestort;2° een regularisering van de bedragen betreffende het jaar N in de loop van het jaar N+1. De eerste drie voorschotten stemmen overeen met een globale enveloppe die het vierde van de begroting van de paritaire opdrachten betrokken voor het lopende jaar N vertegenwoordigt. Deze enveloppe wordt verdeeld tussen de verzekeringsinstellingen op basis van de uitgaven aangegeven in de financiële stukken bedoeld in paragraaf 2 van de drie eerste kwartalen van het jaar N-1.

Het bedrag van het vierde en laatste voorschot, gefinancierd uit het saldo van de begroting voor de paritaire opdrachten van het lopende jaar N en dat niet hoger mag zijn dan het bedrag, wordt door het Agentschap vastgesteld op basis van de laatste simulaties van de interventies voor het jaar N door de verzekeringsinstellingen.

Voor het jaar 2021 wordt de verdeling van de in lid 2 bedoelde totale enveloppe uitgevoerd op basis van het respectieve gewicht van elke verzekeringsinstelling, bepaald op basis van de gegevens die de FOD Sociale Zekerheid op 15 oktober 2020 heeft meegedeeld.

In de loop van het eerste halfjaar N+1 regulariseert het Agentschap de betaalde bedragen, rekening houdende met de uitgaven die in de in lid 2 bedoelde financiële documenten zijn vermeld. Indien het bedrag van de uitgaven voor jaar N lager is dan de voor jaar N toegekende voorschotten, worden de te veel betaalde bedragen aan het Agentschap terugbetaald.

Indien een verzekeringsinstelling niet over voldoende liquiditeit beschikt om haar opdrachten zoals bedoeld in Boek IIIquater van het decreetgevend deel van het Wetboek uit te voeren, kan ze een aanvullend voorschot op het in het eerste lid bedoelde voorschot aan het Agentschap vragen. Het Agentschap kan dit voorschot toekennen en stelt de financiële en budgettaire Monitoringsraad binnen vijf werkdagen op de hoogte. § 2. Om de diensten van het Agentschap in staat te stellen de uitgaven in verband met de uitvoering van de in paragraaf 1 bedoelde taken te controleren en te regulariseren, haalt het Agentschap maandelijks gegevens op over de betalingen die de verzekeringsinstellingen in de loop van de voorgaande maand hebben gedaan voor de in Boek IIIquater van het decreetgevend deel van het Wetboek bedoelde prestaties.

De applicatie stelt de geanonimiseerde gegevens over de betalingen en terugvorderingen voor elke maand uiterlijk op de 20e van de volgende maand ter beschikking van het Agentschap, zodat het deze kan ophalen.

Art. 10/64.§ 1. Overeenkomstig artikel 43/48, § 1 van het decreetgevend deel van het Wetboek kent het Agentschap aan de verzekeringsinstellingen die belast zijn met de betaling van de uitkeringen voor bejaarden een bedrag toe ter dekking van de beheerskosten die hen in staat stellen alle taken uit te voeren die hen door Boek IIIquater van het decreetgevend deel van het wetboek zijn toevertrouwd in het kader van het beheer van de uitkeringen voor bejaarden.

Het bedrag bestemd om de beheerskosten te dekken wordt op 1.938.152 euro vastgesteld.

Het bedrag van deze jaarlijkse enveloppe is gekoppeld aan het spilindexcijfer 107,43 (basis 2013=100) van de consumptieprijzen.

Daarna wordt het op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer waartegen de sociale uitkeringen op die datum worden betaald.

Het bedrag wordt naar beneden afgerond op de dichtstbijzijnde eurocent. § 2. Het in § 1 bedoelde bedrag wordt verdeeld tussen de verzekeringsinstellingen belast met de betaling van de uitkeringen voor bejaarden. Het wordt driemaandelijks uitbetaald.

Dat bedrag bestaat uit een vast gedeelte en een variabel gedeelte dat elk jaar door het Agentschap berekend wordt op basis van het gemiddelde van de cijfers van de laatste bekende twee jaar.

Het aan elke betrokken verzekeringsinstelling toegekende bedrag stemt overeen met de som: 1° van het vaste gedeelte overeenstemmend met 5 % van het in § 1 bedoelde bedrag, dat in gelijke mate verdeeld wordt tussen alle betrokken verzekeringsinstellingen;2° van het variabele gedeelte overeenstemmend met 95 % van de globale enveloppen, dat als volgt wordt gesplitst : a) 50 % verdeeld naar rato van het totaalaantal verzekerden (titularissen en personen ten laste) op 31 december van elke verzekeringsinstelling waarvoor de betrokken verzekeringsinstelling de uitkering van tegemoetkomingen voor bejaarden beheert, gedeeld door het totaalaantal Waalse verzekerden van het geheel van de verzekeringsinstellingen;b) 50 % verdeeld naar rato van het aantal beslissingen die in de loop van het jaar door elke betrokken verzekeringsinstelling op grond van Boek IIIquater van het decreetgevend deel van het Wetboek is genomen, gedeeld door het totale aantal beslissingen dat door alle verzekeringsinstellingen is genomen.

In afwijking daarvan wordt de tegemoetkoming voor het jaar 2021 in de vorm van vier voorschotten en een regularisering betaald. De voorschotten worden uitbetaald op de eerste werkdag van elk kwartaal van het jaar 2021. Om het bedrag van deze voorschotten te bepalen, wordt het in het derde lid, 2°, b), bedoelde variabele gedeelte, op basis van de door de FOD Sociale Zekerheid verstrekte gegevens, verdeeld naar rato van het aantal actieve dossiers op 15 oktober 2020 voor elke verzekeringsinstelling, gedeeld door het totale aantal actieve dossiers op diezelfde datum voor alle verzekeringsinstellingen. Uiterlijk op 30 juni 2022 wordt de verdeling van de subsidie voor 2021 geregulariseerd op basis van het aantal beslissingen die elke verzekeringsinstelling in de loop van 2021 heeft genomen, overeenkomstig de in het vorige lid bedoelde verdeelsleutel. § 3. De betrokken verzekeringsinstellingen stellen jaarlijks een overzicht op van alle in paragraaf 1 bedoelde uitgaven die in de loop van het betrokken begrotingsjaar in de rekeningen zijn opgenomen. Deze samenvattende documenten worden opgesteld volgens een door de Minister vastgesteld model en bevatten ten minste informatie over personeelskosten, infrastructuurkosten, kantoorkosten, afschrijvingen, te veel betaalde bedragen en boetes.

Die samenvattende documenten worden door de verzekeringsinstellingen aan het Agentschap overgemaakt binnen vier maanden na het einde van het boekjaar waarop ze betrekking hebben. § 4. Artikel 10/5, § 4, is van toepassing op deze titel.

Art. 10/65.§ 1. Naast de in de artikelen 10/63 en 10/64 bedoelde documenten moeten de verzekeringsinstellingen de volgende documenten opstellen : 1° maandelijkse documenten betreffende hun financiële toestand;2° globale samenvattende documenten van alle ontvangsten en uitgaven geboekt tijdens het betrokken boekjaar, die betrekking hebben op het beheer van de in BoekIIIquater van het decreetgevend deel van het Wetboek bedoelde prestaties en tussenkomsten, alsook een samenvattend document betreffende de actieve en passieve toestand. Wat het eerste lid, 1°, betreft worden de documenten worden opgeteld overeenkomstig de door de Minister bepaalde modellen en bevatten minstens de inlichtingen betreffende de aan het begin en aan het einde van de betrokken maanden beschikbare middelen, de ontvangsten en de uitgaven tijdens de betrokken maand, de staat van de onbetaalde facturen. Die financiële documenten worden maandelijks door de verzekeringsinstellingen aan het Agentschap overgemaakt vóór de negenentwintigste dag van de maand volgend op degene waarop die documenten betrekking hebben.

Wat het eerste lid, 2°, betreft, worden de globale samenvattende documenten opgesteld volgens de door de Minister bepaalde modellen opgesteld en worden samen met het rapport van de bedrijfsrevisor, door de verzekeringsinstellingen aan het Agentschap overgemaakt uiterlijk 30 juni van het jaar na het betrokken boekjaar. § 2. Het in artikel 43/48, § 4, van het decreetgevend deel van het Wetboek bedoelde boekhoudplan wordt door de Minister opgesteld. HOOFDSTUK IX. - Kwaliteitscontrole

Art. 10/66.§ 1. In het kader van de kwaliteitscontrole als bedoeld in artikel 43/56 van het decreetgevend deel van het Wetboek maakt het Agentschap, met waarborging van de anonimiteit bij de selectie, een willekeurige selectie van de door de verzekeringsinstellingen verstrekte dossiers, waarvan het jaarlijkse aantal voor elke verzekeringsinstelling overeenkomt met het aandeel van de door deze laatste behandelde dossiers.

Het eerste lid doet geen afbreuk aan het recht van het Agentschap om op eigen initiatief controles uit te voeren wanneer het een onregelmatigheid vaststelt, in het kader van een klacht of in het geval van een door de verzekeringsinstelling ingediend complex dossier.

Met het oog op de in de leden 1 en 2 bedoelde controle haalt het Agentschap de administratieve informatie en de informatie over de beoordeling van de handicap uit de applicatie die maandelijks ter beschikking wordt gesteld. In dit verband verwerkt het Agentschap persoonsgegevens.

Indien uit de door het Agentschap uitgevoerde controle blijkt dat een beslissing onjuist is, stelt het de verzekeringsinstelling daarvan in kennis.

Indien overeenstemming wordt bereikt, stelt de verzekeringsinstelling de gerechtigde overeenkomstig artikel 10/51 in kennis van een nieuwe beslissing.

In geval van onenigheid streven het Agentschap en de verzekeringsinstelling naar een consensus. Indien geen consensus kan worden bereikt over de controle van het medische gedeelte en de naleving van de in artikel 10/20 bedoelde beoordelingscriteria en indien de discrepantie tussen de eerste beoordeling van het gebrek aan of de beperking van de autonomie van de verzekeringsinstelling en de door het Agentschap uitgevoerde controle van invloed is op het aantal toegekende punten, kan de verzekeringsinstelling het beoordelingsdossier op anonieme basis voorleggen aan het in artikel 10/68 bedoelde college van beoordelende artsen. § 2. Voor elk dossier controleert het Agentschap : 1° het administratieve gedeelte en de naleving van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 43/32 tot en met 43/57 van het decreetgevend deel van het Wetboek door personeelsleden die onderworpen zijn aan een geheimhoudingsplicht;2° het medische gedeelte en de naleving van de beoordelingscriteria bedoeld in artikel 10/20 door de beroepsbeoefenaars uit de gezondheidssector die onderworpen zijn aan het beroepsgeheim. Met betrekking tot het eerste lid, 1°, is het Agentschap gemachtigd om in het kader van zijn controleopdrachten het rijksregisternummer te gebruiken om de informatie, gewoonlijk juridische informatie genoemd in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983, als volgt te verifiëren : 1° de naam en voornamen;2° de geboorteplaats en -datum;3° het geslacht;4° de nationaliteit;5° de hoofdverblijfplaats;6° de datum van het overlijden;7° de burgerlijke staat;8° de samenstelling van het huishouden;9° de naam, de voornaam en het adres van de bewindvoerder of van de persoon vermeld in de beslissing bedoeld in artikel 1249, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek;10° de vermelding van het register waarin de personen zijn ingeschreven;11° de detentie in de gevangenis of in een inrichting voor sociale bescherming;12° de wettelijke samenwoning;13° de verblijfssituatie van vreemdelingen;14° de vermelding van de eerste graad in opgaande lijn, ongeacht of de ouder-kindrelatie in de geboorteakte, bij rechterlijke beslissing, bij erkenning of bij adoptie is vastgesteld;15° de vermelding van de nakomelingen van eerste graad in de rechte lijn, ongeacht of de ouder-kindrelatie in de geboorteakte, bij rechterlijke beslissing, bij erkenning of bij adoptie is vastgesteld.

Art. 10/67.Bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taak heeft het personeel van het Agentschap vrije toegang tot de lokalen van de verzekeringsinstellingen, tot de lokalen van de gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand en tot de lokalen van de ziekenfondsen die ze in het Franse taalgebied hebben opgericht. Het Agentschap heeft het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten dat ze nodig acht voor de uitoefening van zijn opdracht, om ze te vragen en om er een afschrift van te maken. HOOFDSTUK X. - College van de beoordelende artsen

Art. 10/68.§ 1. Met het oog op de harmonisatie van zijn opdracht om de evaluatie van het gebrek aan of de beperking van de autonomie bedoeld in artikel 43/56, tweede lid, 2°, van het decreetgevend deel van het Wetboek te controleren, wordt binnen het Agentschap een college van beoordelende artsen opgericht. Het bestaat uit de vertegenwoordigers van de artsen van het Agentschap en de artsen van de verzekeringsinstellingen die belast zijn met de evaluatie van de mate van autonomie.

Het secretariaat van het college wordt waargenomen door het Agentschap.

De leden van het college hebben recht op de terugbetaling van hun reiskosten overeenkomstig het besluit van de Waalse regering van 18 februari 2016 betreffende de reiskosten verleend aan de leden van de organen van het " Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles " (Waals Agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen).

De voorzitter van het college wordt onder de leden aangewezen.

De voorzitter of het lid dat wordt aangewezen ter vervanging van een voorzitter of een lid dat is overleden of afgetreden, voltooit het mandaat van de voorzitter of het lid. § 2. Het college vervult de volgende opdrachten : 1° kwaliteitsindicatoren vaststellen om de mate van afhankelijkheid te evalueren;2° het jaarverslag over de medische evaluatie van de mate van afhankelijkheid opstellen, dat via de Raad voor het beheer van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden worden toegezonden aan de het branchecomité "handicap" en aan het branchecomité "welzijn en gezondheid";3° richtsnoeren en aanbevelingen vaststellen voor de beoordeling van het verlies of de vermindering van de autonomie;4° in het geval bedoeld in artikel 10/66, § 1, zesde lid, op basis van een geanonimiseerd dossier een expertise over het dossier verstrekken voor de beoordeling van het verlies of de vermindering van de autonomie. § 3. Het college stelt zijn huishoudelijk reglement op.".

Art. 3.In het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt bijlage 1/2 ingevoegd die die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd.

Art. 4.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 augustus 2013;2° het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende de procedure voor de behandeling van de dossiers inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 april 2020.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Art. 6.De Minister van Gezondheid en Sociale Actie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 10 december 2020.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE

Bijlage 1 bij het besluit van de Waalse Regering betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid "Bijlage 1/2 Omzettingstabellen van de lijfrente

Volle leeftijd van de verkrijger op de datum van het feit dat aanleiding heeft gegeven tot de uitbetaling

Procent voor de omzetting van kapitalen of afkoopwaarden in een lijfrente

0

4,7535

1

4,7622

2

4,7713

3

4,7809

4

4,7909

5

4,8014

6

4,8125

7

4,8241

8

4,8362

9

4,8490

10

4,8623

11

4,8764

12

4,8911

13

4,9066

14

4,9229

15

4,9399

16

4,9578

17

4,9766

18

4,9964

19

5,0171

20

5,0389

21

5,0618

22

5,0858

23

5,1111

24

5,1377

25

5,1656

26

5,1949

27

5,2258

28

5,2582

29

5,2923

30

5,3282

31

5,3660

32

5,4057

33

5,4476

34

5,4916

35

5,5380

36

5,5868

37

5,6383

38

5,6925

39

5,7497

40

5,8099

41

5,8735

42

5,9405

43

6,0112

44

6,0859

45

6,1647

46

6,2480

47

6,3359

48

6,4289

49

6,5272

50

6,6311

51

6,7411

52

6,8575

53

6,9808

54

7,1114

55

7,2497

56

7,3965

57

7,5521

58

7,7172

59

7,8925

60

8,0787

61

8,2766

62

8,4869

63

8,7106

64

8,9487

65

9,2021

66

9,4721

67

9,7598

68

10,0665

69

10,3936

70

10,7427

71

11,1154

72

11,5134

73

11,9387

74

12,3933

75

12,8795

76

13,3994

77

13,9558

78

14,5513

79

15,1887

80

15,8712

81

16,6020

82

17,3845

83

18,2225

84

19,1198

85

20,0804

86

21,1085

87

22,2084

88

23,3845

89

24,6414

90

25,9836

91

27,4157

92

28,9419

93

30,5665

94

32,2933

95

34,1259

96

36,0670

97

38,1187

98

40,2823

99

42,5577

100

44,9438

101

47,4381

102

50,0367

103

52,7355

104

55,5321

105

58,4333

106

61,4794

107

64,8168

108

68,9976

109

76,2770

110

100,0000


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid.

Namen, 10 december 2020.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE .

^